Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 21 juli 2020, nr. WJZ/ 20133218, houdende wijziging van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies en Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies in verband met de invoering en openstelling van een subsidiemodule voor de tijdelijke vermindering van productie of verkoop van aquacultuurproducten als gevolg van COVID-19 en de wijziging van de subsidiemodule voor afzetbevorderingsprojecten in verband met het verhogen en het onderverdelen in deelplafonds van het subsidieplafond

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 55, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en 68 van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees parlement en de Raad (PbEU 2014, L 149);

Gelet op artikel 3, eerste en derde lid, van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies en artikel 2.3 van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.6.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De begripsomschrijving ‘afzetbevorderingsproject’ komt als volgt te luiden:

afzetbevorderingsproject:

project dat betrekking heeft op één of meer activiteiten als bedoeld in artikel 3.6.2, eerste lid, op het gebied van:

  • a. visserij- of aquacultuurproducten, met uitzondering van schelpdierkweekproducten;

  • b. schelpdierkweekproducten;

2. In de alfabetische volgorde wordt de volgende begripsomschrijving ingevoegd:

schelpdierkweekproducten:

producten van tweekleppige weekdieren afkomstig van kweek.

B

Artikel 3.6.5, derde lid, komt als volgt te luiden:

  • 3. De subsidie bedraagt ten hoogste:

    • a. € 900.000 per afzetbevorderingsproject op het gebied van visserij- of aquacultuurproducten, met uitzondering van schelpdierkweekproducten;

    • b. € 1.500.000 per afzetbevorderingsproject dat volledig gericht is op de afzetbevordering van schelpdierkweekproducten.

C

Na titel 3.11 wordt een titel toegevoegd, luidende:

Titel 3.12. Tijdelijke vermindering van productie of verkoop van aquacultuurdieren als gevolg van COVID-19

Artikel 3.12.1. Begripsomschrijvingen

In deze titel wordt verstaan onder:

aquacultuurdier:

een aquacultuurdier als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, richtlijn 2006/88/EG;

aquacultuurproductiebedrijf:

aquacultuurproductiebedrijf als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, richtlijn 2006/88/EG;

kwekerij:

kwekerij als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel h, van richtlijn 2006/88/EG;

omzet:

opbrengst uit levering van goederen en diensten uit de onderneming, onder aftrek van kortingen en dergelijke en van over de omzet geheven belastingen;

richtlijn nr. 2006/88/EG:

Richtlijn nr. 2006/88/EG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 oktober 2006, betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (PbEG L 328).

Artikel 3.12.2. Subsidiabele activiteiten
  • 1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan een aquacultuurproductiebedrijf voor de tijdelijke vermindering van productie of verkoop van aquacultuurdieren.

  • 2. De subsidie, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend verstrekt, indien:

    • a. de tijdelijke vermindering van productie of verkoop plaats heeft gevonden tussen 16 maart 2020 en 15 juni 2020 als gevolg van de crisis in verband met COVID-19;

    • b. het aquacultuurproductiebedrijf zich bezighoudt met het kweken van aquacultuurdieren in een kwekerij;

    • c. het aquacultuurproductiebedrijf aquacultuurdieren voor menselijke consumptie in de handel brengt overeenkomstig artikel 1, derde lid, onderdeel c, van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEU 2004, L 226); en

    • d. het aquacultuurdier een vis is die behoort tot de superklasse Agnatha en de klassen Chondrichthyes en Osteichthyes.

Artikel 3.12.3. Hoogte subsidie
  • 1. De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 5 procent van de omzet voor de aquacultuurproductie-activiteiten van een aanvrager in het kalenderjaar 2019.

  • 2. Als de omzet van het aquacultuurproductiebedrijf wordt beschouwd het bedrag ten aanzien waarvan hij aangifte doet voor de omzetbelasting, overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Wet op de omzetbelasting 1968.

  • 3. Artikel 1.3 is niet van toepassing op deze titel.

Artikel 3.12.4. Verdeling subsidieplafond

De minister verdeelt het subsidieplafond evenredig over de ingediende aanvragen als bedoeld in artikel 2.4, onderdeel c.

Artikel 3.12.5. Afwijzingsgronden
  • 1. De minister besluit afwijzend op een aanvraag, indien:

    • a. de aanvraag niet voldoet aan de bij deze subsidiemodule gestelde eisen;

    • b. er ten aanzien van de aanvrager al een subsidie als bedoeld in artikel 3.12.2, eerste lid, is verstrekt;

    • c. de aanvrager in staat van faillissement verkeert dan wel bij de rechtbank een verzoek tot verlening van surseance van betaling aan de aanvrager is ingediend;

    • d. de aanvrager in het eerste kwartaal van het kalenderjaar 2020 niet actief is geweest als aquacultuurproductiebedrijf.

Artikel 3.12.6 Subsidieverstrekking
  • 1. De artikelen 3.1.4, aanhef en onderdelen b en g, 3.1.5, aanhef en onderdelen b, c en d, zijn niet van toepassing op deze titel.

  • 2. De aanvraag tot subsidieverstrekking bevat:

    • a. het nummer van de door de minister verleende vergunning, bedoeld in artikel 2.1.1, eerste lid, van de Regeling aquacultuur;

    • b. een kopie van de aangifte van de omzetbelasting over het jaar 2019 dat voldoet aan het bepaalde bij en krachtens de Wet op de omzetbelasting 1968, of een kopie van een ander bewijsstuk uit de boekhouding van de omzetgegevens over het jaar 2019;

    • c. een kopie van de aangifte van de omzetbelasting over het eerste kwartaal van het jaar 2020 dat voldoet aan het bepaalde bij en krachtens de Wet op de omzetbelasting 1968, of een kopie van een ander bewijsstuk uit de boekhouding van de omzetgegevens over het eerste kwartaal van het jaar 2020;

    • d. indien de aanvrager niet uitsluitend omzet uit de productie van aquacultuurdieren behaalt, een kopie van een bewijsstuk waaruit de omzet voor de productie van aquacultuurdieren blijkt waarover zij in het jaar 2019 omzetbelasting heeft betaald.

  • 3. Indien voor de beoordeling van de aanvraag aanvullende of andere gegevens of bescheiden nodig zijn, kan de minister deze opvragen.

  • 4. De subsidie wordt vastgesteld zonder voorafgaande beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 3.12.7 Vervaltermijn

Deze titel vervalt met ingang van 1 januari 2021, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor dat tijdstip zijn verstrekt.

ARTIKEL II

De tabel in artikel 2, tweede lid, van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2020 wordt als volgt gewijzigd:

1. De rij van titel 3.6: Afzetbevorderingsprojecten wordt als volgt gewijzigd:

  • a. In kolom 3 van de rij van titel 3.6: Afzetbevorderingsprojecten wordt de tekst ‘Visserij- of aquacultuurproducten, met uitzondering van schelpdierkweekproducten’ ingevoegd.

  • b. Onder de rij van titel 3.6: Afzetbevorderingsprojecten wordt een rij ingevoegd, luidende:

    Titel 3.6 Afzetbevorderingsprojecten

    3.6.2

    Schelpdierkweekproducten

     

    02-11-2020 t/m 15-01-2021

    € 1.500.000

2. Onder de rij van titel 3.11: Tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten vanwege COVID-19 wordt een rij ingevoegd, luidende:

Titel 3.12 Tijdelijke vermindering productie of verkoop van aquacultuurdieren

vanwege COVID-19

3.12.2

   

17-08-2020 t/m 17-09-2020

€ 1.500.000

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 21 juli 2020

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

1. Inleiding

Met deze regeling wordt een subsidiemodule toegevoegd aan de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies (hierna: REES) als gevolg van de uitbraak van COVID-19. Het betreft een subsidiemodule voor de tijdelijke vermindering van productie of verkoop van aquacultuurdieren. Daarnaast wordt de subsidiemodule voor afzetbevorderingsprojecten gewijzigd om de schelpdierkweeksector in de gelegenheid te stellen de afzet weer op gang te krijgen. Daartoe wordt het subsidieplafond voor deze subsidiemodule verhoogd en onderverdeeld in twee deelplafonds.

2. Subsidiemodule voor de tijdelijke vermindering van productie of verkoop van aquacultuurdieren (artikel I, onderdeel C)

2.1 Aanleiding en doel

De Europese Unie en de Nederlandse overheid willen met steungelden uit het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (hierna: EFMZV) op basis van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees parlement en de Raad (PbEU 2014, L 149) (hierna: verordening 508/2014) bijdragen aan de verwezenlijking van het nieuwe gemeenschappelijke visserijbeleid, zoals is verwoord in Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PbEU 2013, L 354) (hierna: verordening 1380/2013).

De crisis van het coronavirus (COVID-19) heeft de lidstaten van de Europese Unie op een plotse en ongeziene manier getroffen, met potentieel zeer grote gevolgen voor de samenleving en de economieën. De crisis verstoort de groei in de lidstaten omdat de economische activiteit drastisch afneemt. Verordening 508/2014 is gewijzigd om lidstaten in staat te stellen de tijdelijke vermindering van productie of verkoop van aquacultuurdieren te financieren om de gevolgen van de crisis van het coronavirus op te kunnen vangen1. In afwijking van artikel 65, negende lid, eerste volzin, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PbEU 2013, L347) (hierna: verordening 1303/2013) is in verordening 508/2014 bepaald dat uitgaven subsidiabel zijn met terugwerkende kracht tot 1 februari 20202.

De afzet van Nederlandse aquacultuurdieren is voor een deel afhankelijk van het buitenland. Door de lockdown in diverse landen zijn verschillende buitenlandse afzetmarkten al komen te vervallen. Vanaf maandag 9 maart 2020 heeft het Nederlands kabinet vergaande landelijke gezondheidsmaatregelen getroffen ter bestrijding van de verdere verspreiding van het coronavirus. Deze gezondheidsmaatregelen hebben enorme consequenties voor de inkomsten voor de aquacultuursector, in het bijzonder doordat eet- en drinkgelegenheden vanaf zondagavond 15 maart 2020 hun deuren moesten sluiten. Naar aanleiding van de Nederlandse maatregelen is ook de binnenlandse afzetmogelijkheid voor de aquacultuursector komen te vervallen. Aquacultuurproductiebedrijven hebben hun inkomsten grotendeels terug zien lopen, terwijl een groot deel van hun vaste lasten intussen gewoon doorliepen. Deze inkomsten kunnen bovendien moeilijk worden ingehaald wanneer de COVID-19-uitbraak achter de rug is. Om de aquacultuurproductiebedrijven snel een helpende hand te bieden, heeft het kabinet besloten om gebruik te maken van de mogelijkheid tot financieren van tijdelijke vermindering van productie of verkoop van aquacultuurdieren op grond van artikel 55, eerste lid, aanhef en onder b, van verordening 508/2014 om de economische gevolgen voor de aquacultuurproductiebedrijven die door de gezondheidsmaatregelen zijn getroffen te beperken.

Onderhavige subsidiemodule voorziet in subsidie hiervoor.

2.2. Opzet van de subsidiemodule Tijdelijke vermindering van productie of verkoop aquacultuurdieren als gevolg van COVID-19

2.2.1. Algemeen

Titel 3.12 wordt toegevoegd aan hoofdstuk 3 van de REES. In deze titel is de subsidiemodule inzake de tijdelijke vermindering van productie of verkoop van aquacultuurdieren als gevolg van het COVID-19 virus opgenomen.

2.2.2 Doel van de subsidie

Artikel 55 van verordening 508/2014 geeft de mogelijkheid tot financiering van tijdelijke vermindering van productie of verkoop van aquacultuurproducten, indien een dergelijke vermindering van productie en verkoop het rechtstreekse gevolg is van bepaalde instandhoudingsmaatregelen, voorzien in bepaalde Unie- of nationale visserijbeheerplannen, of voortvloeit uit de niet-verlenging van partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij of protocollen daarbij. Nederland heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt in zijn Operationeel Programma en financiert deze typen tijdelijke vermindering van productie en verkoop dus niet in deze programmaperiode. In artikel 55, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van verordening 508/2014 is bepaald dat lidstaten de tijdelijke vermindering van productie of verkoop van aquacultuurproducten kunnen financieren als de tijdelijke vermindering van productie of verkoop het gevolg is van het coronavirus.

Het doel van de subsidie in deze subsidiemodule is om uitvoering te geven aan artikel 55, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van verordening 508/2014 en de tijdelijke vermindering van productie of verkoop van aquacultuurdieren te steunen.

Subsidiëring is enkel aan de orde, indien de productie of verkoop van aquacultuurdieren tijdelijk zijn verminderd tussen 16 maart 2020 en 15 juni 2020 als gevolg van de door het Nederlands kabinet getroffen gezondheidsmaatregelen ter bestrijding van de verdere verspreiding van het coronavirus.

In deze subsidiemodule worden de aquacultuurproducten beperkt tot aquacultuurdieren. Aquacultuurdieren zijn dieren als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van Richtlijn 2006/88/EG van de Raad van 24 oktober 2006 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren (PbEG L 328) (hierna: richtlijn 2006/88/EG) die behoren tot de superklasse Agnatha en de klassen Chondrichthyes en Osteichthyes. Schelpdierkweekproducten zijn uitgezonderd van de subsidiemodule. Ten behoeve van de aquacultuurproductiebedrijven die schelpdierkweekproducten produceren of verkopen wordt met onderhavige regeling de subsidiemodule voor afzetbevorderingsprojecten gewijzigd (zie hiervoor hoofdstuk 3 van de toelichting).

In de subsidiemodule Tijdelijke vermindering van productie of verkoop van aquacultuurdieren wordt de datum van 16 maart 2020 gehanteerd, omdat vanaf die datum de eet- en drinkgelegenheden gesloten zijn waardoor in navolging van buitenlandse afzetmarkten ook de binnenlandse markt voor aquacultuurproducten grotendeels is weggevallen.

De periode waarbinnen de productie of verkoop van aquacultuurdieren tijdelijk is verminderd, hangt samen met het opheffen van voor de aquacultuursector relevante nationale maatregelen om de verdere verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. Met ingang van 1 juni 2020 om 12.00 uur heeft het kabinet de getroffen gezondheidsmaatregelen deels opgeheven door vanaf deze datum de eet- en drinkgelegenheden onder voorwaarden open te laten gaan. Hiermee is de afzet naar de horecasector weer mogelijk geworden. Naar verwachting is deze afzetketen na een aanloopperiode tot 15 juni 2020 weer kunnen gaan functioneren. De periode waarbinnen de tijdelijke vermindering van productie of verkoop van aquacultuurdieren plaatsvindt, is tot uitdrukking gebracht in artikel 3.12.2, tweede lid, onderdeel a.

2.2.3 Subsidiabele activiteiten

Subsidie wordt ingevolge artikel 3.12.2, eerste lid, verstrekt voor de tijdelijke vermindering van de productie of verkoop van aquacultuurdieren. In paragraaf 2.2.2 van de toelichting is vermeld dat in de regeling is opgenomen dat de subsidie uitsluitend wordt verstrekt als de tijdelijke vermindering van productie of verkoop van aquacultuurdieren heeft plaatsgevonden tussen 16 maart 2020 en 15 juni 2020 (artikel 3.12.2, tweede lid, onderdeel a).

Daarnaast wordt subsidie alleen verstrekt als het aquacultuurproductiebedrijf zich bezighoudt met het kweken van aquacultuurdieren in een kwekerij als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel h, van richtlijn 2006/88/EG. In de richtlijn wordt een kwekerij gedefinieerd als gebouwen, gesloten ruimte of installaties van een aquacultuurproductiebedrijf waar aquacultuurdieren worden gekweekt om in de handel te worden gebracht, met uitzondering echter van bedrijven waar wilde waterdieren die voor menselijke consumptie verzameld of gevangen worden, in afwachting van de slacht tijdelijk worden gehouden zonder te worden gevoederd.

De gekweekte aquacultuurdieren moeten voor menselijke consumptie in de handel worden gebracht. De reden hiervoor is dat de aquacultuurproductiebedrijven die aquacultuurdieren die bestemd zijn voor menselijke consumptie kweken hun afzetmarkt hebben zien wegvallen als gevolg van het sluiten van de eet- en drinkgelegenheden in verband met de coronacrisis.

Tot slot is in artikel 3.12.2, tweede lid, onderdeel d, van de subsidiemodule bepaald dat het aquacultuurdier een vis is die behoort tot de superklasse Agnatha en de klassen Chondrichthyes en Osteichthyes. De aquacultuurproductiebedrijven die producten van schelpdieren kweken komen niet in aanmerking voor deze subsidiemodule. De onder artikel I, onderdelen A en B, van deze regeling opgenomen wijzigingen van de subsidiemodule voor afzetbevorderingsprojecten bieden de kwekers van schelpdieren daarentegen aanvullende subsidiemogelijkheden om hun toekomstige afzet te bevorderen. In hoofdstuk 3 van deze toelichting wordt hier verder op ingegaan.

2.2.4 Begunstigden

Begunstigden van deze subsidie zijn de aquacultuurproductiebedrijven als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van richtlijn 2006/88/EG die zich bezighouden met het kweken van aquacultuurdieren die bestemd zijn voor menselijke consumptie in een kwekerij (artikelen 3.12.1 en 3.12.2). Zij zijn hiervoor in het bezit van een vergunning, bedoeld in artikel 2.1.1, eerste lid, van de Regeling aquacultuur, die door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: minister) is afgegeven.

2.2.5 Hoogte subsidie

De hoogte van de subsidie wordt bepaald door een maximaal percentage van 5 procent van de omzet uit aquacultuurproductie-activiteiten over het kalenderjaar 2019 van de aanvrager. De definitie van het begrip ‘omzet’ in artikel 3.12.1 is gebaseerd op wat er onder ‘netto-omzet’ wordt verstaan in artikel 2:377, zesde lid, van het Burgerlijk Wetboek. Dit is de omzet die moet worden opgenomen in de jaarrekening van een rechtspersoon. De aquacultuurproductiebedrijven die in aanmerking komen voor subsidie, betalen omzetbelasting over hun omzet op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968. De in die wet gebruikte definitie van omzet sluit aan bij de definitie van omzet die in de subsidiemodule wordt gebruikt.

Vanwege de uitvoerbaarheid en de beperking van de administratieve lasten is in de regeling als uitgangspunt opgenomen dat als een aquacultuurproductiebedrijf omzetbelasting betaalt over de omzet, het bedrag waarover aangifte voor de omzetbelasting wordt gedaan, als omzet geldt (artikel 3.12.3, tweede lid). Deze aangifte moet zijn gedaan overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Wet op de omzetbelasting 1968. Deze aanpak heeft als voordeel dat de aquacultuurproductiebedrijven hun omzet kunnen aantonen met kopieën van hun aangiften voor de omzetbelasting. Als een aquacultuurproductiebedrijf niet de beschikking heeft over een kopie van de aangifte voor de omzetbelasting of als de aangifte voor de omzetbelasting niet voldoende informatie over de omzet in het jaar 2019 geeft, is de omzet van het aquacultuurproductiebedrijf niet te herleiden uit een kopie van de aangifte en zal het bedrijf met een ander bewijsstuk moeten aantonen over welk bedrag zij omzetbelasting hebben betaald.

Indien een aanvrager mede uit andere activiteiten dan aquacultuurproductie-activiteiten omzet behaalt, zal de onderneming het deel van de omzet dat betrekking heeft op de aquacultuurproductie-activiteiten, moeten opgeven (artikel 3.12.6, tweede lid, onderdeel d). Ook dit zal in beginsel niet uit de aangifte van de aanvrager te herleiden zijn, dus de aanvrager zal ook hier een ander, geloofwaardig, bewijsstuk moeten aanleveren.

2.2.6 Aanvragen voor subsidie en verdeling subsidieplafond

Op grond van artikel 3.12.4 wordt het subsidieplafond evenredig over de ingediende aanvragen verdeeld. Indien het subsidieplafond wordt overschreden, wordt het percentage van 5 procent over de omzet verlaagd tot het niveau, waarbij alle aanvragen binnen het subsidieplafond passen.

In artikel 3.12.6, eerste lid, is opgenomen dat een aanvraag niet alle gegevens behoeft te bevatten die worden genoemd in artikel 3.1.4 van de REES, waarin voor alle subsidiemodules in het kader van het EFMZV is bepaald welke gegevens de aanvrager bij een aanvraag moet indienen.

Bij de aanvraag dient het aquacultuurproductiebedrijf de in artikel 3.12.6, tweede lid, genoemde gegevens aan te leveren, waaronder het nummer van de door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit namens de minister verleende vergunning, bedoeld in artikel 2.1.1, eerste lid, van de Regeling aquacultuur. Daarnaast dient de aanvrager administratieve bewijslast te leveren, zoals kopieën van de aangiftes van de omzetbelasting of kopieën van andere (geloofwaardige) bewijsstukken uit de boekhouding van de omzetgegevens over het jaar 2019 en het eerste kwartaal van het jaar 2020.

De subsidie wordt direct vastgesteld zonder voorafgaande beschikking tot subsidieverlening (artikel 3.12.6, vierde lid).

2.2.7 Afwijzingsgronden

De aanvraag om subsidie wordt overeenkomstig artikel 3.12.5 in een viertal situaties afgewezen. De aanvraag wordt ten eerste afgewezen als deze niet voldoet aan de bij de subsidiemodule gestelde eisen. Dat is het geval als de onderneming niet binnen de doelgroep valt.

Daarnaast wordt de aanvraag afgewezen indien ten aanzien van het betreffende aquacultuurproductiebedrijf al een subsidie voor de tijdelijke vermindering van productie of verkoop in het kader van deze module is verleend. Met deze afwijzingsgrond wordt voorkomen dat een aanvrager meerdere subsidieaanvragen kan doen.

De aanvraag wordt tevens afgewezen als het aquacultuurproductiebedrijf in staat van faillissement verkeert, dan wel bij de rechtbank een verzoek tot verlening van surseance van betaling aan de onderneming is ingediend.

Tot slot wordt de aanvraag afgewezen als de aanvrager in het eerste kwartaal van het kalenderjaar 2020 niet actief is geweest als aquacultuurproductiebedrijf en derhalve geen afzetmarkt kan zijn kwijtgeraakt als gevolg van het sluiten van eet- en drinkgelegenheden. Dit wordt gecontroleerd aan de hand van omzetgegevens van het eerste kwartaal van 2020.

2.2.8 Verplichtingen subsidieontvanger en subsidieverstrekking

De uitvoering van de subsidiemodule is in handen van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Deze module wordt uitvoerbaar en handhaafbaar geacht. In paragraaf 2.2.6 van deze toelichting is beschreven welke gegevens bij de aanvraag door het aquacultuurproductiebedrijf aangeleverd moeten worden. Deze gegevens betreffen het nummer van de door de minister verleende vergunning, bedoeld in artikel 2.1.1, eerste lid, van de Regeling aquacultuur, kopieën van de aangiftes van de omzetbelasting over het jaar 2019 en het eerste kwartaal van het jaar 2020 die voldoen aan het bepaalde bij en krachtens de Wet op de omzetbelasting 1968, of kopieën van andere bewijsstukken uit de boekhouding van de omzetgegevens over het jaar 2019 en het eerste kwartaal van het jaar 2020.

In artikel 3.12.6, derde lid, is bepaald dat de minister aanvullende of andere gegevens kan opvragen bij de aanvrager, indien dat nodig is voor de beoordeling van de aanvraag. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien een aquacultuurproductiebedrijf nevenactiviteiten heeft, en uit de kopie van de aangifte voor de omzetbelasting of de kopie van een ander bewijsstuk niet blijkt welk deel van de omzet betrekking heeft op de productie van aquacultuurdieren en welk deel van de omzet betrekking heeft op de nevenactiviteiten. Als dit uit de door de aanvrager aangeleverde gegevens niet te herleiden is, zal een ander geloofwaardig bewijsstuk, bijvoorbeeld een jaarrekening of een jaarverslag, nodig zijn om de omzet te kunnen bepalen.

Enkel de relevante gegevens van aquacultuurproductiebedrijven die subsidie ontvangen op grond van deze subsidiemodule worden verwerkt door de RVO. De door de aquacultuurproductiebedrijven verstrekte gegevens worden in overeenstemming met artikel 140 van verordening 1303/2013 door de RVO bewaard. Het betreffende artikel 140 inzake de eisen omtrent beschikbaarheid van documenten bepaalt dat de stukken van uitgaven gedurende maximaal drie jaar moeten worden bewaard. Deze termijn geldt vanaf 31 december na het moment van indiening van de rekeningen bij de Europese Commissie, waarin desbetreffende uitgaven van het project zijn opgenomen.

3. Aanleiding en doel wijzigen subsidiemodule voor afzetbevorderingsprojecten (artikel I, onderdelen A en B)

De module voor afzetbevorderingsprojecten die is opgenomen in titel 3.6 van de REES, is gebaseerd op artikel 68 van verordening 508/2014. In artikel 3.6.2, eerste en tweede lid, van de REES is bepaald voor welke afzetmaatregelen ten bate van visserij- en aquacultuurproducten subsidie op grond van titel 3.6 verstrekt kan worden. Om de rendabiliteit van de visserij en de aquacultuur in een zeer concurrerende markt te garanderen, biedt het Operationeel Programma EFMZV de mogelijkheid om steun te verlenen voor afzet- en verwerkingsactiviteiten die marktdeelnemers verrichten om de waarde van de visserij- en de aquacultuurproducten te maximaliseren. In de overwegingen van het EFMZV en het Operationeel Programma EFMZV is mede hierom expliciet vermeld dat bijzondere aandacht uitgaat naar de bevordering van concrete acties die de integratie van productie-, verwerkings- en afzetactiviteiten in de bevoorradingsketen ten doel hebben, of die bestaan uit innovatieve procedures of methoden.

Onderhavige regeling strekt er toe titel 3.6 zodanig te wijzigen dat de schelpdierkweeksector meer mogelijkheden krijgt om steun te ontvangen voor afzetactiviteiten. Als gevolg van de crisis van het coronavirus zijn de afzetmogelijkheden in zowel binnen- als buitenland van producten die voortkomen uit de teelt van mosselen, oesters en andere schelpdieren voor een groot deel voor de schelpdierkweeksector vervallen. Het officiële seizoen waarin schelpdierkweekproducten worden verkocht aan eet- en drinkgelegenheden start voor de hangcultuurmosselen aan het begin van juni van het jaar en voor de bodemcultuurmosselen aan het begin van juli van het jaar. Voor de oesterkwekers loopt het oesterseizoen het gehele jaar door met een piek in december. Het is aannemelijk dat door de schelpdierkweeksector de nasleep van de crisis gevoeld zal worden door het verlies aan afzet. In de maanden voorafgaand aan de start van het seizoen worden veelal afspraken gemaakt over de verkoop en levering van de schelpdierkweekproducten en door de crisis van het coronavirus zijn deze afspraken achterwege gebleven waardoor de afzet naar verwachting aanmerkelijk moeizamer zal verlopen.

De schelpdierkweekproducten zijn uitgezonderd van de in artikel I, onderdeel C, van deze regeling opgenomen subsidiemodule voor de tijdelijke vermindering van productie of verkoop van aquacultuurdieren. De schelpdierkweeksector heeft met het oog op een toekomstbestendige en duurzame productie van schelpdierkweekproducten aangegeven steun te willen ontvangen voor het op gang krijgen van de afzetactiviteiten ten aanzien van schelpdierkweekproducten nu de eet- en drinkgelegenheden weer zijn geopend, in plaats van een subsidie te willen ontvangen voor de tijdelijke vermindering van productie of verkoop van aquacultuurdieren in de periode tussen 16 maart 2020 en 15 juni 2020. Ten behoeve van de aquacultuurproductiebedrijven die schelpdierkweekproducten produceren of verkopen wordt met onderhavige regeling het subsidieplafond voor de subsidiemodule voor afzetbevorderingsprojecten verhoogd.

4. Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2020 (artikel II)

In de tabel van artikel 2 van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2020 is aangegeven in welke periode de diverse subsidiemodules van de REES zijn opengesteld en wat het subsidieplafond bedraagt. De nieuwe subsidiemodule voor de tijdelijke vermindering van productie of verkoop van aquacultuurdieren vanwege COVID-19 wordt toegevoegd aan de tabel in artikel 2 van de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2020. In de tabel is aangegeven in welke periode aanvragen voor subsidie ingediend kunnen worden en wat de hoogte van het subsidieplafond is voor deze module. In deze regeling is opgenomen dat de subsidiemodule wordt opengesteld van 17 augustus 2020 tot en met 17 september 2020 (artikel II, onderdeel 2).

Het subsidieplafond voor de subsidiemodule voor afzetbevorderingsprojecten wordt verhoogd van € 2.800.000 naar € 4.300.000 en onderverdeeld in twee deelplafonds. Een deelplafond van € 1.500.000 is bestemd voor de afzetbevorderingsprojecten die volledig gericht zijn op de afzetbevordering van schelpdierkweekproducten. Het andere deelplafond wordt beschikbaar gesteld voor de afzetbevorderingsprojecten op het gebied van visserij- of aquacultuurproducten, waarbij de schelpdierkweekproducten zijn uitgezonderd.

De subsidiemodule voor afzetbevorderingsprojecten wordt opengesteld van 2 november 2020 tot en met 15 januari 2020 (artikel II, onderdeel 1).

5. Staatssteun

Op grond van artikel 8, tweede lid, van verordening 508/2014 zijn de artikelen 107, 108 en 109 betreffende steunmaatregelen van de lidstaten van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) niet van toepassing op betalingen die de lidstaten doen op grond van en in overeenstemming met die verordening en die binnen de werkingssfeer van artikel 42 VWEU vallen. De steun

die op grond van artikelen 55, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en 68 van verordening 508/2014 via de subsidiemodule voor de tijdelijke vermindering van productie of verkoop van aquacultuurdieren en de gewijzigde subsidiemodule voor afzetbevorderingsprojecten gegeven kan worden, valt binnen deze categorie. De subsidiemodules voldoen aan en reiken niet verder dan wat de bepalingen van verordening 508/2014 mogelijk maken. De betalingen die op grond van deze subsidiemodule plaatsvinden, dienen ter uitvoering van verordening 508/2014 en het Operationeel Programma EFMZV dat gebaseerd is op deze verordening en is goedgekeurd door de Europese Commissie. Bovendien vallen de subsidiabele activiteiten binnen het toepassingsgebied en de doelstellingen van verordening 1380/2013 (zie de artikelen 1 en 2 van deze verordening), wat maakt dat zij binnen de werkingssfeer van artikel 42 VWEU vallen.

6. Regeldruk

Deze regeling heeft regeldrukeffecten. De regeldrukkosten voor de subsidiemodule voor de tijdelijke vermindering van productie of verkoop van aquacultuurdieren bedragen in totaal € 5.123 voor de subsidieperiode en gaan gepaard met de aanvraag onder deze subsidiemodules. Dit is 0,34 procent van het totale subsidiebudget van € 1.5 miljoen. De berekening is gebaseerd op de inschatting dat 40 aanvragen worden ingediend.

De ophoging van het subsidieplafond van de subsidiemodule voor afzetbevorderingsprojecten leidt niet tot een toename van de administratieve lasten bij de gebruikers van deze subsidiemodule.

Deze regeling zal worden aangeboden aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (hierna: ATR). ATR beoordeelt alle wet- en regelgeving op nut en noodzaak, minder belastende alternatieven, een werkbare uitvoering van de naleving van de regelgeving door de doelgroepen en het effect van regeldruk voor de beoordeling van met name de effecten van regeldruk die deze nieuwe regelgeving met zich mee zal brengen voor de doelgroepen. Vanwege het spoedeisende karakter van deze regeling in verband met de coronacrisis kan volstaan worden met het informeren van ATR na plaatsing van de regeling in de Staatscourant.

7. Gegevensbeschermingseffectbeoordeling (DPIA)

Voor deze regeling is een gegevensbeschermingseffectbeoordeling (DPIA) uitgevoerd, in verband met de verwerking van persoonsgegevens. Uit de DPIA is naar voren gekomen dat de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze regeling gelet op de aard, de omvang, de context en de doeleinden een laag risico inhoudt voor de rechten en vrijheden van natuurlijke personen, voor zover daar al sprake van is.

8. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn. Deze afwijking wordt gerechtvaardigd omdat dit aanmerkelijke ongewenste private nadelen voorkomt. De doelgroep is in hoofdlijnen al op de hoogte van de regeling en zal na publicatie voldoende tijd krijgen om een aanvraag voor te bereiden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Verordening (EU) 2020/560 van het Europees parlement en de Raad van 23 april 2020 tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 508/2014 en (EU) nr. 1379/2013 wat betreft specifieke maatregelen om de gevolgen van de Covid–19-uitbraak in de visserij- en aquacultuursector te beperken (PbEU 2020, L 130).

X Noot
2

Artikel 55, derde lid, verordening 508/2014.

Naar boven