De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op artikel 33, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van Verordening (EU) nr. 508/2014
van het Europees parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor
maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003,
(EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening
(EU) nr. 1255/2011 van het Europees parlement en de Raad (PbEU 2014, L 149);
Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;
Besluit:
ARTIKEL I
Hoofdstuk 3 van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 3.1.5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
B
Artikel 3.2.10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, aanhef, wordt ‘3.1.5’ vervangen door ‘3.1.5, eerste lid’.
2. In het tweede lid wordt ‘3.1.5, onderdeel b’ vervangen door ‘3.1.5, eerste lid, onderdeel
b’.
C
In artikel 3.3.16, aanhef, wordt ‘3.1.5’ vervangen door ‘3.1.5, eerste lid’.
D
In artikel 3.4.13, aanhef, wordt ‘3.1.5’ vervangen door ‘3.1.5, eerste lid’.
E
In artikel 3.5.12, aanhef, wordt ‘3.1.5’ vervangen door ‘3.1.5, eerste lid’.
F
In artikel 3.7.7, tweede lid, wordt ‘3.1.5’ vervangen door ‘3.1.5, eerste lid’.
G
In artikel 3.7.8 wordt ‘3.1.5’ vervangen door ‘3.1.5, eerste lid’.
H
In artikel 3.8.17, aanhef, wordt ‘3.1.5’ vervangen door ‘3.1.5, eerste lid’.
I
Artikel 3.10.8 wordt als volgt gewijzigd;
1. In het eerste lid wordt ‘3.1.5’ vervangen door ‘3.1.5, eerste lid’.
2. In het tweede lid wordt ‘Artikel 3.1.5, aanhef en onderdeel b’ vervangen door ‘Artikel
3.1.5, eerste lid, aanhef en onderdeel b’.
J
Artikel 3.11.8 wordt als volgt gewijzigd;
1. In het eerste lid wordt ‘zes weken’ vervangen door ‘tien weken’.
2. In het tweede lid wordt ‘Artikel 3.1.5, aanhef en onderdelen b, d en d’ vervangen
door ‘Artikel 3.1.5, eerste lid, aanhef en onderdelen b, c en d’.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
I. Algemeen
1. Inhoud van de regeling
Met deze regeling wordt de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies (REES) gewijzigd
in verband met het opnemen van een uiterste datum voor het indienen van een verzoek
tot subsidievaststelling voor subsidiemodules inzake het Europees Fonds voor maritieme
zaken en visserij (hierna: EFMZV). Daarnaast wordt in de subsidiemodule van titel
3.11, Tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten als gevolg van COVID-19, de termijn
gewijzigd voor het indienen van een verzoek tot subsidievaststelling voor het tijdelijk
stopzetten van visserijactiviteiten als gevolg van COVID-19.
2. Regeldruk
Deze regeling heeft geen regeldrukeffecten, omdat er enkel een termijn wordt gewijzigd
om problemen voor subsidiebegunstigden te voorkomen.
3. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Artikel II van deze regeling brengt dit
tot uitdrukking. Hiermee wordt afgeweken van het kabinetsbeleid inzake de vaste verandermomenten
en de minimuminvoeringstermijn. Deze afwijking wordt gerechtvaardigd, omdat dit aanmerkelijke
ongewenste private nadelen voorkomt. De doelgroep is in hoofdlijnen al op de hoogte
van de regeling.
II. Artikelen
Artikel I, onderdeel A
In titel 3.1 van de REES zijn bepalingen opgenomen die met name zien op de uitvoering
van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees parlement en de Raad van 15 mei
2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking
van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en
(EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees parlement
en de Raad (PbEU 2014, L 149) inzake het EFMZV.
In artikel 3.1.5 van titel 3.1 van de REES is bepaald welke gegevens aangeleverd moeten
worden bij de aanvraag tot subsidievaststelling. Met onderdeel A wordt een tweede
lid toegevoegd aan artikel 3.1.5 van de REES waarin wordt bepaald dat de uiterste
datum voor de aanvraag tot subsidievaststelling op 31 oktober 2023 wordt gesteld.
Op basis van artikel 65, tweede en vierde lid, van Verordening (EU) nr. 1303/2013
van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke
bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal
Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en
het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake
het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds
en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening
(EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PbEU 2013, L347) (hierna: verordening 1303/2013) moeten
projecten uiterlijk op 31 december 2023 zijn afgerond, en moeten alle kosten dan zijn
gemaakt en betaald. Voor het tijdig kunnen afsluiten van het programma is het noodzakelijk
om een einddatum te stellen waarop aanvragen voor subsidievaststelling uiterlijk kunnen
worden ingediend. Deze datum dient voor de datum opgenomen in artikel 65, tweede en
vierde lid, van verordening 1303/2013 te liggen om alle autoriteiten voldoende tijd
te geven de noodzakelijke werkzaamheden te kunnen uitvoeren.
Artikel I, onderdelen B, C, D, E, F, G, H, I en J, onderdeel 2
Met onderdelen B, C, D, E, F, G, H, I en J, onderdeel 2, worden de verwijzingen in
de artikelen 3.2.10, eerste en tweede lid, 3.3.16, aanhef, 3.4.13, aanhef, 3.5.12,
aanhef, 3.7.7, tweede lid, 3.7.8, 3.8.17, aanhef, 3.10.8, eerste en tweede lid, en
3.11.8, tweede lid, van de REES in overeenstemming gebracht met de wijziging in artikel
I, onderdeel A.
Artikel I, onderdeel J, onderdeel 1
Artikel 2.20, eerste lid, van de REES bepaalt dat een aanvraag tot subsidievaststelling
binnen dertien weken na het einde van de subsidiabele activiteiten moet worden ingediend.
In afwijking daarvan is in artikel 3.11.8, eerste lid, van de subsidiemodule van titel
3.11 Tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten als gevolg van COVID-19 bepaald
dat de aanvraag tot subsidievaststelling kan worden gedaan tot uiterlijk zes weken
na de bij het in artikel 3.11.2, tweede lid, bedoelde besluit van de minister te bepalen
datum voor de realisatie van de subsidiabele activiteiten.
Met onderdeel J, onderdeel 1, wordt de termijn waarbinnen de aanvraag tot subsidievaststelling
moet worden ingediend, gewijzigd van zes weken naar tien weken na het einde van de
subsidiabele activiteiten. Hiermee wordt het risico weggenomen dat, door de korte
tijd tussen de sluiting van de openstelling en het einde van de uitvoeringstermijn,
begunstigden niet tijdig een aanvraag voor subsidievaststelling kunnen indienen, omdat
het besluit op de aanvraag voor subsidieverlening nog niet is ontvangen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten