Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 30 juni 2020, nr. IENW/BSK-2020/111578, houdende regels met betrekking tot de afgifte, wijziging, overdracht, schorsing en intrekking van het Europese bewijs van luchtwaardigheid en enkele overige bepalingen (Regeling Europese bewijzen van luchtwaardigheid)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 1.5, 3.2, tweede lid, 3.3, vijfde lid, 3.5, vijfde lid, en 3.24,van de Wet luchtvaart en de artikelen 4, 9, 12, tweede lid, 13, 18, tweede lid, en 20, van het Besluit luchtvaartuigen 2008, en artikel 18, tweede lid, van het Besluit luchtverkeer 2014;

BESLUIT:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

algemene luchtvaart:

luchtvaart met vleugelvliegtuigen met een maximaal toegelaten startmassa van 5.700 kg of minder, helikopters met een maximaal toegelaten startmassa van 2.730 kg of minder, gyrokopters met een maximaal toegelaten startmassa van 2.730 kg of minder, ballonnen, luchtschepen en (motor)zweefvliegtuigen;

AR:

beoordeling van de luchtwaardigheid van een luchtvaartuig conform Part M, subpart I, of conform Part ML, subpart I, van verordening (EG) nr. 1321/2014 (Airworthiness Review);

ARC:

certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid conform Part M, subpart I, of conform Part ML, subpart I, van verordening (EG) nr. 1321/2014, dat periodiek wordt afgegeven door de minister of een daartoe erkende CAMO, en dat deel uitmaakt van een geldig BvL (EASA Form 15, Airworthiness Review Certificate);

BvL-acceptatiekeuring

inspectie van een luchtvaartuig in het kader van de afgifte van een bewijs van luchtwaardigheid, naar aanleiding waarvan de minister wordt geadviseerd over de luchtwaardigheid van dat luchtvaartuig;

CAMO:

ingevolge bijlage V quater (Part CAMO) bij verordening (EU) nr. 1321/2014 erkende onderhoudsmanagementorganisatie voor blijvende luchtwaardigheid (Continuing Airworthiness Management Organisation);

CAO:

ingevolge bijlage V quinquies (Part CAO) bij verordening (EG) nr. 1321/2014 erkende organisatie voor blijvende luchtwaardigheid (Continuing Airworthiness Organisation);

EASA-BvL:

EASA-beperkt-BvL of EASA-standaard-BvL als bedoeld in artikel 1 van het Besluit luchtvaartuigen 2008;

erkend bedrijf:

bedrijf dat door de minister op grond van artikel 17 van het Besluit luchtvaartuigen 2008 is erkend;

minister:

Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

Part ML:

deel betreffende de blijvende luchtwaardigheid van lichte EASA-luchtvaartuigen (bijlage V ter) bij verordening (EU) nr. 1321/2014.

Artikel 2

  • 1. De aanvraag voor de afgifte van een EASA-BvL en, indien van toepassing, een ARC of de verlenging van de geldigheidsduur van een ARC als bedoeld in artikel 1 van het Besluit luchtvaartuigen 2008 wordt op elektronische wijze ingediend op een daartoe door de minister op elektronische wijze verstrekt aanvraagformulier.

  • 2. Bij een aanvraag voor een EASA-BvL wordt een volledig ingevuld en ondertekend BvL-acceptatierapport betreffende de BvL-acceptatiekeuring gevoegd overeenkomstig het door de minister elektronisch beschikbaar gesteld model waarop een lijst van items is opgenomen.

  • 3. Bij een aanvraag voor de verlenging van de geldigheidsduur van een ARC wordt een volledig ingevuld en ondertekend rapport van een AR gevoegd, uitgevoerd door een daartoe erkend bedrijf of persoon.

  • 4. De aanvraag en de in te dienen bescheiden voor een verlenging van de geldigheidsduur van een ARC, worden tenminste acht dagen voor de vervaldatum van de termijn van geldigheid van de ARC ingediend.

Artikel 3

  • 1. Indien is gebleken dat de gegevens, zoals deze door de minister zijn vermeld op een EASA-BvL of een ARC, onjuist zijn, wordt een EASA-BvL of een ARC dat de juiste gegevens vermeldt, aan de eigenaar of houder van het luchtvaartuig gezonden.

  • 2. De eigenaar of houder zendt een eerder ontvangen EASA-BvL of ARC aan de minister binnen een week na ontvangst van het in het eerste lid bedoelde gewijzigde exemplaar.

Artikel 4

Bij de overdracht van een luchtvaartuig wordt een EASA-BvL of een ARC door de voormalige eigenaar of houder van dat luchtvaartuig overgedragen aan de nieuwe eigenaar of houder van dat luchtvaartuig.

Artikel 5

  • 1. Om een schorsing van een EASA-BvL ingevolge verordening (EU) nr. 748/2012 op te heffen toont de houder aan, dat de redenen, die tot schorsing hebben geleid, zijn vervallen.

  • 2. De schorsing en de opheffing van de schorsing worden op door de minister te bepalen wijze bekendgemaakt.

  • 3. De intrekking van een EASA-BvL ingevolge verordening (EU) nr. 748/2012 wordt op door de minister te bepalen wijze bekendgemaakt.

Artikel 6

  • 1. Een BvL-acceptatiekeuring wordt uitgevoerd door een daartoe door de minister erkend bedrijf.

  • 2. Wanneer bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven kan de minister een BvL-acceptatiekeuring dan wel een AR uitvoeren.

  • 3. De minister voert een BvL-acceptatiekeuring in ieder geval uit wanneer er geen erkend bedrijf is.

  • 4. De minister voert een AR in ieder geval uit wanneer er geen erkende CAMO, CAO of persoon is.

  • 5. Indien een BvL-acceptatiekeuring dan wel een AR door de minister in het buitenland wordt uitgevoerd, worden naast het desbetreffende vaste tarief volgens de Regeling tarieven luchtvaart 2008 de eventuele kosten van een door hem te verrichten onderzoek in het kader van de inspectie door de eigenaar of houder van het betreffende luchtvaartuig gedragen.

Artikel 7

Een BvL-acceptatiekeuring wordt uitgevoerd conform de in het BvL-acceptatierapport, bedoeld in artikel 2, opgenomen lijst van items.

Artikel 8

  • 1. De minister kan een steekproef uitvoeren op een BvL-acceptatiekeuring of een AR in het kader van het houden van toezicht op het erkende bedrijf of persoon.

  • 2. Op de aanvraag, bedoeld in artikel 2, wordt door de eigenaar of houder van het luchtvaartuig dat behoort tot de algemene luchtvaart, aangegeven op welke datum en op welke plaats in Nederland het luchtvaartuig gereed zal staan voor een mogelijke steekproef.

  • 3. Tussen de datum waarop de aanvraag bij de minister wordt ingediend en de datum van de mogelijke steekproef wordt een termijn van ten minste acht dagen aangehouden.

  • 4. Voor een luchtvaartuig dat niet behoort tot de algemene luchtvaart worden zo nodig datum, tijdstip en plaats door de minister, na overleg met de eigenaar of houder van het luchtvaartuig, vastgesteld en schriftelijk aan de eigenaar of houder meegedeeld.

  • 5. De eigenaar of houder van het luchtvaartuig neemt zo spoedig mogelijk contact op met de minister als het luchtvaartuig door overmacht niet op de op de aanvraag aangegeven of door de minister vastgestelde plaats of datum gereed kan staan voor een mogelijke steekproef.

Artikel 9 Wijziging Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008

De Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsomschrijvingen ‘BvL-acceptatiekeuring’ en ‘BvL-verlengingsinspectie’ wordt ‘artikel 1 van de Regeling bewijzen van luchtwaardigheid’ telkens vervangen door ‘artikel 1 van de Regeling nationale veiligheidsvoorschriften luchtvaartuigen’.

2. In de begripsomschrijving ‘houder van een erkenning’ wordt ‘Minister’ vervangen door ‘minister’.

3. De begripsbepaling ‘minister’ komt te luiden:

minister:

Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

B

In artikel 1a wordt de zinsnede ‘de artikelen 1.5 en 3.25 van de Wet luchtvaart’ vervangen door ‘artikel 1.5 van de Wet luchtvaart’.

C

In artikel 6a, eerste lid, wordt ‘artikel 4, eerste lid, onderdeel b’ vervangen door ‘artikel 2, eerste lid, onderdeel b, onder i’.

D

In artikel 29a wordt ‘de onderdelen a, b, en d van bijlage II’ telkens vervangen door ‘onderdeel 1, onder a, b, en d, van bijlage I’.

E

Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel c, wordt ‘de Regeling onderhoud luchtvaartuigen’ vervangen door ‘Hoofdstuk 5 van de Regeling nationale veiligheidsvoorschriften luchtvaartuigen’.

2. In het vijfde lid, onderdeel b, wordt ‘Bijlage V’ vervangen door ‘Bijlage VI’.

F

Bijlage C wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 14, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a, onder 1° en 2°, wordt ‘de Minister van Infrastructuur en Milieu’ respectievelijk ‘the Ministry of Infrastructure and the Environment’ vervangen door ‘de Minister van Infrastructuur en Waterstaat’ respectievelijk ‘the Ministry of Infrastructure and Watermanagement of the Netherlands’.

b. In onderdeel e wordt ‘de Regeling onderhoud luchtvaartuigen’ vervangen door ‘Hoofdstuk 5 van de Regeling nationale veiligheidsvoorschriften luchtvaartuigen’.

2. In artikel 16, vierde lid, wordt ‘de Minister’ telkens vervangen door ‘de minister’.

3. In artikel 17, tweede lid, onderdeel a, wordt ‘de Minister’ vervangen door ‘de minister’.

G

Bijlage E wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt ‘artikel 30, onderdeel c, 2°’ vervangen door ‘artikel 30, vierde lid, onderdeel b, onder 2°’.

Artikel 10 Wijziging Regeling geluidscertificaten en geluidsverklaringen luchtvaart

De Regeling geluidscertificaten en geluidsverklaringen luchtvaart wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, onder a, komt de begripsbepaling ‘minister’ te luiden:

minister:

Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

B

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

Deze regeling berust op artikel 3.24 van de Wet luchtvaart en artikel 16 van het Besluit luchtvaartuigen 2008.

C

In artikel 2, eerste lid, wordt de zinsnede ‘waarvan exemplaren kosteloos bij de minister verkrijgbaar zijn’ vervangen door ‘dat door de minister elektronisch beschikbaar wordt gesteld’.

D

In artikel 3, eerste lid, wordt de zinsnede ‘verklaring bij de minister van een volledig ingevuld en ondertekend formulier, waarvan exemplaren kosteloos bij de minister verkrijgbaar zijn’ vervangen door ‘de desbetreffende verklaring bij de minister van een volledig ingevuld en ondertekend formulier, dat door de minister elektronisch beschikbaar wordt gesteld’.

E

Artikel 8 vervalt.

Artikel 11 Wijziging Regeling inschrijving Nederlandse burgerluchtvaartuigen

De Regeling inschrijving Nederlandse burgerluchtvaartuigen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de begripsomschrijving van ‘CAMO’ wordt de zinsnede ‘bijlage I bij verordening (EG) nr. 2042/2003’ vervangen door ‘bijlage V quater (Part CAMO) bij verordening (EU) nr. 1321/2014’.

2. In de alfabetische volgorde wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

CAO: ingevolge bijlage V quinquies (Part CAO) bij verordening (EG) nr. 1321/2014 erkende organisatie voor blijvende luchtwaardigheid (Continuing Airworthiness Organisation);.

3. De begripsbepaling ‘minister’ komt te luiden:

minister:

Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

B

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1a

Deze regeling berust op de artikelen 3.2, tweede lid, 3.3, vijfde lid, en 3.5, vijfde lid, van de Wet luchtvaart en artikel 4 van het Besluit luchtvaartuigen 2008.

C

In artikel 2, eerste lid, wordt de laatste volzin vervangen door ‘Het formulier wordt door de minister elektronisch beschikbaar gesteld’.

D

In artikel 3, onderdeel e, wordt na ‘CAMO’ ingevoegd ‘, ‘dan wel een CAO’,.

E

Artikel 12 vervalt.

F

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt ‘tweederde’ vervangen door ‘twee derde’.

2. In het vierde lid wordt ‘eenzesde’ vervangen door ‘een zesde’.

G

Bijlage 1 vervalt.

Artikel 12 Wijziging Regeling Yakovlev-52 vliegtuigen

A

Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd luidende:

Artikel 1a

Deze regeling berust op de artikelen 9, 12, tweede lid, en 13 van het Besluit luchtvaartuigen 2008, artikel 7, eerste lid, van het Besluit vluchtuitvoering, de artikelen 5, 8, eerste lid, 9, en 10, tweede lid, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart, en artikel 19, derde lid, van het Besluit luchtverkeer 2014.

B

In artikel 1 komen de begripsbepalingen ‘bevoegd onderhoudstechnicus’ en ‘minister’ te luiden:

bevoegd onderhoudstechnicus:

houder van een geldig bewijs van bevoegdheid krachtens bijlage III (Part 66) bij Verordening (EU) nr. 1321/2014 van de Commissie van 26 november 2014 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen (PbEU 2014 L 362);

minister:

Minister van Infrastructuur en Waterstaat; .

C

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel b, wordt de zinsnede ‘conform het model als opgenomen in bijlage 1 bij de Regeling bewijzen van luchtwaardigheid’ vervangen door ‘conform het model zoals door de minister elektronisch beschikbaar is gesteld en’.

2. Na het derde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Hoofdstuk 4, paragraaf 1, hoofdstuk 5, artikel 34, tweede lid, en de paragrafen 2, 3 en 4, van de Regeling nationale veiligheidsvoorschriften luchtvaartuigen zijn overeenkomstig van toepassing.

D

In artikel 4, eerste lid, vervallen de onderdelen e en f, onder verlettering van onderdeel g tot e.

E

Artikel 10 vervalt.

Artikel 13 Wijziging Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014

In artikel 3.2., tweede lid, wordt ‘MLA’s, MLH’s en schermvliegtuigen’ vervangen door ‘amateurbouwluchtvaartuigen, lichte gyrokopters, MLA’s, MLH’s en schermvliegtuigen.

Artikel 14

De Regeling bewijzen van luchtwaardigheid wordt ingetrokken.

Artikel 15

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2020.

Artikel 16

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Europese bewijzen van luchtwaardigheid.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling omvat allereerst procedurele eisen inzake bewijzen van luchtwaardigheid betreffende luchtvaartuigen die onder het toepassingsbereik van de basisverordening1 vallen (EASA-luchtvaartuigen) en maakt onderdeel uit van een aantal aanpassingen in de Nederlandse regelgeving met betrekking tot luchtvaartuigen die buiten de werking van de basisverordening vallen (hierna: Annex I-luchtvaartuigen). In dat verband is recentelijk de Regeling nationale veiligheidsvoorschriften luchtvaartuigen (hierna: Rnvl) vastgesteld, waarin de luchtwaardigheid en het gebruik van een aantal Annex I-luchtvaartuigen is gereguleerd. In de Rnvl staan onder meer bepalingen ten aanzien van het zogenoemde speciaal-bewijs van luchtwaardigheid (hierna: speciaal-BvL) en het ICAO-bewijs van luchtwaardigheid (ICAO-BvL), die voorheen onderdeel uitmaakten van de (oude) Regeling bewijzen van luchtwaardigheid, de voorganger van onderhavige regeling. Omdat de Regeling bewijzen van luchtwaardigheid ook procedurele eisen omvatte inzake bewijzen van luchtwaardigheid betreffende EASA-luchtvaartuigen (Europese bewijzen van luchtwaardigheid), is die regeling in z’n geheel ingetrokken en onderhavige regeling, de Regeling Europese bewijzen van luchtwaardigheid, vastgesteld.

In voorliggende regeling zijn in verband met de samenhang verder enkele aanpassingen van de Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008, de Regeling inschrijving Nederlandse burgerluchtvaartuigen en de Regeling Yakovlev-52 vliegtuigen, meegenomen. Deze aanpassingen vloeien in hoofdzaak voort uit de vaststelling van de Rnvl.

Ten slotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt in de genoemde regelingen een enkele onjuistheid te herstellen, de Regeling geluidscertificaten en geluidsverklaringen luchtvaart te actualiseren, en de Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014 aan te vullen.

Financiële gevolgen

Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lastendruk. De regeling bestaat voornamelijk uit aanpassingen die voortvloeien uit de Rnvl. In de Rnvl zijn een aantal inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd waarvan in die regeling de consequenties voor de administratieve lastendruk zijn meegenomen. In onderhavige regeling blijven een aantal procedurele handelingen ongewijzigd voorgeschreven, en op een aantal plekken zijn de verwijzingen naar andere regelgeving aangepast. Ook voor het overige heeft deze regeling geen gevolgen voor de administratieve lasten. De ontwerpregeling is voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR). De ATR heeft geen formeel advies uitgebracht bij de regeling wegens de beperkte regeldrukeffecten.

Uitvoering en handhaving

De Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT) houdt toezicht op de naleving van onder meer (veiligheids)wetten en regels voor de luchtvaart en handhaaft deze. In dat verband is deze regeling aan de Inspecteur-Generaal (hierna: IG) van de ILT voorgelegd ter toetsing op handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid van de bepalingen van de regeling. De IG heeft de regeling beoordeeld als handhaafbaar, uitvoerbaar en fraudebestendig. Daarnaast is aangegeven dat er naar verwachting door de wijziging geen aanvullende financiële gevolgen zijn voor de ILT.

De door de ILT aangedragen tekstsuggesties en opmerkingen zijn voor het overgrote deel overgenomen.

Internetconsultatie

De regeling is niet opengesteld voor openbare internetconsultatie omdat de regeling geen noemenswaardige gevolgen heeft voor burgers, bedrijven en instellingen. Onderhavige regeling vloeit voort uit de vaststelling van de Rvnl die wel voor consulatie is opengesteld. Aangezien onderhavige regeling geen grote inhoudelijke aanpassingen omvat maar hoofdzakelijk redactionele aanpassingen en wijzigingen in de structuur als gevolg van ingetrokken regelingen, zal de regeling geen ingrijpende verandering teweegbrengen in de rechten en plichten van burgers en bedrijven en ook geen ingrijpende gevolgen hebben voor de uitvoeringspraktijk.

Inwerkingtreding

Op grond van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten treden ministeriële regelingen in werking met ingang van 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober. Deze regeling treedt met ingang van 1 oktober 2020 in werking en daarmee op een vast verandermoment. Deze regeling treedt in verband met de samenhang hiermee op gelijke datum in werking als de Rnvl. Tevens is rekening gehouden met de publicatietermijn van twee maanden.

Artikelsgewijs

Regeling Europese bewijzen van luchtwaardigheid

De minister geeft voor luchtvaartuigen die vallen onder de werking van de Europese verordeningen (EASA-luchtvaartuigen), bewijzen van luchtwaardigheid, EASA-BvL’s, af. Het betreft zogenoemde EASA-beperkte-BvL’s en EASA-standaard-BvL’s. De afgifte, overdracht, schorsing en intrekking, van deze BvL’s is gebaseerd op Europese regelgeving. In deze regeling wordt op grond van artikel 1.5 van de Wet luchtvaart nader invulling gegeven aan de procedurele en administratieve handelingen om deze BvL’s te verkrijgen. Verder zijn de procedures voor de wijziging, overdracht, schorsing en intrekking, van deze BvL’s vastgelegd en is een aantal procedurele bepalingen opgenomen betreffende het ARC (Airworthiness Review Certificate) dat deel uitmaakt van het EASA-BvL.

Artikel 1

Als gevolg van de bepalingen betreffende het speciaal-BvL die zijn overgeheveld naar de Regeling nationale veiligheidsvoorschriften luchtvaartuigen (Rvnl) komt een aantal begripsomschrijvingen niet meer terug in de definitiebepaling van de Regeling Europese bewijzen van luchtwaardigheid.

Het begrip ‘algemene luchtvaart’ is in lijn met de Rnvl verder gespecificeerd naar typen luchtvaartuigen en bijbehorende startmassa. Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt om de verwijzing naar de Minister van Infrastructuur en Milieu te actualiseren.

Artikel 2

In deze bepaling wordt voor wat betreft een aanvraag voor de afgifte van een EASA-BvL bepaald dat bij de aanvraag een keuringsrapport van een acceptatiekeuring wordt meegezonden. De gegevens die ingevolge verordening (EU) Nr. 748/20122 bij de aanvraag voor een BvL moeten worden gevoegd moeten in dit keuringsrapport staan opgenomen.

Artikelen 3 tot en met 5

De artikelen 3 en 4 betreffen procedurele bepalingen inzake de wijziging en overdracht van het EASA-BvL. De minister wijzigt een BvL ambtshalve indien wordt geconstateerd dat de gegevens zoals door de minister vermeld op het betreffende document niet juist zijn. Het kan gaan om een typefout, maar ook indien door een modificatie aan het luchtvaartuig de typeaanduiding zoals opgenomen op het document niet meer klopt. In dat geval dient op het document het nieuwe typenummer te worden vermeld.

Daarnaast zijn in artikel 5 procedurele regels opgenomen betreffende schorsing en intrekking van een EASA-BvL, waaronder de wijze van bekendmaking. De gronden voor intrekking en schorsing zijn vastgelegd in verordening (EU) nr. 748/2012.

Artikel 6

Ingevolge verordening (EU) nr. 748/2012 is de bevoegde nationale autoriteit verplicht om een evaluatieproces in te richten voor de behandeling van de aanvraag voor de afgifte van een EASA-BvL. Dit proces dient een evaluatie van de documentatie en een inspectie van het luchtvaartuig te bevatten. Acceptatiekeuringen kunnen in Nederland door daartoe erkende bedrijven worden uitgevoerd, die hierover aan de minister rapporteren.

In bijzondere omstandigheden kan de minister zelf BvL-acceptatiekeuringen uitvoeren. Deze zullen in beginsel dan door de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT), namens de minister, worden uitgevoerd. In bepaalde bijzondere omstandigheden, met name in gevallen waarbij het betreffende luchtvaartuig uitsluitend in het buitenland wordt gebruikt, kan een BvL-acceptatiekeuring waar mogelijk echter door een erkend bedrijf worden verricht omdat dat sneller en efficiënter is dan een inspectie door de ILT. Indien er geen erkend bedrijf voorhanden is zal de inspectie door de ILT worden verricht.

Artikel 7

De acceptatiekeuring geschiedt aan de hand van de items die vermeld staan op het formulier Acceptatierapport Luchtwaardigheid dat op de website van de ILT te vinden is (www.ilent.nl). Het betreft onder meer gegevens inzake de registratie van het luchtvaartuig en het type. Daarnaast wordt gerapporteerd over de relevante luchtwaardigheidsaspecten zoals voorgeschreven in de Europese regelgeving.

Artikel 8

Om te waarborgen dat tijdens de inspectie geen controle van de eigen werkzaamheden wordt uitgevoerd, zal de persoon die de inspectie uitvoert niet tevens zijn belast met het technische beheer van het onderhoud van het betreffende luchtvaartuig. De ILT neemt namens de minister steekproeven ter toetsing van de uitgevoerde inspectie van de luchtvaartuigen bij de bevoegd verklaarde bedrijven. Van overmacht is sprake in geval van extreme weersomstandigheden of van een technische storing van het luchtvaartuig.

Artikel 9 (Wijziging Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008)

De aanpassingen in de Regeling erkenningen luchtwaardigheid 2008 betreffen actualisering van een klein aantal onderdelen en verwijzingen naar de Regeling nationale veiligheidsvoorschriften luchtvaartuigen. Daarnaast is een enkele onjuistheid in verwijzingen en in een vermelde grondslag gecorrigeerd.

Artikel 10 (Wijziging Regeling geluidscertificaten en geluidsverklaringen luchtvaart)

In de Regeling geluidscertificaten en geluidsverklaringen luchtvaart is een klein aantal artikelen geactualiseerd. Ter verduidelijking zijn in een nieuw artikel de juiste grondslagen van deze regeling vermeld.

Artikel 11 (Wijziging Regeling inschrijving Nederlandse burgerluchtvaartuigen)

Een enkele bepaling betreffende de onderhoudsgegevens die bij de aanvraag voor inschrijving in het burgerluchtvaartuigen register moeten worden overgelegd is in lijn met de Regeling nationale veiligheidsvoorschriften luchtvaartuigen aangepast. Het betreft met name de toevoeging van de CAO (Continuing Airworthiness Organisation). De bijlage met het (verouderde) model van het bewijs van inschrijving is vervallen in verband met de wijzigingsgevoeligheid van het document. Het bewijs van inschrijving (BvI) wordt sinds enige tijd door de ILT op digitale wijze uitgegeven. Hierdoor kunnen eventuele aanpassingen in (de vaste gegevens op) het document op efficiënte wijze worden gedaan en is wijziging van de regeling hiervoor niet langer nodig. Ter verduidelijking zijn in een nieuw artikel de juiste grondslagen van deze regeling vermeld.

Artikel 12 (Wijziging Regeling Yakovlev-52 vliegtuigen)

De Regeling Yakovlev-52 vliegtuigen is allereerst geactualiseerd waar nodig.

Daarnaast is een onjuistheid in de grondslagen hersteld en een omissie in de grondslagen weggenomen door in een ingevoegd artikel (artikel 1a) de juiste grondslagen te benoemen. De omissie betrof artikel 19, derde lid, van het Besluit luchtverkeer 2014, Op grond van deze bepaling van het Besluit luchtverkeer 2014 kan vrijstelling, al dan niet onder beperkingen, worden verleend, van de in paragraaf SERA.5005, onder f, van verordening (EU) nr. 923/20123 (hierna: SERA-verordening), bepaalde minimumvlieghoogten en de afstand tot mensenverzamelingen. Onderdeel e van het eerste lid van artikel 4 (inzake de minimumvlieghoogte) van de Regeling Yakovlev-52 vliegtuigen vindt zijn rechtsbasis hierin.

Verder worden in onderdeel C de bepalingen in de Regeling nationale veiligheidsvoorschriften luchtvaartuigen betreffende het onderhoud overeenkomstig van toepassing verklaard op Yakovlev-52’s. Deze categorie luchtvaartuigen is niet opgenomen in de Regeling nationale veiligheidsvoorschriften luchtvaartuigen en blijft een ‘eigen’ regeling houden vanwege het bijzondere karakter.

In artikel 4, eerste lid, vervallen twee beperkingen betreffende luchtverkeersregels te weten het uitvoeren van IFR-vluchten (vliegen onder instrumentvliegvoorschriften, Instrument Flight Rules) en nachtvluchten. Omdat ten aanzien van deze onderdelen de SERA-verordening rechtstreeks van toepassing is, worden deze beperkingen geschrapt uit de regeling. Yakovlev-52 vliegtuigen voldoen niet aan de in die verordening gestelde eisen voor IFR-vluchten (paragraaf SERA.5015 van de SERA-verordening) en nachtvluchten (o.m. paragraaf SERA.5005, onderdeel c, van de SERA-verordening). Hieruit volgt dat met deze categorie luchtvaartuigen niet onder IFR gevlogen kan worden en geen nachtvluchten kunnen worden uitgevoerd.

Daarnaast vervalt een uitgewerkte overgangsbepaling (onderdeel E).

Artikel 13 (Wijziging Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014)

In artikel 18 van het Besluit luchtverkeer 2014 is bepaald dat het uitvoeren van een VFR-vlucht (vliegen onder zichtvliegvoorschriften, Visual Flight Rules) buiten de daglichtperiode niet is toegestaan, behalve wanneer een vrijstelling of ontheffing is verleend door de minister. In de Vrijstellingsregeling Besluit luchtverkeer 2014 zijn in artikel 3.2. vrijstellingen opgenomen voor onder meer vliegtuigen en helikopters, onder bepaalde in de bijlage bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 923/2012 bedoelde voorwaarden. Het verbod op VFR-vluchten voor bepaalde soorten vliegtuigen en helikopters, waaronder MLA’s en MLH’s, wordt met het tweede lid van deze bepaling gehandhaafd. Hieraan worden bij onderhavige regeling amateurbouwluchtvaartuigen en gyrokopters toegevoegd. Abusievelijk waren deze niet eerder meegenomen.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Verordening (EU) 2018/1139 van het Europees parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart, en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 2111/2005, (EG) nr. 1008/2008, (EU) nr. 996/2010, (EU) nr. 376/2014 en de Richtlijnen 2014/30/EU en 2014/53/EU van het Europees parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees parlement en de Raad en Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad (PbEU 2018, L 212)

X Noot
2

Verordening (EU) nr. 748/2012 van de Commissie van 3 augustus 2012 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties (PBEU 2012 L 224)

X Noot
3

Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 923/2012 van de Commissie van 26 september 2012 tot vaststelling van gemeenschappelijke luchtverkeersregels en operationele bepalingen betreffende luchtvaartnavigatiediensten en -procedures en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1035/2011 en Verordeningen (EG) nr. 1265/2007, (EG) nr. 1794/2006, (EG) nr. 730/2006, (EG) nr. 1033/2006 en (EU) nr. 255/2010 (PBEU 2012 L 281)

Naar boven