Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 17 juli 2020, nr. 2957977, houdende vaststelling van modellen van akte ten behoeve van de kennisgeving van gerechtelijke mededelingen van de Hoge Raad der Nederlanden

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Gelet op artikel 36h, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering,

Besluit:

Artikel 1

  • 1. De modellen van akte, bedoeld in artikel 36h, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, worden vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij deze regeling.

  • 2. Indien de identiteit wordt vastgesteld op grond van artikel 36h, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, worden het nummer van het identiteitsbewijs en het type identiteitsbewijs genoteerd op de akte van uitreiking.

Artikel 2

Indien degene aan wie de uitreiking heeft plaatsgevonden geen handtekening voor ontvangst plaatst in verband met de uitbraak van COVID-19, wordt de in de bijlage bij deze regeling opgenomen aanvulling op de akte van uitreiking ingevuld.

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling modellen van akte gerechtelijke mededelingen Hoge Raad der Nederlanden.

Artikel 4

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag waarop Artikel I, onderdelen A en C, van de Spoedreparatiewet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen in werking treedt.

  • 2. Artikel 2 vervalt op een door Onze Minister te bepalen moment.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 17 juli 2020

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

BIJLAGE BEHORENDE BIJ ARTIKEL 1 VAN DE REGELING MODELLEN VAN AKTE GERECHTELIJKE MEDEDELINGEN:

– Akte Uitreiking Parket HR RP

– Akte Uitreiking Parket HR

– Akte Uitreiking HR NP

– Akte Uitreiking HR RP

– Akte Uitreiking HR G

– Formulier Aanvulling op de akte van uitreiking

TOELICHTING

Deze regeling geeft uitwerking aan artikel 36h, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

Artikel 36h, vijfde lid, Sv regelt de akte die wordt opgemaakt van de betekening van een gerechtelijke mededeling middels uitreiking. Met onderhavige regeling worden de modellen van de akte van uitreiking vastgesteld en nadere voorschriften hieromtrent gesteld.

Artikel 1

Artikel 1, tweede lid, bevat een voorschrift voor het geval de identiteit van de persoon aan wie de gerechtelijke mededeling is uitgereikt, wordt vastgesteld conform artikel 36h, derde lid, Sv. In dat geval wordt het nummer van het identiteitsbewijs en het type identiteitsbewijs genoteerd op de akte van uitreiking. De ontvanger wordt verzocht om een identiteitsbewijs, maar is niet verplicht tot legitimatie.

Artikel 2

In verband met de uitbraak van COVID-19 in Nederland zijn er van overheidswege sinds maart 2020 diverse maatregelen genomen en adviezen gegeven met als doel besmettingsrisico’s zoveel mogelijk te reduceren.

Het normale proces van uitreiking van een gerechtelijke mededeling wordt van nature gekenmerkt, ten eerste, door het feit dat personen (enerzijds de uitreikende functionaris en anderzijds de ontvanger van de mededeling) fysiek in elkaars directe nabijheid verkeren en, ten tweede, door de overhandiging of uitwisseling van voorwerpen (de gerechtelijke mededeling, de akte van uitreiking, een legitimatiebewijs, schrijfgerei). Gelet op deze kenmerken van dit proces en met het oog op de minimalisering van het besmettingsrisico tijdens de uitreiking van gerechtelijke mededelingen is de werkinstructie voor tot uitreiking bevoegde personen in deze zin gewijzigd dat zij er, desgewenst, steeds voor mogen kiezen de ontvanger niet te laten tekenen voor ontvangst.

Artikel 2 voorziet in een Aanvulling op de akte van uitreiking voor die gevallen dat zij daarvoor kiezen. In die gevallen zal gebruik moeten worden gemaakt van het formulier waarvoor door middel van deze regeling een model wordt gepresenteerd (Aanvulling op de akte van uitreiking). Hoewel de handtekening voor ontvangst geen wettelijk vereiste is, levert deze handtekening, indien geplaatst, onder normale omstandigheden voor de professionele gebruiker van de akte (het Openbaar Ministerie, de rechter, de raadsman) vaak een aanvullende zekerheid op voor de uitreiking aan de persoon die de handtekening heeft geplaatst, zeker wanneer een en ander ook nog gepaard is gegaan met het op de akte noteren van het nummer van een getoond legitimatiebewijs. Om het wegvallen van deze aanvullende zekerheid te compenseren is deze Aanvulling op de akte van uitreiking in het leven geroepen. De Aanvulling dient ertoe om de professionele gebruiker van de akte van relevante achtergrondinformatie te voorzien. Ten eerste is die achtergrondinformatie toegespitst op onderdeel d van het eerste lid van artikel 36h van het Wetboek van Strafvordering. Aan de gebruiker van de akte wordt inzicht gegeven in de manier waarop en de mate waarin de uitreiker van de gerechtelijke mededeling zich heeft vergewist van de identiteit van de ontvanger ervan. Anderzijds is de achtergrondinformatie bedoeld om, waar van toepassing, de professionele gebruiker van de akte in de gelegenheid te stellen het in-persoon van de uitreiking te toetsen.

Artikel 3

Dit artikel geeft de citeertitel voor deze regeling.

Artikel 4

Artikel 4, eerste lid, zorgt ervoor dat deze regeling gelijktijdig in werking treedt met de wijzigingen van de artikelen 36e en 36l van het Wetboek van Strafvordering in de Spoedreparatiewet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, waarin wordt verduidelijkt dat ook de procureur-generaal bij de Hoge Raad een autoriteit kan zijn waarvan een gerechtelijke mededeling uitgaat.

Artikel 4, tweede lid, geeft invulling aan het tijdelijke karakter van het formulier dat in verband met de uitbraak van COVID-19 wordt gehanteerd. Artikel 2 en het daarbij horende formulier vervalt op het moment dat de maatregelen in verband met deze uitbraak niet meer van kracht zijn. De Minister van Justitie en Veiligheid bepaalt dit moment.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Naar boven