Besluit van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 5 juni 2020, nr. VO/ 24521161 houdende regels inzake de uitslag van het eindexamen voortgezet onderwijs BES in het schooljaar 2019–2020 (Besluit eindexamens voortgezet onderwijs BES 2020)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op artikel 72, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs BES, alsmede de artikelen 33, 39, vierde lid en 47a van het Eindexamenbesluit VO BES;

Overwegende dat ter bestrijding van de uitbraak van het coronavirus Covid-19 de Minister voor medische gezondheid en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport respectievelijk op 17 maart, 23 maart en 24 april 2020 aanwijzingen hebben doen uitgaan op grond van artikel 7, eerste lid, van de Wet publieke gezondheid als gevolg waarvan onderwijsinstellingen voor voortgezet onderwijs gesloten zijn;

Overwegende dat als gevolg van deze aanwijzingen een onvoorziene omstandigheid is opgetreden die een goede voorbereiding van leerlingen op het centraal examen en afname daarvan op de reguliere wijze verhindert;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. De begripsbepalingen in artikel 1 van het Eindexamenbesluit VO BES zijn van toepassing.

  • 2. In dit besluit wordt verstaan onder:

    beroepsgericht profielvak:

    beroepsgericht profielvak als bedoeld in artikel 25 van het Inrichtingsbesluit WVO BES;

    centraal examen:

    eindexamen, waaronder mede wordt verstaan het cspe en digitale examinering, niet zijnde het schoolexamen;

    EB VO BES:

    Eindexamenbesluit VO BES;

    Minister:

    Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

    resultaatverbeteringstoets:

    toets, bedoeld in artikel 10;

    schoolexamen:

    examen, bedoeld in artikel 19 van het EB VO BES, niet zijnde het centraal examen.

Artikel 2. Afgelasting centrale examens in 2020

  • 1. In het schooljaar 2019–2020 worden in het voortgezet onderwijs geen centrale examens afgenomen in verband met de maatregelen die zijn genomen met het oog op het tegengaan van de verspreiding van het coronavirus COVID-19.

  • 2. De artikelen 4, eerste lid, 5, en 13, derde lid, van het EB VO BES blijven buiten toepassing voor zover zij zien op het centraal examen.

  • 3. De artikelen 19, 20, 21, 24 tot en met 35, 36, eerste tot en met vierde lid en zevende lid, 37, 37a, 38, 39, eerste tot en met derde lid en vijfde tot en met het achtste lid, 39a, 41 en 45 van het EB VO BES blijven geheel buiten toepassing.

Artikel 3. Afsluiting schoolexamen

  • 1. De schoolexamens worden afgenomen met inachtneming van de dan geldende richtlijnen van het RIVM die zijn uitgegeven met het oog op het tegengaan van de verspreiding van het coronavirus COVID-19.

  • 2. Het schoolexamen wordt uiterlijk 4 juni 2020 afgesloten. Indien het bevoegd gezag dat niet voor alle kandidaten kan realiseren, meldt hij dit uiterlijk 28 mei 2020 bij de inspectie.

  • 3. De directeur maakt uiterlijk 4 juni 2020 aan de kandidaat bekend:

    • a. welk cijfer of welke cijfers hij heeft behaald voor het schoolexamen;

    • b. de beoordeling van de vakken waarvoor geen cijfer wordt vastgesteld;

    • c. de beoordeling van het profielwerkstuk in het vmbo; en

    • d. de uitslag, bedoeld in artikel 5, tweede lid.

  • 4. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het tweede lid een kandidaat die ten gevolge van ziekte of een andere van zijn wil onafhankelijke omstandigheid het schoolexamen in een of meer vakken niet heeft kunnen afsluiten voor 5 juni 2020, in de gelegenheid stellen het schoolexamen in dat vak of in die vakken af te sluiten voor de dag waarop de resultaatverbeteringstoets voor de betreffende vakken wordt afgenomen.

  • 5. Het bevoegd gezag kan een leerling uit het voorlaatste of het direct daaraan voorafgaande leerjaar gelegenheid geven het eindexamen in een of meer vakken, niet zijnde alle vakken van het eindexamen, af te sluiten.

  • 6. Indien het bevoegd gezag een of meer kandidaten de gelegenheid biedt, bedoeld in artikel 47 van het EB VO BES, om het eindexamen voor een deel van de vakken in het ene schooljaar en voor het andere deel in het daarop volgende schooljaar af te leggen, meldt hij dit uiterlijk 11 mei 2020 bij de inspectie.

  • 7. In afwijking van het tweede lid, wordt het schoolexamen van de kandidaat, bedoeld in het vijfde lid, in het beroepsgerichte profielvak afgesloten voor aanvang van de zomervakantie, die voor Caribisch Nederland is vastgesteld in artikel 11 van de Regeling vaststelling schoolvakanties 2019–2022.

Artikel 4. Cijfers voor het schoolexamen en het eindexamen

  • 1. Het cijfer voor de vakken van het schoolexamen wordt bepaald op het gewogen gemiddelde van de deelcijfers voor het schoolexamen, uitgedrukt in een cijfer uit een schaal van cijfers, lopende van 1 tot en met 10, met de daartussen liggende cijfers met één decimaal. Indien het tweede cijfer achter de komma een 4 of lager is, wordt naar beneden afgerond. Indien het tweede cijfer achter de komma een 5 of hoger is, wordt boven afgerond.

  • 2. Het eindcijfer voor de vakken van het eindexamen wordt uitgedrukt in een geheel cijfer uit de reeks 1 tot en met 10.

  • 3. De directeur bepaalt het eindcijfer per vak op cijfer van het schoolexamen, afgerond tot een geheel getal. Indien het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager is, wordt naar beneden afgerond. Indien het eerste cijfer achter de komma een 5 of hoger is, wordt naar boven afgerond.

  • 4. Indien het eindcijfer in een eerder leerjaar is bepaald, blijft het alsdan behaalde cijfer van kracht, tenzij de kandidaat voor het betreffende vak heeft deelgenomen aan de resultaatsverbeteringstoets en het daarvoor behaalde cijfer leidt tot een hoger eindcijfer als bedoeld in artikel 10, twaalfde lid.

  • 5. In afwijking van het eerste en tweede lid, worden de kunstvakken en het vak lichamelijke opvoeding uit het gemeenschappelijk deel van elk profiel, beoordeeld met ‘voldoende’ of ‘goed’. Deze beoordeling gaat uit van de mogelijkheden van de leerling en geschiedt op de grondslag van het genoegzaam afsluiten van de desbetreffende vakken, zoals blijkend uit het examendossier.

  • 6. In afwijking van het eerste en tweede lid wordt het profielwerkstuk in het vmbo beoordeeld met ‘voldoende’ of ‘goed’. Deze beoordeling geschiedt op de grondslag van het genoegzaam voltooien van het profielwerkstuk, zoals blijkend uit het examendossier. Het profielwerkstuk in het vmbo wordt beoordeeld door ten minste twee examinatoren.

Artikel 5. Vaststelling uitslag

  • 1. De directeur en de secretaris van het eindexamen stellen in geval van een eindexamen uiterlijk op 4 juni 2020 de uitslag vast met inachtneming van de artikelen 7, 8 en, voor zover van toepassing, artikel 9.

  • 2. De uitslag luidt ‘geslaagd’ of ‘afgewezen’.

  • 3. Indien dat nodig is om de kandidaat te laten slagen betrekken de directeur en de secretaris van het eindexamen een of meer eindcijfers van de vakken niet bij de bepaling van de definitieve uitslag. De overgebleven vakken dienen een eindexamen te vormen.

  • 4. De directeur vergewist zich ervan dat het eindexamen de in de artikelen 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17 van het EB VO BES voorgeschreven vakken omvat.

  • 5. Zodra de eindcijfers en indien mogelijk de uitslag zijn vastgesteld, maakt de directeur deze schriftelijk aan de kandidaat bekend, onder mededeling van de mogelijkheid tot deelname aan de resultaatverbeteringstoets, bedoeld in artikel 11. De uitslag is definitief als artikel 11 geen toepassing vindt.

Artikel 6. Vaststelling uitslag schooljaren 2020–2021 en 2021–2022 na gespreid examen en na examen in eerder leerjaar dan het laatste

  • 1. De eindcijfers die in het schooljaar 2019–2020 zijn behaald door de kandidaat die een gespreid eindexamen als bedoeld in artikel 47 van het EB VO BES aflegt, of de kandidaat op wie artikel 3, vijfde lid, van toepassing is, tellen mee als eindcijfers bij het vaststellen van de uitslag van het eindexamen door de directeur en secretaris in de schooljaren 2020–2021 en 2021–2022.

  • 2. In het geval de leerling die in het schooljaar 2019–2020 in een of meer vakken eindexamen heeft afgelegd in het voorlaatste of direct daaraan voorafgaande leerjaar als bedoeld artikel 3, vijfde lid, niet wordt bevorderd tot het volgende leerjaar, komen de met dat eindexamen behaalde eindcijfer te vervallen.

Artikel 7. Uitslag eindexamen leerwegen vmbo

  • 1. De kandidaat die het eindexamen van een leerweg in het vmbo heeft afgelegd, is geslaagd indien:

    • a. hij voor het vak Nederlandse taal als eindcijfer 5 of meer heeft behaald;

    • b. hij onverminderd onderdeel a:

      • 1°. voor een van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 5 of meer en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald;

      • 2°. voor een van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 4 en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer waarvan ten minste een 7 of meer heeft behaald; of

      • 3°. voor twee van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 5 heeft behaald en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer waarvan ten minste een 7 of meer heeft behaald;

    • c. hij voor geen van de onderdelen, genoemd in het derde of vierde lid, lager dan het eindcijfer 4 heeft behaald;

    • d. hij voor de vakken lichamelijke opvoeding en het kunstvak uit het gemeenschappelijk deel de kwalificatie ‘voldoende’ of ‘goed’ heeft behaald; en

    • e. als het een eindexamen gemengde of theoretische leerweg betreft: hij voor het profielwerkstuk de kwalificatie ‘voldoende’ of ‘goed’ heeft behaald.

  • 2. Bij de uitslagbepaling volgens het eerste lid, onderdeel b, wordt in de theoretische leerweg het eindcijfer van een profielvak of beroepsgericht keuzevak behorende tot het eindexamen van de gemengde leerweg als bedoeld in artikel 17 van het EB VO BES niet betrokken, tenzij deze vakken samen tenminste een volledig beroepsgericht programma als bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdeel d, van het EB VO BES vormen. In dat geval is het vierde lid van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Bij de uitslagbepaling volgens het eerste lid, onderdeel b, wordt in de basisberoepsgerichte leerweg en de kaderberoepsgerichte leerweg het gemiddelde van de eindcijfers van alle beroepsgerichte keuzevakken aangemerkt als het eindcijfer van een vak.

  • 4. Bij de uitslagbepaling volgens het eerste lid, onderdeel b, wordt in de gemengde leerweg het gemiddelde van de eindcijfers van het profielvak en alle beroepsgerichte keuzevakken aangemerkt als het eindcijfer van een vak, met dien verstande dat het eindcijfer voor het profielvak daarbij net zo vaak meetelt als het aantal eindcijfers van beroepsgerichte keuzevakken dat in de berekening wordt betrokken.

  • 5. De directeur bepaalt het eindcijfer, bedoeld in het derde en vierde lid, als het gewogen gemiddelde van de eindcijfers van de samenstellende onderdelen. Indien de uitkomst van deze berekening niet een geheel getal is, wordt dat getal indien het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager is, naar beneden afgerond en indien dat cijfer een 5 of hoger of meer is, naar boven afgerond.

  • 6. In afwijking van het eerste lid, is de kandidaat die het eindexamen vmbo in de basisberoepsgerichte leerweg heeft afgelegd ter afsluiting van een leerwerktraject als bedoeld in artikel 19 van de wet geslaagd indien:

    • a. hij voor het vak Nederlandse taal als eindcijfer 5 of meer heeft behaald;

    • b. hij voor het profielvak als eindcijfer 6 of meer heeft behaald; en

    • c. hij als eindcijfer, bedoeld in het derde lid, 6 of meer heeft behaald.

    Indien de vakken waarin examen is afgelegd, tezamen een eindexamen vormen van de basisberoepsgerichte leerweg, bedoeld in artikel 18 van de wet, zijn het eerste en derde lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8. Uitslag eindexamen vwo en havo

  • 1. De kandidaat die eindexamen vwo of havo heeft afgelegd, is geslaagd indien:

    • a. hij voor een van de vakken Nederlandse taal en literatuur, Engelse taal en literatuur en voor zover van toepassing wiskunde A, B of C als eindcijfer 5 of meer heeft behaald en hij voor het andere vak dan wel andere hier genoemde vakken als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, en

    • b. hij onverminderd onderdeel a:

      • 1°. voor een van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 5 of meer en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald;

      • 2°. voor een van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 4 en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, en het gemiddelde van de eindcijfers ten minste 6,0 bedraagt;

      • 3°. voor twee van zijn vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 5 heeft behaald en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, en het gemiddelde van de eindcijfers ten minste 6,0 bedraagt; of

      • 4°. voor een van de vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld als eindcijfer 4 en voor een van deze vakken als eindcijfer 5 heeft behaald en voor de overige vakken waarvoor een eindcijfer is vastgesteld, als eindcijfer 6 of meer heeft behaald, en het gemiddelde van de eindcijfers ten minste 6,0 bedraagt;

    • c. hij voor geen van de onderdelen, genoemd in het tweede lid, lager dan het eindcijfer 4 heeft behaald; en

    • d. hij voor het vak lichamelijke opvoeding van het gemeenschappelijk deel van elk profiel, de kwalificatie ‘voldoende’ of ‘goed’ heeft behaald.

  • 2. Bij de uitslagbepaling volgens het eerste lid, wordt het gemiddelde van de eindcijfers van ten minste de volgende onderdelen aangemerkt als het eindcijfer van een vak, voor zover voor deze onderdelen een eindcijfer is bepaald: maatschappijleer, culturele en kunstzinnige vorming en het profielwerkstuk. Het bevoegd gezag kan daaraan toevoegen:

    • a. literatuur, als onderdeel van alle afzonderlijke moderne talen, met dien verstande dat indien het bevoegd gezag daartoe niet besluit, literatuur voor de bepaling van de eindcijfers een onderdeel is van het schoolexamen van de desbetreffende taal en literatuur;

    • b. algemene natuurwetenschappen in het havo en vwo;

    • c. bij bijzondere scholen: godsdienst of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs, met dien verstande dat indien het bevoegd gezag daartoe niet besluit, godsdienst of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs geen onderdeel is van het eindexamen, tenzij de Minister daarvoor goedkeuring heeft verleend met toepassing van artikel 11, eerste lid, onder c, artikel 12, eerste lid, onder c, of artikel 13, eerste lid, onder c van het EB VO BES.

  • 3. Indien het bevoegd gezag toepassing geeft aan de tweede volzin van het tweede lid, wordt in het examenreglement, bedoeld in artikel 31 van het EB VO BES, vermeld welk onderdeel of welke onderdelen worden toegevoegd.

  • 4. De directeur bepaalt het eindcijfer, bedoeld in het tweede lid, als het gewogen gemiddelde van de eindcijfers van de samenstellende onderdelen. Indien de uitkomst van deze berekening niet een geheel getal is, wordt dat getal indien het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager is, naar beneden afgerond en indien dat cijfer een 5 of hoger is, naar boven afgerond.

Artikel 9. Voorschriften judicium cum laude

  • 1. Een kandidaat is geslaagd voor het eindexamen vwo met toekenning van het judicium cum laude indien zijn examen voldoet aan de volgende voorschriften:

    • a. ten minste het gemiddelde eindcijfer 8,0, berekend op basis van de eindcijfers voor:

      • 1°. de vakken in het gemeenschappelijke deel van het profiel, het eindcijfer berekend op grond van artikel 8, tweede lid, en de vakken van het profieldeel, en

      • 2°. het vak uit het vrije deel waarvoor het hoogste eindcijfer is vastgesteld, en

    • b. ten minste het eindcijfer 7 of ten minste de kwalificatie ‘voldoende’ voor alle vakken die meetellen bij de uitslagbepaling op grond van artikel 8.

  • 2. Een kandidaat is geslaagd voor het eindexamen havo met toekenning van het judicium cum laude indien zijn examen voldoet aan de volgende voorschriften:

    • a. ten minste het gemiddelde eindcijfer 8,0, berekend op basis van de eindcijfers voor:

      • 1°. de vakken in het gemeenschappelijke deel van het profiel, het eindcijfer berekend op grond van artikel 8, tweede lid, en de vakken van het profieldeel, en

      • 2°. het vak uit het vrije deel waarvoor het hoogste eindcijfer is vastgesteld, en

    • b. ten minste het eindcijfer 6 of ten minste de kwalificatie ‘voldoende’ voor alle vakken die meetellen bij de uitslagbepaling op grond van artikel 8.

  • 3. Een kandidaat is geslaagd voor het eindexamen vmbo theoretische leerweg met toekenning van het judicium cum laude indien zijn examen voldoet aan de volgende voorschriften:

    • a. ten minste het gemiddelde eindcijfer 8,0, berekend op basis van de eindcijfers voor:

      • 1°. de vakken Nederlandse taal, Engelse taal en maatschappijleer, en de algemene vakken van het profieldeel, en

      • 2°. het vak uit het vrije deel waarvoor het hoogste eindcijfer is vastgesteld, en

    • b. ten minste het eindcijfer 6 of ten minste de kwalificatie ‘voldoende’ voor het profielwerkstuk en alle vakken die meetellen bij de uitslagbepaling op grond van artikel 7.

  • 4. Een kandidaat is geslaagd voor het eindexamen vmbo basisberoepsgerichte leerweg of kaderberoepsgerichte leerweg met toekenning van het judicium cum laude indien zijn examen voldoet aan de volgende voorschriften:

    • a. ten minste het gemiddelde eindcijfer 8,0, berekend op basis van:

      • 1°. de eindcijfers voor het profielvak en de twee algemene vakken van het profieldeel, en

      • 2°. het eindcijfer berekend op grond van artikel 7, derde lid, en

    • b. ten minste het eindcijfer 6 of ten minste de kwalificatie ‘voldoende’ voor alle vakken die meetellen bij de uitslagbepaling op grond van artikel 7.

  • 5. Een kandidaat is geslaagd voor het eindexamen vmbo gemengde leerweg met toekenning van het judicium cum laude indien zijn examen voldoet aan de volgende voorschriften:

    • a. ten minste het gemiddelde eindcijfer 8,0, berekend op basis van de eindcijfers voor:

      • 1°. de vakken Nederlandse taal, Engelse taal en maatschappijleer, en de algemene vakken van het profieldeel, en

      • 2°. het algemene vak uit het vrije deel of het eindcijfer berekend op grond van artikel 7, vierde lid, en

    • b. ten minste het eindcijfer 6 of ten minste de kwalificatie ‘voldoende’ voor het profielwerkstuk en alle vakken die meetellen bij de uitslagbepaling op grond van artikel 7.

Artikel 10. Resultaatverbeteringtoets

  • 1. De directeur draagt zorg voor de inrichting en afname van resultaatverbeteringstoetsen. De inhoud van deze toetsen sluit voor de desbetreffende vakken zoveel mogelijk aan bij de onderdelen van het examenprogramma die in het schoolexamen worden getoetst volgens het programma van toetsing en afsluiting, vastgesteld op grond van artikel van het 18 EB VO BES, tweede lid, onderdeel a.

  • 2. De kandidaat heeft het recht om voor twee vakken waarin hij in het schooljaar 2019–2020 het eindexamen heeft afgelegd, deel te nemen aan een resultaatverbeteringstoets.

  • 3. De kandidaat die het eindexamen van de basis- of kaderberoepsgerichte leerweg in het vmbo heeft afgelegd, heeft tevens het recht om voor het beroepsgericht profielvak als bedoeld in artikel 26 van het Inrichtingsbesluit WVO BES, waarin hij in het schooljaar 2019–2020 eindexamen heeft afgelegd, deel te nemen aan de resultaatverbeteringstoets.

  • 4. De kandidaat, bedoeld in artikel 3, vijfde lid, kan in het schooljaar 2019–2020 ook voor vakken die hij in een eerder schooljaar heeft afgesloten deelnemen aan de resultaatverbeteringstoets, met inachtneming van het vijfde, zesde en zevende lid.

  • 5. De kandidaat die nog geen gebruik heeft gemaakt van zijn recht om opnieuw deel te nemen aan het centraal examen als bedoeld in artikel 38 van het EB VO BES, kan in het schooljaar 2019–2020 deelnemen aan alle resultaatsverbeteringstoetsen, bedoeld in het tweede en derde lid, met dien verstande:

    • a. dat het recht om opnieuw deel te nemen aan het centraal examen, bedoeld in artikel 38 van het EBVO BES, vervalt voor andere vakken dan het beroepsgerichte profielvak, indien de kandidaat gebruik maakt van alle mogelijkheden bedoeld in het tweede lid;

    • b. dat het recht om opnieuw deel te nemen aan het centraal examen, bedoeld in artikel 38 van het EBVO BES, vervalt voor het beroepsgerichte profielvak, indien de kandidaat gebruik maakt van de mogelijkheid bedoeld in het derde lid; en

    • c. dat het recht om opnieuw deel te nemen aan het centraal examen, bedoeld in artikel 38 van het EBVO BES, volledig vervalt, indien de kandidaat gebruik maakt van alle mogelijkheden bedoeld in het tweede en derde lid.

  • 6. Indien de kandidaat in een eerder leerjaar reeds gebruik heeft gemaakt van zijn recht om opnieuw deel te nemen aan het centraal examen als bedoeld in artikel 51 van het EB VO in een ander vak dan het beroepsgerichte profielvak, heeft hij in afwijking van het tweede lid, recht op deelname aan de resultaatverbeteringstoets in één vak, behoudens het recht op deelname aan de resultaatverbeteringstoets in het beroepsgerichte profielvak, bedoeld in het derde lid.

  • 7. Indien de kandidaat in een eerder leerjaar reeds gebruik heeft gemaakt van zijn recht om opnieuw deel te nemen aan het centraal examen als bedoeld in artikel 38 van het EB VO BES voor het beroepsgerichte profielvak, is het derde lid niet van toepassing.

  • 8. De resultaatverbeteringstoets wordt afgenomen na afronding van het schoolexamen in het betreffende vak, vanaf 5 juni 2020 tot de laatste dag voor de zomervakantie, die voor Caribisch Nederland is vastgesteld in artikel 11 van de Regeling vaststelling schoolvakanties 2019–2022.

  • 9. De kandidaat stelt de directeur voor een door deze laatste te bepalen dag en tijdstip schriftelijk in kennis van gebruikmaking van het in het eerste lid bedoelde recht.

  • 10. Het cijfer voor de resultaatverbeteringstoets wordt uitgedrukt in een cijfer uit een schaal van cijfers lopende van 1 tot en met 10, met de daartussen liggende cijfers met één decimaal.

  • 11. Het rekenkundig gemiddelde van de cijfers behaald voor de resultaatverbeteringstoets en het schoolexamen, uitgedrukt in een cijfer uit een schaal van cijfers lopende van 1 tot en met 10 met de daartussen liggende cijfers met één decimaal, geldt in afwijking van artikel 4, eerste lid, als schoolexamencijfer voor het betreffende vak, tenzij dat cijfer lager is dan het eerder bepaalde cijfer van het schoolexamen voor het vak. Artikel 4, eerste lid, tweede en derde volzin, is van overeenkomstige toepassing.

  • 12. Het rekenkundig gemiddelde van de cijfers behaald voor de resultaatverbeteringstoets en het schoolexamen, afgerond tot een geheel getal, geldt in afwijking van artikel 4, eerste, derde en vierde lid, als eindcijfer, tenzij dat rekenkundig gemiddelde lager is dan het eerder bepaalde eindcijfer voor het vak. Artikel 4, derde lid, tweede en derde volzin, is van overeenkomstige toepassing.

  • 13. Na afloop van de resultaatverbeteringstoets in het laatste leerjaar wordt de uitslag definitief vastgesteld met overeenkomstige toepassing van de artikelen 7 en 8.

  • 14. De uitslag, bedoeld in artikel 5, tweede lid, wordt, met inachtneming van dit artikel uiterlijk op de laatste dag, voorafgaand aan de periode van de zomervakantie die voor Caribisch Nederland is vastgesteld in artikel 11 van de Regeling vaststelling schoolvakanties 2019–2022, schriftelijk door de directeur aan de kandidaat bekendgemaakt.

  • 15. Na afloop van de resultaatverbeteringstoets in het voorlaatste of direct daaraan voorafgaande leerjaar wordt het eindcijfer schriftelijk door de directeur aan de kandidaat bekendgemaakt.

Artikel 11. Onvoorziene omstandigheden resultaatverbeteringstoets

Indien door onvoorziene omstandigheden de resultaatverbeteringstoets in een of meer vakken aan een of meer scholen niet op de voorgeschreven wijze kan worden afgenomen, beslist de Minister hoe alsdan moet worden gehandeld.

Artikel 12. Verhindering resultaatverbeteringstoets

Indien een kandidaat ten gevolge van ziekte of om een andere geldige reden, ter beoordeling van de directeur, is verhinderd aan de resultaatverbeteringstoets deel te nemen, wordt hem de gelegenheid gegeven alsnog een resultaatverbeteringstoets alsnog af te leggen, tot de laatste dag van de zomervakantie die voor Caribisch Nederland is vastgesteld in artikel 11 van de Regeling vaststelling schoolvakanties 2019–2022.

Artikel 13. Afwijking wijze van examineren

De directeur kan toestaan dat een gehandicapte kandidaat de resultaatverbeteringstoets geheel of gedeeltelijk aflegt op een wijze die is aangepast aan de mogelijkheden van die kandidaat. Artikel 43 van het EB VO BES is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14. Maatregelen in geval van onregelmatigheden of ongeoorloofde afwezigheid bij de resultaatverbeteringstoets

  • 1. Indien een kandidaat zich bij de resultaatverbeteringstoets aan een onregelmatigheid schuldig maakt of heeft gemaakt, of zonder geldige reden niet heeft deelgenomen aan de resultaatverbeteringstoets, kan de directeur van de school de volgende maatregelen nemen:

    • a. het toekennen van het cijfer 1 voor de resultaatverbeteringstoets;

    • b. het ontzeggen van de deelname of de verdere deelname aan een of meer resultaatverbeteringstoetsen; of

    • c. het ongeldig verklaren van een of meer resultaatverbeteringstoetsen.

  • 2. De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, kunnen afhankelijk van de aard van de onregelmatigheid afzonderlijk of in combinatie met elkaar genomen worden.

  • 3. De directeur zendt zijn beslissing, bedoeld in het eerste lid aan de kandidaat en, indien van toepassing, zijn wettelijke vertegenwoordigers, en in afschrift aan de inspectie.

  • 4. Artikel 5, vierde en vijfde lid, van het EB VO BES zijn van toepassing.

Artikel 15. Hardheidsclausule

In het geval onbillijkheden van overwegende aard kan het bevoegd gezag de kandidaat een extra mogelijkheid bieden tot herkansing van het schoolexamen of het maken van een resultaatverbeteringstoets.

Artikel 16. Diploma en cijferlijst

  • 1. De directeur reikt op grond van de definitieve uitslag aan elke kandidaat die eindexamen heeft afgelegd, een cijferlijst uit waarop voor zover van toepassing zijn vermeld:

    • a. de cijfers voor het schoolexamen,

    • b. voor vwo en havo het vak of de vakken en het onderwerp of de titel van het profielwerkstuk,

    • c. voor vmbo het thema en de beoordeling van het profielwerkstuk,

    • d. de beoordeling van het vak lichamelijke opvoeding in vwo en havo,

    • e. de beoordeling van het kunstvak en het vak lichamelijke opvoeding uit het gemeenschappelijk deel van de leerweg in mavo en vbo,

    • f. de eindcijfers voor de examenvakken met inbegrip van het cijfer bepaald op grond van artikel 7, derde of vierde lid, of artikel 8, tweede lid,

    • g. de uitslag van het eindexamen, en

    • h. de in een eerder jaar behaalde cijfers voor het centraal examen tenzij de kandidaat voor het betreffende vak heeft deelgenomen aan de resultaatsverbeteringstoets en het daarvoor behaalde cijfer leidt tot een hoger eindcijfer als bedoeld in artikel 10, twaalfde lid.

  • 2. De directeur reikt op grond van de definitieve uitslag aan elke voor het eindexamen geslaagde kandidaat, daaronder mede begrepen de kandidaat die zijn eindexamen met gunstig gevolg heeft voltooid ten overstaan van het College voor toetsen en examens, een diploma uit, waarop het profiel of de profielen zijn vermeld die bij de uitslag zijn betrokken. Op het diploma vmbo is in elk geval de leerweg vermeld die bij de uitslag is betrokken.

  • 3. Indien een kandidaat in meer vakken examen heeft afgelegd dan in de vakken die ten minste samen een eindexamen vormen, worden de vakken die niet bij de bepaling van de uitslag zijn betrokken, op de cijferlijst vermeld, tenzij de kandidaat daartegen bedenkingen heeft geuit.

  • 4. De Minister stelt het model van de cijferlijst vast.

  • 5. Voor de vermelding op de cijferlijst van vakken waarvoor de kandidaat vrijstelling of ontheffing is verleend bij het eindexamen geldt het volgende:

    • a. indien het betreft het eindexamen vwo of het eindexamen havo:

      • 1°. de vakken culturele en kunstzinnige vorming en lichamelijke opvoeding van het gemeenschappelijk deel worden niet vermeld op de cijferlijst indien de kandidaat het eindexamen aflegt aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs;

      • 2°. de vakken maatschappijleer en culturele en kunstzinnige vorming waarvoor de kandidaat bij het eindexamen vwo is vrijgesteld op grond van het bezit van een diploma havo, worden niet vermeld op de cijferlijst;

      • 3°. vakken waarvoor de kandidaat is vrijgesteld op grond van artikel 8 van het EB VO BES of artikel 9 van het Staatsexamenbesluit VO BES, worden vermeld op de cijferlijst, met vermelding van het eerder behaalde cijfer;

      • 4°. vakken waarvoor de kandidaat bij het eindexamen vwo is vrijgesteld op grond van een eerder afgelegd eindexamen havo of eindexamen vmbo waarvan deze vwo-vakken deel uitmaakten, worden vermeld op de cijferlijst, met vermelding van het eerder behaalde cijfer;

      • 5°. vakken waarvoor de kandidaat bij het eindexamen havo is vrijgesteld op grond van een eerder afgelegd eindexamen vmbo waarvan deze vakken dan wel de overeenkomstige vakken, bedoeld in artikel 40, achtste lid, van de wet, deel uitmaakten, worden vermeld op de cijferlijst, met vermelding van het eerder behaalde cijfer;

      • 6°. andere vakken waarvoor de kandidaat vrijstelling of ontheffing is verleend, worden vermeld op de cijferlijst, zonder vermelding van een cijfer;

    • b. indien het betreft het eindexamen vmbo:

      • 1°. de vakken behorende tot de beeldende vorming, muziek, dans, drama en lichamelijke opvoeding van het gemeenschappelijk deel worden niet vermeld op de cijferlijst indien de kandidaat het eindexamen aflegt aan een instelling voor educatie en beroepsonderwijs;

      • 2°. vakken waarvoor de kandidaat is vrijgesteld op grond van artikel 8 van het EB VO BES of artikel 9 van het Staatsexamenbesluit VO BES, worden vermeld op de cijferlijst, met vermelding van het eerder behaalde cijfer;

      • 3°. vakken waarvoor de kandidaat bij het eindexamen vmbo voor zover het betreft de theoretische leerweg, is vrijgesteld op grond van een eerder afgelegd eindexamen vmbo voor zover het betreft de kaderberoepsgerichte leerweg of de basisberoepsgerichte leerweg waarvan deze vakken dan wel de overeenkomstige vakken, bedoeld in artikel 16, negende lid, van de wet, deel uitmaakten, worden vermeld op de cijferlijst, met vermelding van het eerder behaalde cijfer;

      • 4°. vakken waarvoor de kandidaat op grond van artikel 15, zevende lid, artikel 16, vijfde, of artikel 17, vijfde lid, van het EB VO BES bij het eindexamen vmbo zijn vrijgesteld, worden vermeld op de cijferlijst, met vermelding van het eerder behaalde cijfer;

      • 5°. vakken die op grond van artikel 14, zevende lid, van het EB VO BES zijn gekozen in aanvulling op de daar bedoelde voorgeschreven vakken, worden vermeld op de cijferlijst, met vermelding van het daarvoor behaalde cijfer;

      • 6°. andere vakken waarvoor de kandidaat vrijstelling of ontheffing is verleend, worden vermeld op de cijferlijst, zonder vermelding van een cijfer.

  • 6. De directeur en de secretaris van het eindexamen tekenen de diploma's en de cijferlijsten.

  • 7. Indien de kandidaat in een bepaald jaar is geslaagd voor het eindexamen, draagt de directeur er op verzoek van de kandidaat zorg voor dat de behaalde cijfers voor de vakken waarin in datzelfde jaar deeleindexamen of deelstaatsexamen is afgelegd, worden vermeld op de cijferlijst.

  • 8. De directeur van een scholengemeenschap die in elk geval een school voor mavo omvat, reikt op verzoek van de kandidaat die met goed gevolg het examen vmbo in de gemengde leerweg aan die school heeft afgelegd en bovendien examen heeft afgelegd in een extra algemeen vak en met het meetellen van dat vak voldoet aan artikel 7 voor zover het betreft de uitslag van het eindexamen vmbo in de theoretische leerweg, het diploma vmbo van de theoretische leerweg uit.

Artikel 17. Voorlopige cijferlijst

Op een voorlopige cijferlijst als bedoeld in artikel 40 van het EB VO BES worden voor het schooljaar 2019–2020 geen cijfers voor het centraal examen vermeld, met uitzondering van in een eerder jaar behaalde cijfers voor het centraal examen, tenzij de kandidaat voor het betreffende vak heeft deelgenomen aan de resultaatverbeteringstoets en het daarvoor behaalde cijfer heeft geleid tot een hoger eindcijfer.

Artikel 18. Gegevensverstrekking

Bij de verstrekking van gegevens als bedoeld in artikel 44 van het EB VO BES worden voor het schooljaar 2019–2020 geen cijfers van het centraal examen vermeld. Indien een eindcijfer verandert als gevolg van de resultaatverbeteringstoets, wordt het nieuwe eindcijfer vermeld als het cijfer van het schoolexamen in het betreffende vak.

Artikel 19. Bewaren examenwerk

  • 1. Het werk van de resultaatverbeteringstoets wordt gedurende ten minste zes maanden na de vaststelling van de uitslag bewaard door de directeur, ter inzage voor belanghebbenden.

  • 2. Een door de directeur en de secretaris van het eindexamen ondertekend exemplaar van de opgave, bedoeld in artikel 44 van het EB VO BES wordt gedurende ten minste zes maanden na de vaststelling van de uitslag in het archief van de school bewaard.

  • 3. De directeur draagt er zorg voor dat een volledig stel van de bij de resultaatverbeteringstoetsen gebruikte opgaven gedurende ten minste zes maanden na de vaststelling van de uitslag bewaard blijft in het archief van de school.

Artikel 20. Toepassing Regeling modellen diploma’s vo BES

  • 1. In het schooljaar 2019–2020 wordt in afwijking van de bijlagen 3a, 3b, 3c, 4a, 4b, 4c, 8a, 8b 8c, 11a, 11b, 11c, 12a, 12b en 12c op grond van de artikelen 4, 5, 9 en 10 van de Regeling modellen diploma’s VO BES, de kolom ‘cijfers voor centraal examen’ niet ingevuld, tenzij het betreft een in een eerder jaar behaald cijfer voor het centraal examen. Indien voor een vak waarin in een eerder leerjaar een cijfer voor het centraal examen is behaald een nieuw eindcijfer wordt vastgesteld op basis van deelname aan de resultaatverbeteringstoets, wordt het eerder behaalde cijfer voor het centraal examen niet vermeld.

  • 2. In de schooljaren 2020–2021 tot en met 2028–2029 wordt in afwijking van de bijlagen 3a, 3b, 3c, 4a, 4b, 4c, 8a, 8b en 8c op grond van de artikelen 4, 5 en 9 van de Regeling modellen diploma’s VO BES, de kolom ‘cijfers voor centraal examen’ niet ingevuld bij vakken waarvoor in het schooljaar 2019–2020 een eindcijfer is behaald.

  • 3. In het schooljaar 2019–2020 wordt in afwijking van de bijlagen 2a, 2b, 2b, 2a1, 2b1 en 2c1 op grond van artikel 3, eerste en tweede lid, van de Regeling modellen diploma’s VO BES, in plaats van ‘artikel 39a van het Eindexamenbesluit VO BES’ vermeld: ‘artikel 9 van het Besluit eindexamens voortgezet onderwijs BES 2020’.

  • 4. In het schooljaar 2019–2020 wordt in afwijking van de bijlagen 10a, 10b, 10c, 10a1, 10b1, 10b3, en 10c1 op grond van artikel 10 van de Regeling modellen diploma’s VO BES, in plaats van ‘artikel 28a van het Staatsexamenbesluit VO’ vermeld: ‘artikel 13 van het Besluit staatsexamens voortgezet onderwijs 2020 BES’.

Artikel 21. Geldigheid en toepassing van cijfers na 2020

  • 1. De ingevolge dit besluit behaalde eindcijfers worden bij de vaststelling van de uitslag van het eindexamen betrokken, indien na het jaar waarin zij zijn vastgesteld, nog geen tien jaren zijn verstreken.

  • 2. Op kandidaten die een of meer eindexamens hebben afgesloten in het schooljaar 2019–2020, zijn de artikelen 37, eerste lid, onderdeel a, en 37a, eerste lid, onderdeel a, van het EB VO BES niet van toepassing, tenzij voor de betreffende vakken geen centraal examen is geregeld in het Rooster voor de centrale examens van de eindexamens end e staatsexamens voortgezet onderwijs in 2020.

Artikel 22. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari 2021, met uitzondering van:

    • a. artikel 6, dat vervalt met ingang van 1 januari 2023;

    • b. de artikelen 20, tweede lid en 21, die vervallen met ingang van 1 januari 2030.

Artikel 23. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit eindexamens voortgezet onderwijs BES 2020.

Dit besluit zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

Algemene toelichting

Dit besluit vindt zijn oorsprong in de Kamerbrief van 24 maart 2020, waarin aangekondigd is dat het centraal examen voor het schooljaar 2019–2020 komt te vervallen en examenkandidaten op basis van hun schoolexamens, deelcertificaten of een volwaardig diploma met recht op doorstroom naar het vervolgonderwijs kunnen behalen.1

Deze unieke situatie is ontstaan doordat het coronavirus COVID-19 zowel de voorbereiding op het centraal examen door de leerlingen, als de organisatie van het centraal examen door de scholen, heeft doorkruist. Het eindexamen bestaat normaal gesproken uit een schoolexamen en een centraal examen. Het schrappen van de centrale examens betekent weliswaar een afwijking van de bestaande regels, maar vindt wel plaats op een wijze die ertoe leidt dat het diploma dat wordt uitgegeven in schooljaar 2019–2020 een volwaardig diploma is. Een soortgelijke regeling wordt getroffen voor het staatsexamen.

De inhoud van dit besluit behelst een tijdelijke, alleen voor het schooljaar 2019–2020 geldende, set van regels op basis waarvan een leerling geslaagd of gezakt is, de zogenaamde 'slaag zak regeling'. Daarbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • De regels moeten transparant zijn, en zowel voor leerlingen, ouders als scholen eenvoudig te begrijpen en gemakkelijk toepasbaar;

  • De regels moeten uitvoerbaar zijn voor de scholen en uitvoeringsorganisaties;

  • De regels moeten een getrouw beeld van het niveau en de onderwijsprestaties van de leerling mogelijk maken.

Dit betekent in de praktijk dat de prestaties op het schoolexamen de basis vormen voor het diploma, maar dat er daarnaast mogelijkheden worden gecreëerd voor resultaatverbetering. Verder is een hardheidsclausule opgenomen, waarmee, als sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard, een extra herkansingsmogelijkheid kan worden geboden.

In de artikelsgewijze toelichting op de artikelen die dit regelen, zal het bovenstaande nader worden toegelicht.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit besluit regelt een aantal afwijkingen van het Eindexamenbesluit VO BES. De betekenis van de in dat besluit gehanteerde begrippen verandert niet, daarom zijn de begripsbepalingen van toepassing verklaard. Wel is een aantal extra begripsbepalingen toegevoegd, om dit besluit inzichtelijker te maken.

Artikel 2. Afgelasting centrale examens in 2020

Het eindexamen in het voortgezet onderwijs bestaat voor het merendeel van de vakken uit een schoolexamen en een centraal examen. In het programma van toetsing en afsluiting, dat door de school zelf wordt vastgesteld, staat vermeld welke onderdelen van het examenprogramma in het schoolexamen worden getoetst, wat de inhoud van die onderdelen is en hoe de toetsing en herkansing plaatvinden. Het programma van toetsing en afsluiting staat naast het examenprogramma, bedoeld in artikel 6 van het EBVO BES, waarin de Minister voor het merendeel van de (groepen van) vakken een omschrijving van de examenstof opneemt. In het examenprogramma dat door de Minister wordt vastgesteld, wordt ook vermeld welk deel van de examenstof centraal wordt geëxamineerd en over welke examenstof het schoolexamen zich uitstrekt. Het centraal examen is van overheidswege georganiseerd en vindt op vaste momenten, of – bij de centraal schriftelijke en praktische examens (cspe’s) en de centrale digitale flexibele examens (flex-examens) – binnen vaste afnameperiodes plaats.

Dit artikel regelt dat het centraal examen in het schooljaar 2019–2020 in het voortgezet onderwijs komt te vervallen. Dat betekent dat alle centrale examens, inclusief de centraal schriftelijke en praktische examens (cspe’s) in het vmbo, niet doorgaan. Ook de centrale digitale flexibele examens in de basisberoepsgerichte leerwegen van het vmbo gaan niet door. De schoolexamens gaan wel door, conform het programma van toetsing en afsluiting dat door de school wordt vastgesteld (en, indien noodzakelijk, met instemming van de MR kan worden gewijzigd). De schoolexamentoetsen moeten de eindtermen dekken die voor het betreffende schoolexamen zijn gesteld in het examenprogramma.

Net als andere jaren is het mogelijk om vakken af te sluiten op een hoger niveau dan de schoolsoort of leerweg van inschrijving, maar moeten de kandidaten in kwestie kunnen terugvallen op het eigenlijke niveau. Leerlingen moeten op 11 mei zijn ingeschreven op het definitieve niveau.

In het tweede en derde lid van dit artikel is vermeld van welke artikelen en leden daarbinnen met dit besluit wordt afgeweken. In een aantal gevallen betekent dat dat een geheel artikel, of een deel van een artikel, is vervangen door een ander artikel in dit besluit. In andere gevallen vervalt de inhoud van een artikel of onderdeel ervan dit jaar, omdat het buiten toepassing wordt verklaard en er niets voor in de plaats wordt gesteld. De aanpassingen komen erop neer dat daar waar iets is geregeld dat raakt aan het centraal examen, de inhoud van dat artikel in dit besluit op een andere manier wordt geregeld.

Artikel 3. Afsluiting schoolexamen

Eerste lid

In het schooljaar 2019–2020 moeten zowel binnen als buiten de school, en dus ook bij het afnemen van de schoolexamens steeds de dan geldende richtlijnen van het RIVM die zijn uitgegeven met het oog op het tegengaan van de verspreiding van het coronavirus COVID-19, worden nageleefd. Het betreft vooralsnog de volgende richtlijnen:

  • Niemand mag verschijnselen van corona vertonen. Het gaat dan om neusverkoudheid, loopneus, niezen, keelpijn, hoesten, verhoging of koorts.

  • Er moet steeds minimaal anderhalve meter afstand gehouden worden.

Wat dit voor de afname van de schoolexamens per school concreet betekent wordt niet centraal bepaald, omdat de uitvoering van het afstandscriterium afhankelijk is van factoren op de scholen zelf. Zo zijn bijvoorbeeld de groepsgrootte en de omvang van de ruimte waarbinnen het examen wordt afgenomen van belang. Scholen wordt verzocht om de schoolexamens zo veel mogelijk op afstand te laten plaatsvinden, maar kiezen uiteindelijk zelf een passende manier voor de afname van het schoolexamen. Dat kan bijvoorbeeld via (beeld)bellen, maar ook fysiek op school plaatsvinden, bijvoorbeeld verspreid over kleinere groepen.

Tweede en derde lid

Het eerste tijdvak van het centraal examen zou dit jaar starten op donderdag 7 mei. Normaliter moet het schoolexamen zijn afgesloten voor aanvang van het eerste tijdvak. Scholen krijgen dit jaar echter meer tijd voor het afronden van de schoolexamens: deze moeten zijn afgesloten uiterlijk 4 juni 2020. Deze datum is opgenomen omdat scholen nog de tijd moeten hebben om een de resultaatverbeteringstoets af te nemen, die plaatsvindt na afronding van de schoolexamens. Uiterlijk 4 juni dient de directeur aan de eindexamenkandidaat bekend te maken welke cijfer(s) hij heeft behaald voor het schoolexamen, de beoordeling van de vakken waarvoor geen cijfer wordt vastgesteld (bijvoorbeeld het vak lichamelijke opvoeding, waarvoor een leerling de kwalificatie ‘voldoende’ of ‘goed’ moet behalen) en, in de gemengde en theoretische leerweg van het vmbo, tevens de beoordeling van het profielwerkstuk, dat voor vwo en havo met een cijfer wordt beoordeeld. Hierop geldt één uitzondering, zie daarvoor het zevende lid. Ook moeten kandidaten uiterlijk 4 juni te horen krijgen of ze zijn geslaagd of gezakt.

Vierde lid

De huidige omstandigheden zullen ertoe leiden dat niet alle leerlingen hun schoolexamens tijdig kunnen afronden, bijvoorbeeld ten gevolge van ziekte of een andere geldige reden. In dat geval kan het bevoegd gezag een leerling in die situatie in de gelegenheid stellen het schoolexamen alsnog af te ronden. Dit moet plaatsvinden voorafgaand aan de in artikel 10 geregelde mogelijkheid tot het maken van een resultaatverbeteringstoets. Ook de afname van deze toetsen moet plaatsvinden met inachtneming van de richtlijnen van het RIVM. Scholen die voorzien dat zij voor een grote groep leerlingen het schoolexamen niet op tijd afgerond krijgen, moeten zich uiterlijk 28 mei melden bij de inspectie.

Scholen moeten ervoor zorgen dat de resultaatverbeteringstoetsen worden afgesloten voor de zomervakantie in hun regio start, maar mogen binnen het daarvoor gestelde tijdvak zelf beslissen wanneer zij de kandidaten gelegenheid geven tot het maken van de toetsen. Ze kunnen dus ook besluiten om de resultaatverbeteringstoets in een vak op een relatief laat moment af te nemen, zodat er nog gelegenheid is om voorafgaand daaraan het schoolexamen inclusief de herkansingen conform het PTA in het betreffende vak af te sluiten. Tegelijkertijd is het ook van belang dat de school er in de planning rekening mee houdt dat leerlingen die vanwege ziekte, of een andere geldige reden, niet aanwezig kunnen zijn bij de resultaatsverbeteringstoets, daarvoor alsnog een mogelijkheid moet worden geboden. Ook de afname van die toetsen moet nog kunnen plaatsvinden voor de start van de zomervakantie.

Vijfde lid

Het bevoegd gezag kan ook dit schooljaar een leerling die nog niet in het laatste leerjaar zit gelegenheid geven om vervroegd examen te doen in een of meer vakken. Het moet gaan om leerlingen uit het voorlaatste, of daaraan voorafgaande leerjaar. Dat betekent dat leerlingen in het vierde of vijfde leerjaar van het vwo, leerlingen in het derde of vierde leerjaar van het havo of leerlingen in het tweede of derde leerjaar van het vmbo ook dit jaar vakken kunnen afsluiten met een eindexamen.

Zesde lid

Ook dit jaar kunnen kandidaten die langdurig ziek zijn in het laatste leerjaar, of die lange tijd ten gevolg van een bijzondere, van hun wil onafhankelijke omstandigheid niet in staat zijn geweest het onderwijs in alle betrokken eindexamen te volgen in het laatste leerjaar, hun eindexamen voor een deel van de vakken in het ene schooljaar afleggen, en voor het andere deel in het daarop volgende schooljaar. Net als in andere jaren kan het bevoegd gezag hiervoor echter pas goedkeuring verlenen na contact met de inspectie (zie artikel 47 EB VO BES). Als het bevoegd gezag voornemens is om een of meer kandidaten de gelegenheid te bieden om gespreid examen te doen, moet dit uiterlijk 11 mei 2020 aan de inspectie worden gemeld.

Zevende lid

De afnameperiode van het cspe in de beroepsgerichte profielvakken zou dit jaar starten op 30 maart en aflopen op 3 juli. Op sommige scholen is de afronding van deze vakken geprogrammeerd in het derde leerjaar. Om organisatorische problemen te voorkomen wordt ook dit jaar de gelegenheid geboden om de beroepsgerichte profielvakken in het derde leerjaar af te sluiten. Scholen die het beroepsgerichte profielvak in het derde leerjaar afsluiten, plannen de afname van het cspe meestal aan het eind van de daarvoor beschikbare afnameperiode, in tegenstelling tot scholen die de afronding van deze vakken in het laatste leerjaar roosteren. Aan leerlingen in het derde leerjaar van het vmbo kan op 4 juni de uitslag van het eindexamen nog niet bekend worden gemaakt (ze hebben immers nog niet alle vakken afgerond). Daarom wordt hen, in lijn met de periode waarbinnen ze normaal het cspe zouden doen in de beroepsgerichte profielvakken, als de centrale examens niet waren komen te vervallen, langer dan 4 juni tijd gegeven om deze vakken af te sluiten.

Artikel 4. Cijfers voor het schoolexamen en het eindexamen

Normaal gesproken worden de eindcijfers voor het eindexamen bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het cijfer voor het schoolexamen en het cijfer voor het centraal examen. Dit jaar is dat anders, omdat de centrale examens niet plaatsvinden. Daarom regelt dit artikel dat de eindcijfers in het schooljaar 2019–2020 worden vastgesteld op basis van het schoolexamencijfer voor een vak. Het eindcijfer wordt afgerond tot een geheel getal. Het schoolexamencijfer wordt vastgesteld op het gewogen gemiddelde van de voor het vak behaalde cijfers voor het schoolexamen en wordt uitgedrukt in een cijfer met één decimaal.

Dat betekent dat voor een leerling die het schoolexamen in het vak Nederlands afsluit met een 7,43 gemiddeld, het schoolexamencijfer wordt vastgesteld op een 7,4, en het eindcijfer op een 7. Zou de betreffende leerling het vak met een 7,55 hebben afgesloten, dan zou het schoolexamencijfer op een 7,6 worden vastgesteld, en het eindcijfer op een 8. De onderlinge weging van de toetsen die meetellen voor het schoolexamen is bepaald in het programma van toetsing en afsluiting van de school. Als leerlingen voor een of meer vakken een resultaatverbeteringstoets maken, telt het daarvoor behaalde cijfer voor 50% mee in het bepalen van het eindcijfer voor het betreffende vak, tenzij dat tot een lager eindcijfer zou leiden. Zie hierover verder de toelichting op artikel 10.

Leerlingen die vakken al in een eerder leerjaar hebben afgesloten, hebben in die vakken wel centraal examen gedaan (tenzij het betreffende vak geen centraal examen kent). Het eerder behaalde eindcijfer blijft in dat geval gelden, en het cijfer voor het centraal examen wordt ook vermeld op de cijferlijst. Een eerder behaald eindcijfer kan dus niet worden ‘opengebroken’: als in een eerder leerjaar een centraal examen is afgelegd, moet het daarvoor behaalde cijfer worden betrokken bij de uitslagbepaling en worden vermeld op de cijferlijst. Dit is voor verschillende groepen kandidaten van belang: het betreft bijvoorbeeld kandidaten die deels vervroegd examen hebben gedaan, kandidaten die eerder zijn afgewezen (gezakt) en hun diploma vervolgens via het staatsexamen willen behalen, maar ook kandidaten die deelcertificaten hebben behaald op het vavo. Uitzondering op deze regel vormen kandidaten die een deel van hun examen al in een eerder leerjaar hebben afgerond. Deze kandidaten mogen normaliter in totaal één centraal examen herkansen (kandidaten die examen doen in de beroepsgerichte leerwegen van het vmbo hebben daarnaast nog de mogelijkheid tot herkansing van het cspe in het beroepsgerichte profielvak). Als deze kandidaten in de vakken die ze in een eerder leerjaar reeds hebben afgerond geen resultaatverbeteringstoets meer zouden mogen maken, zou dat betekenen dat een reguliere mogelijkheid tot herkansing weg zou vallen en daar niets tegenover zou worden gesteld. Als de resultaatverbeteringstoets leidt tot een hoger eindcijfer vervalt het eerder behaalde cijfer voor het centraal examen. Het cijfer voor de resultaatverbeteringstoets telt dan (net als het centraal examen) voor 50% mee in de berekening van het uiteindelijke schoolexamencijfer, dat wordt afgerond tot het eindcijfer.

Artikel 5. Vaststelling uitslag

Voor de vaststelling van de uitslag van het eindexamen (is een kandidaat geslaagd of niet?), geldt de reguliere systematiek van het EB VO BES, met één belangrijk verschil: voor het bepalen van de uitslag moeten de eindcijfers worden gebruikt zoals die op basis van artikel 4 van dit besluit zijn bepaald. In artikel 7 is geregeld wanneer leerlingen zijn geslaagd voor het eindexamen in één van de leerwegen in het vmbo, in artikel 8 zijn deze regels te vinden voor vwo en havo. De directeur moet er voor zorgen dat de examenkandidaten op zijn school een examen afleggen dat bestaat uit de voorgeschreven vakken. De directeur en de secretaris van het eindexamen moeten uiterlijk 4 juni 2020 de uitslag van het eindexamen vaststellen. De uitslag wordt definitief als de kandidaat geen gebruik maakt van de mogelijkheid tot het maken van resultaatverbeteringstoetsing. Voor kandidaten die een of meer resultaatverbeteringstoetsen maken, moet de uitslag uiterlijk worden vastgesteld en bekendgemaakt op de dag voor de zomervakantie in de betreffende regio.

Artikel 6. Vaststelling uitslag schooljaren 2020–2021 en 2021–2022 na gespreid examen en na examen in eerder leerjaar dan het laatste

In een aantal gevallen werkt de inhoud van dit besluit door naar de komende schooljaren. Dit geldt onder meer voor kandidaten die gespreid examen doen, en voor kandidaten die vakken afsluiten in het voorlaatste leerjaar of het jaar daarvoor. Dit artikel regelt dat die kandidaten de resultaten die ze dit jaar behalen ook de komende jaren kunnen blijven inzetten als eindcijfer. Net als in andere jaren komen de eindcijfers van kandidaten die examens afleggen in een eerder leerjaar dan het laatste echter te vervallen als leerlingen niet worden bevorderd tot het volgende leerjaar.

Artikelen 7 en 8. Uitslag eindexamen leerwegen vmbo en uitslag eindexamen vwo en havo

In deze artikelen is geregeld wanneer leerlingen zijn geslaagd voor het eindexamen in een van de leerwegen in het vmbo, respectievelijk voor vwo en havo. Normaliter moet het rekenkundig gemiddelde van de bij het centraal examen behaalde cijfers ten minste 5,5 zijn. In het schooljaar 2019–2020 vervalt deze eis, omdat de centrale examens niet plaatsvinden. De wijze waarop aan de hand van de eindcijfers wordt vastgesteld of een kandidaat al dan niet is geslaagd verandert verder niet.

Zodra de eindcijfers zijn bepaald, moet de directeur deze aan de kandidaat bekendmaken. Uit artikel 3, derde lid, volgt dat dit moment uiterlijk 4 juni moet plaatsvinden. In afwijking van andere jaren, is er – naast de mogelijkheid tot het herkansen van toetsen die vanuit de school zelf wordt georganiseerd – een mogelijkheid tot het maken van een of meer resultaatverbeteringstoetsen. De kandidaat moet over deze mogelijkheid worden geïnformeerd bij de bekendmaking van zijn eindcijfers. Als de kandidaat geen gebruik maakt van de mogelijkheid tot resultaatverbeteringstoetsing, zijn de eindcijfers en de uitslag daarmee definitief.

Artikel 9. Voorschriften judicium cum laude

Ook in het schooljaar 2019–2020 kan een kandidaat cum laude slagen. De regels om te bepalen of het judicium cum laude al dan niet wordt toegekend, wijken niet af van de reguliere systematiek, met dien verstande dat de eindcijfers moeten worden gebruikt die op grond van dit besluit zijn vastgesteld.

Artikel 10. Resultaatverbeteringstoets

Nadat de herkansingen die vanuit de scholen zelf worden georganiseerd hebben plaatsgevonden, vindt dit jaar een mogelijkheid tot het afleggen van resultaatverbeteringstoetsen plaats. Dit zijn extra toetsen in de vakken waarin examen kan worden gedaan, die door de school worden opgesteld. Dit is geregeld ter compensatie voor vervallen van de mogelijkheid om eindcijfers te verhogen met een centraal eindexamen. Kandidaten mogen de resultaatverbeteringstoets maken voor twee vakken waarin ze examen hebben gedaan. In aanvulling daarop mogen kandidaten die examen hebben gedaan in de basis- en kaderberoepsgerichte leerwegen van het vmbo een resultaatverbeteringstoets maken voor hun beroepsgerichte profielvak. Ook kandidaten die in het voorlaatste leerjaar of het jaar daarvoor examen doen, kunnen deelnemen aan resultaatsverbeteringstoetsen. Voor deze kandidaten geldt, net als voor kandidaten die al hun vakken afsluiten in het laatste leerjaar, normaliter één mogelijkheid tot herkansing van het centraal examen of cspe. De kandidaten behouden dat recht als ze deelnemen aan één resultaatverbeteringstoets. Nemen ze echter deel aan twee of – indien het gaat om leerlingen in de beroepsgerichte leerwegen van het vmbo – drie resultaatverbeteringstoetsen, dan verliezen ze daarmee het recht op herkansing van een centraal examen of cspe in een volgend leerjaar. Een voorbeeld: als een talige leerling in 4 of 5 vwo dit jaar vervroegd examen doet in de vakken Nederlands en Engels, kan hij voor beide vakken een resultaatverbeteringstoets maken. Daarmee verliest hij echter het reguliere recht op herkansing van een centraal examen in een later jaar. Maakt deze leerling één resultaatverbeteringstoets, dan behoudt hij het recht op herkansing van een centraal examen. Omdat dergelijke leerlingen recht hebben op één mogelijkheid tot herkansing van een centraal examen (ongeacht het moment waarop ze de betreffende vakken afsluiten), mogen zij ook een resultaatverbeteringstoets maken voor vakken die ze in een eerder leerjaar hebben afgesloten. Heeft de leerling al gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot herkansing van een centraal examen, dan betekent dit dat een mogelijkheid tot het maken van een resultaatverbeteringstoets wegvalt. Wanneer het een leerling in een beroepsgerichte leerweg van het vmbo betreft, kan die leerling dit jaar nog deelnemen aan twee resultaatverbeteringstoetsen. Het gaat dan óf om twee andere vakken dan het beroepsgerichte profielvak, of om het beroepsgerichte profielvak en één ander vak, afhankelijk van de aard van het vak dat in een eerder leerjaar al herkanst is.

De toetsen worden afgenomen op de school waar de betreffende kandidaat is ingeschreven nadat het schoolexamen (inclusief herkansingen) is afgerond. In artikel 3 is geregeld dat het schoolexamen uiterlijk 4 juni wordt afgesloten. Om te waarborgen dat er voldoende tijd is voor het maken van de toetsen en voor de voorbereiding op het afleggen van de toetsen door de kandidaten, is besloten dat gewacht moet worden met het afnemen van resultaatverbeteringstoetsen tot 5 juni 2020. Scholen hebben van 5 juni tot de dag dat de zomervakantie in hun regio van start gaat, de gelegenheid om resultaatverbeteringstoetsen af te nemen, omdat uiterlijk op die dag de uitslag bekend moet worden gemaakt. De zomervakantie vindt in 2020 plaats van 4 juli tot en met 16 augustus.

Het voor de resultaatverbeteringstoets behaalde cijfer telt voor 50% mee in het bepalen van het eindcijfer voor het betreffende vak. Dat betekent dat de volgende berekening moet worden toegepast: (0,5 x gewogen gemiddelde schoolexamencijfer) + (0,5 x cijfer dat is behaald met de resultaatverbeteringstoets). Als de uitkomst van deze berekening lager is dan het eerder behaalde eindcijfer, blijft het eerder behaalde eindcijfer staan. Voor leerlingen die een resultaatverbeteringstoets maken voor een vak waarvoor ze eerder een centraal examen hebben gemaakt, betekent dit dat een nieuw eindcijfer wordt bepaald en het cijfer voor het centraal examen niet wordt vermeld op de cijferlijst, tenzij het eindcijfer daardoor lager zou uitvallen.

Artikel 11. Onvoorziene omstandigheden resultaatverbeteringstoets

Het kan zijn dat het een school door onvoorziene omstandigheden niet lukt om een of meer resultaatverbeteringstoetsen af te nemen, bijvoorbeeld omdat er teveel uitval is van docenten om op tijd een toets te kunnen maken. Omdat het oneerlijk zou zijn dat kandidaten daardoor worden benadeeld, maar niet vooraf kan worden ingeschat wat de beste handelswijze is, beslist de Minister in deze gevallen hoe er moet worden gehandeld. Het is dan de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag om dit aan de Minister voor te leggen.

Artikel 12. Verhindering resultaatverbeteringstoets

Het kan voorkomen dat een kandidaat niet in de gelegenheid is om de resultaatverbeteringstoets te maken op het daarvoor door de school bepaalde moment. Bijvoorbeeld omdat de kandidaat in quarantaine zit. In dat geval moet de directeur van de school beoordelen of er sprake is van een geldige reden. Is dat het geval, dan moet de kandidaat een extra gelegenheid worden geboden om de resultaatverbeteringstoets alsnog af te leggen, voor het einde van de zomervakantie in Caribisch Nederland.

Artikel 13. Afwijking wijze van examineren

De resultaatverbeteringstoets mag net als het schoolexamen en het centraal examen op aangepaste wijze worden afgelegd door gehandicapte kandidaten. De in artikel 43 van het EB VO BES geregelde mogelijkheden tot afwijking in de wijze van examinering zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14. Maatregelen in geval van onregelmatigheden of ongeoorloofde afwezigheid bij de resultaatverbeteringstoets

Als onregelmatigheden worden geconstateerd rond een resultaatverbeteringstoets, of een kandidaat is niet aanwezig, zonder daarvoor een geldige reden te kunnen opgeven, kan de directeur van de school maatregelen nemen. Of daartoe moet worden overgegaan of niet, is aan de directeur. In de te nemen maatregelen is hij niet geheel vrij: er moet een keuze worden gemaakt uit de maatregelen in de onderdelen a tot en met c van het eerste lid. Daarmee kunnen in geval van onregelmatigheden rond de resultaatverbeteringstoets ongeveer dezelfde maatregelen worden genomen als bij andere onregelmatigheden rond het eindexamen (artikel 5 EB VO BES). Het besluit tot een maatregel moet aan de kandidaat en aan de inspectie worden verstuurd. Als een kandidaat nog geen 18 jaar is, moet de beslissing ook aan zijn wettelijk vertegenwoordigers worden verzonden. Een leerling die het niet eens is met een opgelegde maatregel kan hiervoor terecht bij de door school hiervoor ingestelde commissie van beroep zoals beschreven in artikel 5, vierde en vijfde lid, van het EB VO BES.

Artikel 15. Hardheidsclausule

Voor kandidaten die zich benadeeld achten door de gang van zaken rond het examen is geregeld dat zij resultaatverbeteringstoetsen kunnen maken. Ook kunnen deze kandidaten een beroep doen op de hardheidsclausule van artikel 47a EB VO BES. Daarnaast wordt een extra hardheidsclausule in dit besluit opgenomen. Deze clausule biedt scholen de mogelijkheid om leerlingen in individuele gevallen een extra mogelijkheid tot herkansing of een extra resultaatverbeteringstoets te bieden. Er moet dan sprake zijn van een ‘onbillijkheid van overwegende aard’. Dat betekent dat de situatie onbedoeld, ongewenst en onrechtvaardig voor de leerling moet uitpakken in de ogen van het bevoegd gezag.

Artikel 16. Diploma en cijferlijst

Omdat de centrale examens dit jaar niet worden afgenomen, worden daarvoor geen cijfers behaald. Daarom worden er dit schooljaar in beginsel geen cijfers voor het centraal examen vermeld op de cijferlijst. Daarop geldt een uitzondering, namelijk voor kandidaten die een of meerdere vakken al in een eerder leerjaar hebben afgesloten. Voor hen moet het behaalde cijfer voor het centraal examen in de betreffende vakken wel worden vermeld, evenals het eerder behaalde eindcijfer, dat conform de reguliere systematiek is bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het cijfer voor het schoolexamen en het cijfer voor het centraal examen. Ook hiervoor geldt een uitzondering: als de kandidaat een resultaatverbeteringstoets heeft gemaakt voor een vak waarvoor hij eerder een centraal examen heeft gemaakt, en dat leidt tot een hoger eindcijfer voor dat vak, wordt het resultaat voor de resultaatverbeteringstoets verrekend in het schoolexamencijfer en het eindcijfer. Het eerder behaalde cijfer voor het centraal examen in dat vak wordt in deze gevallen niet vermeld op de cijferlijst. Het cijfer voor de rekentoets wordt niet vermeld op de cijferlijst, ook niet als daarvoor wel een eindcijfer is vastgesteld.

Artikel 17. Voorlopige cijferlijst

Voor de vermelding van cijfers op de voorlopige cijferlijst gelden dezelfde uitgangspunten als voor vermelding van cijfers op de cijferlijst, bedoeld in artikel 16.

Artikel 18. Gegevensverstrekking

Artikel 44 van het EB VO BES regelt dat het bevoegd gezag zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de eindcijfers in het voorlaatste of direct daaraan voorafgaande leerjaar, voor zover van toepassing, en na de vaststelling van de definitieve uitslag de minister en de inspectie per leerling opgave doet van verschillende zaken. Het gaat om het profiel of de profielen dan wel de leerweg waarop het examen betrekking heeft, de vakken waarin examen is afgelegd, de cijfers van het schoolexamen en – indien van toepassing – het vak of de vakken waarop het profielwerkstuk in het vwo of havo betrekking heeft en de beoordeling en het thema van het profielwerkstuk in het vmbo. Daarnaast moeten de eindcijfers en de uitslag van het eindexamen worden vermeld. Als een of meer eindcijfers veranderen als gevolg van de resultaatverbeteringstoets, moeten deze worden vermeld in plaats van het schoolexamencijfer in de betreffende vakken. De cijfers van het centraal examen, die normaliter worden doorgegeven, hoeven dit jaar niet te worden verstrekt.

Artikel 19. Bewaren examenwerk

Om ook na afloop van het eindexamen nog goed te kunnen handelen, bijvoorbeeld bij onregelmatigheden rond de resultaatverbeteringstoets, is het van belang dat de toetsen en het gemaakte werk niet te snel worden vernietigd. De directeur moet er daarom voor zorgen dat deze zaken minimaal zes maanden worden bewaard en kunnen worden ingezien door belanghebbenden.

Artikel 20. Toepassing Regeling modellen diploma’s vo BES

De wijze waarop cijferlijsten moeten worden ingevuld, is voorgeschreven in de Regeling modellen diploma’s. Omdat de centrale examens dit schooljaar niet doorgaan, kunnen daarvoor geen cijfers worden behaald. Om die reden kan de kolom waarin normaal gesproken de cijfers voor het centraal examen worden vermeld niet worden ingevuld, tenzij een kandidaat dit examen al in een eerder leerjaar heeft afgelegd.

Omdat de regels voor vaststelling of een kandidaat recht heeft op het judicium cum laude met dit besluit worden aangepast, moet worden verwezen naar artikel 9 van dit besluit in plaats van naar artikel 39a van het EB VO BES.

Voor de staatsexamens stelt het College voor Toetsen en Examens een soortgelijk besluit vast. Omdat de modellen van de diploma’s en cijferlijsten, evenals de modellen van certificaten en de cijferlijst voor het deelstaatsexamen worden vastgesteld door de Minister, is in artikel 20 ook voor het staatsexamen geregeld hoe de Regeling modellen diploma’s moet worden toegepast.

Artikel 21. Geldigheid en toepassing van cijfers na 2020

Kandidaten die dit jaar gespreid of vervroegd examen doen, kunnen de komende jaren gebruik blijven maken van de eindcijfers die ze in het schooljaar 2019–2020 hebben behaald. Hetzelfde geldt voor leerlingen die deelcertificaten behalen via het vavo of het staatsexamen. Net als andere jaren blijven ook de dit jaar behaalde eindcijfers tien jaar van kracht. Ze kunnen de komende jaren worden benut door kandidaten die dit jaar zijn afgewezen, en dan opgaan voor het diploma via de route van het vavo of het staatsexamen of door kandidaten die door middel van het behalen van losse deelcertificaten het diploma via het vavo of het staatsexamen behalen.

Normaal gesproken moet het rekenkundig gemiddelde van de bij het centraal examen behaalde cijfers ten minste 5,5 zijn om te slagen. Voor kandidaten die nog niet klaar zijn met hun eindexamen, maar dit jaar al wel een of meer vakken hebben afgesloten, blijft deze regel de komende jaren buiten beschouwing. Anders zouden ze benadeeld worden, omdat het gemiddelde in deze situatie op basis van een kleiner aantal cijfers dan normaal tot stand zou komen, en de vakken waarmee de betreffende kandidaat naar verwachting zou compenseren doorgaans al eerder zijn afgesloten. Wanneer kandidaten dit jaar wel enkele vakken afronden, maar die vakken of onderdelen normaal niet worden afgesloten met een centraal examen, blijft de 5,5-regel wel van kracht. De regel kan in dergelijke gevallen immers op de gebruikelijke manier worden toegepast. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om afronding van het vak maatschappijleer, of om het profielwerkstuk in de theoretische en gemengde leerwegen van het vmbo.

Artikel 22. Inwerkingtreding en vervaldatum

De dag na publicatie van dit besluit treedt het in werking. Het besluit is tot stand gekomen naar aanleiding van de beslissing om de centrale examens in het schooljaar 2019–2020 te laten vervallen, die het gevolg is van de maatregelen die dit schooljaar zijn genomen ter bestrijding van het coronavirus COVID-19. De inhoud van dit besluit geldt daarom alleen voor het schooljaar 2019–2020. Uitzondering daarop vormen de behaalde eindcijfers: deze blijven ook de komende jaren gelden. Voor leerlingen die dit jaar een deel van het eindexamen hebben afgesloten, werkt ook het tweede lid van artikel 21 de komende jaren door: zij kunnen ook slagen als het rekenkundig gemiddelde van hun bij het centraal examen behaalde cijfers lager is dan 5,5.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Kamerstukken II 2019/20, 31 289, nr. 416.

Naar boven