Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 25 juni 2020, nr. 2020-0000119455, tot wijziging van de Algemene douaneregeling

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op artikel 2:1 van de Algemene douanewet en artikel 63 Wet op de accijns;

Besluit:

ARTIKEL I

De Algemene douaneregeling wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1:1 wordt ‘2:1, aanhef en onder a tot en met h, j, k en n’ vervangen door ‘2:1’.

B

Artikel 1:2 wordt als volgt gewijzigd:

1. De punt aan het slot van onderdeel x wordt vervangen door een puntkomma.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel y door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

z. IMO/FAL 1, 3 of 4:

formulier als bedoeld in aanhangsel 1 van de bijlage bij het op 9 april 1965 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake het vergemakkelijken van het internationale verkeer ter zee, met Bijlage (Trb. 1966, 162), waarbij het nummer verwijst naar het specifieke formulier.

C

Artikel 2:0 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘bij de haven’ vervangen door ‘in de haven, onderscheidenlijk op de internationale luchthaven’.

2. Het tweede lid alsmede de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid vervallen.

D

Artikel 2:1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. In afwijking in zoverre van het eerste lid kan voor binnenkomende schepen een tijdelijke ligplaats worden gekozen op de plaatsen, genoemd in bijlage V. Op deze plaatsen vinden geen andere activiteiten plaats dan:

    • a. het innemen van scheepsvoorraden ten behoeve van de bemanning van het schip;

    • b. het innemen van brandstoffen of smeermiddelen bestemd voor de aandrijving of smering van het schip; of

    • c. het aan of van boord nemen van goederen voor reparatie of vervanging van onderdelen van het schip, mits deze reparatie of vervanging noodzakelijk is om het schip zijn reis voort te kunnen laten zetten alsmede de daadwerkelijke reparatie of vervanging van die onderdelen.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. Van de aankomst en van het vertrek van een schip op de plaatsen, genoemd in bijlage V, voor het verrichten van een activiteit, genoemd in het derde lid, wordt mededeling gedaan aan de inspecteur.

3. Het vijfde lid vervalt.

E

Artikel 2:2 vervalt.

F

In artikel 2:2a, eerste lid, wordt ‘provisie’ vervangen door ‘scheepsvoorraden’.

G

Artikel 2:3 komt te luiden:

Artikel 2:3

De artikelen 2:0, 2:1, 2:2a en 2:5 zijn niet van toepassing op schepen en luchtvaartuigen indien:

  • a. de laatste haven, onderscheidenlijk luchthaven, van vertrek voor aankomst in Nederland is gelegen in het douanegebied van de Unie;

  • b. geen goederen aan boord zijn waarvoor bij het in het vrije verkeer brengen rechten bij invoer of andere belastingen zijn verschuldigd of waarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift de vervulling van bepaalde formaliteiten is vereist;

  • c. op de aan boord aanwezige goederen bij het binnenbrengen in het douanegebied van de Unie geen verboden of beperkingen van toepassing zijn of zouden zijn als bedoeld in artikel 1:1, vijfde lid, van de wet; en

  • d. het schip of luchtvaartuig in de Unie thuishoort.

H

In artikel 2:5, eerste lid, wordt ‘bijlage 9’ vervangen door ‘bijlage 9, aanhangsel A, onderdeel 2,’.

I

Hoofdstuk 4, afdeling 4.4, vervalt.

J

Artikel 6:1a, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Het aanbrengen bij het douanekantoor van uitgang, bedoeld in artikel 331, eerste lid, van de Uitvoeringsverordening Douanewetboek van de Unie, geschiedt op elektronische wijze met een aankomstmelding waarin de gegevenselementen, genoemd in bijlage IXa, titel I, zijn opgenomen.

K

Artikel 6:2 komt te luiden:

Artikel 6:2

  • 1. Van een schip of een luchtvaartuig dat het douanegebied van de Unie over zee, onderscheidenlijk door de lucht, zal verlaten, wordt voor vertrek op elektronische wijze een aangifte ten uitklaring gedaan door het inzenden van de generale verklaring (IMO/FAL 1), onderscheidenlijk door het inzenden van de generale verklaring luchtvaart, bedoeld in bijlage 9 bij het op 7 december 1944 te Chicago tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Stb. 1947, 165), waarin de gegevenselementen, genoemd in bijlage IXa, titel III, zijn opgenomen

  • 2. Van alle goederen geladen in een Nederlandse haven of luchthaven aan boord van het schip of luchtvaartuig, bedoeld in het eerste lid, wordt uiterlijk op de werkdag volgend op de dag van vertrek uit de haven, onderscheidenlijk de luchthaven, een aangifte ten uitklaring gedaan bij het douanekantoor van uitgang door het op elektronische wijze inzenden van het douanemanifest bij uitgang waarin de gegevenselementen, genoemd in bijlage IXa, titel II, zijn opgenomen.

L

In artikel 6:3, derde lid, onderdeel a, wordt ‘provisie of scheepsbehoeften’ vervangen door ‘scheepsvoorraden’.

M

Artikel 6:4, komt te luiden:

Artikel 6:4

Schepen en luchtvaartuigen hoeven niet te worden aangebracht bij een douanekantoor van uitgang indien:

  • a. de eerste haven of luchthaven van bestemming is gelegen binnen het douanegebied van de Unie;

  • b. geen goederen aan boord zijn waarvoor bij de uitvoer, wederuitvoer, dan wel met het oog op de verkrijging van kwijtschelding of terugbetaling van rechten bij invoer of andere belastingen aan het douanekantoor van uitgang formaliteiten moeten worden vervuld;

  • c. op de aan boord aanwezige goederen geen verboden of beperkingen als bedoeld in artikel 1:1, vijfde lid, van de wet bij het verlaten van het douanegebied van de Unie van toepassing zijn of zouden zijn; en

  • d. het schip of luchtvaartuig in de Unie thuishoort.

N

In artikel 7:16, eerste lid, onderdeel a, wordt ‘provisie en scheepsbehoeften’ vervangen door ‘scheepsvoorraden’.

O

In artikel 7:17 wordt de tabel als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt ‘58,81%’ vervangen door ‘73,45%’.

2. In onderdeel c wordt ‘59,98%’ vervangen door ‘80,77%’.

P

Artikel 11:5, onderdeel d, komt als volgt te luiden:

  • d. een schip of luchtvaartuig dat het douanegebied van de Unie zal doen verlaten, doet vertrekken uit de haven, onderscheidenlijk van de internationale luchthaven, bedoeld in artikel 2:1, eerste lid, onderscheidenlijk tweede lid;.

Q

Na artikel 11:7 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11:8

Hij die in strijd met de wettelijke bepalingen geen mededeling doet van de aankomst of van het vertrek van een schip als bedoeld in artikel 2:1, vierde lid, maakt zich schuldig aan het plegen van een strafbaar feit.

R

Bijlage IV, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste onderdeel wordt als volgt gewijzigd:

a. In de opsomming wordt vóór ‘* Duiven’ ingevoegd:

  • * Amsterdam:

    • voor luchtvaartuigen met bestemming de internationale luchthaven van Den Helder Airport;.

b. In de zin na ‘* Groningen Airport Eelde’ wordt ‘en Texel’ vervangen door ‘, Texel en Heliport Eemshaven’.

c. In de zin na ‘* Schiphol’ wordt ‘luchthavens van Den Helder Airport en’ vervangen door ‘luchthaven’.

2. In het vierde onderdeel wordt ‘en Texel’ vervangen door ‘, Texel en Heliport Eemshaven’.

S

In bijlage V, aanhef, eerste zin wordt ‘en de daarmee vervoerde goederen eveneens kunnen worden aangebracht’ vervangen door ‘een tijdelijke ligplaats kunnen kiezen.’. Voorts wordt in de tweede zin ‘artikel 2:1, vierde lid’ vervangen door ‘artikel 2:1, derde lid’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2020.

De Staatssecretaris van Financiën, A.C. van Huffelen

TOELICHTING

I. Algemeen

In Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens van de lidstaten en tot intrekking van Richtlijn 2002/6/EG (PbEU 2010, L 283) is voor de uitwisseling van maritieme gegevens één loket werkend via een geautomatiseerd systeem voorgeschreven (Single Window, hierna: SW). Dit is nationaal uitgewerkt in het ‘Maritime Single Window’ (hierna: MSW NL).

Het MSW NL is in Nederland sinds 1 mei 2017 ook van toepassing op de luchtvaartsector, waardoor de naam is gewijzigd in ‘Single Window voor maritiem en lucht’ (hierna: SW).

SW is ontwikkeld door Rijkswaterstaat. Via SW worden de in de artikelen 3 en 4 van de Scheepvaartverkeerswet juncto de artikelen 5, 7 en 22 van het Besluit meldingsformaliteiten en gegevensverwerking scheepvaart en de Regeling meldingen en communicatie scheepvaart voorgeschreven meldingsformaliteiten alsmede meldingen van aankomst of vertrek van schepen en luchtvaartuigen en de aangifte voor tijdelijke opslag van de goederen die gelost gaan worden, doorgegeven aan de Douane.

De grote havens en luchthavens in Nederland zijn met hun systemen aangesloten op SW voor de uitwisseling van deze voorgeschreven meldingsformaliteiten.

De gegevens die op grond van de douane wet- en regelgeving moeten worden verstrekt, worden op grond van de artikelen 7 en 8 van het Besluit meldingsformaliteiten en gegevensverwerking scheepvaart en op grond van de artikelen 3 en 10 van het Regeling meldingen en communicatie scheepvaart vanuit SW doorgestuurd naar het elektronische douanesysteem ‘Douane ManiFest’ (hierna: DMF). De douane gebruikt de gegevens uit DMF voor de uitoefening van haar wettelijke taken.

De hoofdstukken 2 en 6 van de Algemene douaneregeling (hierna: Adr) en de bijbehorende bijlagen die zien op binnenbrengen en uitgaan van goederen worden aangepast in verband met het gebruik van SW. De aanpassingen die voortvloeien uit het gebruik van SW zijn over het algemeen van redactionele aard. Dat laatste geldt eveneens voor de overige aanpassingen van de hoofdstukken 2 en 6, met uitzondering van de artikelen 2:1, vierde lid, en artikel 6:2, vijfde lid (oud), Adr. Voormelde bepalingen worden in lijn gebracht met de geldende Unie bepalingen op het gebied van douane. In artikel 11:8 is voor de handhaving van de verplichtingen van artikel 2:1, vierde lid, van de Adr een strafrechtelijke bepaling opgenomen.

Voorts wordt het begrip ‘IMO/FAL’ dat wordt gebruikt ter aanduiding van de (elektronische) formulieren in diverse artikelen van de Adr, opgenomen bij de definities en worden de forfaitaire accijnstarieven van rooktabak en sigaretten aangepast.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I, onderdeel A (artikel 1:1 van de Algemene douaneregeling)

In artikel 1:1 Adr zijn de delegatiegrondslagen vermeld waarop de Adr is gebaseerd. Met betrekking tot de delegatiegrondslagvermelding die ziet op artikel 2:1 van de Algemene douanewet wordt een omissie hersteld. Alle onderdelen van genoemd artikel 2:1 worden als delegatiegrondslag gebruikt. Deze zijn echter niet allemaal aangehaald. Er bestaat derhalve geen reden meer om alle onderdelen apart te vermelden.

Artikel I, onderdeel B (artikel 1:2 van de Algemene douaneregeling)

In de Adr wordt in diverse artikelen verwezen naar IMO/FAL-formulieren. Deze formulieren zijn opgenomen in aanhangsel 1 van de bijlage bij het op 9 april 1965 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake het vergemakkelijken van het internationale verkeer ter zee, met Bijlage (Trb. 1966, 162). Ter verduidelijking en ter vermijding van het herhalen van de citeertitel wordt de afkorting ‘IMO/FAL’ als verwijzing naar de formulieren die zijn opgenomen in het voormeld verdrag toegevoegd bij de begripsbepalingen als onderdeel z van artikel 1:2 Adr. In de bepalingen van de Adr wordt genoemde afkorting steeds gevolgd door een nummer. In de begripsbepaling wordt aangegeven dat dit nummer verwijst naar een specifiek formulier dat is opgenomen in dat aanhangsel 1 van die bijlage.

Artikel I, onderdeel C (artikel 2:0 van de Algemene douaneregeling)

Met de aanpassing wordt een taalkundige verbetering aangebracht in artikel 2:0, eerste lid, Adr. Voorts vervalt de mogelijkheid die de inspecteur op grond van het tweede lid van dat artikel heeft, om in het geval van binnenkomende vliegtuigen toe te staan dat het betreffende douanekantoor niet minimaal twee uur voor de verwachte aankomsttijd van deze vliegtuigen in kennis behoeft te worden gesteld. Reden is dat deze meldingen nu via SW elektronisch aan de douane worden doorgegeven; voor een bepaling dat de inspecteur daarop een uitzondering kan maken is in dit systeem geen plaats.

Artikel I, onderdeel D (artikel 2:1 van de Algemene douaneregeling)

De inhoud van het huidige artikel 2:1, derde lid, Adr komt te vervallen omdat in artikel 139, zevende lid, van het Douanewetboek van de Unie1 al is bepaald de bij de douane aangebrachte goederen niet zonder toestemming van de douaneautoriteiten mogen worden weggevoerd van de plaats waar zij zijn aangebracht.

Daarvoor in de plaats wordt artikel 2:1, derde lid, Adr gebruikt om het huidige vierde en het vijfde lid van artikel 2:1 Adr samen te voegen. Hierbij wordt aangegeven welke activiteiten kunnen plaatsvinden op die tijdelijke ligplaatsen. De genoemde activiteiten zijn materieel gezien niet gewijzigd. Zo zijn slechts de begrippen ‘provisie en scheepsbehoeften’ vervangen door het begrip ‘scheepsvoorraden’. Scheepsvoorraden is namelijk de term die in het Douanewetboek van de Unie voor deze goederen wordt gebezigd.2

In het nieuwe vierde lid van artikel 2:1 Adr is de verplichting opgenomen om mededeling te doen van de aankomst en het vertrek van een schip op een tijdelijke ligplaats indien daar de in het derde lid (nieuw) van hetzelfde artikel genoemde activiteiten zullen worden verricht. Deze mededeling wordt gedaan met een Notification of Arrival respectievelijk een Notification of Departure.

Artikel I, onderdeel E (artikel 2:2 van de Algemene douaneregeling)

Het eerste lid van artikel 2:2 Adr komt te vervallen omdat op grond van artikel 6 van het Douanewetboek van de Unie het uitgangspunt is dat de uitwisseling van informatie tussen marktdeelnemers en douaneautoriteiten geschiedt met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken.

Het tweede lid van artikel 2:2 Adr komt te vervallen omdat het toezicht op het aanbrengen van een binnenkomend schip op een tijdelijke ligplaats is opgenomen in het nieuwe vierde lid van artikel 2:1 Adr.

Artikel I, onderdeel F (artikel 2:2a van de Algemene douaneregeling)

In artikel 2:2a, eerste lid, Adr wordt het begrip ‘provisie’ vervangen door het in het Douanewetboek van de Unie gebezigde begrip ‘scheepsvoorraden’.

Artikel I, onderdeel G (artikel 2:3 van de Algemene douaneregeling)

Deze wijziging betreft een herformulering van vrijstelling voor het verrichten van formaliteiten met betrekking tot het binnenbrengen in het douanegebied van de Unie voor schepen en luchtvaartuigen die in de Unie thuishoren en tijdelijk de territoriale wateren hebben verlaten. Het betreft, onder meer, oorlogsschepen en militaire luchtvaartuigen, pleziervaartuigen, vissersschepen welke van de visvangst komen en voorzien zijn van een aanduiding omtrent de haven waar zij thuishoren, sleepboten, vaartuigen voor het verrichten van loodsdiensten, reddingsboten en schepen en luchtvaartuigen van de Nederlandse kustwacht. Deze schepen en luchtvaartuigen met of zonder lading aan boord, komen in aanmerking voor een vrijstelling van de meldingsverplichtingen bij binnenkomst. De vrijstelling is van toepassing indien aan alle voorwaarden van dit artikel wordt voldaan.

Artikel I, onderdeel H (artikel 2:5 van de Algemene douaneregeling)

De aanpassing van artikel 2:5, eerste lid, Adr betreft een verduidelijking van de vindplaats van de gegevens die in de aangifte voor tijdelijke opslag moeten worden vermeld

Artikel I, onderdeel I (afdeling 4.4 van de Algemene douaneregeling)

De afdeling 4.4 Adr vervalt omdat de bepalingen betreffende het in kennis stellen van de inspecteur voorafgaand aan de wederuitvoer en het uitgaan van goederen in Hoofdstuk 6 zijn opgenomen.

Artikel I, onderdeel J (artikel 6:1a van de Algemene douaneregeling)

Artikel 6:1a Adr wordt verduidelijkt door uitdrukkelijk te bepalen dat de aankomstmelding bij het aanbrengen bij het douanekantoor van uitgang op elektronische wijze moet gebeuren. Tevens is duidelijker aangegeven waar de specificaties, waaraan het elektronische bericht moet voldoen, zijn opgenomen in bijlage IXa Adr, te weten in titel I van die bijlage.

Artikel I, onderdeel K (artikel 6:2 van de Algemene douaneregeling)

Artikel 6:2 Adr wordt opnieuw geredigeerd, het betreft een samenvoeging van de artikelleden in verband met de leesbaarheid.

De leden van het huidige artikel 6:2 Adr die zien op de uitklaring van een schip of het luchtvaartuig en het daartoe voorgeschreven document en het tijdstip zijn samengevoegd in het nieuwe eerste lid van dat artikel.

De leden van het huidige artikel 6:2 Adr die zien op de uitklaring van de goederen aan boord van een schip of luchtvaartuig en de daarvoor te verrichten formaliteiten zijn samengevoegd in het nieuwe tweede lid van dat artikel.

In het tweede lid is tevens een nieuwe termijn voor het indienen van het uitgaande manifest opgenomen, waardoor de douane in staat zal zijn te voldoen aan de informatieverplichting van artikel 333, tweede lid, van de Uitvoeringsverordening van het Douanewetboek van de Unie.3 Die bepaling schrijft, als hoofdregel, voor dat het douanekantoor van uitgang het douanekantoor van uitvoer uiterlijk op de volgende werkdag na de dag waarop de goederen het douanegebied van de Unie hebben verlaten van dat uitgaan informeert. De inspecteur heeft binnen het toezichtskader van de Uniebepalingen niet langer de mogelijkheid om van voormelde termijn af te wijken. Gelet op het voorgaande komen de huidige leden vijf en zes van artikel 6:2 Adr te vervallen.

Artikel I, onderdeel L (artikel 6:3 van de Algemene douaneregeling)

In artikel 6:3, derde lid, Adr wordt het begrip ‘provisie’ vervangen door het in het Douanewetboek van de Unie gebezigde begrip ‘scheepsvoorraden’.

Artikel I, onderdeel M (artikel 6:4 van de Algemene douaneregeling)

Deze nieuwe verwoording van artikel 6:4 Adr betreft een herformulering van de voorwaarden waaronder schepen en luchtvaartuigen die in de Unie thuishoren en tijdelijk de territoriale wateren verlaten niet hoeven te worden aangebracht bij een douanekantoor van uitgang. Het betreft, onder meer, oorlogsschepen en militaire luchtvaartuigen, pleziervaartuigen, vissersschepen welke van de visvangst komen en voorzien zijn van een aanduiding omtrent de haven waar zij thuishoren, sleepboten, vaartuigen voor het verrichten van loodsdiensten, reddingsboten en schepen en luchtvaartuigen van de Nederlandse kustwacht. Deze schepen en luchtvaartuigen met of zonder lading aan boord, komen in aanmerking voor een vrijstelling van de meldingsverplichtingen bij uitgaan. De vrijstelling is van toepassing indien aan alle voorwaarden van dit artikel wordt voldaan.

Artikel I, onderdeel N (artikel 7:16 van de Algemene douaneregeling)

In artikel 7:16, eerste lid, onderdeel a, Adr wordt het begrip ‘provisie’ vervangen door het in het Douanewetboek van de Unie gebezigde begrip ‘scheepsvoorraden’.

Artikel I, onderdeel O (artikel 7:17 van de Algemene douaneregeling)

In artikel 7:17 Adr zijn forfaitaire accijnstarieven opgenomen die van toepassing zijn op bepaalde accijnsgoederen die als reizigersbagage of kleine zendingen in Nederland worden ingevoerd en waarvoor geen vrijstelling van accijns kan worden verleend. Voor een tweetal tabaksproducten is dit forfaitaire accijnstarief uitgedrukt als een percentage van de kleinhandelsprijs van soortgelijke producten. Bij invoer van bijvoorbeeld een pakje sigaretten zal daarom worden nagegaan wat dat pakje of een vergelijkbaar pakje in Nederland kost. Op die prijs wordt het forfaitaire accijnstarief toegepast. De wijziging van artikel 7:17 Adr strekt ertoe het forfaitaire accijnstarief voor rooktabak en sigaretten in de tabel opgenomen in dat artikel met ingang van 1 juli 2020 aan te passen aan de gewogen gemiddelde kleinhandelsprijzen (WAP, weighted average price) van rooktabak en sigaretten over het kalenderjaar 2019 zoals bekendgemaakt op 20 februari 2020 op de website van de Rijksoverheid. Voor rooktabak is deze WAP € 193,10 per kilogram en voor sigaretten € 324,47 per 1.000 stuks.

Artikel I, onderdeel P (artikel 11:5 van de Algemene douaneregeling)

In artikel 11:5, onderdeel d, Adr wordt een taalkundige correctie aangebracht, te weten de toevoeging van de woorden ‘laat vertrekken’.

Artikel I, onderdeel Q (artikel 11:8 van de Algemene douaneregeling)

In artikel 11:8 Adr is in verband met de handhandhaving van de in artikel 2:1, vierde lid opgenomen verplichting tot het doen van een mededeling een sanctiebepaling opgenomen.

Artikel I, onderdeel R (Bijlage IV van de Algemene douaneregeling)

De verplaatsing van Den Helder Airport van douanekantoor Schiphol Cargo naar douanekantoor Amsterdam houdt verband met de competentie van het toezichthoudende regiokantoor van de Douane en heeft geen feitelijke gevolgen. Voorts is Heliport Eemshaven toegevoegd als internationale luchthaven voor goederen welke mondeling dan wel door enige andere handeling kunnen worden aangegeven en waarvan de totale waarde van de door een persoon meegevoerde goederen die mondeling kunnen worden aangegeven niet hoger mag zijn dan € 1.000.

Artikel I, onderdeel S (Bijlage V van de Algemene douaneregeling)

De aanhef van bijlage V Adr wordt aangepast om aan te verduidelijken dat deze bijlage ziet op de locaties waar is toegestaan dat deze worden gebruikt om schepen een tijdelijke ligplaats te geven. Op deze tijdelijke ligplaatsen mogen bepaalde activiteiten als bedoeld in artikel 2:1, derde lid (nieuw), Adr worden verricht.

De Staatssecretaris van Financiën, A.C. van Huffelen


X Noot
1

Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2013, L 269).

X Noot
2

Artikel 269, tweede lid, onderdeel c, van het Douanewetboek van de Unie.

X Noot
3

Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2015, L 343).

Naar boven