Call for proposals Praktijkkennis voor Voedsel en Groen: Natuurinclusieve landbouw, Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

Handleiding Praktijkkennis voor Voedsel en Groen: Natuurinclusieve landbouw,

indieningsronde oktober 2020

Utrecht, juni 2020

Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA (onderdeel van NWO)

Inhoud

1.

Inleiding

1

1.1

Achtergrond

1

1.2

Beschikbaar budget

1

1.3

Geldigheidsduur call for proposals

2

2.

Doel

2

3.

Richtlijnen voor aanvragers

3

3.1

Wie kan subsidie aanvragen

3

3.2

Wanneer kan aangevraagd worden

3

3.3

Hoe wordt de aanvraag opgesteld en ingediend

3

3.4

Algemene subsidievoorwaarden

3

3.5

Specifieke subsidievoorwaarden

5

3.6

Financiële voorwaarden

6

4.

Procedure

8

4.1

Ontvankelijkheid

8

4.2

Beoordeling

8

4.3

Beoordelingscriteria

9

4.4

Besluitvorming

10

4.5

Indicatief tijdpad

10

5.

Uitvoering

10

6.

Contact en overige informatie

10

1. Inleiding

1.1 Achtergrond

Het Nationaal Regieorgaan Praktijkgericht Onderzoek SIA (hierna te noemen Regieorgaan SIA), onderdeel van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO), heeft als taak de ontwikkeling van het praktijkgericht onderzoek van hogescholen te stimuleren en voert daartoe onder andere het programma Praktijkkennis voor Voedsel en Groen uit, waartoe het financieringsinstrument Natuurinclusieve landbouw behoort.

Het programma Praktijkkennis voor Voedsel en Groen is een onderzoeksprogramma van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna te noemen LNV), de ‘groene’ hogescholen en Regieorgaan SIA gezamenlijk, dat zich richt op onderzoek in het groene domein.

Het programma roept op tot het doen van thematisch onderzoek door hogescholen, met als doel het bevorderen van de bijdrage van hogescholen aan specifieke maatschappelijke opgaven in het groene domein. De uitvoering van de projecten is niet exclusief voorbehouden aan de vier groene hogescholen.

Dit onderzoek dient niet alleen nieuwe kennis op te leveren, maar vooral ook een bijdrage te leveren aan de actualisatie van het groene onderwijs op zowel HBO- als MBO-niveau en moet ervoor zorgen dat de toekomstige agrarische ondernemers de kennis kunnen toepassen in hun bedrijf. Dit sluit aan bij de Green Deal Natuurinclusieve Landbouw in het groene onderwijs. Daarbij is het essentieel dat er in het onderzoek steeds een wisselwerking is tussen praktijk en onderzoek: praktijkervaring komt terug in het onderzoek en onderzoekresultaten worden toegepast in de praktijk, zodat de toepassing van kennis in de praktijk wordt verbeterd.

1.2 Beschikbaar budget

Het maximaal beschikbare budget voor deze call is € 600.000. Per subsidieaanvraag (verder te noemen aanvraag) kan maximaal € 600.000 worden aangevraagd.

1.3 Geldigheidsduur call for proposals

Deze call for proposals is geldig voor de indieningsronde Vermindering reststroomen met de sluitingsdatum en -tijd: dinsdag 27 oktober 2020, 14:00:00 uur CE(S)T.

2. Doel

Achtergrond

De praktijkgerichte onderzoeksprojecten in het kader van deze call zullen kennis opleveren die bijdraagt aan de uitvoering van het programma Verbinden Landbouw en Natuur. Het thema staat in verbinding met de afspraken uit het klimaatakkoord en de stikstofdoelstellingen voor de agrarische sector en de visie van de minister van LNV. Het te honoreren onderzoeksproject dient rekening te houden met de provinciale en regionale activiteiten en ontwikkelingen. Hiervoor kan onder andere, maar niet uitsluitend gebruik gemaakt worden van het Nederlandse ‘Netwerk Platteland’ dat lid is van het Europees Netwerk voor Plattelandsontwikkeling.

Het hoofddoel van het programma Verbinden Landbouw en Natuur is het vergroten van biodiversiteit in zowel agrarische- als natuurgebieden door het creëren van goede condities voor een transitie naar natuurinclusieve landbouw en kringlooplandbouw. Doel is om te komen tot een gebiedsgerichte aanpak, waarbij maatregelen in de landbouw in samenhang en samenwerking met andere actoren in het gebied plaatsvinden. Heel belangrijk hierin is de samenwerking met andere (keten)partijen. Daartoe richt het programma zich op:

  • toepassen van kennis over (functionele agro-)biodiversiteit om te komen tot een productiesysteem dat maximaal bijdraagt aan biodiversiteit;

  • heldere doelen in de vorm van prestatie-indicatoren en streefwaarden voor biodiversiteit in het agrarische gebied voor de specifieke soorten en habitats die afhankelijk zijn van landbouw;

  • goede bodem- en waterkwaliteit, voldoende en kwalitatief goede landschapselementen die bijdragen aan meer biodiversiteit, de klimaatdoelen en stikstofreductie, maar ook aan een weerbaar en toekomstbestendiger landbouwbedrijf;

  • waardering van de boeren voor hun inzet om biodiversiteit te vergroten;

  • praktijkgerichte kennis over de relatie tussen maatregelen die de ondernemer kan nemen, de ontwikkeling van biodiversiteit en de effecten op het verdienmodel.

Opdracht

Het te honoreren onderzoeksproject binnen deze thematische call moet aansluiten op het hierboven beschreven kader.

Het te honoreren onderzoeksproject is gericht op het bieden van handelingsperspectieven aan huidige en toekomstige agrarische ondernemers ter ondersteuning bij de verduurzaming van de landbouw en het vergroten van de biodiversiteit. Het doel is het ontwikkelen van praktijkgerichte kennis en deze toegankelijk maken en actief delen om zowel in het onderwijs als ketenbreed snel de grootst mogelijke stappen te kunnen zetten richting natuurinclusieve landbouw.

In het onderzoeksproject dienen de volgende deelvragen opgenomen te zijn:

  • 1. Welke aspecten zijn van belang voor een gebiedsgerichte aanpak, waarbij maatregelen in de landbouw in samenhang en samenwerking met andere actoren in het gebied plaatsvinden? Heel belangrijk hierin is de samenwerking tussen boeren en andere (keten)partijen.

  • 2. Hoe kunnen bestaande technieken en maatregelen breder worden ingezet t.b.v. de toepassing en vergroting van biodiversiteit? Wat zijn daarbij de uitdagingen? Welke concrete kennis hebben ondernemers daarvoor nodig?

  • 3. Is het mogelijk om, aan de hand van prestatie-indicatoren, per techniek of maatregel inzichtelijk te maken wat de bijdrage aan de te behalen doelen en streefwaarden voor biodiversiteit in het agrarische gebied is?

  • 4. Voor welke maatregelen is de bereidheid tot toepassen bij de ondernemer het grootst en wat belemmert een verdere succesvolle implementatie?

  • 5. Wat zijn de materiële en immateriële kosten en baten van natuurinclusieve maatregelen voor individuele ondernemers en andere belanghebbenden in de keten en hoe verhouden zich die tot elkaar? Is het mogelijk om materiële besparingen en immateriële baten te kunnen kwantificeren?

  • 6. Welke prikkels zijn effectief in de keten en bij de consument om het verdienmodel voor de producten van natuurinclusieve ondernemers te verbeteren?

Het op te zetten onderzoeksproject dient bij grote voorkeur aan te sluiten bij al bestaande relevante kennis en initiatieven op het vakgebied. De aanvrager wordt uitdrukkelijk gevraagd ook relevante instellingen voor middelbaar beroepsonderwijs actief en substantieel te betrekken in de uitvoering van het project.

3. Richtlijnen voor aanvragers

3.1 Wie kan subsidie aanvragen

De aanvrager dient een door de overheid bekostigde hogeschool (hierna te noemen aanvrager) te zijn, zoals bedoeld in artikel 1.8 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW).

De persoon die de aanvraag indient in ISAAC wordt geacht hiertoe te zijn gemachtigd door het College van Bestuur van de aanvragende hogeschool.

De aanvrager ontvangt alle correspondentie met betrekking tot de aangevraagde subsidie.

3.2 Wanneer kan aangevraagd worden

Aanvragen kunnen worden ingediend tot uiterlijk 27 oktober 2020, 14:00:00 uur CE(S)T. Aanvragen die na de deadline worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.

3.3 Hoe wordt de aanvraag opgesteld en ingediend

Een volledige aanvraag omvat de volgende documenten:

  • het volledig ingevulde en ondertekende aanvraagformulier;

  • het projectvoorstel;

  • de begroting in excel met aangevraagde subsidie, cofinanciering en kostenonderbouwing;

  • overzicht van betrokken projectgroepleden in het kader van de ‘Code omgang met persoonlijke belangen’ van NWO.

Het indienen van een aanvraag gebeurt via het aanvraag- en rapportagesysteem ISAAC.

Het is verplicht de via ISAAC beschikbare documenten te gebruiken.

De directe link naar deze call in ISAAC is: https://www.isaac.nwo.nl/subsidieaanvraag?extref=natuurinlb

De aanvrager is verplicht de aanvraag via zijn/haar ISAAC-account in te dienen. Indien de aanvrager nog geen ISAAC-account heeft, dient hij/zij dat minimaal één werkdag voor het indienen van de aanvraag aan te maken in verband met het tijdig kunnen verhelpen van eventuele aanmeldproblemen.

Het inlogscherm ISAAC is bereikbaar via: www.isaac.nwo.nl

De handleiding ISAAC is bereikbaar via: www.isaac.nwo.nl/help

De ISAAC helpdesk is bereikbaar via: isaac.helpdesk@nwo.nl

3.4 Algemene subsidievoorwaarden

Voor alle aanvragen geldt de ‘NWO-subsidieregeling 2017’.

De maximaal aan te vragen subsidieomvang is € 600.000. De looptijd van de subsidieperiode is maximaal 24 maanden. Inzet van subsidie buiten de looptijd is niet mogelijk. Het beoogde project dient te starten tussen 15 januari 2021 en 15 juli 2021. De subsidiegelden zijn uitsluitend bestemd voor het uitvoeren van praktijkgericht onderzoek conform de gehonoreerde aanvraag. Subsidiëring van (deel) activiteiten die reeds zijn gesubsidieerd vanuit andere bronnen, is niet mogelijk.

Uitgesloten zijn aanvragen die zich uitsluitend richten op deskundigheids- bevordering van personeel, het ontwikkelen van een nieuwe opleiding/nieuw curriculum voor de hogeschool en/of behoren tot reguliere activiteiten van een hogeschool.

De aanvrager is verantwoordelijk voor het maken van afspraken met de consortiumpartners over de toegang tot en de rechten op onderzoeksresultaten en, indien van toepassing, over intellectueel eigendom. Tevens dienen afspraken te worden gemaakt over open access publicaties, ethische aspecten en datamanagement, zoals hieronder weergegeven.

Doorwerking

Het project dient aantoonbaar actief te zijn op de doorwerking van de onderzoeksresultaten in zowel de professionele praktijk als in het onderwijs. Onderzoeksresultaten tot stand gekomen met de subsidie dienen zo veel en zo spoedig mogelijk voor verder onderzoek publiek toegankelijk te zijn o.a. via Groen Kennisnet. Hiervoor moet een realistisch budget opgenomen zijn onder de post Materiële kosten in de begroting (zie 3.6).

Open Access publicatie

Als ondertekenaar van de Berlin Declaration on Open Access to Knowledge in the Sciences and Humanities (2003) zet NWO zich in om de resultaten van wetenschappelijk onderzoek dat door NWO gefinancierd wordt vrij toegankelijk te maken via internet (open access). Daarmee geeft NWO invulling aan het beleid van de Nederlandse regering om al het publiek gefinancierde onderzoek open access te maken. Alle wetenschappelijke publicaties van onderzoek dat is gefinancierd op basis van toekenningen voortvloeiend uit deze call for proposals dienen daarom onmiddellijk (op het moment van publicatie) open access beschikbaar te zijn. NWO accepteert daarbij verschillende routes:

  • publicatie in een open access tijdschrift,

  • deponeren van een versie van het artikel in een repository, of

  • publicatie in een hybride tijdschrift waarover de VSNU overeenkomsten heeft gemaakt met uitgevers. Zie daarover: www.openaccess.nl.

Eventuele kosten voor publiceren in open access tijdschriften kunnen worden begroot in de projectbegroting. NWO vergoedt geen kosten voor publicaties in hybride tijdschriften. Deze voorwaarden geldt voor alle vormen van wetenschappelijke publicaties voortkomend uit deze call for proposals. Ook wetenschappelijke monografieën, edited volumes, proceedings en hoofdstukken. Voor een nadere toelichting op het open access beleid van NWO zie: www.nwo.nl/openscience.

Ethische aspecten

Voor bepaalde onderzoeksprojecten is een goedkeurende verklaring van een erkende Medisch Ethische Toetsingscommissie (METC) of een Dier Experimenten Commissie (DEC) nodig. Daarnaast is voor bepaalde onderzoeksprojecten een vergunning nodig op grond van de Wet Bevolkingsonderzoek (WBO).

Let op: Is voor het onderzoeksproject goedkeuring van een ethische toetsingscommissie of anderszins noodzakelijk? In dat geval wordt de aanvraag voorwaardelijk toegekend. Pas wanneer Regieorgaan SIA een kopie van de goedkeuring heeft ontvangen, wordt de toekenning definitief.

Datamanagement

Bij goed onderzoek hoort verantwoord datamanagement. Regieorgaan SIA streeft ernaar dat onderzoeksdata, die voortkomen uit onderzoek gefinancierd met publieke middelen, zo veel mogelijk duurzaam beschikbaar komen voor hergebruik door andere onderzoekers. Regieorgaan SIA wil bovendien het bewustzijn bij onderzoekers over het belang van verantwoord datamanagement vergroten. De datamanagementparagraaf maakt daarom deel uit van de aanvraag.

Aanvragers dienen vier vragen te beantwoorden over datamanagement binnen hun beoogde onderzoeksproject. Zij worden dus gevraagd om reeds voor aanvang van het onderzoek te bedenken hoe de verzamelde data geordend en gecategoriseerd moeten worden zodat deze vrij beschikbaar kunnen worden gesteld. Vaak zullen al bij het tot stand komen van de data en de analyse daarvan maatregelen getroffen moeten worden om opslag en deling later mogelijk te maken. Aanvragers kunnen zelf aangeven welke onderzoeksdata zij voor opslag en hergebruik relevant achten. De resultaten van het onderzoek, zijnde de (meta)data maar ook de ontwikkelde materialen, dienen te worden gedeeld via Groen Kennisnet. De penvoerder dient zich bij aanvang van het project bekend te maken bij Groen Kennisnet.

De datamanagementparagraaf in de aanvraag wordt niet meegenomen in de beoordeling en derhalve ook niet meegewogen in de beslissing om een aanvraag al of niet te honoreren. De beoordelingscommissie kan wel advies geven met betrekking tot de datamanagementparagraaf.

Datamanagementplan

Na toekenning van de aanvraag dient de penvoerder de datamanagementparagraaf uit te werken tot een datamanagementplan. Uiterlijk 4 maanden na de startdatum van het project dient het datamanagementplan via ISAAC te zijn ingediend bij Regieorgaan SlA. Het datamanagementplan vereist goedkeuring door Regieorgaan SlA. Het formulier voor het datamanagementplan is te vinden op http://www.nwo.nl/datamanagement.

In het subsidiebesluit wordt deze voorwaarde expliciet aangegeven.

Meer informatie over het datamanagementprotocol van NWO staat op: www.nwo.nl/beleid/open+science/datamanagement.

Nagoya Protocol

Het Nagoya Protocol is op 12 oktober 2014 van kracht geworden en zorgt voor een eerlijke en billijke verdeling van voordelen voortvloeiende uit het gebruik van genetische rijkdommen (Access and Benefit Sharing, ABS). Onderzoekers die voor hun onderzoek gebruikmaken van genetische bronnen in/uit het buitenland dienen zich op de hoogte te stellen van het Nagoya Protocol (http://www.absfocalpoint.nl/). NWO gaat er vanuit dat zij de noodzakelijke acties ten aanzien van het Nagoya Protocol nemen.

Aansluiting op thema’s uit ‘Onderzoek met impact’ (VH)

Regieorgaan SIA wenst geïnformeerd te worden over hoe de onderzoekseenheid – waarbinnen de lector zijn of haar activiteiten uitvoert – zich verhoudt tot de onderzoeksthema’s, gespecificeerd in Onderzoek met impact, Strategische onderzoeksagenda hbo 2016 - 2020 van de Vereniging Hogescholen. Op het aanvraagformulier dient daarom te worden aangegeven bij welke thema’s uit deze onderzoeksagenda de activiteiten aansluiten.

Bijdrage aan Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid

Ter versterking van het Nederlandse kennis- en innovatiesysteem neemt Regieorgaan SIA deel aan het missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid van de rijksoverheid. Het kabinet heeft in haar beleid zes Kennis en Innovatie Agenda's (KIA's) opgesteld, die de maatschappelijke opgaven voor de komende jaren beschrijven. Vier van deze agenda’s beschrijven de volgende missies: Energietransitie & duurzaamheid, Landbouw, Water en Voedsel, Gezondheid & Zorg, Veiligheid. De twee overige agenda's dragen bij aan de missies: Sleuteltechnologieën en Maatschappelijk Verdienvermogen. Het kabinet wil dat de innovatieve kracht van bedrijven en de publieke sector bijdraagt aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken. Voor meer informatie zie de SIA-pagina over het missiegedreven innovatiebeleid. Indien van toepassing dient in de aanvraag daarom te worden aangegeven bij welke missie het project aansluit.

Bijdrage aan NWA

Regieorgaan SIA zet zich actief in om hogescholen optimaal mee te laten doen met praktijkgericht onderzoek binnen de verschillende routes van de Nationale Wetenschapsagenda (NWA). Voor meer informatie zie de website van de NWA voor de 25 routes. Indien van toepassing dient in de aanvraag daarom te worden aangegeven bij welke NWA-route het project aansluit.

3.5 Specifieke subsidievoorwaarden

LNV heeft een portfolio aan onderzoeken die het ministerie (mede-) financiert. Om een goed overzicht te kunnen houden van alle onderzoeken waar het bij betrokken is, worden van alle gehonoreerde subsidieaanvragen de projectvoorstellen gedeeld met het Ministerie van LNV. Met de indiening van uw aanvraag geeft u toestemming aan SIA voor doorgifte van het projectvoorstel aan het Ministerie van LNV bij honorering. Medewerkers van LNV hebben alleen recht van inzage in deze projectvoorstellen en mogen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de penvoerder geen uitspraken doen aan derden over inhoud die op basis van de publiek beschikbare samenvatting niet bekend is.

Consortium

De aanvraag wordt ondersteund door een actief betrokken consortium met voldoende kennis en kunde om het onderzoek uit te voeren.

Het consortium dient te bestaan uit ten minste twee door de overheid bekostigde hogescholen waarvan ten minste één HAO instelling. De vier HAO-instellingen zijn: Aeres Hogeschool, Hogeschool Van Hall Larenstein, Inholland en HAS Hogeschool. De aanvrager wordt uitdrukkelijk gevraagd ook relevante instellingen voor middelbaar beroepsonderwijs te betrekken.

Bij aanvang van het beoogde project heeft het consortium zich middels ondertekening van het aanvraagformulier verzekerd van deelname van minimaal zes mkb-ondernemingen, aangevuld met een brancheorganisatie of andere organisatie die het stimuleren van innovatie in het mkb in haar doelstellingen heeft staan. Van de deelnemende mkb-ondernemingen dienen er minimaal vijf in Nederland gevestigd te zijn.

Het personeel van een hogeschool onderhoudt geen directe familiebanden met en/of heeft geen zakelijke belangen bij de betrokken mkb-ondernemingen.

Mkb-ondernemingen die participeren in de aanvraag behoren aan de volgende criteria te voldoen:

  • er is sprake van een onderneming, te weten: een eenheid, ongeacht haar

  • rechtsvorm, die een economische activiteit uitvoert;

  • de onderneming staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

  • de deelname is gericht op het bewerkstelligen van innovatie en/of economische groei van de betreffende onderneming;

  • er is sprake van een onderneming met minder dan 250 werknemers en een jaarlijkse omzet van minder dan € 50 miljoen.

Zzp’ers kunnen deelnemen aan de aanvraag. Een zzp’er geldt echter alleen als een van de minimaal zes vereiste consortiumpartners wanneer de zzp’er deel uitmaakt van een structureel samenwerkingsverband van zzp’ers en/of andere ondernemingen, niet zijnde het consortium, dat zich aantoonbaar richt op innovatie en/of economische groei.

Cofinanciering

De consortiumpartners dragen bij aan de uitvoering van het project. Deze cofinanciering dient ten minste 25% van de totale subsidie te bedragen. Ter voorbeeld: Bij een subsidiebedrag van € 600.000 is de cofinanciering minimaal gelijk aan € 150.000 zodat de totale projectomvang minimaal € 750.000 bedraagt.

De cofinanciering kan zowel in cash als in kind (op geld waardeerbare zaken, uren, natura) plaatsvinden. De omvang van de cofinanciering dient bij de aanvraag opgegeven te worden.

Mogelijkheid tot aanvragen additioneel budget vanuit het programma Kennis op Maat (KoM)

Een goede aansluiting van de binnen deze thematische call te honoreren onderzoeksprojecten bij het lopende onderzoek en de Publiek-Private Samenwerking (PPS) van de topsector Tuinbouw en Uitgangsmaterialen en de topsector Agri & Food is van groot belang.

Met het door het Ministerie van LNV gefinancierde programma Kennis op Maat (KoM) reserveren bovengenoemde topsectoren jaarlijks 3 miljoen euro (inclusief btw) voor de vertaling van bestaande kennis uit onderzoek en praktijk naar handelingsperspectief voor (toekomstige) professionals werkzaam in het mkb. Het betreft nadrukkelijk geen onderzoek. Het budget van het programma dient te worden besteed aan capaciteit bij Wageningen Research (WR). Vanuit het KoM- programma is voor deze call € 100.000 (inclusief btw) beschikbaar. Dit is een additioneel budget en alleen beschikbaar na honorering van de aanvraag binnen deze call.

Om voor deze additionele financiering in aanmerking te komen, moet de betrokken WR-onderzoeker een aparte paragraaf aanleveren voor het projectvoorstel waarin kort de inzet en meerwaarde van deze inzet wordt beschreven van het aan te vragen additionele KoM-budget. Tevens moet het gevraagde bedrag apart worden opgenomen in het begrotingsformat. De bijdrage vanuit KoM telt niet mee als cofinanciering.

Wanneer in de aanvraag inzet van het KoM-budget wordt voorgesteld, is deze additionele inzet niet van invloed op de beoordeling van de aanvraag door de beoordelingscommissie. Wel zal de beoordelingscommissie dan een advies uitbrengen over de inzet van het additionele KoM-budget. Na honorering zal dan de gehele aanvraag en het advies van de beoordelingscommissie met betrekking tot deze inzet worden voorgelegd aan TKI Tuinbouw en Uitgangsmaterialen, TKI Agri&Food en Ministerie van LNV.

Zij beoordelen in gezamenlijkheid of het voorstel bijdraagt aan de KIA Landbouw, Water en Voedsel. Indien deze partijen vastellen dat dit zo is, betalen zij het additionele KoM-budget uit aan Wageningen Research.

3.6 Financiële voorwaarden

De kosten die met deze subsidie gefinancierd kunnen worden, betreffen de gemaakte en/of betaalde loonkosten en materiële kosten, gebaseerd op kostprijs, inclusief eventuele niet-verrekenbare btw.

Loonkosten hogescholen

Voor de loonkosten worden de tarieven conform de Handleiding Overheidstarieven (HOT) uit het jaar 2017 gehanteerd. De tarieven 2017 mogen voor de gehele looptijd van de subsidie worden toegepast. De toegestane tarieven in de HOT betreffen uitsluitend de tarieven conform de volgende tabel.

Tabel integrale loonkosten per salarisschaal 2017 (bedragen in euro’s)

Schaal

Kostendekkend tarief per uur

Schaal

Kostendekkend tarief per uur

1

43

10

72

2

46

11

79

3

48

12

87

4

53

13

95

5

53

14

103

6

56

15

111

7

59

16

119

8

63

17

127

9

68

18

136

Deze tarieven zijn integraal toepasbaar en het hanteren van deze tarieven is zonder toelichting of berekening toegestaan.

Het tarief van een medewerker wordt bepaald op basis van de cao hbo inschaling van de betreffende medewerker. Hogere tarieven dan de HOT zijn niet toegestaan. Lagere tarieven dan de HOT zijn wel toegestaan, maar mogen niet willekeurig worden opgevoerd. Eventuele lagere tarieven moeten kunnen worden onderbouwd, bijvoorbeeld op basis van een interne kostprijsberekening. De instellingsaccountant hoeft hier geen accountantscontrole toe te passen; tarieven lager dan de HOT zijn voor Regieorgaan SIA altijd akkoord. Alleen

Kosten studenten

Het is toegestaan studenten, verbonden aan de hogeschool, in te zetten voor het project en de kosten hiervan binnen het project op te voeren.

Per subsidiejaar kan het volgende worden opgevoerd:

  • Inzet van uren van studenten waarbij geldt dat deze geschiedt als onderdeel van de opleiding (de studenten dienen in dat geval ook studiepunten te krijgen voor hun activiteiten). Alleen de stagevergoeding zoals gebruikelijk binnen de instelling is declarabel. Aan het aantal in te zetten uren per student is een maximum verbonden van 1.650.

  • Inzet van uren van studenten die extra-curriculair worden ingezet in het project. Per student kan maximaal 250 uur per subsidiejaar ten laste van het project worden gebracht.

In beide situaties geldt dat uitsluitend de werkelijke aan de student uitbetaalde bedragen met een maximaal uurtarief van € 25 als kosten kunnen worden opgevoerd. Uren en uurtarieven boven de genoemde maxima kunnen niet als kosten worden opgevoerd. Aan het aantal in te zetten studenten in het project is geen maximum verbonden.

Loonkosten consortiumpartners

Bepaling van het uurtarief van de partners is als volgt:

Tabel uurtarieven

Universiteiten: aio’s en postdocs

VSNU-akkoord

Universiteiten: overige wetenschappelijke functies

Handleiding Overheidstarieven 2017

TO2-instituten

Handleiding Overheidstarieven 2017

Overige partners

Bepaling uurtarief is vrij, met een maximum van € 130 per uur, excl. btw

Onder overige partners worden ook verstaan:

  • onderwijsinstellingen anders dan een door de overheid bekostigde hogeschool zoals gedefinieerd in paragraaf 3.1;

  • projectmedewerkers die gedetacheerd zijn bij een hogeschool en die alleen voor dit project worden ingeleend. Een uitzondering geldt voor project- medewerkers die een detacheringsovereenkomst hebben met een hogeschool die niet alleen betrekking heeft op detachering binnen dit project; de kosten van deze projectmedewerkers mogen onder de loonkosten van de hogeschool worden opgevoerd.

Projectmanagement

In de HOT zit een opslag voor overhead. Voor projectmanagement mag daarom maximaal 10% van de totale projectkosten in de begroting als kosten worden opgevoerd en uiteindelijk ook besteed worden.

Materiële kosten

Onder materiële kosten wordt verstaan de aan de uitvoering van het project verbonden kosten als verbruik van materialen, hulpmiddelen, prototypes, testopstellingen en overige kosten zoals dienstreizen en publicaties.

Aanschaffingen van machines en apparatuur worden niet tot de projectkosten gerekend. Voor machines en apparatuur kunnen slechts de aan het project toe te rekenen afschrijvingskosten of leasetermijnen worden opgevoerd.

Afschrijvingstermijnen worden berekend op basis van de historische aanschafprijs exclusief financieringskosten, een lineaire afschrijvingsmethode en een levensduur van vijf jaar. Opvoering van kosten voor gebruik van apparatuur ouder dan vijf jaar is dus niet mogelijk.

Overige voorwaarden

In totaal mag maximaal 25% van het subsidiebedrag ten bate komen aan de consortiumpartners, zijnde niet de hogescholen.

De aangevraagde subsidiebedragen in de ingediende begroting voor loonkosten en materiële kosten gelden als maxima. Verschuivingen tussen en binnen deze posten zijn alleen mogelijk indien hier gedurende de looptijd een wijzingsverzoek voor wordt ingediend.

4. Procedure

4.1 Ontvankelijkheid

Iedere, via ISAAC, ingediende aanvraag wordt direct geregistreerd door middel van een dossiernummer. Dit dossiernummer geldt als vast kenmerk voor alle verdere correspondentie.

De aanvraag wordt na het verstrijken van de deadline gecontroleerd op de juistheid ten aanzien van volledigheid en vormvereisten. Indien de aanvraag hieraan voldoet, wordt deze ontvankelijk verklaard en in behandeling genomen. De aanvrager ontvangt daarvan bericht.

Voldoet de aanvraag niet aan de volledigheid en vormvereisten, dan wordt de aanvrager de mogelijkheid geboden de ontbrekende gegevens binnen vijf werkdagen te verstrekken. Indien de ontbrekende gegevens binnen vijf werkdagen worden aangeleverd en akkoord worden bevonden, wordt de aanvraag alsnog ontvankelijk verklaard en in behandeling genomen.

De aanvrager ontvangt daarvan bericht.

Indien de ontbrekende gegevens niet binnen de gestelde termijn zijn verstrekt, wordt de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard en niet in behandeling genomen. De aanvrager ontvangt daarvan bericht.

4.2 Beoordeling

Wanneer een aanvraag in behandeling is genomen, wordt de aanvraag voorgelegd aan en beoordeeld door een onafhankelijke beoordelingscommissie. Deze bestaat uit experts afkomstig uit de onderzoekswereld en uit de praktijk.

Vanwege het bijzondere karakter van dit financieringsinstrument wordt in deze call niet gewerkt met referenten.

De beoordelingscommissie beoordeelt elke aanvraag afzonderlijk op basis van de beoordelingscriteria die zijn beschreven in paragraaf 4.3.

De beoordelingscommissie beoordeelt de aanvraag eerst schriftelijk. Per aanvraag worden de bevindingen (vragen en opmerkingen) van de beoordelingscommissie vastgelegd. Deze bevindingen worden aan de aanvragers verzonden, ter voorbereiding op het interview.

De beoordelingscommissie nodigt de indieners uit voor een interview over de aanvraag, waarin ook de initiële beoordeling aan de orde komt (hoor en wederhoor).

De beoordelingscommissie heeft de mogelijkheid om de aanvrager te verzoeken nadere informatie aan te leveren om in de aanvraag gedane uitspraken te onderbouwen voordat zij overgaan tot definitieve beoordeling.

De beoordelingscommissie stelt na afloop van alle interviews de finale beoordeling vast.

Voor alle bij de beoordeling en/of besluitvorming betrokken personen is de Code omgang met persoonlijke belangen van NWO van toepassing.

4.3 Beoordelingscriteria

De aanvragen worden door de beoordelingscommissie beoordeeld aan de hand van drie beoordelingscriteria: vraagarticulatie, netwerkvorming en onderzoeksplan. Deze worden hieronder toegelicht.

Vraagarticulatie

  • De vraag is aanwijsbaar afkomstig van (professionals werkzaam in) het mkb.

  • De aanvraag beschrijft het proces waarlangs de vraagarticulatie plaatsgevonden heeft (workshops in het veld, surveys, verwijzingen naar presentaties, etc.).

  • De vraag is maatschappelijk relevant. Het is een meerwaarde als het gaat om een urgente vraag die uitnodigt tot het ontwikkelen van innovatieve kennis.

  • De vraag sluit aan bij de inhoudelijke doelstelling van het programma Praktijkkennis voor Voedsel en Groen en de doelen zoals geformuleerd in hoofdstuk 2 van deze call.

Netwerkvorming

  • Betrokken mkb-ondernemingen hebben een actieve rol in het onderzoek.

  • Het consortium heeft aantoonbaar voldoende kennis en kwaliteit om het onderzoek uit te voeren.

  • Per deelnemende hogeschool is de rol en betrokkenheid helder beschreven.

  • Elke deelnemende hogeschool is aantoonbaar betrokken bij het onderzoek, blijkend uit een actieve rol en/of een significante eigen bijdrage in het onderzoek.

  • Het netwerk van personen of organisaties staat niet geïsoleerd, er zijn relaties met relevante initiatieven op het vakgebied, in het binnenland en/of buitenland.

  • Het is een meerwaarde als het een uitbreiding van een bestaand netwerk betreft.

  • De aanvrager wordt uitdrukkelijk gevraagd ook de relevante instellingen voor middelbaar beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderzoek te betrekken.

Onderzoeksplan

  • Het onderzoeksplan bevat:

    • een duidelijke en concrete omschrijving van de beoogde bijdrage aan handelingsperspectieven binnen het beschreven doel van dit financieringsinstrument;

    • een volledige maar beknopte weergave van de state-of-the-art kennis in de professionele praktijk en wetenschap, binnen en buiten Nederland. Hiertoe behoort een literatuurreview met actuele studies over het onderwerp van de aanvraag. Dit vraagt ook om een overzicht van toonaangevende regionale, landelijke of internationale kennisagenda’s op dit onderwerp, de daaruit voortkomende initiatieven, de relevantie en de positie die de aanvraag hierin inneemt;

    • een zorgvuldig geformuleerde onderzoeksvraag. Deze onderzoeksvraag is een vertaling van de praktijkvraag en sluit aan bij de state-of-the-art kennis;

    • een beschrijving en onderbouwing van de voorgestelde methoden en analysetechnieken waarmee de onderzoeksvraag beantwoord zal worden. De methoden passen optimaal bij de aard van de vraagstelling. De methoden en analysetechnieken verlopen volgens een bepaalde systematiek en zijn daardoor inzichtelijk, reproduceerbaar en overdraagbaar;

    • een activiteitenplan met meetbare (tussen)doelstellingen en te verwachten (tussen)resultaten, waaruit zichtbaar wordt wie wat wanneer doet, waarom en wat het oplevert;

    • een beschrijving van de wijze waarop de doorwerking van de onderzoeksresultaten naar het onderwijs en onderzoeks- gemeenschap wordt gerealiseerd.

  • De netwerkpartners komen in gezamenlijkheid tot kennisontwikkeling door zelf kennis in te brengen (kenniscirculatie). In het activiteitenplan staat genoemd welke rol praktijk-, onderzoeks- en onderwijspartners op zich nemen (bijvoorbeeld deelname focusgroepen, leerkringen, uitvoering van pilots).

  • Een voorwaarde is dat het onderzoeksplan haalbaar en uitvoerbaar wordt geacht. Hieronder wordt verstaan:

    • de mate waarin de gevraagde financiële middelen in een redelijke verhouding staan tot de aard, omvang en verwachte impact van het projectvoorstel;

    • de mate van personele bezetting en kwaliteit als ook de mate van beschikbare middelen en tijdsinvestering;

    • de mate waarin sprake is van een duidelijk belegd en gekwalificeerd projectmanagement;

    • de mate waarin het beroepenveld bereid is zelf substantieel bij te dragen aan de uitvoering van het project (zoals financieel, beschikbaar stellen van apparatuur, werkruimte, in tijd door begeleiding, projectdeelname e.d., beschikbaar stellen van patenten, licenties, etc.).

De projecten krijgen per criterium een score in gehele getallen, oplopend van 1 tot en met 6, waarbij 6 de hoogste score vertegenwoordigt.

De kwaliteit van het onderzoeksplan weegt 50% mee in de beoordeling. De criteria vraagarticulatie en netwerkvorming wegen elk 25% mee in de beoordeling.

Alle projectvoorstellen ontvangen een gewogen gemiddelde totaalscore en worden op basis van deze score in rangorde gezet.

Alleen projectvoorstellen die op elk criterium een 4.00 of hoger scoren krijgen een positief oordeel.

4.4 Besluitvorming

De beoordelingscommissie brengt verslag uit van haar werkwijze en brengt advies uit aan het bestuur van Regieorgaan SIA.

Het bestuur van Regieorgaan SIA toetst de gevolgde procedure en besluit op basis van het advies van de beoordelingscommissie.

Het besluit van het bestuur van Regieorgaan SIA wordt schriftelijk meegedeeld.

Regieorgaan SIA streeft ernaar het besluit in januari 2021 bekend te maken.

4.5 Indicatief tijdpad

27 okt. 2020, 14:00:00 uur CE(S)T

Deadline indiening aanvragen

november 2020

Schriftelijke reactie aan indieners

december 2020

Interview beoordelingscommissie

januari 2021

Vaststelling beoordeling door beoordelingscommissie en besluitvorming door bestuur Regieorgaan SIA

januari 2021

Bekendmaking

5. Uitvoering

De aanvrager is verantwoordelijk voor de uitvoering van het project en treedt op als penvoerder.

De aanvrager benoemt de (beoogde) contactpersoon.

Monitoring

Regieorgaan SIA wenst geïnformeerd te worden over de voortgang van het project. Na afloop van de subsidieperiode wenst Regieorgaan SIA geïnformeerd te worden over de resultaten van het project. De wijze waarop Regieorgaan SIA geïnformeerd wenst te worden, wordt kenbaar gemaakt in het subsidiebesluit dat volgt bij toekenning van subsidie.

Wijzigingsverzoeken

Voor iedere substantiële wijziging in het gesubsidieerde projectvoorstel is schriftelijke toestemming van Regieorgaan SIA vereist. Wat verstaan wordt onder substantiële wijzigingen wordt kenbaar gemaakt in het subsidiebesluit dat volgt bij toekenning van subsidie.

6. Contact en overige informatie

Inhoudelijke vragen

Op de pagina Programma Praktijkkennis voor Voedsel en Groen op de website van Regieorgaan SIA is de meest recente informatie te vinden. Hier vindt u ook de contactgegevens van de programmamanager. Het aanvraagformulier, het model projectvoorstel, het begrotingsformat en het formulier overzicht betrokken projectgroepleden, worden via ISAAC beschikbaar gesteld.

Vragen van technische aard

Hiertoe verzoeken wij u contact op te nemen met de ISAAC-helpdesk. Wij raden u aan eerst de ISAAC-handleiding door te nemen voordat u contact opneemt met de helpdesk.

De helpdesk van ISAAC is bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 10.00 uur tot 17.00 uur, telefoonnummer 020-346 71 79. U kunt ook uw vraag per e-mail sturen naar isaac.helpdesk@nwo.nl. U ontvangt dan binnen twee werkdagen een reactie.

Naar boven