Regeling each one teach one

Het bestuur van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

gelet op artikel 10, vierde lid van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

gelet op artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op het Algemeen Subsidiereglement van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 7 juli 2020;

besluit:

vast te stellen de Regeling Each One Teach One.

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Definities

  • a) Actieve cultuurparticipatie: kunstzinnige of erfgoedactiviteiten die door een cultuurmaker in de vrije tijd worden beoefend.

  • b) Adviescommissie: een externe adviescommissie als bedoeld in het Huishoudelijk Reglement van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.

  • c) Algemeen Subsidiereglement: Algemeen Subsidiereglement Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.

  • d) Cultuurmakers: personen die in hun vrije tijd, niet in schoolverband, actief zijn als deelnemer op het gebied van kunst, e-cultuur, erfgoed of media.

  • e) Fonds: het Fonds voor Cultuurparticipatie.

  • f) Urban arts mid careers: personen die hun sporen in de urban arts hebben verdiend en op eigen kracht via informele routes zijn opgeleid. Een mid career heeft een praktijk opgebouwd als begeleider en coach binnen het veld van actieve cultuurparticipatie en is al meer dan 10 jaar een rolmodel die nieuwe generaties urban arts talenten actief begeleidt.

  • g) Koninkrijk der Nederlanden: Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten en de drie openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Artikel 2. Doel

Met deze regeling ondersteunt het Fonds de verdere professionalisering van en de kennisoverdracht door urban arts mid careers via een project gericht op:

  • a. de inhoudelijke doorontwikkeling van de urban arts mid career, en

  • b. overdracht van de opgedane kennis via een participatieproject met cultuurmakers.

Artikel 3. Wie kan aanvragen

Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde culturele instelling met rechtspersoonlijkheid zonder winstoogmerk, die zich inzet voor actieve cultuurparticipatie en die de urban arts mid career faciliteert bij de ontwikkeling.

Artikel 4. Waarvoor kan worden aangevraagd

  • 1. De culturele instelling kan subsidie aanvragen voor een professionaliseringstraject van een urban arts mid career, waarbij de uitvoering van een participatieproject met cultuurmakers onderdeel is van het traject.

  • 2. De urban arts mid career dient minimaal 10 jaar werkervaring binnen het domein van actieve cultuurparticipatie te hebben en zich onder begeleiding van mentoren of coaches door te ontwikkelen als begeleider en coach van cultuurmakers. Hierbij is er expliciet ruimte en aandacht voor het praktisch delen van de opgedane kennis met cultuurmakers, om daarmee op termijn de eigen werkpraktijk – en indirect de actieve cultuurparticipatie – binnen het urban arts domein in het Koninkrijk der Nederlanden verder te versterken.

  • 3. De subsidie moet volledig ten goede komen aan het professionaliseringstraject van de urban arts mid career, met inbegrip van de uitvoering van een participatieproject.

  • 4. Het project start niet eerder dan 13 weken na indiening van de aanvraag.

  • 5. Het project start binnen zes maanden na subsidieverlening.

  • 6. Een project heeft een looptijd van minimaal één jaar en maximaal twee jaar.

Artikel 5. Aanvraagrondes

Er is één aanvraagronde in 2020.

Arikel 6. Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt € 615.000.

  • 2. Het Fonds kan de hoogte van het subsidieplafond wijzigen. Wijzigingen worden op de website van het Fonds bekendgemaakt.

Artikel 7. Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt minimaal € 25.000 en maximaal € 50.000 per project.

Artikel 8. Weigeringsgronden

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt subsidie geweigerd als:

    • a. voor dezelfde activiteiten reeds subsidie is verleend door het Fonds, door een van de andere rijkscultuurfondsen, of op grond van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid;

    • b. de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd ten tijde van de aanvraag reeds worden uitgevoerd;

    • c. de aanvraag gericht is op activiteiten die kunnen worden aangemerkt als reguliere activiteiten van een lokale of regionale professionele culturele instelling dan wel redelijkerwijs gefinancierd kunnen worden uit het reguliere (taakstelling)budget van de aanvrager.

  • 2. Subsidie kan worden geweigerd als een aanvrager in voorgaande jaren subsidie van het Fonds heeft ontvangen en niet of niet geheel heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 3. Subsidie wordt geweigerd als het plan niet, of niet voldoende aansluit bij het doel van de regeling.

Artikel 9. Voorwaarden en beperkingen

  • 1. Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover:

    • a. er sprake is van een begrotingstekort en de behoefte aan ondersteuning door het Fonds wordt aangetoond, en;

    • b. de aanvrager aannemelijk maakt dat de beschikbare financiële middelen, met inbegrip van de subsidie van het Fonds, voldoende zijn om het project uit te voeren.

  • 2. De subsidie bedraagt niet meer dan 50% van de totale voor de subsidie in aanmerking komende projectkosten.

  • 3. De hoogte van de subsidie dient in redelijke verhouding te staan tot de activiteiten waarvoor wordt aangevraagd.

  • 4. Slechts direct aan het project gerelateerde kosten komen voor subsidie in aanmerking.

  • 5. De post onvoorzien op de begroting mag niet meer bedragen dan 7% van de totale kosten van het project.

  • 6. Maximaal 10% van de subsidie van het Fonds mag worden ingezet voor materiele investeringen die nodig zijn voor het project. De toelichting bij deze regeling bevat hierover aanvullende informatie

Artikel 10. Bijzondere verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger werkt overeenkomstig de principes van de Governance Code Cultuur.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht:

    • a. tot kennisdeling van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt;

    • b. deel te nemen aan intervisiebijeenkomsten.

HOOFDSTUK 2: AANVRAAGPROCEDURE

Artikel 11. Indieningstermijn

Een aanvraag kan worden ingediend van maandag 13 juli 2020 tot en met vrijdag 18 december 2020, 13.00 uur Europese tijd.

Artikel 12. Indieningsvereisten

  • 1. Een aanvraag wordt ingediend via de website van het Fonds middels een digitaal aanvraagformulier.

  • 2. Een aanvraag gaat ten minste vergezeld van een projectplan voor de gehele looptijd van het project en een sluitende begroting. De toelichting bij deze regeling bevat hierover aanvullende informatie.

  • 3. Een onvolledige aanvraag wordt niet in behandeling genomen, totdat de aanvraag is aangevuld. Het moment waarop de aanvraag volledig is, wordt beschouwd als het moment van het indienen van de aanvraag.

Artikel 13. Beoordelingscriteria

  • 1. Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a. Inhoudelijke en organisatorische kwaliteit van het professionaliseringstraject in relatie tot het doel van de regeling;

    • b. samenwerking met partners, begeleiders en cultuurmakers;

    • c. effect van het professionaliseringstraject voor de urban arts mid career zelf en de cultuurmakers.

  • 2. Om voor subsidie in aanmerking te komen, dient een aanvraag op alle criteria als voldoende te zijn beoordeeld.

  • 3. De wijze waarop de criteria worden getoetst, is terug te vinden in de toelichting bij deze regeling.

Artikel 14. Pitch

De urban arts mid career en culturele instelling worden in de gelegenheid gesteld om een mondelinge toelichting op de aanvraag te geven in de vorm van een pitch.

Artikel 15. Adviescommissie

Het Fonds legt aanvragen die voldoen aan de indieningsvereisten ter advisering voor aan een externe adviescommissie.

Artikel 16. Beoordelingswijze

Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst.

Artikel 17. Beslistermijn

Het Fonds beslist binnen 13 weken nadat een aanvraag is ontvangen.

HOOFDSTUK 3. SLOTBEPALINGEN

Artikel 18. Hardheidsclausule

Het bestuur kan in zeer uitzonderlijke gevallen ten gunste van een aanvrager van bepalingen in deze regeling afwijken als het gevolg van toepassing van deze regeling tot een onvoorzien en onredelijk benadelend gevolg zou leiden voor de betreffende aanvrager.

Artikel 19. Algemeen subsidiereglement

Voor zover deze regeling daar niet in voorziet zijn de bepalingen uit het Algemeen Subsidiereglement van toepassing.

Artikel 20. Begrotingsvoorbehoud

Subsidie wordt verleend onder voorbehoud van verstrekking van de bijbehorende middelen door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 21. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2025. Op bezwaar- en beroepsprocedures die op dat moment nog niet zijn afgerond blijft het bepaalde in deze regeling van toepassing.

Artikel 22. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Each One Teach One.

Het bestuur van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie, namens deze, O. Westerhof directeur-bestuurder a.i.

TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Aanleiding

Het Fonds voor Cultuurparticipatie heeft sinds de oprichting in 2009 ervaring opgedaan met de ondersteuning van activiteiten op het gebied van urban arts. Ook staan de urban arts hoog op de landelijke beleidsagenda. In haar brief Uitgangspunten Cultuurbeleid 2021–2024 1 geeft Minister Van Engelshoven van OCW aan dat zij samen met de andere overheden in de nieuwe basisinfrastructuur ruimte wil bieden aan meer genres en nieuwe spelers, om daarmee het draagvlak voor cultuur te versterken. Bijzondere aandacht heeft zij in haar brief voor het genre urban arts dat zich over verschillende disciplines uitstrekt. Vooruitlopend op deze uitgangspuntenbrief heeft Minister Van Engelshoven in de cultuurbrief Cultuur in een open samenleving 2 aangegeven meer ruimte te bieden voor Talentontwikkeling & Vernieuwing bij de zes rijkscultuurfondsen. Hierdoor is het Fonds voor Cultuurparticipatie verder in de gelegenheid gesteld om te investeren in de versterking van de urban arts sector.

Het Fonds geeft in het beleidsplan 2017–2020, Cultuur maakt iedereen al aan dat in opkomende disciplines als urban arts het formele onderwijs nog maar nauwelijks een rol speelt bij de ontwikkeling van talent naar een professionele carrière. Met de regeling Urban Arts Talent 2018–2020 – die deel uitmaakt van het programma Innovatie in Cultuur, Maak het mee – ondersteunde het Fonds vele urban arts talenten in hun ontwikkeling, die vaak buiten het formele kunstvakonderwijs plaatsvindt. Hiermee is vooral een focus geweest op de ontwikkeling van talent. Met de Urban Arts Talent regeling hebben ook instellingen handvatten gekregen hoe ze talenten artistieke verdieping mee kunnen geven. Het zwaartepunt van de talentregeling lag echter niet op de deskundigheidbevordering van de eigen coachingsrol.

Vanuit de evaluatie en ervaringen van de urban arts regelingen, de terugkoppeling vanuit talenttrajecten en meerjarige ondersteunde urban instellingen, en diverse bijeenkomsten waaronder een rondetafel met sleutelfiguren uit de urban sector, kan gesteld worden dat degenen die de fase van aankomend kunstenaar voorbij zijn en die zichzelf weer inzetten voor de ontwikkeling van een nieuwe jongere generaties cultuurmakers, nu zelf te weinig mogelijkheden krijgen voor de eigen (autodidacte) ontwikkeling. Deze groep voelt zich verantwoordelijk om de opgedane kennis en ervaring door te geven, maar heeft zelf ook behoefte aan doorontwikkeling als makende coach of coachende maker, iets waar zij eerder vooral op eigen kracht aan hebben moeten werken. Er zou daarom aandacht moeten zijn voor het ophalen van nieuwe kennis en skills door deze groep – zoals pedagogische of didactische vaardigheden of nieuwe overdrachtsvormen – en daarnaast focus op de wijze waarop deze in bredere context worden gedeeld en doorgegeven.

2. Stimuleringsregeling

In de Regeling Each One Teach One staat in het bijzonder de versterking van selfmade rolmodellen in de urban scene centraal, die een volgende beroepsmatige stap willen maken in de ondersteuning van vrijetijdsbeoefenaren. Dit betreft diegenen die de beoefeningspraktijk van actieve cultuurparticipatie voeden, vormgeven en vernieuwen. Door in de regeling de koppeling te maken tussen de ondersteuning van deze mid careers en de jonge talenten die zij op verschillende niveaus begeleiden, versterkt het Fonds zowel de boven- als de humuslaag van het urban veld. Zo werkt het Fonds indirect aan de versterking van de hele keten binnen urban arts, van beginnend talent tot aan de beroepspraktijk. Ook wil het Fonds de urban arts mid careers uitdagen om nieuwe verbindingen te leggen die bijdragen aan de professionalisering van hun cultureel makerschap. Onderwerpen die hierbij aan bod komen zijn onder meer samenwerking, cultureel ondernemerschap, netwerkvorming, zichtbaarheid en community building. Met de Regeling Each One Teach One geeft het Fonds uitvoering aan het beleidsplan 2017–2020, Cultuur maakt iedereen.

Begripsomschrijving urban arts

Urban arts bestaan uit een serie eigentijdse cultuurvormen die zich van oorsprong baseren op de cultuur en kernwaarden van hip hop: peace, unity, love & having fun. De bekendste elementen zijn breaking, graffiti, MC-ing en DJ-ing. Knowledge wordt daar als vijfde element aan toegevoegd vanuit het principe ‘Each One Teach One’, dat het overdragen van kennis, door hen die deze kennis reeds hebben verworven, aanmoedigt. Binnen de urban arts staat het maken van scheppende uitingen centraal, waarbij er een sterke interactie is met de straatcultuur, maatschappelijke vraagstukken en ontwikkelingen en de grootstedelijke, multiculturele dynamiek. De invloed van digitalisering en het internationale karakter zijn groot op de ontwikkeling van het genre. De urban arts beslaan inmiddels alle bekende cultuurdisciplines en er is daarbinnen een diversiteit aan vormen en cross-overs.

Samenwerking

Het Fonds wil op de lange termijn investeren in een gezonde en duurzame basis ten aanzien van urban arts mid careers die op een passende wijze een stap verder willen komen, maar een kloof ervaren tussen hun verdiepingsbehoeften en het aanbod van gevestigde instellingen c.q. opleidingsinstituten. Door samen te werken met onder meer rijkscultuurfondsen, particuliere fondsen en professionals uit de culturele sector kan het Fonds de opgedane kennis uit de projecten breder delen en voor de gehonoreerden het netwerk met potentiele financiers vergroten. Andere potentiele samenwerkingspartners zijn het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA) en het kunstvakonderwijs.

II. ARTIKELSGEWIJS

Artikel 2. Doel

In deze regeling staat de urban arts coach in de fase van mid career centraal, die zich wil doorontwikkelen binnen het vakgebied van actieve cultuurparticipatie in het urban arts domein. In de aanvraag dient voldoende aan de orde te komen dat de behoefte en ambities van de mid career centraal staan. Dit betekent dat de mid careers hun eigen gewenste (multidisciplinaire) stappen zetten als begeleider en coach van cultuurmakers.

Artikel 3. Wie kan aanvragen

De aanvrager is een culturele instelling, maar de subsidie moet ten goede komen aan de ontwikkeling van de urban arts mid career. Dit betekent dat de mid career op zoek gaat naar een culturele instelling om het professionaliseringstraject te faciliteren. De mid career schrijft zelf de aanvraag en zal het hoofdcontact zijn met het Fonds met betrekking tot de aanvraag en de voortgang van het professionaliseringstraject. Bij voorkeur heeft de culturele instelling een actieve rol in het fijnslijpen van de aanvraag en bij de uitvoering van het traject.

Artikel 4. Waarvoor kan worden aangevraagd

Een aanvraag kan worden ingediend voor een relevant en passend professionaliseringstraject voor urban arts mid careers die drempels ervaren bij hun doorgroeimogelijkheden binnen de informele setting waarin zij actief zijn. Dit betekent dat de activiteiten waarvoor wordt aangevraagd aantoonbaar moeten voortbouwen op een eerder ingezette professionalisering van de urban arts mid career. Alleen nieuwe activiteiten komen dus in aanmerking voor subsidie.

Dit traject wordt ontwikkeld vanuit een behoefte van de mid career om nieuwe vormen te vinden waarmee de opgedane kennis en ervaring kan worden overgedragen aan urban arts cultuurmakers, en eventueel aan ‘peers’ die eenzelfde route als de mid career aan het bewandelen zijn.

De mid careers hebben de ambitie om via dit professionaliseringstraject:

  • hun werkwijze te actualiseren;

  • verdieping te zoeken in overdrachtsvormen;

  • de nieuwe inzichten concreet toe te passen in de praktijk via samenwerkingen met partners, coaches en cultuurmakers.

Artikel 8. Weigeringsgronden

Gezien het stimuleringskarakter van de regeling kunnen in de aanvraag geen activiteiten worden opgevoerd die reeds tot de reguliere activiteiten van de aanvrager kunnen worden gerekend.

Artikel 9. Voorwaarden en beperkingen

Voor subsidie komen slechts direct aan het project gerelateerde kosten in aanmerking die relevant zijn in het licht van het doel van deze regeling. Tot deze projectkosten behoren alleen variabele lasten die direct op de realisatie van het project zijn gericht, zoals de inzet van artistiek en organisatorisch personeel, de huur van repetitieruime of (podium)voorzieningen en materiaalkosten om de projectactiviteiten te realiseren. Lasten die op enigerlei wijze tot de normale exploitatiekosten kunnen worden gerekend, zoals vaste huur, aanschaf van inventaris en investeringen die niet direct op de realisatie van de activiteiten zijn gericht, komen niet voor ondersteuning in aanmerking.

Maximaal 10% van de subsidie van het Fonds wordt besteed aan materiele investeringen, zoals aanschaf van apparatuur of instrumenten. Er is hierbij een onderscheid tussen materiele investeringen en materiaalkosten, waarbij de investeringen betrekking hebben op goederen die in de tijd langer meegaan dan de projectperiode, zoals bijvoorbeeld laptops, camera’s, videoprojectoren, naaimachines en andere apparatuur. Materiaalkosten betreffen de bouwstenen die aangeschaft worden om tot de eindproducten te komen, zoals schilderbenodigdheden, filmstrips, fotopapier, fournituren, etc. De laatste groep materialen kan concreet terugkomen in de eindproducten en de kosten hiervoor mogen worden opgevoerd in de begroting. De aanvrager houdt hierbij vanzelfsprekend rekening met een passende verhouding tussen de kosten voor begeleiding en voor materialen.

Artikel 10. Bijzondere verplichtingen

Instellingen en urban arts mid careers die subsidie ontvangen, zijn verplicht tot kennisdeling van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt. Het Fonds werkt daarnaast aan (overige) flankerende activiteiten bij de deelregeling. Jaarlijks organiseert het Fonds een intervisiebijeenkomst voor alle deelnemers aan de regeling. Tijdens de intervisiebijeenkomsten worden bijvoorbeeld praktijkvoorbeelden gedeeld of onderwerpen besproken die voor alle deelnemers relevant zijn, zoals samenwerking, verduurzaming of ondernemerschap. Leermomenten en goede voorbeelden uit de regeling en intervisiebijeenkomsten worden eveneens gedeeld met het veld. De mid career is verplicht aan de intervisiebijeenkomsten deel te nemen.

Artikel 12. Indieningsvereisten

De subsidieaanvraag bestaat uit drie documenten:

  • een volledig ingevuld digitaal aanvraagformulier,

  • een projectplan,

  • een volledig ingevulde (model)begroting.

Aanvraagformulier

Het aanvraagformulier Each One Teach One dient via ons digitaal aanvraagsysteem ‘MijnFonds’ te worden ingevuld en ingediend.

Projectplan

Het projectplan bestaat uit maximaal 5.000 woorden. Hieronder volgen enkele tips voor het schrijven van het projectplan:

Startpunt, eindresultaat en benodigde stappen
  • Beschrijf het startpunt van de ontwikkeling. Waar sta je op het moment dat het professionaliseringstraject start?

  • Beschrijf op welke punten je aan het eind van het traject een ontwikkeling hebt gerealiseerd (artistiek, zakelijk en/of persoonlijk).

  • Beschrijf wat je tijdens dit professionaliseringstraject wil leren om op termijn beter te kunnen inspelen op de wensen en behoeften van de nieuwe generatie jonge urban beoefenaars in de vrije tijd. Wat zijn je leerdoelen?

  • Beschrijf de deelnemersgroepen (cultuurmakers) waarvoor het participatieproject wordt ontwikkeld, zoals bijvoorbeeld producties of urbanlabs, en geef aan hoe deze groepen worden bereikt en gecoacht.

  • Geef aan welke stappen in het professionaliseringstraject worden gevolgd en benoem hoe de culturele instelling en coaches jou faciliteren in het behalen van de leerdoelen.

  • Motiveer de keuze voor de culturele instelling en coaches. Wat is volgens jou de meerwaarde van deze keuze? Wat is inspirerend of stimulerend aan de samenwerking met de partners?

  • Geef aan wat het concrete eindresultaat van de ontwikkeling is en hoe dit resultaat wordt bereikt.

  • Geef aan op welke manier de voortgang samen met de culturele instelling en begeleiders wordt bewaakt en op welke wijze het project tussentijds wordt gevolgd en geëvalueerd.

  • Geef aan wat je nodig hebt om op termijn zelf regie te voeren over je verdere ontwikkeling als makende coach of coachende maker?

  • Geef aan hoe je zelf sturing geeft aan de kennisoverdracht van de resultaten uit het leertraject.

Organisatorische werkwijze
  • Beschrijf de taak- en rolverdeling tussen de mid career, de culturele instelling, de betrokken coach(es), partners en cultuurmakers.

  • Geef aan wat de planning is van het project.

  • Geef een toelichting op de begroting (de begroting is een bijlage bij de aanvraag): geef een overzicht van de inkomsten en uitgaven en maak een verbinding met de activiteiten in het projectplan.

Communicatie
  • Beschrijf hoe publiciteit en zichtbaarheid voor het professionaliseringstraject wordt gegenereerd.

Begroting

Aanvragers kunnen een eigen begroting indienen. Indien wenselijk kan de aanvrager ook gebruik maken van de modelbegroting. De begroting moet in ieder geval sluitend zijn.

Artikel 13. Beoordelingscriteria

Bij de beoordeling is de aanvraag leidend. Aanvragen worden getoetst aan de volgende criteria.

  • a. Inhoudelijke en organisatorische kwaliteit van het professionaliseringstraject in relatie tot het doel van de regeling:

    • Binnen dit criterium wordt beoordeeld of de urban arts mid career een helder projectplan presenteert met een duidelijke en haalbare planning en een realistische begroting.

    • Er wordt getoetst of de mid career inzichtelijk beschrijft wat het startpunt en eindresultaat is van de gewenste ontwikkeling.

    • Centraal staan de visie en de leerdoelen (artistiek, zakelijk en persoonlijk) van de urban arts mid career in relatie tot de stappen die worden gezet om tot het eindresultaat te komen.

    • Ook wordt getoetst of er voldoende aandacht is voor tussentijdse momenten van evaluatie, reflectie en eventuele bijsturing van de doelen.

  • b. Samenwerking met partners, begeleiders en cultuurmakers:

    • Binnen dit criterium staan de inhoudelijke motivatie en match met de culturele instelling en begeleiders centraal.

    • Er wordt getoetst of de inhoudelijke motivatie voor de keuze van de partners en cultuurmakers logisch, uitdagend en realistisch is.

    • Er wordt tevens beoordeeld of de culturele instelling, beoogde coaches en partners de mid career in voldoende mate faciliteren gedurende het gehele proces en in de afzonderlijke activiteiten.

    • Ook wordt bekeken of de samenwerking voldoende kansen biedt voor de ontwikkeling van de beroepspraktijk en de vernieuwing van het netwerk van de mid career.

  • c. Beoogde effect van het professionaliseringstraject voor de mid career zelf en de cultuurmakers:

    • Binnen dit criterium wordt getoetst of de resultaten in voldoende mate worden vastgelegd, zichtbaar gemaakt en gedeeld met relevante partijen, zoals cultuurmakers.

    • Er wordt beoordeeld of er een visie is gepresenteerd op de wijze waarop na afloop van het project een duurzame relatie is opgebouwd tussen de mid career en betrokken belanghebbenden, zoals de cultuurmakers en/of begeleiders.

    • Ook wordt bepaald in hoeverre de mid career zicht heeft op de mogelijkheid op termijn een voorbeeldfunctie te vervullen in de urban scene.

Alleen aanvragen die op alle drie de beoordelingscriteria minimaal als voldoende zijn beoordeeld, komen in aanmerking voor subsidie. Indien het subsidieplafond nog niet is bereikt, en aan alle overige vereisten is voldaan (zoals tijdigheid en volledigheid van de aanvraag) wordt de subsidie toegewezen. Aanvragen die niet op alle beoordelingscriteria als voldoende zijn beoordeeld, worden afgewezen.

Artikel 14. Pitch

De pitch is bedoeld om de urban arts mid career en de culturele instelling de gelegenheid te bieden om de ingediende aanvraag mondeling toe te lichten in een gesprek met de adviescommissie. Dit kan via fysieke aanwezigheid of via bijvoorbeeld een Skype-verbinding. De mid career presenteert zichzelf en de commissie zal aanvullende vragen stellen over de aanvraag. Ook blijkt uit het gesprek de meerwaarde van de samenwerking tussen de urban arts mid career, de beoogde begeleiders, partners en cultuurmakers. Het is geen verplichting om van de pitch gebruik te maken.

Artikel 16. Beoordelingswijze

De aanvragen worden beoordeeld op volgorde van ontvangst. Op basis van volgorde van binnenkomst (datum en tijdstip) worden de aanvragen opgenomen in een lijst. Een onvolledige aanvraag kan binnen een redelijke termijn worden aangevuld. De datum van aanvulling geldt dan als de datum van binnenkomst van de aanvraag.

Artikel 19. Algemeen subsidiereglement

In het Algemeen Subsidiereglement zijn regels opgenomen die van toepassing zijn op alle subsidies die het Fonds verstrekt. Deze regels gaan bijvoorbeeld over de subsidieverlening, verantwoording en bevoorschotting.

Naar boven