TOELICHTING
1. Aanleiding
Deze wijzigingsregeling heeft primair tot doel de kring van rechthebbenden op het
publieke identificatiemiddel DigiD op betrouwbaarheidsniveau laag uit te breiden.
Aanleiding is de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
van 24 december 20191, waarin werd geconcludeerd dat het beperken van uitgifte van DigiD tot ingezetenen
van Nederland en Nederlanders in het buitenland een ongerechtvaardigde belemmering
van het EU-recht oplevert. Hiertoe wordt artikel 3, tweede lid, van de onderhavige
regeling gewijzigd. Voor het als niet-ingezetene kunnen verkrijgen van DigiD laag
wordt de voorwaarde van het hebben van de Nederlandse nationaliteit geschrapt; in
het vervolg kan aan alle Unieburgers, alsmede aan burgers uit Liechtenstein, Noorwegen
en IJsland (deze landen vormen samen met de EU de Europese Economische Ruimte, de
EER) DigiD laag uitgegeven worden, mits zij staan ingeschreven in de registratie niet-ingezetenen
(hierna: RNI) van de basisregistratie personen (hierna: BRP) en beschikken over een
burgerservicenummer (hierna: BSN), dat bij inschrijving in de RNI wordt verschaft.
De onderhavige uitbreiding van de kring van rechthebbenden strekt zich uit tot alle
EER-burgers. In de praktijk zullen vooral (Belgische en Duitse) grensarbeiders belang
hebben bij DigiD, aangezien zij een relatie hebben met de Nederlandse overheid en
willen kunnen inloggen bij instanties als de Belastingdienst, UWV, SVB of een gemeente,
teneinde op elektronische wijze overheidsdiensten te kunnen afnemen. Het proces van
aanvraag en uitgifte wordt hierna in paragraaf 2 geschetst.
Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om twee uitvoeringstechnische wijzigingen mee
te nemen. De eerste betreft aanvulling van onderdeel b van het eerste lid van artikel
3 met het bepaalde, dat een aanvraag voor DigiD op een versterkt betrouwbaarheidsniveau
ook kan worden ingediend via de DigiD app. Voor een uiteenzetting omtrent de diverse
(huidige en toekomstige) betrouwbaarheidsniveaus van DigiD zij verwezen naar de toelichting bij de vorige wijziging van deze
regeling (Scrt. 2017, 59901). Ook is artikel 5 aangepast aan een doorontwikkeld registratieproces,
te weten het opnieuw machtigen van een eerder gemachtigd persoon. De machtiginggever
kan iemand machtigen die hij al eerder heeft gemachtigd. In plaats van het overhandigen
van een machtigingscode, wijst hij dan de beoogd gemachtigde aan door zijn naam te
selecteren uit een lijst (zichtbaar als ‘machtigingshistorie’) van door hem eerder
gemachtigden. De gemachtigde kan vervolgens de machtiging direct gebruiken. Het voorgaande
leidt tot meer gebruiksvriendelijkheid, besparing van tijd (3–4 dagen activatietijd)
en moeite (minder handelingen, waardoor de gemachtigde sneller online zaken kan doen
met de overheid). Op dit moment is nog geen goede inschatting te maken van de omvang
van het te verwachten gebruik en de kostenvermindering. Door nauw contact te houden
met de helpdesk, statistieken bij te houden en gebruik te maken van gebruikerstesten,
zal worden gemonitord welke concrete verbeteringen in de praktijk optreden.
2. Procedure voor aanvraag en verstrekking
Het proces van aanvraag (door gebruiker) en verstrekking (door de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties) bestaat uit verschillende stappen (eerste, tweede en
vijfde lid van artikel 3). Het betreft een fysiek balieproces, dat voor niet-Nederlanders
gelijk is aan de huidige wijze waarop Nederlanders in het buitenland DigiD verkrijgen.
Om een aanvraag online via www.digid.nl te kunnen doen, moet een aspirant-gebruiker zich eerst als niet-ingezetene laten
inschrijven in de BRP (RNI), waarmee hij een BSN verkrijgt. Voorts moet hij naar de
DigiD-balie voor de uitgifte van DigiD. Ten behoeve van het verkrijgen van een activatiecode
DigiD is legitimatie verplicht; verificatie geschiedt bij de balie op basis van een
paspoort of identiteitskaart van de desbetreffende EER-lidstaat. Na deze fysieke identiteitscheck
door een baliemedewerker wordt DigiD uitgegeven.
Deze zogeheten ‘buitenlandbalies’ bevinden zich bij ambassades en in grensgemeenten.2
De benodigde technische en organisatorische aanpassingen (software om alle EER-paspoorten
te kunnen uitlezen en instructie aan medewerkers) zullen tijdig gereed zijn. Een en
ander wordt uitvoerbaar en werkbaar geacht, aangezien het proces aansluit bij de huidige
ICT (beheermodule), werkwijze en de aantallen aanvragers van DigiD3 naar verwachting over een periode van meerdere jaren verspreid zullen zijn.
Toekomstbestendigheid
De onderhavige wijziging betreft, aansluitend op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak,
DigiD op betrouwbaarheidsniveau laag. De uitgifte van DigiD op een versterkt betrouwbaarheidsniveau, dat de opmaat vormt naar het toekomstige DigiD substantieel, is voorshands
gebonden aan een Nederlands identiteitsdocument (artikel 3, derde lid). De digitale
identiteitscontrole kan nog niet gedaan worden met buitenlandse identiteitsdocumenten,
omdat er geen (centrale of decentrale) registers zijn met EU-documenten. Dit betekent
dat houders van een EER-identiteitsdocument nog geen DigiD substantieel kunnen verkrijgen.
Dat is echter niet problematisch, aangezien burgers voor de afname van elektronische
diensten bij de overheid voorlopig gebruik kunnen blijven maken met DigiD laag.4 DigiD laag zal pas worden uitgefaseerd wanneer inlogmiddelen op de hogere betrouwbaarheidsniveaus
breed beschikbaar zijn.
Er wordt, mede gelet op de betekenis van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak,
naar gestreefd de geschetste oplossing, waarbij uitgifte van DigiD gekoppeld wordt
aan inschrijving in de RNI en bezit van BSN, te gebruiken als basis voor doorontwikkeling
van DigiD, opdat ongelijke behandeling van EER-burgers ook in de toekomst wordt voorkomen.
Naar verwachting zal DigiD op hogere betrouwbaarheidsniveaus op termijn beschikbaar
komen voor alle EER-burgers. Hiertoe is verbetering van de identiteitscontrole op
basis van buitenlandse identiteitsdocumenten nodig.
De uitgifte van DigiD op de betrouwbaarheidsniveaus substantieel en hoog is op dit
moment uitsluitend gekoppeld aan Nederlandse identiteitsdocumenten.
Verhoging naar betrouwbaarheidsniveau substantieel gaat gepaard met een digitale toets
op echtheid en geldigheid in de Nederlandse registers. Een dergelijke toets is op
dit moment voor buitenlandse identiteitsdocumenten niet mogelijk. Beproefd zal worden
of verhoging naar betrouwbaarheidsniveau substantieel effectief en efficiënt gerealiseerd
kan worden door fysieke controle van buitenlandse identiteitsdocumenten aan de balies
van te selecteren instanties. Verhoging naar betrouwbaarheidsniveau hoog vereist de activatie van een pincode die bij de afgifte van Nederlandse
elektronische identiteitsdocumenten wordt verstrekt. Door Nederlandse instanties kan
een dergelijke pincode niet verstrekt en geactiveerd worden voor in het buitenland
afgegeven documenten. Er is nog geen technische oplossing in het vooruitzicht om het
betrouwbaarheidsniveau van DigiD te verhogen naar hoog op basis van buitenlandse identiteitsdocumenten.
Andere EU- en EER-lidstaten ondervinden dezelfde beperking; met hen zal worden opgenomen
om alternatieven te onderzoeken.
Overigens zijn Nederlandse overheidsinstanties ingevolge Verordening (EU) nr. 910/2014
ertoe gehouden Unieburgers en burgers uit Liechtenstein, Noorwegen en IJsland toegang
tot elektronische diensten op de betrouwbaarheidsniveaus substantieel en hoog te verlenen
met gebruikmaking van een door hun eigen lidstaat genotificeerd eIDAS-middel.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops