Instemmingsbesluit voor de aanleg van een 6 inch pijpleiding tussen P11-Unity en een WYE-structure en een 140 mm umbilical tussen P11-Unity en P11-B De Ruyter, Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

Besluit 25-06-2020

DGKE-WO / 20174708

Onderwerp aanvraag

  • Dana Petroleum Netherlands B.V. (hierna: Dana NL) heeft op 29 mei 2019, ontvangen op dezelfde datum, een aanvraag ingediend om een vergunning ingevolge artikel 94 van het Mijnbouwbesluit (hierna: Mbb) voor de aanleg van een pijpleiding tussen de op te richten mijnbouwinstallaties P11-Unity en een WYE-structure, mede voor het aanleggen van een umbilical voor transport van hulpstoffen, hydraatinhibitor en een corrosie-inhibitor tussen de mijnbouwinstallaties P11-Unity en P11-B De Ruyter.

  • Staatstoezicht op de mijnen heeft op 4 februari 2019 (kenmerk ADV-337) advies uitgebracht;

  • Van Rijkswaterstaat (RWS) is op 19 augustus 2019 advies ontvangen;

  • De Kustwacht heeft op 4 februari 2020 advies uitgebracht.

Samenhang met andere procedures

Op grond van artikel 94 van het Mbb, is voor het aanleggen van een pijpleiding in het continentaal plat of onder de territoriale zee een vergunning vereist. De aanleg van een pijpleiding voor het transport van gas valt onder de m.e.r.-beoordelingsplicht op grond van D8.1 van het Besluit milieueffectrapportage 1994, de plicht tot het opstellen van een milieueffectrapport (MER). De m.e.r.- beoordeling is vormvrij als de gasleiding minder van 5 kilometer door gevoelig gebied loopt. De door Dana NL aan te leggen pijpleiding en umbilical tussen het P11-Unity platform en P11-B-De Ruyter platform loopt niet door gevoelig gebied.

De aan te leggen pijpleiding en umbilical maken onderdeel uit van de ontwikkeling van het P11-Unity platform. Dana NL verwacht dat de productiecapaciteit van het satellietplatform P11-Unity circa 850 000 Nm3 aardgas per dag zal bedragen. Voor het winnen van aardgas in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een gewonnen hoeveelheid van meer dan 500.000 m3 aardgas per dag, geldt op grond van C.17.2 van het Besluit milieueffectrapportage 1994, de plicht tot het opstellen van een milieueffectrapport (MER). Gelet hierop heeft Dana NL de aanleg van de pijpleidingen mede beschreven in het MER.

Bij de vergunningaanvraag is het Milieueffectrapport (hierna: MER) ‘Unity Developments Project, Gaswinning Witte de With en Van Ghent East’ ingediend. Hierin staan de resultaten van het onderzoek naar de milieueffecten van een basisalternatief en alternatieven voor de ontwikkelingswijze beschreven.

Behandelingstechniek, energievoorziening, verankering en het pijpleidingtracé zijn onderzocht ten opzichte van de referentiesituatie dat er geen gas wordt gewonnen.

Uit het MER is gebleken dat er geen significante nadelige effecten op het milieu zijn te verwachten als gevolg van de aanleg van de leidingen.

Procedure en te inzage legging ontwerpbesluit

De kennisgeving over dit ontwerpbesluit is op 18 maart 2020 gepubliceerd in de Staatscourant en in het “Algemeen Dagblad”.

Het ontwerpbesluit en de bijbehorende stukken hebben met ingang van 19 maart 2020 gedurende zes weken ter inzage gelegen in de centrale hal van het Ministerie van EZK. Ook zijn de stukken digitaal in te zien via www.mijnbouwvergunningen.nl.

Op 24 maart 2020 is een zienswijze ontvangen van DANA een zienswijze ingediend met betrekking tot de coördinaten van de WYE-structure en de eisen voor de vereiste gronddekking.

Besluit

Gelet op het voorgaande en de artikelen 92, 93 en 94 van het Mijnbouwbesluit, alsmede op de artikelen 1.7.1 en 10.1 van de Mijnbouwregeling, besluit ik:

Artikel 1

Aan Dana Petroleum Netherlands B.V. wordt een vergunning verleend voor de aanleg van een:

  • 6” (inch) stalen gas exportpijpleiding met een lengte van 4,3 km tussen de mijnbouwinstallaties P11-Unity 527 246 E en 5 803 460 N (in UTM31, ED50 formaat) en WYE-structure 523 347 E en 5 801 369 N (in UTM31, ED50 formaat);

  • 140 mm umbilical met een lengte van 4,7 km tussen de mijnbouwinstallaties P11-Unity 527 246 E en 5 803 460 N (in UTM31, ED50 formaat) en P11-B De Ruyter 523 291 E en 5 801 250 N (in UTM31, ED50 formaat).

De ligging van de in het tweede lid bedoelde punten is uitgedrukt in geografische coördinaten volgens het stelsel van de ED50 (ED50).

Artikel 2

  • De beheerder als bedoeld in artikel 92, onderdeel d, van het Mijnbouwbesluit, meldt uiterlijk 14 dagen voorafgaande aan de beoogde uitvoering van de aanlegwerkzaamheden de startdatum, tijdsduur, locatie, gebied en traject, betrokken schepen en 24 uurs contactpersonen aan de Inspecteur-generaal der Mijnen en de Chef der Hydrografie.

  • De beheerder als bedoeld in artikel 92, onderdeel d, van het Mijnbouwbesluit, meldt uiterlijk 24 uur voorafgaande aan de daadwerkelijke uitvoering van de aanlegwerkzaamheden de tijdsduur, locatie, gebied en traject, betrokken schepen en 24 uurs contactpersonen aan de Inspecteur-generaal der Mijnen en de directeur van de Kustwacht.

  • De bij de aanlegwerkzaamheden betrokken schepen melden zich voor de daadwerkelijke aanvang en bij beëindiging van de werkzaamheden bij het Kustwachtcentrum te Den Helder.

Artikel 3

De vrije waterkolom boven de pijpleiding, kabel, stortsteen, grind en matrassen is te allen tijde minimaal 22 meter LAT (Lowest Astronomical Tide).

Artikel 4

Na installatie wordt er, ter bescherming, stortsteen (rockdump) aangebracht. Bij gebruik van stortsteen of grind voor gronddekking geldt als maximum korreldiameter voor de afsluitende bovenlaag D90=85 mm. Hierbij wordt rekening gehouden met afwijkende adviezen van Kustwacht en RWS Z&D.

Artikel 5

De minimale gronddekking, top of pipes, voor de pijpleiding bedraagt 0,2 meter. Als aanvullende eis geldt dat, ter voorkoming van ‘upheaval buckling’ na installatie oneffenheden, voldaan moet worden aan de gronddekkingseis top of pipe volgens tabellen 8.1, 8.2 en 8.3 van het door DANA ingediende rapport RTENG-EXT3-PP- RPT-0028.

Artikel 6

De minimale gronddekking voor de umbilical, top of pipe, bedraagt 0,2 meter.

Artikel 7

In de periode tussen het leggen en plaatsen van de betonnen matrassen dient ook een (wacht)schip aanwezig te zijn.

Artikel 8

Het Kustwachtcentrum (ccc) zal gedurende de werkzaamheden en navigatiebericht uitzenden. Dit moet worden aan- en afgemeld bij het ccc.

Artikel 9

Alle calamiteiten en bijzonderheden moeten worden gemeld aan het ccc.

Artikel 10

De aanvraag, het addendum, het MER en bijbehorende bijlagen, deel te laten uitmaken van de vergunning. De bij deze vergunning behorende documenten worden genoemd in bijlage 1.

Zienswijzen en beroepsprocedure

Op het ontwerpbesluit kan eenieder zienswijzen indienen. Na de inspraakperiode wordt het besluit opgesteld. Tegen dit laatste besluit kan te zijner tijd degene wiens belang rechtstreeks bij dat besluit is betrokken binnen zes weken na de dag van de ter inzage legging van dat besluit een gemotiveerd beroepschrift indienen bij Rechtbank ’s-Gravenhage, ter attentie van de sector Bestuursrecht, Postbus 20302, 2500 EH, Den Haag.

Voor meer informatie over de rechtsmiddelen die u kunt aanwenden tegen een besluit van de overheid, verwijs ik u naar de brochure ‘rechtsmiddelen (bezwaar en beroep) tegen beslissing overheid’. Dit document kunt u vinden op www.nlog.nl onder procedures – vergunningen.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, namens deze: J.L. Rosch MT-lid directie Warmte en Ondergrond

Naar boven