Regeling Immaterieel erfgoed in stedelijke context

Het bestuur van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

gelet op artikel 10, vierde lid van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

gelet op artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op het Algemeen Subsidiereglement van het Fonds voor Cultuurparticipatie;

met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 24 juni 2020;

besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Algemeen Subsidiereglement:

Algemeen Subsidiereglement stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

b. adviescommissie:

een interne of externe adviescommissie, zoals bedoeld in het Huishoudelijk Reglement van de Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie 2019;

c. bestuur:

het bestuur van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

d. erfgoedbeoefening:

erfgoedactiviteiten die door een persoon in de vrije tijd worden uitgevoerd;

e. erfgoedbeoefenaar:

persoon die in zijn of haar vrije tijd actief participeert op het gebied van immaterieel erfgoed in een erfgoedgemeenschap;

f. erfgoedgemeenschap:

personen die immaterieel erfgoed beoefenen en waarde hechten aan specifieke aspecten daarvan die ze op basis van vrijwillige inzet voor en met elkaar willen ontwikkelen en doorgeven aan anderen;

g. Fonds:

het Fonds voor Cultuurparticipatie;

h. immaterieel erfgoed:

cultuuruitingen die door erfgoedgemeenschappen worden beleefd als erfgoed en hun een gevoel van identiteit en continuïteit geven. Dit immaterieel erfgoed wordt vormgegeven in samenhang met maatschappelijke veranderingen en in interactie met de omgeving, en doorgegeven;

i. Koninkrijk der Nederlanden:

Nederland, Aruba, Curaçao, Sint-Maarten en de bijzondere gemeenten Bonaire, Sint-Eustatius en Saba.

Artikel 2. Doel

Met deze regeling stimuleert het Fonds om mensen in stedelijke context met elkaar in verbinding te brengen door de beoefening en beleving van immaterieel erfgoed. Door deze verbindingen wordt de sociale waarde van het erfgoed benut en wordt het borgen, ontwikkelen en doorgeven ervan gestimuleerd.

Artikel 3. Wie kan subsidie aanvragen

Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een in het Koninkrijk der Nederlanden gevestigde stichting of vereniging met rechtspersoonlijkheid zonder winstoogmerk, die zich inzet voor immaterieel erfgoed of erfgoedbeoefening dan wel die een erfgoedgemeenschap vertegenwoordigt.

Artikel 4. Waarvoor kan subsidie worden aangevraagd

  • 1. Een organisatie kan subsidie aanvragen voor een project dat ontwikkeld wordt voor of door gemeenschappen, beoefenaars, groepen of netwerken. De aanvraag is gericht op het stimuleren, beoefenen, zichtbaar maken, mogelijk maken, ontwikkelen of doorgeven van immaterieel erfgoed in stedelijke context.

  • 2. Het project heeft een maximale looptijd van twee jaar en start uiterlijk binnen zes maanden na subsidieverlening.

  • 3. Het project start niet eerder dan 13 weken na indiening van de aanvraag.

Artikel 5. Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt € 400.000,–.

  • 2. Het Fonds kan de hoogte van het subsidieplafond wijzigen. Wijzigingen worden op de website van het Fonds bekendgemaakt.

Artikel 6. Hoogte van de subsidie

De bij het Fonds aangevraagde subsidie bedraagt minimaal € 2.500 en maximaal € 50.000 per project.

Artikel 7. Weigeringsgronden

  • 1. Subsidie wordt in ieder geval geweigerd indien de aanvrager voor dezelfde activiteiten reeds subsidie ontvangt:

    • a. op grond van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid;

    • b. van het Fonds; of

    • c. van één van de andere rijkscultuurfondsen.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt subsidie in ieder geval geweigerd als:

    • a. de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd ten tijde van het indienen van de aanvraag reeds worden uitgevoerd; of

    • b. de aanvraag gericht is op activiteiten die kunnen worden aangemerkt als reguliere of terugkerende activiteiten dan wel redelijkerwijs gefinancierd kunnen worden uit het reguliere (taakstellend)budget van de aanvrager.

  • 3. Subsidie wordt geweigerd als de activiteiten niet, of niet voldoende aansluiten bij het doel van de regeling.

  • 4. Subsidie kan worden geweigerd als de aanvrager in voorgaande jaren subsidie van het Fonds heeft ontvangen en niet of niet geheel heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 8. Voorwaarden en beperkingen

  • 1. Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover:

    • a. er sprake is van een begrotingstekort en de behoefte aan ondersteuning door het Fonds wordt aangetoond; en

    • b. de aanvrager aannemelijk maakt dat de beschikbare financiële middelen, met inbegrip van de subsidie van het Fonds, voldoende zijn om het project uit te voeren.

  • 2. De subsidie bedraagt niet meer dan 75% van de totale voor subsidie in aanmerking komende projectkosten.

  • 3. De hoogte van de subsidie dient in redelijke verhouding te staan tot de activiteiten waarvoor wordt aangevraagd.

  • 4. Slechts direct aan het project gerelateerde kosten komen voor subsidie in aanmerking.

  • 5. De post onvoorzien op de begroting mag niet meer bedragen dan 7% van de totale kosten van het project.

  • 6. Maximaal 20% van de subsidie van het Fonds mag worden ingezet voor materiële investeringen die benodigd zijn voor het project.

Artikel 9. Bijzondere verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht tot kennisdeling van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt.

  • 2. De subsidieontvanger werkt overeenkomstig de principes van de Governance Code Cultuur of de code die voor de betreffende sector van toepassing is.

HOOFDSTUK 2. AANVRAAG

Artikel 10. Indieningstermijnen

Een aanvraag kan worden ingediend van maandag 13 juli 2020 tot en met vrijdag 31 juli 2021, of totdat het subsidieplafond is bereikt.

Artikel 11. Indieningsvereisten

  • 1. Een aanvraag wordt ingediend via www.cultuurparticipatie.nl door middel van een digitaal aanvraagformulier.

  • 2. Een aanvraag gaat ten minste vergezeld van een projectplan voor de gehele looptijd van het project en een sluitende begroting.

  • 3. Een onvolledige aanvraag wordt pas in behandeling genomen als de aanvraag is aangevuld. Het moment waarop de aanvraag volledig is, wordt beschouwd als het moment van het indienen van de aanvraag.

Artikel 12. Beoordelingscriteria

  • 1. Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a. inhoudelijke kwaliteit;

    • b. organisatorische kwaliteit; en

    • c. impact.

  • 2. Om voor subsidie in aanmerking te komen, dient een aanvraag te voldoen aan alle criteria. De toelichting bij deze regeling bevat de wijze waarop de criteria worden beoordeeld.

Artikel 13. Beoordelen aanvragen

Als de aanvragen voldoen aan de formele vereisten voor het indienen van de aanvraag, neemt het Fonds een beslissing over de aanvraag. Daarbij geldt dat voorafgaand aan het nemen van dat besluit:

  • a. aanvragen tot en met € 25.000,– worden voorzien van een advies van de interne adviescommissie;

  • b. aanvragen boven de € 25.000,– worden voorzien van een advies van de externe adviescommissie.

Artikel 14. Beoordelingswijze

Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst, waarbij alleen volledige aanvragen in behandeling worden genomen.

Artikel 15. Beslistermijn

Het Fonds beslist binnen 13 weken nadat een aanvraag is ontvangen.

HOOFDSTUK 3. SLOTBEPALINGEN

Artikel 16. Hardheidsclausule

Het Fonds kan in zeer uitzonderlijke gevallen ten gunste van een aanvrager van bepalingen in deze regeling afwijken als de toepassing van deze regeling tot een onvoorzien en onredelijk benadelend gevolg zou leiden voor de betreffende aanvrager.

Artikel 17. Algemeen subsidiereglement

Voor zover deze regeling daar niet in voorziet zijn de bepalingen uit het Algemeen Subsidiereglement stichting Fonds voor Cultuurparticipatie van toepassing.

Artikel 18. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag nadat deze in de Staatscourant is gepubliceerd.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2024. Op bezwaar- en beroepsprocedures die op dat moment nog niet zijn afgerond, blijft het bepaalde in deze regeling van toepassing.

Artikel 19. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Immaterieel erfgoed in stedelijke context.

Het bestuur van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie, namens deze, O. Westerhof directeur-bestuurder a.i.

TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Aanleiding.

Het Fonds voor Cultuurparticipatie (hierna: het Fonds) gelooft in de kracht van cultuur. Actief met cultuur bezig zijn geeft mensen de mogelijkheid om zichzelf te ontwikkelen, te uiten en om vorm en betekenis te geven aan een veranderende omgeving. De kracht van cultuur zit ook in erfgoed, zoals de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) benadrukt in de beleidsbrieven Cultuur in een open samenleving (maart 2018) en Erfgoed telt (juni 2018). Cultureel erfgoed kan een schakel vormen tussen jong en oud, tussen verschillende groepen in de maatschappij en tussen bewoners en hun omgeving. De minister benadrukt dat het hierbij belangrijk is om immaterieel erfgoed eigentijds en breed te benaderen. Veel mensen in onze samenleving zijn actief met immaterieel erfgoed bezig en zetten zich in voor deze vorm van levende cultuur, die wordt doorgegeven van persoon op persoon, gemeenschap op gemeenschap en generatie op generatie. Mensen geven er steeds een nieuwe betekenis en vorm aan, passend bij maatschappelijke veranderingen en in interactie met de omgeving.

Immaterieel erfgoed zit ingebed in de diversiteit aan mensen, culturele tradities en praktijken die ons land rijk is. Dit is vooral zichtbaar in de steden en stedelijke omgeving: daar komen culturen uit de hele wereld samen. Immaterieel erfgoed wordt vaak beoefend in vormen die stevig zijn geworteld in het verleden, door min of meer vastomlijnde gemeenschappen. In een stedelijke context – met veel jongeren, een grotere diversiteit (in leeftijd, gender, cultuur, opleiding) en dichte bebouwing – zijn de sociale structuren rondom immaterieel erfgoed en de beoefening daarvan dynamischer. Juist in deze context ontstaat met regelmaat nieuw immaterieel erfgoed, met eigen kenmerken, dat vaker in flexibele verbanden wordt beoefend. De (stads)wijken en -buurten zijn niet alleen ontmoetingsplaatsen voor de bewoners, vaak uit verschillende culturen, maar ook culturele ruimtes waar nieuw immaterieel erfgoed wordt beleefd, ervaren en waar het vorm krijgt. Parallel loopt de digitale cultuur, waar vooral jongeren skills online overdragen. Dit al met al fluïde netwerk pleit voor een open en brede blik op immaterieel erfgoed in deze stedelijke context.

De bij het Fonds al openstaande subsidieregeling Immaterieel erfgoed stimuleert eigentijdse beoefening van immaterieel erfgoed en het ontwikkelen en doorgeven ervan. In de moderne stadsomgeving, waar het immaterieel erfgoed telkens van vorm en inhoud verandert, kent het een eigen dynamiek en daarmee ook een eigen uitdaging in het ontwikkelen en doorgeven. Daarom wil het Fonds met de subsidieregeling Immaterieel erfgoed in stedelijke context bijdragen aan het stimuleren, beoefenen, zichtbaar maken, ontwikkelen en doorgeven van het immaterieel erfgoed dat ontstaat of al beoefend wordt in deze specifieke omgeving.

2. Inhoud van de regeling.

We ondersteunen initiatieven van, voor en/of met erfgoedgemeenschappen, -beoefenaars en andere groepen of (online) netwerken, die met hun eigentijdse activiteiten mensen actief betrekken bij de beoefening van immaterieel erfgoed. Zo leveren zij een bijdrage aan het ontwikkelen en doorgeven ervan. Het gaat om initiatieven op het gebied van immaterieel erfgoed in de stad en ván de stad en haar bewoners. Door met immaterieel erfgoed een directe relatie te leggen met de leefomgeving, of een bijdrage te leveren aan actuele maatschappelijke thema’s in de stad, wijk of buurt, wordt de sociale waarde van erfgoed benut. Die sociale waarde komt tot uitdrukking in vormen van culturele verbindingen die mensen met elkaar aangaan en waarin immaterieel erfgoed de gedeelde en samen beleefde praktijk is.

De regeling richt zich op de mensen die erfgoed beoefenen en/of deelnemen aan immaterieel erfgoed in een stedelijke omgeving. De aanvragen zijn op de toekomst gericht en de initiatieven kennen een eigentijdse benadering van het immaterieel erfgoed.

II. ARTIKELSGEWIJS

Artikel 2

Met deze regeling stimuleert het Fonds culturele verbindingen die mensen in een stedelijke context met elkaar aangaan door immaterieel erfgoed te delen.

Artikel 3

Aanvragers kunnen culturele of erfgoedorganisaties zijn, of erfgoedgemeenschappen die zich hebben verenigd in een rechtspersoonlijkheid. Erfgoedgemeenschappen die geen rechtspersoonlijkheid hebben kunnen een aanvraag indienen via een culturele of erfgoedorganisatie. Net zo goed staat de regeling open voor aanvragen uit andere domeinen. Hierbij kan worden gedacht aan maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor de leefbaarheid in hun buurt of wijk en dit willen realiseren door immaterieel erfgoed in te zetten binnen bestaande of nieuwe samenwerkings- en samenlevingsverbanden. De inzet van de subsidieaanvrager voor immaterieel erfgoed of erfgoedbeoefening blijkt uit het projectplan. De aanvrager is gevestigd in het Koninkrijk der Nederlanden.

Artikel 4

Het immaterieel erfgoed dat ontstaat, of net ontstaan is, in en rondom snel veranderende, dynamische, globaliserende steden, bestaat uit cultuuruitingen van nu, die door de (informele) gemeenschap worden beleefd als erfgoed en die een gevoel van verbondenheid en continuïteit geven. Het kan daarbij gaan om daadwerkelijke erfgoedbeoefening, om nieuwe samenwerkingsverbanden, maar ook om het verbinden van immaterieel erfgoed aan een of meer actuele maatschappelijke thema’s. We moedigen zowel de erfgoedgemeenschappen als anderen aan om projecten te initiëren waarin mensen in hun vrije tijd actief via immaterieel erfgoed verbindingen met elkaar aangaan. Door de initiatieven worden mensen in hun directe leefomgeving bewust gemaakt van de waarde van samen immaterieel erfgoed beoefenen en verbinden zij zich ermee.

Deze immaterieelerfgoedpraktijken kunnen onderdeel zijn van bijvoorbeeld de jongerencultuur, studentencultuur, migrantenculturen en buurt- en straatcultuur die voorbij de stadsgrenzen gaan. Maar het kunnen ook bestaande praktijken of vormen uit andere tradities zijn die beoefend worden in een nieuw verband binnen de stad of wijk, met de buurt als gemeenschap. Of het kan gaan om bestaande erfgoedgemeenschappen die juist experimenteren met nieuwe inhoud en/of vormen. Belangrijk is dat de mensen die de nieuwe verbindingen aangaan centraal staan en worden aangemoedigd de beoefening van hun immaterieel erfgoed te verbinden met de omgeving.

De initiatieven zijn op de toekomst gericht en geven blijk van een eigentijdse benadering van het immaterieel erfgoed. Daarmee worden bij voorkeur diverse groepen bereikt, zeker in (stads)wijken die een mix van culturen kennen en die doorlopend van samenstelling veranderen. Tradities en ander immaterieel erfgoed uit de hele wereld, komen samen en krijgen nieuwe betekenis of vorm. En overdracht gaat ook op andere manieren dan van generatie op generatie. Deze eigentijdse uitingen van immaterieel erfgoed kennen flexibelere verbanden en andere netwerken. Het is daarom van belang dat de projecten stimuleren dat betrokkenen hún immaterieel erfgoed kunnen uitoefenen, ontwikkelen en doorgeven door verbinding met anderen aan te gaan. Daarmee maakt het project de verbindende kracht van immaterieel erfgoed zichtbaar of laat het project de rol van immaterieel erfgoed zien in maatschappelijke thema’s die spelen in de directe leefomgeving van de deelnemers.

Het gaat bij deze subsidieregeling nadrukkelijk niet om activiteiten met een individueel belang, activiteiten die enkel gericht zijn op erfgoededucatie en publieksbereik of op het zichtbaar maken van erfgoed zonder actieve beoefening.

Artikel 7

Omdat de regeling draait om stimulering, kunnen in de aanvraag geen activiteiten worden opgevoerd die tot de reguliere activiteiten van de aanvrager kunnen worden gerekend. Wanneer een ander rijkscultuurfonds subsidie verleent voor dezelfde activiteiten, is subsidiëring door het Fonds voor Cultuurparticipatie evenmin mogelijk. De andere fondsen zijn het Fonds Podiumkunsten, Mondriaan Fonds, Fonds Stimulering Creatieve Industrie, Nederlands Filmfonds en het Nederlands Letterenfonds.

Artikel 8

Voor subsidie komen alleen projectkosten in aanmerking die relevant zijn voor het doel van deze regeling. Tot deze projectkosten behoren alleen de investeringen die direct op de realisatie van het project zijn gericht, zoals de inzet van inhoudelijk en organisatorisch personeel en de kosten van ruimtes of materiaal, zoals gereedschap en/of (eenvoudige) machines om immaterieel erfgoed te kunnen beoefenen. Lasten die tot de normale exploitatiekosten kunnen worden gerekend, zoals vaste huur, aanschaf van inventaris en investeringen die niet direct op de realisatie van de activiteiten zijn gericht, komen niet voor ondersteuning in aanmerking.

Maximaal 20% van de subsidie van het Fonds mag worden besteed aan materiële investeringen die nodig zijn voor het project.

Artikel 9

De subsidieontvanger dient mee te werken aan kennisdeling en (uitwisselings)bijeenkomsten van het Fonds volgend op de uitvoering van het project.

Artikel 11

De subsidieaanvraag bestaat uit de volgende documenten:

  • 1. Een volledig ingevuld digitaal aanvraagformulier

  • 2. Een projectplan en een volledig ingevulde (model)begroting

Eerste lid:

Aanvraagformulier

Via ons digitaal aanvraagsysteem MijnFonds dient het ‘aanvraagformulier regeling Immaterieel erfgoed in stedelijke context’ te worden ingevuld.

Tweede lid:

Projectplan

Het projectplan van maximaal 5.000 woorden bevat in ieder geval de volgende onderdelen:

Inhoud, doelstellingen en doelgroep van het project

  • Beschrijf de inhoud en de doelstelling(en) van het project. Maak daarbij duidelijk hoe wordt gewerkt aan het stimuleren, beoefenen, zichtbaar maken, ontwikkelen en/of doorgeven van immaterieel erfgoedpraktijken in de stedelijke omgeving, en hoe de beoefening en het delen van immaterieel erfgoed leidt tot verbindingen tussen mensen.

  • Beschrijf waarom het project aansluit bij de behoefte van de gemeenschappen, erfgoedbeoefenaars, (online) netwerken of andere groepen.

  • Beschrijf hoe het project een relatie heeft met de directe leefomgeving (buurt, wijk of stad).

  • Beschrijf eventueel hoe het project een bijdrage levert aan maatschappelijke thema’s met kansen voor de deelnemers of de buurt, wijk of stad.

  • Beschrijf de eventuele samenwerking en motiveer de keuze voor de samenwerkingspartners.

  • Beschrijf eventueel de manier waarop nieuwe erfgoedbeoefenaars worden aangetrokken.

  • Beschrijf het concrete eindresultaat van het project.

Organisatorische werkwijze

  • Beschrijf de opzet en aanpak van het project en hoe daarmee het concrete eindresultaat wordt bereikt.

  • Beschrijf de taak- en rolverdeling.

  • Geef aan wat de planning is van het project.

  • Geef een toelichting op de begroting (de begroting is een bijlage bij de aanvraag). Geef een overzicht van de inkomsten en uitgaven en maak een verbinding met de activiteiten in het projectplan.

Begroting

Aanvragers kunnen een eigen begroting indienen. We verzoeken om de modelbegroting te gebruiken. De begroting moet sluitend zijn.

Artikel 12

Aanvragen worden getoetst aan de volgende criteria:

  • a. Inhoudelijke kwaliteit

    Binnen dit criterium beoordeelt het Fonds of de inhoud en de aanpak van het project bijdragen aan het stimuleren, beoefenen, zichtbaar maken, ontwikkelen of doorgeven van immaterieelerfgoedpraktijken in de stedelijke context en in hoeverre sprake is van actieve erfgoedbeoefening. Beoordeeld wordt ook of de activiteiten verbinding tussen mensen stimuleren. Verder wordt beoordeeld of de gekozen eigentijdse vorm aansluit bij de behoefte van de gemeenschap, erfgoedbeoefenaars of (online) netwerken.

  • b. Organisatorische kwaliteit

    Binnen dit criterium wordt beoordeeld of sprake is van een helder en realistisch plan van aanpak dat aansluit bij het beoogde doel of resultaat. Ook wordt beoordeeld of de rollen, taken en verantwoordelijkheden voor de uitvoering helder worden belegd. Daarnaast wordt beoordeeld of de begroting inzichtelijk en redelijk is en aansluit bij de activiteiten.

  • c. Impact

    Binnen dit criterium beoordeelt het Fonds hoe de activiteiten, die gericht zijn op het aangaan van verbindingen door immaterieel erfgoed, zullen bijdragen aan een verbeterde leefomgeving. Zoals het versterken van de leefbaarheid of duurzame ontwikkelingen in buurt, stad of wijk. Dat kan bijvoorbeeld bereikt worden door nieuwe vormen, nieuwe beoefenaars, het ontstaan van nieuwe praktijken of door een rol te vervullen binnen het oplossen van lokale maatschappelijke vraagstukken.

Alleen aanvragen die voldoen aan elk van de beoordelingscriteria, komen in aanmerking voor subsidie. Indien het subsidieplafond nog niet is bereikt, wordt de subsidie toegewezen. Aanvragen die niet aan alle beoordelingscriteria voldoen, worden afgewezen.

Artikel 14

De aanvragen worden beoordeeld op volgorde van ontvangst. Op basis van volgorde van binnenkomst (datum en tijdstip) worden ze opgenomen in een lijst. Een onvolledige aanvraag kan binnen een redelijke termijn worden aangevuld. De datum van aanvulling geldt dan als de datum van binnenkomst van de aanvraag.

Artikel 17

In het Algemeen Subsidiereglement, te vinden op www.cultuurparticipatie.nl, zijn regels opgenomen die van toepassing zijn op alle subsidies die het Fonds verstrekt. Deze regels gaan bijvoorbeeld over de subsidieverlening, verantwoording en voorschotten.

Naar boven