De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op de artikelen 2:29, eerste lid, en 3:49, eerste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten en 32c, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie
werk en inkomen;
Besluit:
ARTIKEL I
De Subsidieregeling voor scholing en re-integratie van personen met arbeidsbeperkingen
en ernstige scholingsbelemmeringen wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 3, tweede lid, worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel
c door een puntkomma de volgende onderdelen toegevoegd:
-
d. voor het cohort van 1 januari 2021 tot en met 31 juli 2024: € 13,3 miljoen;
-
e. voor het cohort van 1 januari 2022 tot en met 31 juli 2025: € 13,3 miljoen;
-
f. voor het cohort van 1 januari 2023 tot en met 31 juli 2026: € 13,3 miljoen.
B
In artikel 15, tweede lid, wordt ‘1 januari 2021’ vervangen door ‘1 januari 2024’.
ARTIKEL II
De regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de
Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
Algemeen
Deze wijzigingsregeling voorziet in verlenging van de looptijd van de Subsidieregeling
voor scholing en re-integratie van personen met arbeidsbeperkingen en ernstige scholingsbelemmeringen
(hierna: de subsidieregeling) voor de duur van drie jaar, zodat nog drie cohorten
kunnen instromen in 2021, 2022 en 2023, waarna de regeling komt te vervallen per 1 januari
2024. De subsidievoorwaarden blijven ongewijzigd, alsmede het subsidieplafond van
€ 13,3 miljoen per cohort.
In diverse brieven aan de Tweede Kamer is aangegeven dat het op de langere termijn
opportuun is na te denken over de relevantie van een afzonderlijke subsidieregeling
in het licht van de ontwikkelingen omtrent het passend onderwijs en de decentralisaties
in het sociaal domein, alsmede de effecten op de participatie van jongeren met beperkingen.
Hoewel uit evaluatie en onderzoek blijkt dat deze ontwikkelingen mogelijk perspectief
bieden, zijn er nog onvoldoende alternatieven voor de doelgroep van de subsidieregeling.
De voorgenomen verlenging tot eind 2023 waarborgt de continuïteit van de ondersteuning
en voorkomt dat jongeren tussen wal en schip vallen. De periode van verlenging wordt
benut om met alle betrokken partijen het mogelijke vervolg vanaf 2024 verder uit te
werken.
In het kader van de voorhangprocedure zijn vanuit de Tweede Kamer geen vragen gesteld.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A van dit artikel wijzigt artikel 3, tweede lid, van de subsidieregeling.
Aangezien de looptijd van de subsidieregeling met drie jaar wordt verlengd, is aanpassing
noodzakelijk. Het tweede lid is daarom uitgebreid met drie cohorten, die een traject
van maximaal drie jaar en zeven maanden doorlopen (cohortperiode). Voor elk cohort
afzonderlijk wordt het subsidieplafond vastgesteld op € 13,3 miljoen.
Onderdeel B past de zogenoemde horizonbepaling van de subsidieregeling aan. Daarmee
vervalt de regeling drie jaar later, namelijk met ingang van 1 januari 2024 in plaats
van met ingang van 1 januari 2021. Voor reeds verstrekte subsidies blijft de subsidieregeling
evenwel na 1 januari 2024 gelden.
Artikel II
Afgeweken wordt van de voorgeschreven vaste verandermomenten voor de inwerkingtreding
van ministeriële regelingen. Dit is gerechtvaardigd omdat door snellere inwerkingtreding
wordt bewerkstelligd dat de scholingsinstellingen nog zo veel mogelijk tijd krijgen
om tijdig een aanvraag in te dienen voor de periode na 31 december 2020.
Immers, artikel 6, vijfde lid, van de subsidieregeling bepaalt dat aanvragen moeten
zijn ingediend voor 1 november van het jaar, voorafgaand aan het eerste kalenderjaar
waarop de aanvraag betrekking heeft. Daarom treedt deze regeling per 1 september 2020
in werking.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
B. van ’t Wout