Regeling van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 22 juni 2020, nr. WJZ/ 20155386, tot wijziging van de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden gas in verband met het stellen van regels voor de verdeling van kosten voor het verwijderen van de gasaansluiting en het verruimen van mogelijkheden voor de jaarlijkse bijstelling van de gestandaardiseerde activawaarde van het landelijk gastransportnet

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op artikel 12 en artikel 81b, eerste lid, onderdeel a, van de Gaswet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden gas wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, tweede lid, wordt ‘welke’ vervangen door ‘waarvan de initiële openingswaarde’.

B

Na artikel 5a wordt een artikel toegevoegd luidende:

Artikel 5b

  • 1. In de tariefstructuren, bedoeld in artikel 12a van de wet, voor aansluiting op het gastransportnet, bedoeld in artikel 10, zesde lid, van de wet, wordt opgenomen dat de kosten voor het verwijderen van een aansluiting als bedoeld in artikel 10, zesde lid, onderdeel d, voor de helft in rekening worden gebracht via een eenmalige afsluitvergoeding bij de voormalig aangeslotene en voor de andere helft worden opgenomen in een component van de vergoeding voor het beheren en onderhouden van een aansluiting als bedoeld in artikel 10, zesde lid, onderdeel c, van de wet.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op aansluitingen met een doorlaatwaarde groter dan 40m3(n) per uur als bedoeld in artikel 10, zesde lid, onderdeel b, van de wet.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 22 juni 2020

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

TOELICHTING

1. Algemeen

De energietransitie heeft naar verwachting tot gevolg dat de benutting van het landelijke gastransportnet gaat afnemen. Aardgas zal deels worden vervangen door hernieuwbare gassen, maar de verwachting is dat deze in mindere mate beschikbaar zijn. De kosten van de landelijke gasinfrastructuur worden in de toekomst naar verwachting over een lager transportvolume verdeeld waardoor de tarieven zullen stijgen. Met deze wijziging van de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden gas (hierna: wijzigingsregeling) krijgt de toezichthouder meer mogelijkheden om kapitaalkosten anders in tijd te verdelen.

Tevens is met de wijzigingsregeling invulling gegeven aan de aangenomen motie Van der Lee over het verdelen van de kosten van het afsluiten van de gasaansluiting (Kamerstukken II 2018/19, 32 813, nr. 290).

2. Gestandaardiseerde activawaarde van het landelijk gastransportnet

Het tweede lid van artikel 3 van de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden gas bepaalt dat bij de wijze van berekening van de tarieven wordt uitgegaan van een gestandaardiseerde activawaarde van het landelijk transportnet. Voor de vaststelling daarvan worden twee methodieken benoemd. Na de eerste vaststelling van de gestandaardiseerde activawaarde, de initiële openingswaarde, is het gebruikelijk dat deze jaarlijks wordt bijgesteld, bijvoorbeeld als gevolg van investeringen en afschrijvingen.

Met de onderhavige aanpassing van het tweede lid van artikel 3 (Artikel I, onderdeel A, van de wijzigingsregeling) is de toezichthouder bij de jaarlijkse bijstelling van de gestandaardiseerde activawaarde niet beperkt tot de toepassing van de twee genoemde methodieken. De toezichthouder kan met name ook kiezen voor een jaarlijkse bijstelling waarbij de gestandaardiseerde activawaarde niet wordt geïndexeerd, zoals dat tot deze wijziging het geval was. Deze optie zorgt voor een andere verdeling van kapitaalkosten in de tijd, waardoor de tariefstijging als gevolg van het verwachte dalende transportvolume in de toekomst wordt beperkt. Op de korte termijn heeft dit element een verhogend effect op het transporttarief voor aangeslotenen op het landelijk gastransportnet en op de lange termijn een verlagend effect. De ontwikkeling van het transporttarief is daarnaast afhankelijk van diverse andere factoren. Voor de eerste vaststelling van de gestandaardiseerde activawaarde van het landelijke transportnet, die bij de start van de regulering door de toezichthouder is bepaald, verandert er niets en blijven de genoemde twee methodieken gelden.

3. Kosten verwijderen gasaansluiting

In de aangenomen motie Van der Lee over het verdelen van de kosten van het afsluiten van de gasaansluiting is het verzoek gedaan aan de regering om de kosten van het afsluiten van de gasaansluiting 50/50 te verdelen over de huiseigenaar en de netbeheerder, waarbij de netbeheerder dit mag verrekenen in het vastrecht. Dit om de lasten te verlagen voor voorlopers in de energietransitie die hun woning gasvrij willen maken.

Sinds de wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en Gaswet (implementatie wijziging Gasrichtlijn en een aantal verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas) van 10 juni 2020, is het mogelijk om voor wat betreft de aansluitdienst – waar ook het verwijderen van een aansluiting onder valt – bij ministeriële regeling af te wijken van het zogenaamde kostenveroorzakingsbeginsel bij het toerekenen van kosten aan tariefdragers, zoals vastgelegd in artikel 81b, eerste lid, onderdeel a, van de Gaswet. Met de onderhavige wijzigingsregeling is van deze mogelijkheid gebruik gemaakt om uitvoering te geven aan bovengenoemde motie Van der Lee.

Ingevolge deze wijzigingsregeling is de kostenverdeling zodanig gewijzigd dat aangeslotenen die verzoeken om het verwijderen van de gasaansluiting de helft van de kosten betalen (Artikel I, onderdeel B, van de wijzigingsregeling). De andere helft van de kosten wordt in rekening gebracht via een periodieke vergoeding bij alle aangeslotenen op het gasnet van de netbeheerder. Zolang het gaat om een relatief beperkt aantal verzoeken om verwijdering van de gasaansluiting zal het effect van dit voorstel op het periodieke nettarief (zeer) beperkt zijn.

4. Advies en uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets ACM

Gelet op artikel 12, tweede lid, van de Gaswet is een ontwerp van deze wijzigingsregeling voor advies toegezonden aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM). Tevens is de ACM verzocht om de uitvoering en handhaafbaarheid van deze regeling te toetsen. De ACM geeft in haar advies aan de extra afwegingsruimte met betrekking tot het periodiek bijstellen van de activawaarde te verwelkomen en dat dit goed aansluit bij de rolverdeling tussen de Minister (beleid) en de ACM als regulerende instantie (uitvoering). Met betrekking tot de verdeling van de kosten voor het afsluiten merkt de ACM op dat dit leidt tot een afwijking van het kostenveroorzakingsbeginsel. Met het van kracht worden van de Wet ‘Implementatie wijziging Gasrichtlijn en een aantal verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas’ biedt de Gaswet ruimte om bij ministeriële regeling van dit beginsel af te wijken en is de wijzigingsregeling niet in strijd met de Gaswet. De ACM acht de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar en heeft daarbij geen opmerkingen of aanbevelingen gedaan.

5. Effecten en regeldruk

Het gewijzigde artikel 3, tweede lid, van de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden gas (artikel I, onderdeel A, van de wijzigingsregeling) betreft een inperking van de reikwijdte van een bestaande regel. Het bieden van extra afwegingsruimte aan de toezichthouder zorgt naar verwachting niet tot een toename van de regeldruk. Dit komt omdat de toezichthouder reeds over verschillende mogelijkheden beschikt waarmee hij de kostenverdeling van het gasnet kan beïnvloeden. De toezichthouder neemt eens in de drie tot vijf jaar een methodebesluit waarin dit type keuzes wordt vastgelegd. Het is niet de verwachting dat de complexiteit van dit methodebesluit toeneemt door deze wijziging.

Het nieuwe artikel 5b van de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden gas (artikel I, onderdeel B, van de wijzigingsregeling) zorgt voor een beperkte toename van de regeldruk. Als gevolg van deze bepaling zal de tarievencode gas moeten worden aangepast, waarmee de tariefstructuur wordt gewijzigd. De gewijzigde tariefstructuur kan zorgen voor een beperkte toename van de administratieve kosten bij de zeven regionale netbeheerders gas. Jaarlijks moeten zij een tariefvoorstel indienen bij de toezichthouder. De regionale netbeheerders zullen eenmalig meer tijd kwijt zijn aan het aanleveren van de benodigde gegevens. Naar verwachting zullen zij ook de informatievoorziening richting hun gebruikers eenmalig aanpassen. De gewijzigde tariefstructuur is van toepassing voor alle gebruikers van het gasnet (consumenten en bedrijven) met een aansluitingen met een doorlaatwaarde tot 40m3. De gewijzigde tariefstructuur heeft kennisnamekosten tot gevolg voor gebruikers van het gasnet die geïnformeerd willen zijn over de wijzigingen van de tariefstructuur. Voor gebruikers van het gasnet die niet overwegen hun gasaansluiting te laten verwijderen is de inschatting dat geen kennisnamekosten worden gemaakt. De wijziging van de tariefstructuur heeft namelijk een minimaal effect (minder dan één euro op jaarbasis) op hun nettarief. Prijsbewuste gebruikers die overwegen hun gasaansluiting te verwijderen gaan naar verwachting vaker de informatievoorziening van de netbeheerder raadplegen. Deze groep bestaat vrijwel volledig uit consumenten. De inschatting is dat deze consumenten hier weinig tijd mee kwijt zijn omdat de netbeheerders hun tariefinformatie publiceren op een toegankelijke plek. In de onderstaande tabel zijn de regeldrukkosten gekwantificeerd.

Handeling

Actor

Uurtarief

Aantal uur

Aantal

Eenmalige regeldrukkosten

Anders invullen tariefvoorstel

Netbeheerder

54

2

7

756 euro

Aanpassen informatievoorziening

Netbeheerder

54

3

7

1.134 euro

Kennisnamekosten tariefwijziging verwijderingskosten

Consument

15

0,1

3.000

4.500 euro

Totaal eenmalige regeldrukkosten

       

6.390 euro

De wijzigingsregeling is voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk. Het college heeft besloten geen advies uit te brengen over de regeling omdat de wijzigingen geen significante regeldrukeffecten hebben.

6. Inwerkingtreding

Gelet op de voorwaardelijke delegatiebepaling in artikel 12, derde lid, van de Gaswet, is de volgende procedure van toepassing. De vastgestelde wijzigingsregeling wordt aan beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. De wijzigingsregeling treedt vervolgens in werking op een tijdstip nadat vier weken na de overlegging is verstreken dat bij besluit van de Minister van Economische Zaken en Klimaat wordt vastgesteld, tenzij binnen vier weken nadat de wijzigingsregeling is overgelegd door of namens een der kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijke aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de wijzigingsregeling bij wet wordt geregeld.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes

Naar boven