Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 18 augustus 2020, nr. WJZ/ 20206554, tot wijziging van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 in verband met de toevoeging van de recreatieve vliegsector aan de lijst van getroffen sectoren

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de alfabetische volgorde worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd, luidende:

algemene de-minimisverordening:

verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352);

getroffen MKB-onderneming in de recreatieve vliegsector:

getroffen MKB-onderneming die op 15 maart 2020 stond ingeschreven in het handelsregister onder de code 51.10 van de Standaard Bedrijfsindeling en recreatieve vluchten aanbiedt;

verklaring de-minimissteun:

verklaring van de getroffen MKB-onderneming in de recreatieve vliegsector waarin deze bevestigt dat de subsidie niet zal leiden tot een overschrijding van het de-minimisplafond, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de algemene de-minimisverordening;.

2. In de begripsomschrijving van ‘ambulante onderneming’ wordt na ‘50.30’ ingevoegd ‘, 51.10’.

B

Artikel 5, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van onderdeel c wordt na ‘getroffen MKB-onderneming’ ingevoegd ‘, niet zijnde een getroffen MKB-onderneming in de recreatieve vliegsector’.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. indien de getroffen MKB-onderneming een getroffen MKB-onderneming in de recreatieve vliegsector is: de subsidie niet verstrekt kan worden op grond van de algemene de-minimisverordening.

C

Aan artikel 6, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • g. indien de getroffen MKB-onderneming een getroffen MKB-onderneming in de recreatieve vliegsector is: een verklaring de-minimissteun.

D

In artikel 13 wordt, onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van het eerste lid, wordt de subsidie, bedoeld in artikel 2, gerechtvaardigd door de de-minimisverordening, indien deze verleend wordt aan een getroffen MKB-onderneming in de recreatieve vliegsector.

E

In de tabel, opgenomen in de bijlage, wordt na de rij:

Binnenvaart (passagiersvaart en veerdiensten)

50.30

 

43%

een rij ingevoegd, luidende:

Personenvervoer door de lucht

51.10

Alleen voor zover het een onderneming betreft die recreatieve vluchten aanbiedt

62%

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 20 augustus 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 18 augustus 2020

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

TOELICHTING

1. Aanleiding en doel

Op 30 juni 2020 is de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (hierna: TVL) in werking getreden. Voor veel bedrijven en organisaties zijn de vaste kosten een probleem in het licht van de economische gevolgen van de strijd tegen het coronavirus. De TVL voorziet tegen die achtergrond in een subsidie voor de vaste lasten ten behoeve van de hardst geraakte sectoren in het midden- en kleinbedrijf (hierna ook wel MKB), waaronder de horeca, recreatie, sportscholen, evenementen, kermissen, speelautomatenhallen, podia en theaters, waarvan een aantal sectoren ook in de zomermaanden nog gesloten blijft. Doel is dat bedrijven hiermee over voldoende liquide middelen beschikken om de komende maanden de vaste lasten te kunnen blijven betalen en hun onderneming draaiende te houden, ook als ze minder omzet behalen.

De subsidie is bedoeld voor ondernemingen in het midden- en kleinbedrijf, inclusief ZZP-ers, omdat deze groep doorgaans het hardst getroffen wordt door omzetverlies, hoge vaste kosten en weinig financiële buffers heeft, en minder goed in staat is op andere wijze de liquiditeitspositie te verbeteren. Daarom komen enkel kleine en middelgrote ondernemingen in aanmerking voor subsidie. Hierbij is in de regeling gebruik gemaakt van de definitie van kleine en middelgrote onderneming zoals die in het staatssteunrecht wordt gebruikt, waarbij grenzen gelden wat betreft het aantal werknemers en de jaaromzet of de jaarbalans. De doelgroep van de regeling is verder op gelijke wijze beperkt als in haar voorganger, de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (hierna: TOGS), namelijk dat de MKB-onderneming moet behoren tot in de bijlage bij de regeling opgenomen type onderneming, bepaald aan de hand van de Standaard bedrijfsindeling (SBI)-code. Het gaat hierbij om ondernemingen die:

  • door overheidsingrijpen gedwongen hun deuren hebben moeten sluiten;

  • dicht moeten vanwege het verbod op het organiseren van bijeenkomsten en evenementen;

  • direct getroffen zijn door het negatieve reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken;

  • omzetverlies lijden die het directe gevolg is van het wegblijven van consumenten door de overheidsmaatregelen of die hun activiteit niet meer kunnen uitoefenen als direct gevolg van de overheidsmaatregelen, zoals de markthandel die vanwege gezondheidsredenen door lokale overheden gesloten wordt;

  • die zorg verlenen of groothandel zijn en hun omzet hebben zien dalen door de overheidsmaatregelen (vooral omdat ze toeleveren aan de direct getroffen sectoren en bedrijven).

Met onderhavige wijziging van de subsidieregeling wordt de SBI-code 51.10 ‘personenvervoer door de lucht’ toegevoegd aan de bijlage van de subsidieregeling, waardoor ondernemingen uit deze sector alsnog in aanmerking komen voor een subsidie indien zij tevens voldoen aan de overige bij de subsidieregeling gestelde algemene voorwaarden en sectorspecifieke voorwaarden.

Hieronder wordt nader toegelicht waarom het gerechtvaardigd is deze SBI-code toe te voegen aan de subsidieregeling TVL en worden de sectorspecifieke voorwaarden en de staatssteunaspecten toegelicht.

2. Uitbreiding doelgroep

De recreatieve sector valt onder de doelgroep van de TVL aangezien ondernemers in deze sector hun inkomsten sterk zien teruglopen als direct gevolg van de kabinetsaanwijzing om 1,5 meter afstand te houden en zoveel mogelijk thuis te blijven, en consumenten daardoor wegblijven. Per abuis is een groep ondernemers die tot deze sector behoort niet in de TVL opgenomen. Het betreft ondernemers die recreatieve vluchten (pleziervluchten) aanbieden zoals bijvoorbeeld luchtballonvaarders en ondernemers die rondvluchten aanbieden in sportvliegtuigen of helikopters, vallende onder SBI-code 51.10 ‘personenvervoer door de lucht’. Ook deze ondernemers zijn door kabinetsmaatregelen direct getroffen, bijvoorbeeld door de 1,5 meter eis en het verbod op bijeenkomsten. De activiteiten van deze groep ondernemers konden dan ook geen doorgang vinden, of in mindere mate doorgang vinden, door de genomen maatregelen van het kabinet om het coronavirus in te dammen. Middels onderhavige regeling wordt daarom SBI-code 51.10 ‘personenvervoer door de lucht’ aan de lijst met in aanmerking komende SBI-codes toegevoegd, met de nadere clausulering dat uit deze code alleen ondernemers die recreatieve vluchten (dat wil zeggen pleziervluchten zoals ballonvaarten of rondvluchten met sportvliegtuigen of helikopters) aanbieden, in aanmerking komen. Het gaat hierbij om een correctie op de lijst met vastgestelde SBI-codes. Om te waarborgen dat alleen ondernemers uit de recreatieve vliegsector aanspraak maken op de regeling wordt een aanvrager die aanvraagt onder de SBI-code 51.10 gevraagd in het aanvraagformulier te verklaren dat de ondernemer recreatieve vluchten aanbiedt. De ondernemer hoeft hiervoor geen extra bewijslast aan te leveren. Het geschatte budgettair beslag van deze toevoeging bedraagt circa 1 à 2 mln. euro en is gebaseerd op een gebruik van circa 200 ondernemingen.

De aanvraagperiode voor de voorganger van de TVL, de TOGS, is op 26 juni 2020 gesloten. Ondernemers uit de recreatieve vliegsector hebben daarmee geen aanspraak kunnen maken op een tegemoetkoming uit de TOGS. Het kabinet heeft echter een breed pakket aan maatregelen samengesteld, om zoveel mogelijk ondernemers met gezonde bedrijven die de gevolgen ondervinden van de coronacrisis te bereiken. Dit betekent dat deze ondernemers, veelal ZZP’ers, niet in de kou hebben gestaan. Zij hebben bijvoorbeeld gebruik kunnen maken van andere regelingen uit dit noodpakket, zoals de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). Op basis van voortschrijdend inzicht kunnen zij met deze wijzigingsregeling ook aanspraak maken op de TVL. Daartoe wordt de SBI-code 51.10 toegevoegd aan de bijlage bij de TVL, alleen voor zover het ondernemers betreft die recreatieve vluchten aanbieden (zie artikel I, onderdeel E, van onderhavige wijzigingsregeling). Tevens wordt een begripsbepaling ‘getroffen MKB-onderneming in de recreatieve vliegsector’ toegevoegd aan de begripsbepalingen van artikel 1, eerste lid, van de TVL (zie artikel I, onderdeel A, onder 1, van onderhavige wijzigingsregeling), vanwege de specifieke (staatssteuntechnische) voorwaarden die voor deze sector gelden (zie verder paragraaf 3).

Voor ondernemers die pleziervluchten aanbieden is het kenmerkend dat zij hun bedrijfsactiviteiten niet uitoefenen vanuit een fysieke vestiging, maar met ambulante bedrijfsmiddelen (te weten één of meerdere luchtballonnen, sportvliegtuigjes of helikopters) die voor significante vaste kosten zorgen. Deze ondernemingen zijn dan ook middels artikel I, onderdeel A, onder 2, van onderhavige wijzigingsregeling, opgenomen in de begripsomschrijving van ambulante ondernemingen (artikel 1, eerste lid, van de TVL). Voor dergelijke ambulante ondernemingen geldt de vestigingseis, ten minste één vestiging met een ander adres dan het privéadres van de eigenaar of eigenaren van de ondernemingen dan wel een vestiging die fysiek afgescheiden is van de privéwoning van de eigenaar of eigenaren van de onderneming met een eigen opgang of toegang, niet.

3. Staatssteun

De subsidie die wordt verleend op grond van de TVL is aan te merken als staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU). Conform artikel 108, derde lid, van het VWEU is deze steunmaatregel ter voorafgaande goedkeuring bij de Europese Commissie aangemeld. Om geoorloofd steun te kunnen verstrekken op basis van deze subsidieregeling is gebruik gemaakt van de Tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de huidige COVID-19-uitbraak (PbEU 2020, C 91 I; hierna: tijdelijke kaderregeling). De TVL past binnen de voorwaarden van de tijdelijke kaderregeling en is om die reden op 26 juni 2020 goedgekeurd door de Europese Commissie (SA.57712 (2020/N)). De goedkeuring van de EC is gekoppeld aan de lijst met in aanmerking komende sectoren. Om voor deze uitbreiding van de TVL met de getroffen MKB-ondernemers in de recreatieve vliegsector ook gebruik te maken van de tijdelijke kaderregeling, zou de uitbreiding dus opnieuw goedgekeurd moeten worden door de Europese Commissie.

Het opnieuw voorleggen van de regeling voor het toevoegen van één enkele sector is echter te tijdrovend. Omwille van de snelheid heeft het kabinet daarom besloten dat getroffen MKB-ondernemingen in de recreatieve vliegsector aanspraak kunnen maken op de TVL op grond van de algemene de-minimisverordening (verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352)) in plaats van op grond van de tijdelijke kaderregeling (zie het middels artikel I, onderdeel D, van onderhavige wijzigingsregeling ingevoegde nieuwe tweede lid van artikel 13 van de TVL). Hierdoor kunnen getroffen MKB-ondernemingen uit de recreatieve vliegsector snel tegemoet gekomen worden. Bovendien is de verwachting dat de getroffen MKB-ondernemingen in de recreatieve vliegsector nog voldoende de-minimisruimte hebben om onderhavige subsidie op grond van de TVL te ontvangen.

Voor de algemene de-minimisverordening geldt een subsidieplafond van € 200.000 per onderneming per drie belastingjaren (waarbij gekeken wordt naar het lopende en de twee voorafgaande jaren). Verder is van belang dat dit plafond geldt per onderneming en niet per vestiging van de onderneming. Artikel 2, tweede lid, van de algemene de-minimisverordening geeft aan wanneer sprake is van één onderneming. Het kan namelijk voorkomen dat twee (of meer) ondernemingen een bepaalde band met elkaar onderhouden en dan onder deze verordening als één onderneming worden gezien. Op www.rvo.nl/tvl is een uitgebreidere toelichting te vinden over de voorwaarden die gelden op grond van de algemene de-minimisverordening. De getroffen MKB-ondernemingen in de recreatieve vliegsector moeten bij aanvraag van de subsidie een verklaring aanleveren dat zij nog in aanmerking komen voor de-minimissteun (opgenomen in artikel 5, eerste lid, onderdeel e (nieuw), van de TVL, middels artikel I, onderdeel B, onder 2, van onderhavige wijzigingsregeling). Aanvragen van ondernemingen die geen ruimte hebben voor de met de subsidie verleende de-minimissteun, worden afgewezen (nieuw onderdeel g van artikel 6, tweede lid, van de TVL, opgenomen in de TVL middels artikel I, onderdeel C, van deze wijzigingsregeling). De maxima uit de tijdelijke kaderregeling zijn dus niet van toepassing (zie de wijziging van artikel 5, eerste lid, onderdeel c, van de TVL middels artikel I, onderdeel B, onder 1, van onderhavige wijzigingsregeling). Daarnaast geldt de bepaling met betrekking tot het bekendmaken van de gegevens, bedoeld in paragraaf 4, onderdeel 86, van de tijdelijke kaderregeling (zie artikel 13, derde lid (nieuw), van de TVL), niet voor de subsidieverleningen aan de getroffen MKB-ondernemers in de recreatieve vliegsector, aangezien de bekendmaking enkel betrekking heeft op steun die verleend wordt onder die tijdelijke kaderregeling.

4. Regeldruk

Ondernemers uit de recreatieve vliegsector die onder code 51.10 vallen, moeten bij hun aanvraag een de-minimisverklaring afgeven. Daarvoor moeten zij een document van drie bladzijdes doornemen, invullen en ondertekenen. De inschatting is dat de ondernemer hier circa 15 minuten aan besteed. Met een uurtarief voor hoger opgeleiden van € 54, en de inschatting dat het om circa 200 ondernemingen gaat, zijn de extra regeldrukkosten € 2.700. Voor het overige wijzigt de regeldruk niet ten gevolge van deze wijziging van de TVL-regeling. De extra regeldruk ten opzichte van de regeldruk zoals berekend bij de openstelling van de TVL (zie Stcrt. 2020, 34295) is dan ook zeer beperkt.

5. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 20 augustus 2020. Hiermee wordt afgeweken van het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten. Dit wordt gerechtvaardigd door het feit dat een snelle inwerkingtreding van de subsidieregeling aanmerkelijke nadelen voor de doelgroep voorkomt.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

Naar boven