Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 27 juli 2020, nr. 20204002, houdende tijdelijke vrijstelling op grond van artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter bescherming van de bedekte grondgebonden geïntegreerde teelt van snijbloemen tegen mineervlieg (Tijdelijke vrijstelling ter bescherming van de bedekte grondgebonden geïntegreerde teelt van snijbloemen tegen mineervlieg, 2020)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat;

Gelet op artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en artikel 53 van de Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europese parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen nr. 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU 2009, L 309);

BESLUIT:

Artikel 1

Tijdelijke vrijstelling als bedoeld in artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en artikel 53 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 wordt verleend het gebruik van Mainspring ter bescherming van de bedekte grondgebonden geïntegreerde teelt van snijbloemen tegen mineervlieg.

Artikel 2

De vrijstelling is slechts van toepassing indien de gebruiksvoorschriften in de bijlage bij dit besluit worden nageleefd.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 29 juli 2020 en vervalt op 26 november 2020.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijke vrijstelling ter bescherming van de bedekte grondgebonden geïntegreerde teelt van snijbloemen tegen mineervlieg, 2020.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, namens deze, F. Kooiman Directeur Plantaardige Agroketens en Voedselkwaliteit

Bezwaar

Als u het niet eens bent met deze beslissing, kunt u binnen zes weken na dagtekening van dit besluit digitaal of schriftelijk een bezwaarschrift indienen.

Een digitaal bezwaarschrift kunt u indienen via "mijn.rvo.nl". Om in te loggen heeft u uw gebruikerscode en wachtwoord nodig, voor de ondertekening een TAN-code. Bij een digitaal bezwaarschrift stuurt u een kopie van dit besluit mee als pdf-bestand of u stuurt een kopie per post na.

Als u schriftelijk bezwaar wilt maken, stuurt u het ondertekende bezwaarschrift naar de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, afdeling Juridische Zaken, Postbus 40219, 8004 DE Zwolle. Bij een schriftelijk bezwaar stuurt u een kopie van dit besluit mee met uw bezwaarschrift.

Op mijn.rvo.nl/bezwaar vindt u meer belangrijke informatie over het digitaal en schriftelijk indienen van een bezwaarschrift.

Meer informatie

Heeft u nog vragen over uw bezwaarschrift, kijk dan op de website: mijn.rvo.nl. of bel: 088 042 42 42 (lokaal tarief).

BIJLAGE: WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT MAINSPRING (15 651)

Wettelijk Gebruiksvoorschrift

Het middel is uitsluitend toegelaten als insectenbestrijdingsmiddel voor het professionele gebruik door middel van een gewasbehandeling in de volgende toepassingsgebieden (volgens Definitielijst toepassingsgebieden versie 2.1 Ctgb juni 2015) onder de hierna vermelde toepassingsvoorwaarden.

Toepassingsvoorwaarden:

Toepassingsgebied

Te bestrijden organisme

Dosering1 middel per toepassing

Maximale dosering middel per toepassing

Maximaal aantal toepassingen per teeltcyclus of per 12 maanden

Minimum interval tussen toepassingen in dagen

Snijbloemen (bedekte, grondgebonden teelt)

Mineervlieg2

0,01% (10 g/100 L water)

0,25 kg/ha

2 per blok, 4 per 12 maanden

7 binnen een blok,

60 tussen 2 blokken

X Noot
1

Verlaging van de dosering is toegestaan, maar van het maximaal aantal toepassingen en de andere toepassingsvoorwaarden mag niet worden afgeweken. Werkzaamheid is vastgesteld voor de genoemde dosering per toepassing en niet voor verlaagde doseringen.

X Noot
2

Mineervlieg (o.a. Lyriomyza trifolii, Lyriomyza huidobrensis, Lyriomyza bryoniae, Chromatynia syngenesiae)

Overige toepassingsvoorwaarden

Gebruik van het middel in de bedekte grondgebonden teelt van snijbloemen is alleen toegestaan indien het aantastingsniveau van mineervliegen gedurende de teelt wordt gemonitord en voor de bestrijding van mineervliegen eerst biologische bestrijders zijn ingezet conform adviezen van de leverancier. De monitoringsgegevens van de mineervliegen en de inzet van biologische bestrijders moeten in de gewasbeschermingsmonitor worden vastgelegd.

Na een gewasbehandeling uitsluitend herbetreden nadat de spuitvloeistof is opgedroogd en er in kassen gedurende 2 uur geventileerd is.

Draag geschikte handschoenen bij werkzaamheden aan behandeld gewas.

Let op: dit middel kan schadelijk zijn voor bestuivers in kasteelten. Raadpleeg deskundigen (uw leverancier van bestuivers, de producent van dit middel, uw adviseur) over het gebruik van dit middel in combinatie met het gebruik van bestuivers en over de in acht te nemen wachttijden. Gebruik is toegestaan op bloeiende planten in de kas mits er geen bijen of hommels in de kas actief naar voedsel zoeken. Voorkom dat bijen en andere bestuivende insecten de kas binnenkomen, bijvoorbeeld door alle openingen met insectengaas af te sluiten.

Let op: dit middel kan schadelijk zijn voor natuurlijke vijanden. Raadpleeg deskundigen (uw leverancier van natuurlijke vijanden, de producent van dit middel, uw adviseur) over het gebruik van dit middel in combinatie met het gebruik van natuurlijke vijanden.

Resistentiemanagement

Dit middel bevat de werkzame stof cyantraniliprole. Cyantraniliprole behoort tot de diamides. De Irac code is 28. Bij dit product bestaat er kans op resistentieontwikkeling. In het kader van resistentiemanagement dient u de adviezen die gegeven worden in de voorlichtingsboodschappen, op te volgen.

TOELICHTING

1. Algemeen

Artikel 53 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europese Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen nr. 79/117/EEG en nr. 91/414/EEG van de Raad (PbEU 2009, L 309) (hierna: Verordening (EG) nr. 1107/2009) en artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) maken het mogelijk in bijzondere omstandigheden tijdelijke vrijstelling te verlenen van het verbod om een niet toegelaten gewasbeschermingsmiddel binnen Nederland te brengen, op de markt te brengen, voorhanden te hebben of te gebruiken.

Tijdelijke vrijstelling kan worden verleend als een maatregel nodig blijkt voor een gecontroleerd en beperkt gebruik ter beheersing van een noodsituatie die op geen enkele andere redelijke manier te bestrijden is.

2. Adviezen

2.1 Noodsituatie

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft een advies opgesteld waarin de vraag wordt beantwoord of er sprake is van een noodsituatie.

Gevaar

Het niet kunnen toepassen van een integreerbaar middel op basis van cyantraniliprole leidt tot een verstoring van het geïntegreerd gewasbeschermingssysteem in de grondgebonden bedekte teelt van snijbloemen. Telers hebben onvoldoende mogelijkheden om bij een hoge populatiedruk mineervlieg te beheersen door het toepassen van biologische bestrijders in combinatie met middelen op basis van azadirachtin. Zowel de larven als de adulten van de mineervlieg veroorzaken opbrengstvermindering en cosmetische schade.

Alternatieven

De vrijstellingsaanvraag betreft het in stand houden van geïntegreerde gewasbescherming door het gebruik van een middel dat integreerbaar is met biologische bestrijders.

Niet-chemisch

Er zijn verschillende preventieve, teelttechnische en niet chemische maatregelen beschikbaar voor de beheersing van mineervlieg in de bedekte teelt van snijbloemen. Belangrijk zijn het grondig reinigen van de lege kas aan het einde van de teelt, het gebruik van schoon uitgangsmateriaal en vroege detectie van mineervlieg met gele vangplaten en/of rollertraps. Een preventieve maatregel om invlieg van mineervliegen van buiten de kas te voorkomen is insectengaas in luchtramen maar dit wordt niet algemeen toegepast. In diverse snijbloemen, zoals bijvoorbeeld chrysant, vinden regelmatig teeltwisselingen in een deel van de kas plaats, waardoor een aantasting in de kas aanwezig blijft.

Zowel biologische bestrijders als een nematode zijn beschikbaar om mineervlieg te beheersen in bloemisterijgewassen. Sluipwespen (Diglyphus isaea en Dacnusa sibirica), roofwantsen (Macrolophus pygmaeus) en een nematode (Steinernema feltiase) worden ingezet. Het soort sluipwesp dat ingezet wordt, is afhankelijk van de populatiedichtheid, het ontwikkelingsstadium van de mineervlieg en de temperatuur. De roofwants is een polyfage predator en heeft een beperkt effect door de voorkeur voor andere plaagorganismen en een trage populatie opbouw.

De nematode wordt tegen de larven van mineervlieg ingezet, dit is alleen effectief in het voor- en najaar omdat in de zomer de luchtvochtigheid te laag is. De werking van de nematode is verder beperkt omdat adulten niet worden bestreden en de larven van de mineervlieg in het blad zitten waardoor ze slecht bereikbaar zijn voor de nematoden.

Op de meeste bedrijven wordt na de winter gestart met de inzet van biologische bestrijders. Normaal gesproken is in deze periode sprake van een lage mineervlieg druk. Naarmate de temperatuur gedurende het voorjaar en zomer oploopt, wordt ook de mineervliegdruk hoger.

Met de toepassing van bovenstaande maatregelen kan de mineervlieg niet afdoende bestreden worden waardoor aanvullende inzet van chemische middelen nodig is.

Chemisch

In de bedekte grondgebonden teelt van snijbloemen zijn middelen op basis van deltamethrin, milbemectin, azadirachtin, esfenvaleraat en abamectine toegestaan voor de bestrijding van mineervlieg. Middelen op basis van deltamethrin, esfenvaleraat, milbemectin en abamectine hebben een negatief effect op biologische bestrijders en zijn slecht integreerbaar in een IPM systeem. Middelen op basis van azadirachtin zijn niet of weinig gevaarlijk voor biologische bestrijders en dus goed integreerbaar. Azadirachtin is echter matig effectief tegen mineervlieg.

In warme periodes wanneer de plaagdruk hoog is, kan met de inzet van biologische bestrijders, nematoden en middelen op basis van azadirachtin, mineervlieg in de bedekte grondgebonden geïntegreerde teelt van snijbloemen onvoldoende bestreden worden.

Bijzondere omstandigheden

De vrijstellingsaanvraag betreft een vrijstelling voor een middel in het kader van het in stand houden van geïntegreerde gewasbescherming.

Tot 1 januari 2017 was er een middel op basis van cyromazine in de grondgebonden bedekte teelt van bloemisterijgewassen beschikbaar voor de bestrijding van mineervlieg. Dit middel was goed integreerbaar met biologische bestrijders.

Op basis van beschikbare openbare informatie over neveneffecten in de glastuinbouw wordt het risico van het aangevraagde middel ingeschat als niet of weinig gevaarlijk voor biologische bestrijders. Het aangevraagde middel past in de geïntegreerde bestrijding van de mineervlieg en draagt bij aan de instandhouding van geïntegreerde gewasbescherming.

De sector en toelatinghouder leveren inspanningen om te komen tot een oplossing. Er is perspectief voor een uitbreiding van de toelating van een toegelaten middel in de bedekte grondgebonden teelt van snijbloemen. Het middel is voor de aangevraagde toepassing niet beschikbaar in de periode van de vrijstellingsaanvraag.

Conclusie

De NVWA komt tot volgende conclusies:

  • Een landbouwtechnisch doelmatige bedekte grondgebonden geïntegreerde teelt van snijbloemen in Nederland wordt bedreigd door mineervlieg.

  • Een landbouwtechnisch doelmatige bedekte grondgebonden geïntegreerde teelt van snijbloemen is met het beschikbare pakket aan middelen en maatregelen niet mogelijk;

  • Er is perspectief voor de toelating van een middel op basis van cyantraniliprole in de grondgebonden bedekte teelt van snijbloemen waardoor een kortstondig noodverband gerechtvaardigd is.

De tijdelijke vrijstelling van Mainspring voor het bestrijden van mineervlieg in de bedekte grondgebonden geïntegreerde teelt van snijbloemen voldoet aan de criteria voor een noodsituatie.

2.2 Risicobeoordeling

Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) heeft een advies opgesteld waarin de vraag wordt beantwoord of er sprake is van aanvaardbare risico’s.

Humane toxiciteit

Voldoet aan de eisen met inachtneming van de volgende risicoreducerende maatregelen / restrictiezinnen:

Draag geschikte handschoenen bij werkzaamheden aan behandeld gewas.

Volksgezondheid

Voldoet aan de eisen

Gedrag in het milieu

Voldoet aan de eisen

Ecotoxiciteit

Voldoet aan de eisen met inachtneming van de volgende risicoreducerende maatregelen / restrictiezinnen:

Let op: dit middel kan schadelijk zijn voor bestuivers in kasteelten. Raadpleeg deskundigen (uw leverancier van bestuivers, de producent van dit middel, uw adviseur) over het gebruik van dit middel in combinatie met het gebruik van bestuivers en over de in acht te nemen wachttijden. Gebruik is toegestaan op bloeiende planten in de kas mits er geen bijen of hommels in de kas actief naar voedsel zoeken. Voorkom dat bijen en andere bestuivende insecten de kas binnenkomen, bijvoorbeeld door alle openingen met insectengaas af te sluiten.

Let op: dit middel kan schadelijk zijn voor natuurlijke vijanden. Raadpleeg deskundigen (uw leverancier van natuurlijke vijanden, de producent van dit middel, uw adviseur) over het gebruik van dit middel in combinatie met het gebruik van natuurlijke vijanden.

Conclusie

Het College constateert dat er na het nemen van risicoreducerende maatregelen / het inachtnemen van restrictiezinnen geen risico verbonden is aan de vrijstelling.

Advies

Gezien het risico adviseert het College een vrijstelling ex artikel 38 Wgb van het gewasbeschermingsmiddel Mainspring (cyantraniliprole) ter bestrijding van mineervlieg in de bedekte grondgebonden teelt van snijbloemen te verlenen onder vermelding van de volgende risicoreducerende maatregelen / restrictiezinnen:

Draag geschikte handschoenen bij werkzaamheden aan behandeld gewas.

Let op: dit middel kan schadelijk zijn voor bestuivers in kasteelten. Raadpleeg deskundigen (uw leverancier van bestuivers, de producent van dit middel, uw adviseur) over het gebruik van dit middel in combinatie met het gebruik van bestuivers en over de in acht te nemen wachttijden. Gebruik is toegestaan op bloeiende planten in de kas mits er geen bijen of hommels in de kas actief naar voedsel zoeken. Voorkom dat bijen en andere bestuivende insecten de kas binnenkomen, bijvoorbeeld door alle openingen met insectengaas af te sluiten.

Let op: dit middel kan schadelijk zijn voor natuurlijke vijanden. Raadpleeg deskundigen (uw leverancier van natuurlijke vijanden, de producent van dit middel, uw adviseur) over het gebruik van dit middel in combinatie met het gebruik van natuurlijke vijanden.

3. Overwegingen

Een tijdelijke vrijstelling van het gewasbeschermingsmiddel Mainspring is gewenst, omdat zonder deze vrijstelling de bedekte grondgebonden geïntegreerde teelt van snijbloemen op geen andere redelijke wijze te beschermen is tegen mineervlieg. Hierdoor wordt de doelmatige bedekte grondgebonden geïntegreerde teelt van snijbloemen bedreigd. Belanghebbenden spannen zich in om op korte termijn te beschikken over een regulier toegelaten gewasbeschermingsmiddel. Als voorwaarde voor deze vrijstelling dient de gebruiker eerst biologische bestrijders in te zetten conform de adviezen van de leverancier en de monitoringsgegevens van de mineervliegen en de inzet van biologische bestrijders in de gewasbeschermingsmonitor vast te leggen. Hiermee wordt geborgd dat de vrijstelling bijdraagt aan de instandhouding van de geïntegreerde gewasbescherming.

In het Wettelijk Gebruiksvoorschrift (zie bijlage bij dit besluit) zijn de risico reducerende maatregelen overgenomen die door het Ctgb zijn voorgesteld.

4. Besluit

De adviezen van de NVWA en het Ctgb overnemend, heb ik in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, besloten om op grond van artikel 38 van de Wgb tijdelijke vrijstelling te verlenen voor het gebruik van het gewasbeschermingsmiddel Mainspring ter bescherming van de bedekte grondgebonden geïntegreerde teelt van snijbloemen tegen mineervlieg.

Dit besluit treedt in werking op 29 juli 2020 en vervalt op 26 november 2020.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, namens deze, F. Kooiman Plv Directeur Plantaardige Agroketens en Voedselkwaliteit

Naar boven