Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 19 augustus 2020, nr. WJZ/ 20215117, houdende regels voor het verstrekken van eenmalige specifieke uitkeringen in verband met de uitvoering van het interbestuurlijk programma ‘Naar een Vitaal Platteland’ (Regeling specifieke uitkering IBP-Vitaal Platteland)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 3, eerste lid, van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

IBP-VP gebiedsplan:

plan waarin staat aangegeven op welke wijze invulling gegeven wordt aan een samenhangende, gebiedsgerichte aanpak in een van de gebieden, waar het interbestuurlijk programma ‘Naar een Vitaal Platteland’ zich op richt;

interbestuurlijk programma ‘Naar een Vitaal Platteland’:

samenwerkingsafspraken ‘Naar een Vitaal Platteland’ die in juli 2018 getekend zijn door de minister, het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen (Kamerstukken II 2018/19, 33 576, nr. 137) en de activiteiten op grond van die afspraken;

minister:

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

kassier:

provincie die de taak van kassier op grond van een IBP-VP gebiedsplan vervult;

uitvoeringsactiviteiten:

activiteiten in het kader van de ambitie, het doel, de aanpak of de beoogde resultaten als bedoeld in een IBP-VP gebiedsplan, alsmede werkzaamheden ten behoeve van voorbereiding, administratie en toezicht op die activiteiten.

Artikel 2. Specifieke uitkering

  • 1. De minister kan een eenmalige specifieke uitkering voor uitvoeringsactiviteiten verstrekken aan een kassier.

  • 2. Er wordt per IBP-VP gebiedsplan één specifieke uitkering verstrekt.

Artikel 3. Hoogte van de uitkering

De specifieke uitkering bedraagt ten hoogste het bedrag, inclusief de BTW, opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

Artikel 4. Aanvraag tot verlening

  • 1. Een specifieke uitkering wordt op aanvraag verstrekt.

  • 2. De aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering kan worden ingediend in de periode vanaf de inwerkingtreding van deze regeling tot en met 31 oktober 2020.

  • 3. De aanvraag bevat in ieder geval:

    • a. de hoogte van de gevraagde specifieke uitkering, waaruit blijkt welk deel de BTW betreft;

    • b. de periode waarin de gevraagde specifieke uitkering besteed zal worden.

  • 4. De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. een begroting;

    • b. het IBP-VP gebiedsplan voor het gebied waar de aanvraag betrekking op heeft.

Artikel 5. Beslistermijn

De minister verleent de specifieke uitkering binnen drie weken na ontvangst van de aanvraag.

Artikel 6. Verplichtingen

  • 1. De kassier draagt er zorg voor dat de specifieke uitkering uitsluitend ten behoeve van uitvoeringsactiviteiten wordt besteed binnen de kaders van de aanvraag, bedoeld in artikel 4, eerste lid.

  • 2. De kassier besteedt de specifieke uitkering in de in de beschikking tot verlening opgenomen periode.

Artikel 7. Voorschotten

De minister kan bij de verlening ambtshalve of op aanvraag besluiten tot het verstrekken van een voorschot voor de specifieke uitkering.

Artikel 8. Verantwoording en terugvordering

  • 1. De kassier legt verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

  • 2. Indien uit de verantwoordingsinformatie blijkt dat de specifieke uitkering niet in de in de beschikking tot verlening opgenomen periode volledig is besteed aan uitvoeringsactiviteiten waarvoor deze is verstrekt, of onrechtmatig is besteed, kan de uitkering ter hoogte van het niet of onrechtmatig bestede deel door de minister worden teruggevorderd. De minister doet binnen een jaar na ontvangst van de verantwoordingsinformatie mededeling van de terugvordering aan de ontvanger van de specifieke uitkering.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 10. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering IBP-Vitaal Platteland.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 19 augustus 2020

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

BIJLAGE, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 3

Maximale Rijksbijdrage per IBP-VP gebiedsplan

IBP-VP gebiedsplan

Maximale bijdrage (inclusief BTW)

1. Westerkwartier

€ 1.930.000

2. Eems-Dollard

€ 2.910.000

3. Drents Plateau

€ 1.100.000

4. Aldeboarn / De Deelen

€ 5.000.000

5. Weerribben-Wieden

€ 4.390.000

6. Twente

€ 1.970.000

7. Achterhoek

€ 1.350.000

8. ZO Zandgronden

€ 6.950.000

9. Heuvelland

€ 3.750.000

10. Van Gogh

€ 4.500.000

11. ZW Delta

€ 4.590.000

12. Hollands-Utrechts veenweidegebied

€ 2.430.000

13. Laag Holland (voorheen Amsterdam Wetlands)

€ 5.830.000

14. Nieuw Land

€ 4.150.000

Totaal

€ 50.850.000

TOELICHTING

1. Aanleiding

Op grond van deze regeling worden door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) financiële middelen ten behoeve van het Interbestuurlijk Programma ‘Naar een Vitaal Platteland’ beschikbaar gesteld aan veertien gebieden die in het kader van dit programma door de vier overheden zijn aangewezen.

2. Het Interbestuurlijk Programma ‘Naar een Vitaal Platteland’

Op 14 februari 2018 is het Interbestuurlijk Programma van start gegaan. Eén van de thema’s in dit programma betreft het thema ‘Naar een Vitaal Platteland’. In juli 2018 hebben de Minister van LNV, de voorzitter van het Interprovinciaal Overleg, de voorzitter van de Unie van Waterschappen en de portefeuillehouder landelijk gebied van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten samenwerkingsafspraken ondertekend, waarin onder meer wordt aangegeven op welke vijftien ‘kansrijke gebieden’ de samenwerking zich zal richten en wat met de samenwerking wordt beoogd (Kamerstukken II 2018/19, 33 576, nr. 137).

In deze vijftien gebieden is met de medeoverheden (en vaak ook maatschappelijke organisaties en ondernemers) gesproken over de opgaven in het gebied en de gewenste gezamenlijke aanpak, waarbij telkens de vraag is gesteld hoe we maximaal kunnen aansluiten bij de wensen en ideeën van de mensen die er wonen, werken en recreëren. Met als uitgangspunt een gelijkwaardig partnerschap heeft de Minister van LNV de betrokken partijen hierbij ruimte gelaten om ‘vanuit het gebied’ de focus en aanpak vorm te geven en zo gebiedsspecifieke invulling te geven, ook aan de landelijke beleidsdoelen.

Dit heeft in 2019 geresulteerd in veertien zeer diverse gebiedsplannen, gedragen door energieke samenwerkingsverbanden. Het vijftiende gebied, Veluwe FoodValley, heeft ervoor gekozen zich eerst te richten op de Regio Deal FoodValley en is in het najaar 2019 gestart met het opstellen van een IBP-VP gebiedsplan. Dit gebied heeft ervoor gekozen om de activiteiten van dat IBP-VP gebiedsplan te bekostigen uit de Regio Deal FoodValley (Kamerstukken II 2019/20, 29 576, nr. 89).

3. Uitkeringsvorm

LNV heeft in overleg met betrokken departementen verkend welke uitkeringsvorm vanuit de rijksoverheden richting medeoverheden zowel recht doet aan de gelijkwaardigheid als aan de gezamenlijkheid bij de aanpak van regionale opgaven middels de IBP-VP gebiedsplannen. Gezien het bestaande instrumentarium is gekozen voor een specifieke uitkering met lichte verantwoording, waardoor de samenwerking met de medeoverheden in beoogde vorm zo goed mogelijk kan worden ingericht. Deze uitkeringsvorm biedt namelijk de ruimte om financiële middelen aan medeoverheden te verstrekken en daarbij de samenwerking die centraal staat bij Interbestuurlijk Programma te continueren.

Deze samenwerking kenmerkt zich door de samenwerking tussen minimaal de vier overheden, namelijk het Rijk, provincie(s), gemeente(n) en waterschap(pen) en vaak ook andere partijen, in een werkgroep en een bestuurlijk overleg. Via deze samenwerking zullen de voornemens in de gebiedsplannen verder worden ingevuld en – waar nodig – geactualiseerd. Omdat de Minister van LNV op deze manier nauw betrokken is, is ervoor gekozen om in deze regeling de verantwoordingsvereisten te beperken tot de in artikel 8 beschreven financiële verantwoording.

4. Financiële bijdrage en de wijze van aanvragen

Op basis van de in 2019 gepresenteerde IBP-VP gebiedsplannen is een financiële bijdrage aan de Minister van LNV gevraagd. Op grond hiervan is per IBP-VP gebied in de bijlage van deze regeling de bijdrage vastgelegd die de Minister van LNV zal verstrekken. Deze financiële bijdrage is bedoeld als maximale financiële bijdrage voor het realiseren van het betreffende IBP-VP gebiedsplan. Conform artikel 1 mag deze bijdrage worden ingezet voor zogenaamde uitvoeringsactiviteiten. Dit zijn activiteiten in het kader van de ambitie, het doel, de aanpak of de beoogde resultaten als bedoeld in het betreffende IBP-VP gebiedsplan, alsmede werkzaamheden ten behoeve van voorbereiding, administratie en toezicht op die activiteiten.

Na de publicatie van deze regeling zal zo spoedig mogelijk vanuit het Ministerie van LNV bij de kassier actief nagegaan worden of het in 2019 gepresenteerde gebiedsplan, bijbehorende begroting en de aan de Minister van LNV gevraagde financiële bijdrage nog actueel zijn. De reactie hierop geldt als een aanvraag als bedoeld in artikel 4, tweede lid, van deze regeling. Bij deze uitvraag zal het Ministerie van LNV ook valideren of nagaan welk bedrag van de gevraagde bijdrage de BTW betreft; op grond hiervan zal bepaald worden welk deel van de op grond van de bijlage bij deze regeling gemaximeerde bijdrage aan de kassier wordt verstrekt en welk deel wordt overgemaakt naar het BTW-compensatiefonds.

Onderdeel van de aanvraag is ook dat de kassier aangeeft in welke periode hij tot besteding van de gevraagde bijdrage wil komen. In de beschikking zal de periode waarin de bijdrage moeten worden besteed, worden opgenomen, waarbij in beginsel als uitgangspunt geldt dat deze periode ten hoogste drie jaar betreft.

Indien binnen de kaders van het vastgestelde IBP-VP gebiedsplan door de kassier of andere bij een IBP-VP gebiedsplan betrokken partijen al uitgaven zijn gedaan voor reeds ondernomen uitvoeringsactiviteiten als bedoeld bij deze regeling, dan mogen deze al gedane uitgaven worden verrekend met de op grond van deze regeling verstrekte financiële bijdrage.

Op de financiële verantwoording van de besteding van de specifieke uitkering zijn artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet, de Regeling informatieverstrekking sisa en artikel 58a van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten van toepassing. Dit heeft ook betrekking op de financiële verhoudingen tussen de regionale publieke partners en de kassier. Financiële verantwoording vindt derhalve volgens de systematiek van ‘single audit/single information’ (sisa) plaats, waardoor de bestuurlijke lasten worden beperkt. Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft besloten geen advies uit te brengen over deze regeling omdat de gevolgen voor de regeldruk niet betekenisvol zijn.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven