TOELICHTING
Algemeen deel
1. Inleiding
Verhoging van de huidige en toekomstige arbeidsproductiviteit is belangrijk voor de
Nederlandse economie. Eén van de manieren om een stijging van de productiviteit te
realiseren is via investeringen in menselijk kapitaal.1 De huidige corona-crisis betekent een extra uitdaging waarbij investeren in menselijk
kapitaal dringend noodzakelijk blijft. Bedrijven en werknemers zullen zich moeten
aanpassen aan een nieuwe economische realiteit en goed voorbereid moeten zijn op de
veranderingen die hen te wachten staan.
De subsidiemodule beleidsexperiment menselijk kapitaal (hierna: MKB!dee) heeft als
doel oplossingen te bieden voor belemmeringen die mkb-ondernemers ervan weerhouden
(meer) te investeren in menselijk kapitaal. Op deze manier wordt bijgedragen aan verhoging
van de arbeidsproductiviteit en de duurzame inzetbaarheid van werkenden.
De doelgroep voor de subsidieregeling MKB!dee is voor de openstelling in 2020 verbreed.
Elk idee om de leercultuur in het mkb te versterken is in principe subsidiabel. Er
is extra aandacht voor MKB-bedrijven tot 50 werknemers die veelal door te weinig tijd,
geld of capaciteit moeite hebben met het creëren van een goede leercultuur.2 Voor deze bedrijven is € 2,7 miljoen gereserveerd. Projecten die relevant zijn voor
technische en ICT-sectoren, voor de klimaat- en energietransitie en voor de digitaliseringstransitie
kunnen bij de beoordeling punten verdienen. Hiervoor zijn de rangschikkingscriteria
aangepast.
Daarnaast wordt voorzien in de ophoging van het subsidieplafond van de subsidiemodule
Innovatiekredieten, die is opgenomen in titel 3.9 van de Regeling nationale EZK- en
LNV-subsidies.
2. Inhoudelijke wijzigingen
2.1. Subsidieverstrekking
De subsidiemodule is verbreed door een aanpassing van artikel 3.21.2. De formulering
van het artikel is vereenvoudigd, en het versterken van de leercultuur is expliciet
opgenomen.
Met de herformulering is beoogd duidelijker te maken dat het moet gaan om knelpunten
en oplossingen die liggen binnen het deelnemend mkb-bedrijf zelf, of, in het geval
van een samenwerkingsverband, de deelnemende mkb-bedrijven. Het is een vereiste dat
de leercultuur in de eigen onderneming wordt versterkt. Hieronder nog enkele voorbeelden
van wat met de herformulering van art. 3.21.2 wordt beoogd.
Het project mag geen betrekking hebben op knelpunten en oplossingen die buiten de
eigen onderneming liggen. Neem een idee dat als oogmerk heeft om via publiek-private
samenwerking het onderwijsaanbod beter aan te laten sluiten bij de behoeften van een
bedrijf. In dat geval word er een knelpunt bij een onderwijsinstelling aangepakt,
en niet bij een bedrijf zelf. Er is geen effect op de leercultuur van de eigen onderneming.
Ook als het zou gaan om bijvoorbeeld het ontwikkelen van onderwijsmiddelen voor andere
bedrijven, zonder dat er een knelpunt in de eigen onderneming wordt opgelost, komt
het project niet voor subsidie in aanmerking. Het is wel toegestaan dat derden worden
ingeschakeld om de oplossingen voor de eigen onderneming te helpen realiseren.
In de regeling wordt geëist dat 65% van de deelnemers in een samenwerkingsproject
een mkb bedrijf is (artikel 3.21.2, tweede lid). Dit moeten de mkb-bedrijven zijn
waar belemmeringen worden aangepakt. Een mkb-bedrijft dat bijvoorbeeld onderwijsmiddelen
levert, maar waarbij geen knelpunt wordt opgelost, telt niet mee voor de 65%, maar
mag wel deelnemen in het project.
Van de relatief kleinschalige projecten kan niet worden verwacht dat grotere maatschappelijke
problemen zoals een tekort aan technisch personeel of een tekort aan docenten kunnen
worden opgelost. Deze grote maatschappelijke problemen zijn geen belemmeringen als
bedoeld in MKB!dee. Wat wel binnen de subsidiemodule valt zijn ideeën over hoe een
onderneming met die grotere problemen om wil gaan, bijvoorbeeld door zelf docenten
op te leiden voor het eigen personeel. Als een onderneming belemmeringen ondervindt
bij het zelf opleiden van docenten, bijvoorbeeld door een gebrek aan kennis, wordt
dat wel gezien als belemmering voor de onderneming.
Uit het duidelijker geformuleerde vereiste om in de eigen mkb-onderneming belemmeringen
weg te nemen en de leercultuur te versterken volgt ook dat de subsidie niet is bedoeld
om rechtstreeks te besteden aan scholing- en ontwikkeling, of aan wervingscampagnes.
De categorieën waarbinnen een project in de vorige tenders moest vallen zijn niet
meer opgenomen (Technische en ICT Sectoren, Klimaat- en energietransitie, Digitalisering).
Deze aspecten komen nu terug bij de rangschikkingscriteria.
2.2 Leercultuur voor het kleine mkb tot 50 werknemers
Werknemers in het midden- en kleinbedrijf nemen minder deel aan scholing dan werknemers
in grotere organisaties.3 Daarvoor worden verschillende redenen aangegeven. Zo houden werkgevers in het midden-
en kleinbedrijf zich minder bezig met de betekenis van de ontwikkelingen in hun sector
voor de (toekomstige) competenties van hun werknemers. Daarnaast hebben zij vaak geen
hr-adviseur in dienst en hebben zij minder kennis van het scholingsaanbod dan grotere
bedrijven.
Het kabinet biedt sinds dit jaar aan het gehele mkb ondersteuning bij het creëren
van een leerrijke werkomgeving middels de SLIM-regeling4. Om de kleine ondernemingen extra te ondersteunen, stelt de minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid voor deze tender MKB!dee € 2,7 miljoen budget beschikbaar.5 Dit bedrag is gereserveerd voor aanvragen die gedaan zijn door een kleine onderneming
tot 50 werknemers of een samenwerkingsverband waarvan minstens een van de deelnemers
een kleine onderneming is. Op deze manier wil het kabinet het kleine mkb tot 50 medewerkers
uitdagen om te komen met innovatieve oplossingen voor de belemmeringen die specifiek
zij ervaren bij het creëren of versterken van een leercultuur.6 De overheid verwacht zo verdere inzichten te krijgen in werkzame interventies of
methodieken specifiek voor kleine ondernemingen.
Kleine mkb-ondernemingen kunnen alleen of in samenwerkingsverband een aanvraag indienen.
Zo kunnen bijvoorbeeld ook grotere bedrijven meedenken en helpen bij het bedenken
en uitvoeren van oplossingen voor het kleine mkb. Om gebruik te kunnen maken van het
gereserveerde budget is het verplicht dat minimaal één kleine onderneming deelneemt
in het samenwerkingsverband (artikel II, onderdeel B). In de rangschikking wordt rekening
gehouden met de mate waarin de oplossingen toepasbaar zijn in andere kleine ondernemingen
(artikel 3.21.8, eerste lid, onderdeel d, onder 4°).
De relatie SLIM-regeling tot het MKB!dee
De SLIM-regeling7 en MKB!dee dragen beide bij aan het stimuleren van leren en ontwikkelen in het MKB.
MKB!dee is een experimentele regeling die MKB-ondernemers uitdaagt om te komen met
(innovatieve) oplossingen voor belemmeringen, die hen verhinderen te investeren in
scholing en ontwikkeling van werkenden. De SLIM-regeling biedt juist een structurele
ondersteuning om een leerrijke werkomgeving te creëren waarin het up-to-date houden
van vakkennis en vaardigheden vanzelfsprekend is. De SLIM-regeling en het MKB!dee
versterken elkaar ook: zo kunnen projecten die zijn gestart vanuit het MKB!dee verder
worden gebracht en opgeschaald met behulp van de SLIM-regeling.
|
2.3 Rangschikking
In de rangschikkingscriteria is het toepassen van relevante gedragswetenschappelijke
inzichten als criterium komen te vervallen (artikel 3.21.8, eerste lid, onderdeel
d). Uiteraard is het wel zo dat de regeling het doel heeft gedrag binnen de onderneming
te veranderen met positief effect op de leercultuur. Dit aspect wordt meegenomen bij
het rangschikkingscriterium: bijdrage aan het doel van de regeling (artikel 3.21.8,
eerste lid, onderdeel a).
In 2019 gold de regeling uitsluitend voor de projecten met betrekking tot technische
sectoren, energie en klimaat en digitalisering. Deze beperking is komen te vervallen
in artikel 3.21.2. In plaats daarvan is in het artikel met rangschikkingscriteria
opgenomen dat een project hoger wordt gerangschikt indien: de verwachte projectresultaten
een grotere bijdrage leveren aan:
-
1°. het oplossen van die leiden tot meer en beter inzetbaar personeel in technische sectoren;
-
2°. menselijk kapitaal met betrekking tot digitalisering;
-
3°. menselijk kapitaal met betrekking tot de klimaat- en energietransitie; of
-
4°. het versterken van de leercultuur bij een kleine onderneming. De verschillende aspecten
van dit criterium worden hierna toegelicht.
Technische en ICT-sectoren
Het tekort aan voldoende goed opgeleide technici en ICT’ers is een algemeen knelpunt
voor mkb-ondernemers. MKB!dee beoogt via dit onderdeel van het rangschikkingscriterium
projecten te vinden die eraan bijdragen dat technische MKB-ondernemers meer kunnen
investeren in scholing en ontwikkeling van werkenden om zo bij te dragen aan meer
en beter inzetbaar technisch opgeleid personeel.
Digitaliseringstransitie
Het is belangrijk om het arbeidspotentieel te versterken, met het oog op de snelle
technologische ontwikkelingen, globalisering en maatschappelijke uitdagingen zoals
de digitaliseringstransitie. Vanwege de corona-crisis is het belang van de digitaliseringstransitie
verder toegenomen omdat meer online alternatieven ontwikkeld worden voor wat voorheen
vooral offline diensten en producten waren.
Denk bijvoorbeeld aan het voorbereiden van het personeel op het gebruik van online
sales en marketing, het gebruik van (big)data, de toepassing van artificial intelligence, en het omgaan met digitale veiligheid. Dit zijn vooral andere aspecten van digitalisering
dan uitsluitend opleiding en ontwikkeling van gespecialiseerd ICT-personeel. Dit onderdeel
van het rangschikkingscriterium is relevant voor scholing en opleiding van alle personeel
in alle sectoren, voor wie het van belang is dat ze meekomen met de kansen en bedreigingen
van de digitaliseringstransitie.
Klimaat- en energietransitie
De algemene bottleneck voor de energie- en klimaattransitie is geen tekort aan geld
of ideeën, maar een tekort aan voldoende goed geschoolde mensen die de ideeën kunnen
toepassen. De projecten die bijdragen aan voldoende goed geschoolde mensen die een
van de grootste uitdagingen van de komende tijd kunnen tackelen, de klimaat- en energietransitie,
worden hoger gerangschikt.
Het versterken van de leercultuur bij een kleine onderneming
Dit onderdeel is al toegelicht in paragraaf 2.2.
Kwaliteit, originaliteit en vernieuwendheid voor de eigen organisatie.
Het onderdeel originaliteit is geen onderdeel meer van het rangschikkingscriterium
‘kwaliteit’, maar is verplaatst naar het criterium ‘vernieuwendheid voor de aanvrager’.
Zo zijn alle aspecten van vernieuwendheid in één criterium samengevoegd. Bij dit rangschikkingscriterium
wordt naar drie aspecten gekeken, namelijk originaliteit ten opzichte van andere aanvragers,
vernieuwendheid voor de eigen onderneming, en vernieuwendheid voor de samenleving.
Nu het onderdeel originaliteit niet meer is samengenomen met het onderdeel kwaliteit,
verandert het rangschikkingscriterium kwaliteit enigszins van karakter. Een belangrijk
aspect van dit rangschikkingscriterium is dat helder omschreven wordt welke concrete
producten en tussenproducten een project oplevert, en wat het tijdpad daarbij is.
Ook moet beschreven worden wat het verwachte effect daarvan is op toekomstige investeringen
in menselijk kapitaal door de deelnemende partijen en waarom we dat mogen verwachten.
Op deze manier kan na voltooiing van het project beter beoordeeld worden of de producten
daadwerkelijk zijn opgeleverd, en of dat inderdaad het gewenste effect had of niet.
Door van tevoren zo helder en concreet mogelijk te zijn kan beter bepaald worden of
een idee inderdaad zo goed werkt dat het een kandidaat is voor opschaling.
De overige rangschikkingscriteria en informatieverplichtingen blijven ongewijzigd.
De aanvraag gaat vergezeld van een projectplan van maximaal zes A4.
3. Openstelling 2020
3.1 openstelling MKB!dee
In de Regeling openstelling EZK- en LNV-subsidies 2020 zijn de openstelling en het
subsidieplafond opgenomen. Het aanvragen van een subsidie voor een project is in 2020
mogelijk vanaf 20 oktober 2020 tot en met 15 december 2020. Voor deze subsidiemodule
geldt een subsidieplafond van €10.000.000, waarvan ten minste € 2.700.000 voor aanvragen
gedaan die gedaan zijn door een kleine onderneming of een samenwerkingsverband waarvan
minstens een van de deelnemers een kleine onderneming is.
3.2 Innovatiekredieten
De subsidiemodule Innovatiekredieten, die is opgenomen in titel 3.9 van de Regeling
nationale EZK- en LNV-subsidies, is gericht op de ontwikkeling van veelbelovende en
uitdagende innovaties met een uitstekend marktperspectief. Op grond van deze subsidiemodule
wordt subsidie verstrekt in de vorm van een krediet voor risicovolle technische en
klinische ontwikkelingsprojecten.
Voor de subsidiemodule Innovatiekredieten wordt het subsidieplafond opgehoogd voor
een van de typen ontwikkelingsprojecten, waarvoor op grond van deze subsidiemodule
subsidie wordt verstrekt. Het subsidieplafond voor Technische ontwikkelingsprojecten
wordt namelijk met € 10.000.000 opgehoogd naar € 40.000.000. Hiermee wordt tegemoetgekomen
aan de gestegen vraag naar innovatiekrediet voor dit type projecten.
4. Staatssteun
Op grond van de subsidiemodule beleidsexperiment menselijk kapitaal wordt subsidie
verleend voor projecten die tot doel hebben MKB-ondernemers te stimuleren om te investeren
in scholing en ontwikkeling van huidig en toekomstig personeel. Voor subsidie komen
alle redelijk gemaakte kosten in aanmerking die direct verbonden zijn met de uitvoering
van het project. Subsidiëring van deze kosten zal (in ieder geval gedeeltelijk) kwalificeren
als staatssteun. Er is sprake van steun die wordt bekostigd met overheidsmiddelen
omdat er subsidie wordt verstrekt. De steun komt daarnaast ten goede aan een onderneming.
De subsidieontvanger verricht namelijk (deels) economische activiteiten met de subsidie.
Hierdoor heeft de subsidieaanvrager een selectief voordeel dat hij niet langs normale
commerciële weg zou hebben verkregen. Tot slot kan de verkregen steun ertoe leiden
dat de concurrentie vervalst wordt en daarmee mogelijk invloed hebben op de handel
tussen landen in de interne markt. Besloten is deze steun te rechtvaardigen door middel
van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende
de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352) (hierna: de algemene de-minimisverordening).
Dit volgt ook uit artikel 3.21.11. Op grond van de algemene de-minimisverordening
is het toegestaan om ondernemingen voor een bepaald bedrag te steunen zonder dat dit
wordt aangemerkt als staatssteun. Het toegestane bedrag aan steun is zo minimaal (de-minimis)
dat het weinig tot geen impact heeft op de interne markt en aldus niet als staatssteun
wordt aangemerkt. De algemene de-minimisverordening staat toe dat aan een onderneming
over een periode van drie belastingjaren tot € 200.000 aan de-minimissteun wordt verstrekt.
Als dit plafond is bereikt, mag in het desbetreffende jaar geen de-minimissteun meer
worden verleend. Hiervoor moet de aanvrager voor alle deelnemers door middel van een
de-minimisverklaring laten zien welke de-minimissteun in de twee voorafgaande belastingjaren
is ontvangen. Dit volgt uit artikel 3.21.10, onderdeel e. De minister zal de subsidie
op grond van artikel 22 van het Kaderbesluit afwijzen indien hij beoordeelt dat niet
aan alle criteria van de algemene de-minimisverordening wordt voldaan. Voor de duidelijkheid
wordt opgemerkt dat in geval van een samenwerkingsverband bij de subsidieaanvraag
van alle deelnemers een de minimisverklaring ingediend moet worden teneinde voor alle
afzonderlijke deelnemers te kunnen vaststellen of en hoeveel de minimis-steun in de
twee voorafgaande belastingjaren is verleend.
De subsidiemodule Innovatiekredieten bevat staatssteun die wordt gerechtvaardigd door
artikel 21 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.
5. Regeldruk
Deze wijzigingen in de MKB!dee subsidiemodule leiden niet tot wijziging van informatieverplichtingen
en daarom ook niet tot een toe- of afname van de regeldruk bij de gebruikers van deze
subsidiemodule. Dit geldt eveneens voor de ophoging van het budget voor de subsidiemodule
Innovatiekredieten.
Artikelsgewijs
Artikel I
onderdeel A
Artikel 3.21.1 bevat begripsomschrijvingen die specifiek voor titel 3.21 gelden. Het
begrip ‘gedragswetenschappelijke inzichten’ vervalt als gevolg van het vervallen van
een rangschikkingscriterium waarin dit begrip werd gebruikt. ‘Leercultuur’, ‘visserijactiviteit’ en ‘visserijonderneming’ worden als begrippen toegevoegd.
onderdeel B
Uit artikel 3.21.2 volgt voor welke projecten subsidie kan worden aangevraagd.
Ondernemingen die actief zijn in de sectoren landbouw en visserij worden vanwege een
lagere de minimis-grens (€ 15.000 resp. € 30.000) uitgesloten van deze subsidiemodule.
Dit hangt samen met de ondergrens van € 25.000 voor de regeling. Ook voor de transportsector
geldt een lagere de minimisgrens, maar met een maximum bedrag van € 100.000 is dit
afhankelijk van het projectplan geen grote belemmering gezien het maximum subsidiebedrag
van € 124,999. Voor verdere toelichting op dit artikel wordt verwezen naar paragraaf
2.1.
onderdeel C
Artikel 3.21.5 wijzigt de realisatietermijn. Om ondernemers meer tijd te geven hun
plannen te realiseren is de realisatietermijn (de termijn waarbinnen een gesubsidieerd
project moet kunnen worden uitgevoerd) verlengd van één naar twee jaar.
onderdeel D
Vanwege aanpassingen beschreven in onderdeel B moet een verwijzing naar artikel 2.21.2
aangepast worden naar artikel 2.21.2, eerste lid.
onderdeel E
Uit artikel 3.21.7 volgde dat er een Adviescommissie beleidsexperiment menselijk kapitaal
is, die de minister adviseerde over de afwijzingsgronden en de rangschikkingscriteria.
Dit artikel komt te vervallen omdat de werkzaamheden van de Adviescommissie beleidsexperiment
menselijk kapitaal worden beëindigd. Het is voor deze subsidiemodule niet noodzakelijk
dat de minister door een adviescommissie wordt geadviseerd. De beoordeling zal nu
door RVO namens de minister worden gedaan.
onderdeel F
Artikel 3.21.8 bevat de rangschikkingscriteria, deze zijn aangepast vanwege een verbreding
van de module. Voor een toelichting op dit artikel wordt verwezen naar paragraaf 2.3.
Artikel II
Dit artikel regelt de openstelling en het subsidieplafond voor de subsidiemodule MKB!dee
in 2020. Daarnaast wordt het subsidieplafond voor de subsidiemodule Innovatiekredieten
verhoogd. Dit is toegelicht in paragraaf 3.
Artikel III
Dit artikel regelt de inwerkingtreding. De regeling treedt in werking met ingang van
de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Omdat
deze regeling gepaard gaat met voordelen voor MKB-ondernemers, is besloten af te wijken
van de vaste verandermomenten voor regelgeving. Opgemerkt wordt dat de subsidiemodule
op 20 oktober 2020 wordt opengesteld. Aan potentiële aanvragers wordt daarmee gelegenheid
geboden om een aanvraag voor te bereiden. Reden voor de tijdige openstellig van deze
module is de wens dat zo snel mogelijk kan worden begonnen met de uitvoering van de
te subsidiëren projecten. Ook de verhoging van het subsidieplafond van de subsidiemodule
Innovatiekredieten gaat gepaard met voordelen voor ondernemers omdat er meer aanvragen
gehonoreerd kunnen worden.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer