TOELICHTING
1. Algemeen
1.1 Doel van de regeling
In deze regeling worden de hoofdlijnen van beleid en beheer vastgelegd zoals deze
gezamenlijk zijn overeengekomen, gelet op artikel 23a, eerste lid, van de Politiewet
2012. De regeling is van belang omdat de Wijzigingswet meldkamers de organisatie van
de meldkamers opnieuw inricht, met als uitgangspunten:
-
1. Het beheer van de meldkamers wordt ondergebracht bij de politie.
-
2. De partijen zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de eigen meldkamerfunctie.
-
3. De toekomstige meldkamers zijn in staat om werkzaamheden van elkaar over te nemen.
-
4. Er komen tien meldkamers.
-
5. Maatwerk op gebiedsniveau blijft, binnen de grenzen van het landelijk beheer door
de politie, mogelijk.
-
6. Er wordt een herkenbare sturingsstructuur gecreëerd, waarbinnen alle betrokken partijen
invloed kunnen uitoefenen op de hoofdlijnen van beleid en beheer met betrekking tot
de meldkamers.
Het vastleggen van de hoofdlijnen van beleid en beheer van de meldkamers is hiermee
een belangrijk onderdeel van de Wijzigingswet meldkamers. De hoofdlijnen van beleid
en beheer geven heldere kaders voor het beleid en beheer in het meldkamerdomein, de
inrichting van de multidisciplinaire sturing en van de beleids- en beheercyclus waarbinnen
het jaarlijkse beleids-en bestedingsplan van de meldkamers tot stand komt. De partijen
zijn daarbij verantwoordelijk voor de eigen meldkamerfunctie, en hebben een gezamenlijke
verantwoordelijkheid voor het functioneren en de kwaliteit van de meldkamer. De partijen
dragen op deze wijze bij aan de gemeenschappelijke doelstelling om voor de burger
in nood altijd bereikbaar te zijn.
Gezag
Met de Wijzigingswet meldkamers wordt het beheer van de meldkamers ondergebracht bij
de politie. Het wetsvoorstel heeft geen gevolgen voor het gezag. Op grond van de Politiewet
2012 heeft de burgemeester het gezag in het kader van de handhaving van de openbare
orde en de officier van justitie in het kader van strafrechtelijke handhaving. Het
gezag bij brand, alsmede ongevallen anders dan bij brand voor zover de brandweer daarbij
een taak heeft, berust bij de burgemeester, op grond van artikel 4 van de Wet veiligheidsregio’s,
waarin ook is bepaald dat de burgemeester het opperbevel heeft in geval van een ramp
of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. Op grond van artikel 5 van de Wet veiligheidsregio’s
staan bij een ramp of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, degenen die aan de
bestrijding van een ramp deelnemen onder het bevel van de burgemeester. Op grond van
artikel 6 van de Wet veiligheidsregio’s kan de burgemeester de Regionale Ambulancevoorzieningen
in de regio waarvan zijn gemeente deel uitmaakt aanwijzingen geven indien dat naar
zijn oordeel noodzakelijk is uit het oogpunt van openbare orde. In de Tijdelijke wet
ambulancezorg komt het begrip gezag niet voor, aangezien de zorg en daarmee ook de
ambulancezorg een andere aansturingsrelatie kent dan brandweer, politie en Koninklijke
marechaussee. Op grond van artikel 39, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s berust
in geval van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis het gezag bij
de voorzitter van de veiligheidsregio’s, ook ten aanzien van handhaving van de openbare
orde. Het bevoegd gezag kan vanuit zijn wettelijke taakuitvoering een aanwijzing geven
aan de wijze van uitvoering van beheermaatregelen. Bijvoorbeeld:
-
a. ten behoeve van een evenement van grote/nationale betekenis moet er maatwerk worden
toegepast;
-
b. tijdens een incident of voor en tijdens een (gepland) evenement worden er in de meldkamersystemen
geen wijzigingen uitgevoerd die de operatie kunnen verstoren.
1.2 Meldkamers en meldkamerlocaties
De meldkamer is de fysieke plaats waar de partijen hun meldkamerfunctie uitvoeren.
Samen streven zij er naar continu beschikbaar te zijn en met de hoogst mogelijke kwaliteit
de burger in nood te helpen. Om deze doelen te halen, is naast goed werkende ICT-systemen
ook goede informatiedeling tussen de hulpdiensten/partijen onderling, tussen de meldkamer
en hulpverleners op straat en tussen de meldkamers zelf van belang. Zo kan een meldkamer
waar nodig een incident locatie-onafhankelijk oppakken.
De Wijzigingswet meldkamers bepaalt (op termijn) dat er tien meldkamers zijn. De locaties
en werkgebieden van de meldkamers zijn aangewezen bij het Besluit aanwijzing meldkamers.
Elke meldkamerlocatie heeft binnen het werkgebied van de meldkamer een eigen veiligheidscontext,
historie en cultuur. Hiermee wordt in de sturing op het beleid en beheer rekening
gehouden door alle partijen op de meldkamers invloed te geven op het beleids- en bestedingsplan.
De transitiefase naar de tien meldkamers is in 2011 gestart en zal naar de huidige
verwachtingen in 2025 volledig zijn afgerond.
2. Beleidsdoelen en beleidskaders (artikel 2, eerste en tweede lid)
De beschreven beleidsdoelen zijn de beleidsdoelen die zijn opgenomen in het Transitieakkoord
(2013), en vormen het met alle partijen gedeelde uitgangspunt voor de inrichting van
het meldkamerdomein. De beleidsdoelen en beleidskaders vormen de basis van het beleid
en het beheer in het meldkamerdomein. Binnen de aangegeven beleidsdoelen en beleidskaders
wordt het beleids- en bestedingsplan voor de meldkamer jaarlijks vastgesteld. De beleidsdoelen
en beleidskaders kunnen na overeenstemming met alle partijen indien nodig periodiek
worden herzien, zodat deze aan ontwikkelingen in het meldkamerdomein zijn aan te passen.
Landelijke Meldkamer Samenwerking
De Landelijke Meldkamer Samenwerking speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming
van het beleid en het beheer. De Landelijke Meldkamer Samenwerking is het zelfstandig
gepositioneerd onderdeel van de politie voor het beheer van meldkamers, en een herkenbaar
aanspreekpunt voor iedereen in het meldkamerdomein. De Landelijke Meldkamer Samenwerking
is verantwoordelijk voor de inrichting van het beheer op de meldkamers, het faciliteren
van de gezamenlijke beleidsvorming en van de vraagarticulatie. De invulling hiervan
doet de Landelijke Meldkamer Samenwerking samen met de andere betrokken partijen op
verschillende niveaus, zowel landelijk als op het niveau van de meldkamer. De Landelijke
Meldkamer Samenwerking ondersteunt de partijen en neemt daarbij initiatief om de samenwerking
te stimuleren, zodat de betrokken partijen gezamenlijk komen tot goed ingerichte en
functionerende meldkamers waar de partijen hun meldkamerfunctie kunnen uitoefenen.
3. Inrichting multidisciplinaire sturing
Maatregelen in het beheer, die een effect kunnen hebben op de uitoefening van de meldkamerfunctie,
vragen om een goede afstemming tussen partijen. De hiervoor ingerichte multidisciplinaire
sturing zorgt ervoor dat alle partijen invloed hebben op het beleid en beheer met
betrekking tot de meldkamers. Het gaat hierbij om het realiseren van doelstellingen,
zowel op landelijk niveau als op meldkamerniveau en om de koppeling hiertussen. Deze
multidisciplinaire samenwerking en afstemming maakt het mogelijk om wensen op landelijk
niveau en op meldkamerniveau in te brengen in het jaarlijks vast te stellen beleids-
en bestedingsplan voor de meldkamers. Een evenwichtige multidisciplinaire sturing
zorgt daarbij voor de nodige afstemmingen en overeenstemming tussen partijen. Dit
samenspel is ook nodig om te komen tot een netwerk van tien operationeel en beheersmatig
met elkaar verbonden meldkamers, waarin de partijen hun meldkamerfunctie (gezamenlijk)
kunnen uitvoeren. Omdat alle partijen zijn betrokken bij de multidisciplinaire sturing,
zijn zij ook alle medeverantwoordelijk voor de goede werking hiervan.
3.1 Partijen
De partijen die meebeslissen over de sturing van het beleid en beheer binnen het meldkamerdomein,
zijn genoemd in artikel 1. Op de meldkamers zijn de partijen en hun hulpdiensten politie,
ambulancezorg, brandweer en de Koninklijke marechaussee gebruiker van de meldkamer
en verantwoordelijk voor de uitvoering van de eigen meldkamerfunctie. De Koninklijke
marechaussee maakt voor de uitvoering van haar taak gebruik van tenminste één meldkamer
en beschikt tevens over een landelijke voorziening voor de besturing van haar operationele
taken. Voor maatregelen in het beheer die de landelijke taken van de Koninklijke marechaussee
kunnen raken vindt afstemming plaats met het hoofd van de landelijke voorziening.
De veiligheidsregio is gebruiker van de meldkamer vanuit de verantwoordelijkheid voor
de brandweer en in geval van opgeschaalde situaties bij incidenten, rampen, crises.
Op landelijk niveau brengen de partijen wensen tot verandering in namens de gehele
sector voor de betreffende hulpdienst. De politie voert via de Landelijke Meldkamer
Samenwerking naast de meldkamerfunctie ook het gezamenlijk vastgestelde beleid en
beheer voor de meldkamers uit, en is verantwoordelijk voor onder andere de huisvesting
en de ICT-systemen.
De Minister van Justitie en Veiligheid stelt met betrekking tot de meldkamers in de
ministeriële regeling de hoofdlijnen van beleid en beheer vast in overeenstemming
met alle anderen die op dit punt verantwoordelijkheid dragen. In de multidisciplinaire
sturing heeft de minister een regierol. Daaronder valt mede het scheppen van randvoorwaarden
voor de werking van het stelsel van meldkamers, de samenwerking, de bekostiging en
het vaststellen en monitoren van de hoofdlijnen van beleid en beheer. Hiernaast is
de minister politiek verantwoordelijk voor (onder andere) de politie en stelselverantwoordelijk
voor de inrichting en werking van de rampenbestrijding en crisisbeheersing.
Vertegenwoordiging
De partijen zijn vertegenwoordigd in alle overleggen op landelijk niveau en voor zover
van toepassing ook op meldkamerniveau. De 25 veiligheidsregio’s en de Regionale Ambulancevoorzieningen
wijzen voor de overleggen op landelijk niveau elk één vertegenwoordiger aan. Het is
van belang voor de werking van de sturing dat vertegenwoordigers van alle partijen
slagvaardig hun vertegenwoordigende rol in het betreffende overleg in kunnen nemen
en daartoe afdoende gemandateerd zijn.
3.2 Hoofdstructuur
De partijen komen regelmatig in verschillende samenstellingen bijeen voor overleg
en afstemming. Zo kunnen zij de kwaliteit van de meldkamers behouden en waar nodig
verbeteren. De multidisciplinaire sturing bestaat formeel uit twee overleggen op landelijk
niveau, te weten het Bestuurlijk Meldkamer Beraad (zie artikel 3) en het Strategisch
Meldkamer Beraad (zie artikel 4). Er zijn twee overleggen op het niveau van elke meldkamer,
te weten directieoverleg (zie artikel 5, eerste lid) en het operationeel overleg (zie
artikel 5, derde lid).
Escalatieniveau
Overeenstemming over de invoering van beheermaatregelen met effect op de meldkamerfunctie
is van belang vanwege de eigenstandige wettelijke verantwoordelijkheden die betrokken
partijen dragen. Als partijen niet tot overeenstemming komen, kunnen zij het beslispunt
in de sturingsstructuur escaleren tot op het hoogste besturingsniveau. Alle partijen
moeten daarbij aangeven waarom zij wel of niet kunnen instemmen met het beslispunt.
3.3 Hulpstructuren
Naast de hoofdstructuur heeft het meldkamerdomein in de praktijk ook hulpstructuren
die bijdragen aan de samenwerking. Het Strategisch Meldkamer Beraad kan hulpstructuren,
waaronder gebruikersgroepen instellen De belangrijkste hulpstructuren die bijdragen
aan de werking van de sturingsstructuur zijn het Discipline Overleg en het Overleg
Hoofden Meldkamer.
Het Discipline Overleg is een landelijk overleg over de ontwikkelingen binnen de verschillende hulpdiensten
in relatie tot hun meldkamerfunctie en het beheer. Het overleg signaleert gezamenlijke
ontwikkelingen hierin en kan voorstellen doen om onderwerpen op de agenda van Strategisch
Meldkamer Beraad te zetten. Het overleg formuleert vanuit de optiek van de gezamenlijke
hulpdiensten de behoeften voor het beleid en beheer van de meldkamer ten behoeve van
de Landelijke Meldkamer Samenwerking. Het Discipline Overleg bestaat uit: de directeur
Landelijke Meldkamer Samenwerking (voorzitter); een adviseur van de veiligheidsregio(’s);
een adviseur van de Regionale Ambulance voorziening(en); een adviseur van de brandweer;
een adviseur van de politie; een adviseur van de Koninklijke marechaussee.
Het Overleg Hoofden Meldkamer is een landelijk overleg met een signaalvormende en coördinerende functie. Het overleg
is de ’stem’ van de meldkamers, en de verbinding tussen lokaal, regionaal en landelijk
beleid. Het overleg formuleert de behoeften voor het beleid en beheer van de meldkamer
ten behoeve van de Landelijke Meldkamer Samenwerking.
Het overleg Hoofden Meldkamer bestaat uit de directeur Landelijke Meldkamer Samenwerking,
tevens voorzitter, en alle Hoofden Meldkamer.
4. Beleids- en beheercyclus
Alle betrokken partijen hebben via de beleids- en beheercyclus invloed op de totstandkoming
van het beleids- en bestedingsplan. Het beleids- en bestedingsplan voor de meldkamer
wordt binnen de aangegeven beleidsdoelen en beleidskaders van de regeling jaarlijks
vastgesteld. Het beleid, de verdeling van de capaciteitsinzet en de inzet van de financiële
middelen voor het beheer maken onderdeel uit van het beleids- en bestedingsplan.
4.1 Uitgangspunten
Voor de inrichting van de beleids- en beheercyclus worden de volgende uitgangspunten
gehanteerd:
-
1. Er is één gezamenlijk beeld van de beleidsdoelen en beleidskader voor de meldkamers.
-
2. Er is één beleids- en beheerplan.
-
3. Er is één landelijk beheer.
-
4. Er is één begroting.
-
5. De beleids- en beheercyclus sluit aan op die van de politie en het Rijk.
4.2 Verandering binnen en buiten het beleids-en bestedingsplan (artikel 6, eerste
en tweede lid)
Het gehele netwerk van partijen is betrokken bij de totstandkoming van het beleids-
en bestedingsplan. Allereerst stelt de Minister van Justitie en Veiligheid via de
Jaaraanschrijving politie jaarlijks voor 1 december de beleids- en financiële kaders
voor de hoofdlijnen voor beleid en beheer vast. Dit geeft duidelijkheid over de ruimte
waarbinnen het beleids- en bestedingsplan kan worden opgesteld.
Ieder jaar kunnen partijen hun wensen tot verandering in de beleids- en beheercyclus
aanleveren. In de praktijk geven echter partijen hun wensen het hele jaar door. Of
de wens tot verandering direct behandeld kan worden of dat hiermee gewacht moet worden
tot het volgende beleids- en bestedingsplan, hangt af van het type verandering.
Er zijn twee type veranderingen denkbaar:
-
1. Veranderingen die binnen het lopende beleids- en bestedingsplan vallen.
Hierbij kan gedacht worden aan het dagelijkse beheer, going concern en het zogeheten
lifecycle management, waarmee het proces voor het managen van de levenscyclus van
een product wordt bedoeld.
-
2. Veranderingen die buiten het lopende beleids- en bestedingsplan vallen.
Hierbij kan gedacht worden aan voorstellen voor nieuwe ontwikkelingen of beleid die
effect hebben op het beheer.
Wensen buiten het lopende beleids- en bestedingsplan worden voor besluitvorming meegenomen naar
het nieuwe beleids- en bestedingsplan. Wensen binnen het lopende beleids- en bestedingsplan kan de Landelijke Meldkamer Samenwerking –
afhankelijk van de noodzaak, de grootte en bijbehorende kosten – direct oppakken.
Eventueel kan het beleids- en bestedingsplan tussentijds worden bijgesteld. Van belang
is dat alle veranderingen, met het oog op de toekomst, op een kwalitatief hoogwaardig
niveau worden doorgevoerd.
4.3 Tijdpad (artikel 6, derde lid)
Het beheer van de meldkamers wordt ondergebracht bij de politieorganisatie en maakt
hiermee ook deel uit van de planning- en control-cyclus van politie. De beleids- en
beheercyclus voor de meldkamers vindt daarom plaats binnen de planning en deadlines
voor de jaarstukken van politie. Omdat deze data bepalend zijn voor het proces, hebben
ze een centrale rol in de beleids- en beheercyclus voor de meldkamers.
4.4 Fases (artikel 6, vierde lid)
Tussen 1 december (T-2) en 1 september (T-1) moet het beleids- en bestedingsplan worden
opgesteld. Dit betekent dat in deze periode in samenwerking met de betrokken partijen
een beleids- en bestedingsplan moet worden opgeleverd waarover overeenstemming bestaat.
Het plan komt in samenwerking met de betrokken partijen in drie fases tot stand.
Fase 1: de vraagarticulatie – tussen 1 december en 1 maart
De partijen en de Landelijke Meldkamer Samenwerking kunnen gedurende deze fase hun
wensen aandragen. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid heeft in de jaaraanschrijving
politie reeds in afstemming met de Landelijke Meldkamer Samenwerking de beleids- en
financiële kaders voor de politie en de meldkamers aangegeven. De Landelijke Meldkamer
Samenwerking draagt de wensen van de partijen via het Discipline Overleg over naar
het Strategisch Meldkamer Beraad.
Fase 2: de analyse – tussen 1 maart en 15 april
Na het inbrengen en ophalen van de vraagarticulatie worden deze wensen geanalyseerd,
waarna de Landelijke Meldkamer Samenwerking voor het Strategisch Meldkamer Beraad
een conceptplan opstelt voor het jaar daarop. In het Strategische Meldkamer Beraad
wordt besloten voor welke vragen een impactanalyse nodig is en binnen welke prioritering
dilemma’s en scenario’s de vraagstukken geplaatst kunnen worden. Hiervoor kan het
Strategisch Meldkamer Beraad een beroep doen op het Discipline Overleg.
Fase 3: het keuzeproces – tussen 15 april en 1 september
In deze fase worden alle wensen afgewogen. Het Strategisch Meldkamer Beraad doet de
inhoudelijke voorbereiding voor het Bestuurlijk Meldkamer Beraad. Op basis van het
conceptplan geeft het Strategisch Meldkamer Beraad tijdig een advies aan het Bestuurlijk
Meldkamer Beraad, dat voor 1 september het conceptplan vaststelt en de Minister van
Justitie en Veiligheid adviseert over de vaststelling van het plan.
4.5 Uitvoering en verantwoording
Als het beleids- en bestedingsplan is vastgesteld, is het van belang dat alle partijen
blijven samenwerken gedurende de uitvoering. De voortgang van het beleids- en bestedingsplan
wordt gemonitord en alle partijen leveren informatie aan voor de 4-, 8-, en 12-maandsrapportages,
alsmede aan de jaarverantwoording achteraf. De hoofdlijnen van het beleids- en bestedingsplan
worden opgenomen in de begroting en het beheerplan van politie. De politie verantwoordt
de werkelijk gemaakte kosten in de jaarrekening.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus