Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 18 augustus 2020, kenmerk 1711825-207478-BPZ, houdende wijziging van de Regeling bezoldiging en beheerskosten zelfstandige bestuursorganen VWS 2018 in verband met het opnemen van de Dopingautoriteit, het ongewijzigd blijven van de rechtspositie van het CIZ en het herstel van een onjuiste wijziging

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 14 en 21, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling bezoldiging en beheerskosten zelfstandige bestuursorganen VWS 2018 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt, onder verlettering van onderdeel g tot onderdeel h een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • g. Dopingautoriteit: de Dopingautoriteit, genoemd in artikel 4 van de Wet uitvoering antidopingbeleid;.

B

Aan artikel 2 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • f. de Dopingautoriteit.

C

In artikel 3, tweede lid, wordt ‘het maximum van salarisschaal 18’ vervangen door ‘maximaal het maximum van salarisschaal 18’.

D

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • e. het CIZ;

  • f. de Dopingautoriteit.

2. Het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervallen.

E

In artikel 19 wordt na ‘het CIZ,’ ingevoegd ‘de Dopingautoriteit,’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal (met toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport H.M. de Jonge

TOELICHTING

De Regeling bezoldiging en beheerskosten zelfstandige bestuursorganen VWS 2018 (hierna: de Regeling) bevat enerzijds de nadere regels voor de vaststelling van de bezoldiging van individuele bestuurders van tot het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) gerelateerde zelfstandige bestuursorganen (zbo’s) en anderzijds de nadere regels over een juiste en volledige informatievoorziening van die zbo’s met betrekking tot de zogenoemde verantwoordingsdocumenten (werkprogramma, het meerjarenplan, de begroting, het jaarverslag en de jaarrekening). Deze verantwoordingsdocumenten vormen een belangrijk onderdeel in de sturingsrelatie tussen de Minister van VWS en het zelfstandig bestuursorgaan. Door naleving van de regels uit de Regeling ten aanzien van de verantwoording kan namelijk adequate sturing en adequaat toezicht op de zbo’s plaatsvinden. Hierdoor kan ook in de regelgeving een gedetailleerde sturing van het beheer door de minister achterwege blijven.

Op 1 januari 2019 is de Wet uitvoering antidopingbeleid (Wuab) in werking getreden. Deze wet geeft de Dopingautoriteit de wettelijke grondslag om als zbo zijn taken uit te oefenen. Deze taken zijn het bestrijden van doping, het uitvoeren van dopingcontroles, informatie over doping-overtredingen verzamelen en onderzoeken en tenslotte het geven van voorlichting over doping.

In afwachting van de formalisering ervan is de bezoldiging, vergoeding en rechtspositie van de bestuurder van de Dopingautoriteit al vanaf 1 januari 2019 in overeenstemming met Hoofdstuk 2 van de Regeling.

De Minister van VWS draagt de systeemverantwoordelijkheid voor de activiteiten van het zbo Dopingautoriteit.

Het regime van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen stelt de Minister van VWS in staat om op effectieve wijze toezicht te houden op de Dopingautoriteit. In de memorie van toelichting bij de Wuab (Kamerstukken II 2015/16, 34 543, nr. 3, pag. 10) is gemeld dat daarnaast een toezichtarrangement zal worden opgesteld teneinde op meer specifieke wijze de toezichtrelatie tussen de Minister van VWS en het zbo uit te werken. Op deze wijze kan op juiste wijze invulling worden gegeven aan de politieke verantwoordelijkheid van de eerste ondergetekende op het terrein van dopingbestrijding.

Het specifieke toezichtarrangement voor de zbo’s die onder het Ministerie van VWS ressorteren is neergelegd in Hoofdstuk 3 van de Regeling. Vanaf 1 januari 2019 wordt ook hiervan gebruik gemaakt betreffende de Dopingautoriteit.

Door de Dopingautoriteit toe te voegen aan het definitieartikel 1 en de in de artikelen 2 en 11, eerste lid, van de Regeling opgenomen opsommingen wordt het van toepassing zijn van de Regeling op de Dopingautoriteit geformaliseerd. Het betreft dus een formalisering van de reeds bestaande uitvoeringspraktijk. Daarnaast wordt de Dopingautoriteit toegevoegd aan de in artikel 19 van de Regeling opgenomen zbo’s die voorafgaande toestemming nodig hebben van de Minister van VWS voor een aantal in artikel 32 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen genoemde rechtshandelingen die, gezien hun taak, niet gebruikelijk zijn voor die bestuursorganen.

Wat betreft de bepalingen die zijn opgenomen in Hoofdstuk 3 dient te worden opgemerkt dat deze, vanwege het ontbreken van een delegatiegrondslag daarvoor in de Wuab, het karakter hebben van een beleidsregel.

Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) heeft, net als de Dopingautoriteit, een relatie met het Ministerie van VWS en heeft eigen rechtspersoonlijkheid. Als een uitwerking van het rapport ‘Herpositionering zbo’s’ uit 2013 (De Leeuw) was bij de inwerkingtreding van de Wet langdurige zorg (Wlz), geregeld dat het CIZ op termijn zijn rechtspersoonlijkheid zou gaan verliezen. Met het oog op dit verlies van rechtspersoonlijkheid was in artikel 11, tweede lid, van de Regeling bepaald dat Hoofdstuk 3 (Beheerskosten en jaarstukken), met inachtneming van de tussen de Minister van VWS en het CIZ gemaakte afspraken over de concretisering van de juridische status van het CIZ tot 2020, waar mogelijk van overeenkomstige toepassing was op het CIZ.

In 2019 is de rechtsvorm en zijn de voor- en nadelen ervan op het vlak van besturing, bedrijfsvoering en kosten opnieuw en meer diepgaand bekeken. Daaruit bleek dat de transitiekosten, de structureel hogere personeelskosten en extra belasting die een transitie op de organisatie zou leggen, niet op zouden wegen tegen de beperkte toename van de sturingsmogelijkheden. Om die reden werd het niet langer wenselijk geacht de eigen rechtspersoonlijkheid van het CIZ op te heffen en de uitvoeringsorganisatie onderdeel van het Ministerie van VWS te maken. Met de Wet van 30 oktober 2019 tot wijziging van de Wet langdurige zorg in verband met de herziening van het verlies van rechtspersoonlijkheid van het CIZ is geformaliseerd dat het CIZ rechtspersoonlijkheid behoudt.

Op het CIZ is het hoofdstuk 2 betreffende de bezoldiging, vergoeding en rechtspositie van de individuele bestuurders al van toepassing. Gelet op het behoud van de rechtspersoonlijkheid voorziet het onderhavige besluit erin dat met het toevoegen van het CIZ aan de in artikel 11 van de Regeling opgenomen lijst en het schrappen van het tweede lid van dat artikel dat ook Hoofdstuk 3 nu onverkort op het CIZ van toepassing is. Het CIZ heeft laten weten dat hieraan voor deze organisatie geen negatieve consequenties zijn verbonden.

Op 1 januari 2020 is de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) in werking getreden. Met de Aanpassingsregeling Wnra (VWS) zijn de ministeriële regelingen en besluiten, waaronder ook de Regeling, hierop aangepast.

In artikel 3, tweede lid, van de Regeling was bepaald dat de bezoldiging van een lid van de in artikel 2 genoemde zbo’s maximaal het maximum kon zijn van schaal 18 van het BBRA 1984. Met deze formulering was het mogelijk, indien de omvang en zwaarte van de werkzaamheden daartoe aanleiding gaven, de bezoldiging op een lager niveau vast te stellen.

Bij het aanpassen van artikel 3, tweede lid, van de Regeling was het woord ‘maximaal’ weggevallen. Als gevolg van deze redactionele wijziging bedraagt de bezoldiging van een lid op dit moment te allen tijde het maximum van salarisschaal 18 zoals overeengekomen in de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren. Deze ongewenste wijziging van de strekking van artikel 3, tweede lid, van de Regeling wordt in Artikel I, onderdeel C, van de onderhavige regeling hersteld.

Omdat de onderhavige regeling voorziet in de formalisering van een reeds bestaande uitvoeringspraktijk en het herstel van een in de Aanpassingsregeling Wnra (VWS) onjuist doorgevoerde wijziging van artikel 3, tweede lid, van de Regeling treedt zij, in afwijking van de systematiek van vaste verandermomenten, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport H.M. de Jonge

Naar boven