Besluit van de algemene raad van 13 januari 2020, houdende wijziging van het Mandaatbesluit AR 2015 in verband met de Wijzigingsverordening civiele cassatie 2019 (Wijzigingsbesluit AR 13 januari 2020)

De algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten;

gelet op afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 2.9, 4.9, eerste en tweede lid, 4.11, achtste lid, en 4.14, tweede lid, van de Verordening op de advocatuur;

stelt het navolgende besluit vast:

ARTIKEL I

Artikel 6 van het Mandaatbesluit AR 2015 komt als volgt te luiden:

Artikel 6 Vakbekwaamheid civiele cassatie

  • 1. Aan de algemeen secretaris wordt mandaat en machtiging verleend voor het nemen van beschikkingen en het verrichten van overige handelingen die verband houden met:

    • a. het afnemen van het examen en de proeve van bekwaamheid, bedoeld in de artikelen 4.9, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en 4.11 van de Verordening op de advocatuur;

    • b. verzoeken tot vrijstelling als bedoeld in de artikelen 4.9, tweede lid, en 4.14, tweede lid, van de Verordening op de advocatuur;

    • c. het verstrekken van de verklaring, bedoeld in artikel 4.9, eerste lid, van de Verordening op de advocatuur, en het verstrekken van het bewijsstuk, bedoeld in artikel 4.11, achtste lid, van de Verordening op de advocatuur;

    • d. het verlengen van de termijn met ten hoogste twaalf maanden, bedoeld in artikel 4.11, tweede lid, van de Verordening op de advocatuur;

    • e. het doorhalen van de voorwaardelijke aantekening ‘advocaat bij de Hoge Raad’ in burgerlijke zaken, bedoeld in artikel 4.15, eerste lid, van de Verordening op de advocatuur.

  • 2. Met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden kan ondermandaat en ondermachtiging worden verleend.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop de Wijzigingsverordening civiele cassatie 2019 in werking treedt.

ARTIKEL III

Dit besluit wordt aangehaald als: Wijzigingsbesluit AR 13 januari 2020.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

TOELICHTING

In verband met de inwerkingtreding van de Wijzigingsverordening civiele cassatie 2019 dient het Mandaatbesluit AR 2015 te worden aangepast.

Het betreft enerzijds een aanpassing van de artikelen van de Verordening op de advocatuur waarnaar in artikel 6 wordt verwezen. Anderzijds betreft het het mandaat en de machtiging met betrekking tot het doorhalen van de voorwaardelijke aantekening op grond van artikel 4.15 van de Verordening op de advocatuur. De wijzigingen zijn hieronder zichtbaar gemaakt.

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 6 Vakbekwaamheid civiele cassatie

1. Aan de algemeen secretaris wordt mandaat en machtiging verleend voor het nemen van beschikkingen en het verrichten van overige handelingen die verband houden met:

a. het afnemen van het examen en de proeve van bekwaamheid, bedoeld in de artikelen 4.12 en 4.14 van de Verordening op de advocatuur;

b. verzoeken tot vrijstelling als bedoeld in de artikelen 4.9, tweede lid, en 4.11, derde lid, van de Verordening op de advocatuur;

c. het verstrekken van de verklaringen, bedoeld in de artikelen 4.11 en 4.13 van de Verordening op de advocatuur;

d. het verlengen van de periode met ten hoogste twaalf maanden, bedoeld in artikel 4.11, vierde lid, van de Verordening op de advocatuur.

2. Met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden kan ondermandaat worden verleend.

Artikel 6 Vakbekwaamheid civiele cassatie

1. Aan de algemeen secretaris wordt mandaat en machtiging verleend voor het nemen van beschikkingen en het verrichten van overige handelingen die verband houden met:

a. het afnemen van het examen en de proeve van bekwaamheid, bedoeld in de artikelen 4.9, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en 4.11 van de Verordening op de advocatuur;

b. verzoeken tot vrijstelling als bedoeld in de artikelen 4.9, tweede lid, en 4.14, tweede lid, van de Verordening op de advocatuur;

c. het verstrekken van de verklaring, bedoeld in artikel 4.9, eerste lid, van de Verordening op de advocatuur, en het verstrekken van het bewijsstuk, bedoeld in artikel 4.11, achtste lid, van de Verordening op de advocatuur;

d. het verlengen van de termijn met ten hoogste twaalf maanden, bedoeld in artikel 4.11, tweede lid, van de Verordening op de advocatuur;

e. het doorhalen van de voorwaardelijke aantekening ‘advocaat bij de Hoge Raad’ in burgerlijke zaken, bedoeld in artikel 4.15, eerste lid, van de Verordening op de advocatuur.

2. Met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden kan ondermandaat en ondermachtiging worden verleend.

Naar boven