Verkeersbesluit voor het opheffen van het algeheel inhaalverbod voor vrachtverkeer op de rijksweg A1 tussen km 97,86 en km 105,00 HRL

Logo Rijkswaterstaat - Dienst Oost-Nederland

RWSZ2020-00005978

 

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

 

BESLUIT

 

Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994:

door middel van het verwijderen van de verkeersborden F3 (verbod voor vrachtauto’s om motorvoertuigen in te halen) van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, op de rijksweg A1 tussen km 97.86 en km 105.00 (HRL) het algeheel inhaalverbod (24/7) voor vrachtverkeer op te heffen.

 

Overwegingen ten aanzien van het besluit

Inleiding

Op 12 juni 2018 is het Tracébesluit “A1 Apeldoorn-Azelo” vastgesteld voor de verbreding van de rijksweg A1 tussen Apeldoorn en Azelo.

In het Tracébesluit is in artikel 5 ‘Verkeersveiligheidsmaatregelen’ in lid 5 het volgende opgenomen: “In afwijking van het vierde lid geldt op hoofdrijbaan links van de rijksweg A1 tussen km 97,86 en km 105.00 (de IJsselbrug) een algeheel (24/7) inhaalverbod voor vrachtverkeer”.

Uit een nadere analyse is gebleken dat een inhaalverbod voor vrachtverkeer op de rijksweg A1 tussen km 97,86 en km 105.00 (de IJsselbrug) leidt tot een te grote hoeveelheid vrachtverkeer op de rechter rijstrook en daarmee ernstige colonnevorming en capaciteitsverlies. Het handhaven van een inhaalverbod is als minder veilig beoordeeld ten opzichte van een situatie zonder inhaalverbod.

Als gevolg van de uitkomsten uit de nadere analyse is het van belang een verkeersbesluit te nemen voor:

het opheffen van een algeheel inhaalverbod (24/7) voor vrachtverkeer op de rijksweg A1 tussen km 97,86 en km 105.00 HRL.

De zaak is geregistreerd onder zaaknummer: RWSZ2020-00005978.

Wettelijke basis

Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna WVW 1994) moet een verkeersbesluit worden genomen voor de plaatsing of verwijdering van verkeerstekens en verkeersborden, zoals benoemd in artikel 12 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (hierna BABW), voor zover daardoor een verbod of gebod wordt ingesteld of gewijzigd.

Op grond van artikel 18, eerste lid, onder a, van de WVW 1994 ben ik bevoegd dit besluit te nemen.

Doel

Het handhaven van een inhaalverbod voor vrachtverkeer op de rijksweg A1 tussen km 97.86 en km 105.00 (de IJsselbrug) is als minder veilig beoordeeld ten opzichte van dezelfde situatie zonder inhaalverbod, omdat het handhaven van een inhaalverbod voor vrachtverkeer op deze locatie tot een te grote hoeveelheid vrachtverkeer op de rechter rijstrook leidt en daarmee ernstige colonnevorming. In- en uitvoegen van het overige verkeer wordt daardoor belemmerd. Zonder inhaalverbod kan het vrachtverkeer zich verdelen over de twee rechter rijstroken van de vierstrooks rijbaan, zodat de capaciteit op elke rijstrook niet wordt overschreden. Om de veiligheid op de rijksweg A1 te kunnen waarborgen, dient artikel 5 lid 1 van het Tracébesluit A1 Apeldoorn-Azelo, middels een verkeersbesluit te vervallen.

Maatregelen

Door middel van het verwijderen van de verkeersborden F3 (verbod voor vrachtauto’s om motorvoertuigen in te halen) van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, zal het algeheel inhaalverbod voor vrachtverkeer op de rijksweg A1 tussen km 97.86 en km 105.00 (HRL) worden opgeheven.

MOTIVERING

Om colonnevorming te voorkomen en om ruimte te bieden aan invoegend en uitvoegend verkeer is het gewenst het inhaalverbod voor vrachtverkeer op de rijksweg A1 tussen km 97,86 en km 105,00 op te heffen.

Een inhaalverbod voor vrachtverkeer op de rijksweg A1 tussen km 97,86 en km 105.00 (de IJsselbrug) leidt tot een te grote hoeveelheid vrachtverkeer op de rechter rijstrook en daarmee ernstige colonnevorming en capaciteitsverlies.

De capaciteit op dit wegdeel is zonder inhaalverbod hoger dan met inhaalverbod, waardoor filevorming kan worden voorkomen.

De verkeersveiligheid is zonder inhaalverbod voor vrachtverkeer groter dan met een inhaalverbod.

Genoemde maatregel is nodig vanuit het oogpunt van:

1. Het verzekeren van de veiligheid op de weg;

2. Het beschermen van de weggebruikers en passagiers;

3. Het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;

4. Het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.

De belangen van Rijkswaterstaat, te weten het beschermen van het waterstaatswerk en het verzekeren van het doelmatig en veilig gebruik van dat werk, zijn voldoende gewaarborgd.

De belangen van derden worden met het opheffen van het inhaalverbod, voor zover bekend, niet geschaad.

Wegtraject

De rijksweg A1 tussen km 97.86 en km 105.00 is in beheer bij het Rijk (Rijkswaterstaat Oost-Nederland) en gelegen in de gemeente Deventer.

GEVOLGDE PROCEDURE

Door mij is geen voorbereidingsprocedure op grond van de Algemene wet bestuursrecht gevolgd. Reden hiervan is, dat ik ervan uit ga dat belanghebbenden door het nemen van dit besluit niet in hun rechten worden aangetast.

Overeenkomstig artikel 24 van het BABW is overleg gepleegd met de Korpschef, namens deze de verkeersadviseurs van de Politie in Oost-Nederland.

De verkeersadviseur van de Politie heeft opgemerkt dat inhalende vrachtauto’s de doorstroming kunnen belemmeren, wat vervolgens een probleem kan gaan vormen voor de belangrijke hulpverleningsroute Oost-West.

Bij de afweging tot het opheffen van het inhaalverbod voor vrachtauto’s is de opmerking van de verkeersadviseur van de Politie meegenomen.

Met de komst van een 4e rijstrook is de verwachting dat het personenverkeer op rijstrook 1 en 2 (gerekend vanaf de middenberm) geen tot weinig hinder zal ondervinden van inhalend vrachtverkeer op rijstrook 3 en 4.

De verwachting is dat, met het opheffen van het inhaalverbod, colonnevorming van vrachtauto’s zoveel mogelijk kan worden voorkomen. Daardoor ontstaat voor het invoegend en uitvoegend verkeer meer ruimte, wat ook weer meer veiligheid biedt aan de weggebruikers van de rijksweg A1.

Mededelingen

Informatie en bezwaar

Voor meer informatie over dit besluit kunt u contact opnemen met Rijkswaterstaat Oost-Nederland, Afdeling vergunningverlening in Arnhem. De afdeling vergunningverlening, bereikbaar onder telefoonnummer 06 159 528 31, kan uw vragen beantwoorden en het besluit met u doornemen.

Om te bepalen of u meer informatie wilt, kunnen de volgende vragen en aandachtspunten u helpen:

Is de inhoud van het besluit duidelijk en is helder wat het concreet voor u betekent?

Kunt u beoordelen of het besluit inhoudelijk juist is of niet? Of heeft u behoefte aan een toelichting?

Kloppen de gegevens over u in het besluit en heeft u alle gegevens verstrekt?

Ook wanneer u andere vragen heeft over het besluit of de procedure kunt u contact opnemen.

Bent u het niet eens met dit besluit?

Dan kunt u op grond van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar maken. U dient hiervoor wel belanghebbende bij het besluit te zijn.

De volgende vragen en aandachtspunten kunnen u helpen bij het maken van bezwaar:

Wat zijn de redenen dat u het met het besluit niet eens bent?

Welk doel wilt u met uw bezwaar tegen het besluit bereiken? Wat verwacht u van Rijkswaterstaat?

Is het u voldoende duidelijk wat een bezwaarprocedure inhoudt en weet u of u met een bezwaar uw doel kunt bereiken? Kunt u uw doel op een andere, wellicht eenvoudigere wijze bereiken?

Wanneer u vragen heeft of wanneer u zich afvraagt of het indienen van een bezwaarschrift voor u de geschikte aanpak is, kunt u ook hiervoor contact opnemen met de afdeling vergunningverlening van Rijkswaterstaat Oost-Nederland. De afdeling vergunningverlening kan met u overleggen over de te volgen procedure en u informeren over andere mogelijkheden die Rijkswaterstaat u eventueel biedt om tot een oplossing te komen.

Hoe maakt u bezwaar?

Om bezwaar te maken dient u, binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt, een bezwaarschrift indienen. U kunt uw bezwaarschrift sturen naar de minister van Infrastructuur en Waterstaat, t.a.v. de hoofdingenieur-directeur van Rijkswaterstaat Oost-Nederland, Afdeling Werkenpakket, Postbus 2232, 3500 GE UTRECHT.

In het bezwaarschrift dient in ieder geval het volgende te staan:

uw naam en adres en liefst ook uw telefoonnummer;

een duidelijke omschrijving van het besluit waartegen u bezwaar maakt (bijvoorbeeld door de datum en het kenmerk van het besluit te vermelden of door een kopie mee te sturen);

de reden waarom u bezwaar maakt;

de datum en uw handtekening.

Voorlopige voorziening

Het indienen van een bezwaarschrift heeft geen schorsende werking. Dat betekent dat het besluit blijft gelden in de tijd dat uw bezwaarschrift in behandeling is. Als u dit niet wilt, bijvoorbeeld omdat het besluit onherstelbare gevolgen heeft voor u, dan kunt u een verzoek om voorlopige voorziening indienen. Dit doet u door de Voorzieningenrechter van de rechtbank in het gebied waar u woont te vragen een voorlopige voorziening te treffen. Indien u niet zelf, maar namens een bedrijf of organisatie een verzoekschrift indient dan kunt u het verzoekschrift sturen naar de rechtbank in het gebied waar het bedrijf of de organisatie is ingeschreven. De rechtbank zal een griffierecht in rekening brengen.

Bij het verzoek dient voorts een afschrift van het bezwaarschrift te worden overgelegd. Zo mogelijk wordt tevens een afschrift van de beschikking waarop het geschil betrekking heeft overgelegd.

Indiening kan ook via de site http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. Daarvoor dient u wel te beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op genoemde site voor de precieze voorwaarden.

Naar boven