TOELICHTING
1. Aanleiding
Op grond van deze regeling worden door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
(LNV) financiële middelen ten behoeve van het Interbestuurlijk Programma ‘Naar een
Vitaal Platteland’ beschikbaar gesteld aan veertien gebieden die in het kader van
dit programma door de vier overheden zijn aangewezen.
2. Het Interbestuurlijk Programma ‘Naar een Vitaal Platteland’
Op 14 februari 2018 is het Interbestuurlijk Programma van start gegaan. Eén van de
thema’s in dit programma betreft het thema ‘Naar een Vitaal Platteland’. In juli 2018
hebben de Minister van LNV, de voorzitter van het Interprovinciaal Overleg, de voorzitter
van de Unie van Waterschappen en de portefeuillehouder landelijk gebied van de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten samenwerkingsafspraken ondertekend, waarin onder meer wordt
aangegeven op welke vijftien ‘kansrijke gebieden’ de samenwerking zich zal richten
en wat met de samenwerking wordt beoogd (Kamerstukken II 2018/19, 33 576, nr. 137).
In deze vijftien gebieden is met de medeoverheden (en vaak ook maatschappelijke organisaties
en ondernemers) gesproken over de opgaven in het gebied en de gewenste gezamenlijke
aanpak, waarbij telkens de vraag is gesteld hoe we maximaal kunnen aansluiten bij
de wensen en ideeën van de mensen die er wonen, werken en recreëren. Met als uitgangspunt
een gelijkwaardig partnerschap heeft de Minister van LNV de betrokken partijen hierbij
ruimte gelaten om ‘vanuit het gebied’ de focus en aanpak vorm te geven en zo gebiedsspecifieke
invulling te geven, ook aan de landelijke beleidsdoelen.
Dit heeft in 2019 geresulteerd in veertien zeer diverse gebiedsplannen, gedragen door
energieke samenwerkingsverbanden. Het vijftiende gebied, Veluwe FoodValley, heeft
ervoor gekozen zich eerst te richten op de Regio Deal FoodValley en is in het najaar
2019 gestart met het opstellen van een IBP-VP gebiedsplan. Dit gebied heeft ervoor
gekozen om de activiteiten van dat IBP-VP gebiedsplan te bekostigen uit de Regio Deal
FoodValley (Kamerstukken II 2019/20, 29 576, nr. 89).
3. Uitkeringsvorm
LNV heeft in overleg met betrokken departementen verkend welke uitkeringsvorm vanuit
de rijksoverheden richting medeoverheden zowel recht doet aan de gelijkwaardigheid
als aan de gezamenlijkheid bij de aanpak van regionale opgaven middels de IBP-VP gebiedsplannen.
Gezien het bestaande instrumentarium is gekozen voor een specifieke uitkering met
lichte verantwoording, waardoor de samenwerking met de medeoverheden in beoogde vorm
zo goed mogelijk kan worden ingericht. Deze uitkeringsvorm biedt namelijk de ruimte
om financiële middelen aan medeoverheden te verstrekken en daarbij de samenwerking
die centraal staat bij Interbestuurlijk Programma te continueren.
Deze samenwerking kenmerkt zich door de samenwerking tussen minimaal de vier overheden,
namelijk het Rijk, provincie(s), gemeente(n) en waterschap(pen) en vaak ook andere
partijen, in een werkgroep en een bestuurlijk overleg. Via deze samenwerking zullen
de voornemens in de gebiedsplannen verder worden ingevuld en – waar nodig – geactualiseerd.
Omdat de Minister van LNV op deze manier nauw betrokken is, is ervoor gekozen om in
deze regeling de verantwoordingsvereisten te beperken tot de in artikel 8 beschreven
financiële verantwoording.
4. Financiële bijdrage en de wijze van aanvragen
Op basis van de in 2019 gepresenteerde IBP-VP gebiedsplannen is een financiële bijdrage
aan de Minister van LNV gevraagd. Op grond hiervan is per IBP-VP gebied in de bijlage
van deze regeling de bijdrage vastgelegd die de Minister van LNV zal verstrekken.
Deze financiële bijdrage is bedoeld als maximale financiële bijdrage voor het realiseren
van het betreffende IBP-VP gebiedsplan. Conform artikel 1 mag deze bijdrage worden
ingezet voor zogenaamde uitvoeringsactiviteiten. Dit zijn activiteiten in het kader
van de ambitie, het doel, de aanpak of de beoogde resultaten als bedoeld in het betreffende
IBP-VP gebiedsplan, alsmede werkzaamheden ten behoeve van voorbereiding, administratie
en toezicht op die activiteiten.
Na de publicatie van deze regeling zal zo spoedig mogelijk vanuit het Ministerie van
LNV bij de kassier actief nagegaan worden of het in 2019 gepresenteerde gebiedsplan,
bijbehorende begroting en de aan de Minister van LNV gevraagde financiële bijdrage
nog actueel zijn. De reactie hierop geldt als een aanvraag als bedoeld in artikel
4, tweede lid, van deze regeling. Bij deze uitvraag zal het Ministerie van LNV ook
valideren of nagaan welk bedrag van de gevraagde bijdrage de BTW betreft; op grond
hiervan zal bepaald worden welk deel van de op grond van de bijlage bij deze regeling
gemaximeerde bijdrage aan de kassier wordt verstrekt en welk deel wordt overgemaakt
naar het BTW-compensatiefonds.
Onderdeel van de aanvraag is ook dat de kassier aangeeft in welke periode hij tot
besteding van de gevraagde bijdrage wil komen. In de beschikking zal de periode waarin
de bijdrage moeten worden besteed, worden opgenomen, waarbij in beginsel als uitgangspunt
geldt dat deze periode ten hoogste drie jaar betreft.
Indien binnen de kaders van het vastgestelde IBP-VP gebiedsplan door de kassier of
andere bij een IBP-VP gebiedsplan betrokken partijen al uitgaven zijn gedaan voor
reeds ondernomen uitvoeringsactiviteiten als bedoeld bij deze regeling, dan mogen
deze al gedane uitgaven worden verrekend met de op grond van deze regeling verstrekte
financiële bijdrage.
Op de financiële verantwoording van de besteding van de specifieke uitkering zijn
artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, de Regeling informatieverstrekking sisa
en artikel 58a van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten
van toepassing. Dit heeft ook betrekking op de financiële verhoudingen tussen de regionale
publieke partners en de kassier. Financiële verantwoording vindt derhalve volgens
de systematiek van ‘single audit/single information’ (sisa) plaats, waardoor de bestuurlijke
lasten worden beperkt. Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft besloten geen advies
uit te brengen over deze regeling omdat de gevolgen voor de regeldruk niet betekenisvol
zijn.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten