Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 17 augustus 2020, nr. 2020-0000439367, tot wijziging van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen in verband met de jaarlijkse aanpassing van het kostentarief dat gemeenten in rekening mogen brengen bij de naheffingsaanslag parkeerbelasting aan de consumentenprijsindex voor 2021

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 3, tweede lid, van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen;

Besluit:

ARTIKEL I

Het bedrag, genoemd in artikel 3, eerste lid, van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen, wordt vastgesteld op € 65,30.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

Artikel 3, eerste lid, van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen bevat het maximale bedrag dat gemeenten in rekening mogen brengen voor de kosten die zijn gemoeid met het opleggen van een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Dat bedrag wordt bij ministeriële regeling gewijzigd per 1 januari van elk jaar als de consumentenprijsindex, geldend voor de maand april van het voorafgaande jaar, daartoe aanleiding geeft. Het bedrag wordt naar boven afgerond op 10 eurocent en vóór 1 september van het voorafgaande jaar bekend gemaakt.1 Met deze regeling is het maximumbedrag per 1 januari 2021 vastgesteld. Overeenkomstig artikel 3, tweede lid, van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen is het bedrag vóór 1 september 2020 bekendgemaakt.

Consumentenprijsindex

De consumentenprijsindex conform de definitie daarvan in artikel 3, derde lid, van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen is:

Basis: 2015 (= 100)

Index april 2019: 106,08

Index april 2020: 107,34

In 2020 was het maximumbedrag € 64,50. Gelet op de consumentenprijsindex is het tarief voor 2021 vastgesteld op € 65,30. Berekening: (107,34 : 106,08) x € 64,50 = € 65,30 (naar boven afgerond op 10 eurocent).

Het verhogen van het maximumbedrag leidt niet automatisch ertoe, dat gemeenten het bedrag dat zij in rekening brengen verhogen tot het (nieuwe) maximumbedrag. De kosten die zijn verbonden aan het opleggen en innen van een naheffingsaanslag parkeerbelasting zullen namelijk per gemeente verschillen en kunnen minder bedragen dan het (nieuwe) maximumbedrag.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Artikel 3, tweede lid, van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen.

Naar boven