Regeling van het Fonds Podiumkunsten voor meerjarige instellingen voor aanvullende ondersteuning in verband met gederfde inkomsten als gevolg van de uitbraak van COVID-19 en de maatregelen ter bestrijding ervan

Het bestuur van het Fonds Podiumkunsten

Gelet op artikel 10 lid 4 van de Wet op het specifiek cultuurbeleid en artikel 2 van het Algemeen Reglement Fonds Podiumkunsten

Besluit:

Artikel 1: Definities

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    bestuur:

    de raad van bestuur van de stichting Nederlands Fonds voor Podiumkunsten;

    meerjarige instelling:

    instelling die subsidie verkrijgt op grond van de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds Podiumkunsten 2017–2020.

  • 2. Onder eigen inkomsten worden in deze regeling de volgende baten, welke terug te vinden zijn in de jaarrekening aan de batenkant van de exploitatierekening, verstaan:

    • a. publieksinkomsten; en

    • b. overige inkomsten, zijnde:

      • 1°. directe opbrengsten in de vorm van sponsorinkomsten en overige inkomsten;

      • 2°. indirecte opbrengsten; en

      • 3°. overige bijdragen.

  • 3. Onder eigen inkomsten worden in elk geval niet begrepen de volgende baten:

    • a. subsidies die zijn verstrekt door een bestuursorgaan;

    • b. overige bijdragen uit publieke middelen;

    • c. rentebaten;

    • d. bijdragen in natura;

    • e. kapitalisatie van vrijwilligers;

    • f. waardering vrijkaarten; en

    • g. overige baten die geen relatie hebben met cultureel ondernemerschap.

Artikel 2: Doel

Met het oog op de instandhouding van vitale onderdelen in de Nederlandse culturele infrastructuur kent het bestuur in het kader van deze regeling subsidie toe aan meerjarige instellingen die als gevolg van de uitbraak van COVID-19 en de maatregelen ter bestrijding ervan worden geconfronteerd met inkomstenderving.

Artikel 3: Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan meerjarige instellingen, voor zover die op grond van de Regeling aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector COVID-19 niet reeds in aanmerking komen voor subsidie in de hoedanigheid van producerende BIS-instelling.

Artikel 4: Voorwaarden

  • 1. Subsidie wordt uitsluitend verstrekt, voor zover:

    • a. de door de instelling verworven eigen inkomsten over het jaar 2018, blijkend uit de jaarrekening die betrekking heeft op dat jaar, ten minste 15 procent bedragen van de totale baten van die instelling; en

    • b. aan de instelling niet reeds voor hetzelfde doel subsidie is verstrekt door een ander fonds als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op het specifiek cultuurbeleid.

  • 2. Indien de uitkomst van de berekening, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, niet een geheel getal is, wordt dat getal naar beneden afgerond, indien het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager is, en naar boven afgerond, indien dat cijfer een 5 of hoger is.

  • 3. Het bestuur kan bij het vaststellen van het percentage eigen inkomsten bepaalde eigen inkomsten buiten beschouwing laten, indien deze door de instelling in de jaarrekening zijn verantwoord op een wijze die tot oneigenlijk gebruik van deze regeling zou leiden.

Artikel 5: Hoogte subsidiebedrag

  • 1. De subsidie bedraagt 45 procent van de gemiddeld over de jaren 2017 en 2018 verworven eigen inkomsten van de instelling, blijkend uit de jaarrekeningen die betrekking hebben op die jaren, onder aftrek van een bedrag dat gelijk is aan 25 procent van de reserves van de instelling per ultimo 2018.

  • 2. De uitkomst van de berekening, bedoeld in het eerste lid, wordt

    • a. gemaximeerd op een bedrag dat gelijk is aan 300 procent van het totaal aan structurele subsidies van bestuursorganen die aan de instelling zijn verstrekt ten behoeve van haar exploitatie in 2018; en

    • b. naar boven afgerond op honderd euro’s.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, wordt bij de daar bedoelde berekening 20 procent van de gemiddeld over de jaren 2017 en 2018 verworven eigen inkomsten van de instelling in aanmerking genomen, voor zover het instellingen betreft waarvan de hoofdpublieksactiviteit niet in 2020 zou plaatsvinden of reeds heeft plaatsgevonden voor 13 maart 2020.

  • 4. Indien het subsidieplafond door toepassing van het bepaalde in de leden 1 tot en met 3 zou worden overschreden, worden de te verlenen subsidiebedragen naar rato verlaagd tot het niveau waarbinnen het totaal beschikbare bedrag volledig kan worden benut.

Artikel 6: Ambtshalve verstrekking

Het bestuur verleent de subsidie zonder voorafgaande aanvraag.

Artikel 7: Subsidieplafond

Het subsidieplafond bedraagt € 24.059.800.

Artikel 8: Reservering

  • 1. Voor zover het bedrag van een verleende subsidie na uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten overeenkomstig het bepaalde in deze regeling niet is besteed aan de doeleinden waarvoor de subsidie is verstrekt, kan het worden gereserveerd. De aldus gereserveerde middelen kunnen uitsluitend worden besteed aan de doeleinden waarvoor de subsidie werd verstrekt.

  • 2. Het bestuur kan voor een of meer subsidieontvangers of voor een categorie subsidieontvangers een maximaal percentage van het verleende subsidie of een maximaal bedrag vaststellen waarboven het totaal van de reservering, bedoeld in het eerste lid, niet uitkomt.

Artikel 9: Verantwoording

  • 1. De verantwoording van het subsidie wordt meegenomen in de verantwoording van de meerjarige activiteitensubsidie 2017–2020.

  • 2. Artikel 5.2 van de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds Podiumkunsten 2017–2020 is van overeenkomstige toepassing op de verantwoording van het subsidie.

  • 3. Subsidie dat niet wordt besteed moet worden verantwoord als ‘reserve COVID-19’.

Artikel 10: Overig

In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur.

Artikel 11: Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2022.

Artikel 12: Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling van het Fonds Podiumkunsten voor meerjarige instellingen voor aanvullende ondersteuning in verband met gederfde inkomsten als gevolg van de uitbraak van COVID-19 en de maatregelen ter bestrijding ervan.

Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Het bestuur van het Fonds Podiumkunsten, H. Post, directeur / bestuurder

Vastgesteld in de vergadering van de Raad van Bestuur d.d.11 juni 2020

TOELICHTING

Inleiding

Het Fonds geeft met deze aanvullende regeling uitvoering aan de Regeling aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector COVID-19 van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het kabinet heeft in aanvulling op een aantal generieke maatregelen een steunpakket aangekondigd ter hoogte van 300 miljoen euro. De Regeling aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector COVID-19 bepaalt hoe het steunpakket moet worden verdeeld. Een van de instrumenten in dit kader is het verhogen van subsidie aan producerende instellingen die in de periode 2017–2020 onderdeel uitmaken van de landelijke culturele basisinfrastructuur (hierna: BIS) en de instellingen en festivals die in dezelfde periode meerjarige subsidie ontvangen van de zes rijkscultuurfondsen. Deze regeling ziet op de verhoging van het subsidie van de meerjarige instellingen die een subsidie ontvangen op grond van de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds Podiumkunsten 2017–2020.

Bij het opstellen van de regeling en de toelichting is zoveel als mogelijk aangesloten bij de tekst van de Regeling aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector COVID-19 en de toelichting daarop.

Voor wie

Het subsidie is uitsluitend bedoeld voor instellingen die op dit moment een subsidie ontvangen op grond van de Deelregeling meerjarige activiteitensubsidies Fonds Podiumkunsten 2017–2020.

Er zijn culturele instellingen die meerdere kernactiviteiten verrichten, elk gesubsidieerd door verschillende bestuursorganen. Zo komt het voor, dat een en dezelfde rechtspersoon voor kernactiviteit X subsidie ontvangt in het kader van de BIS en voor kernactiviteit Y meerjarige subsidie van het Fonds Podiumkunsten. Omdat dergelijke instellingen op grond van de Regeling aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector COVID-19 reeds in de hoedanigheid van producerende BIS-instelling in aanmerking komen voor aanvullende steun, bevat deze regeling een bepaling die erin voorziet dat het subsidie niet wordt verstrekt aan meerjarige instellingen die tevens een BIS-functie vervullen.

Het is ook mogelijk dat instellingen twee kernactiviteiten hebben en daarvoor van twee verschillende fondsen meerjarige subsidies ontvangen. In de regeling is uitgesloten dat dergelijke instellingen tweemaal aanvullende steun ontvangen.

Voorwaarden

Naarmate een meerjarige instelling minder afhankelijk is van eigen inkomsten, zal deze naar verwachting ook minder hard worden geraakt door de COVID-19-crisis. Daarom is in het kader van deze regeling ervoor gekozen om te werken met een minimum aan eigen inkomsten dat een instelling in de subsidieperiode 2017–2020 onder normale omstandigheden zou hebben behaald: het aandeel in de totale baten van de instelling moet in het jaar 2018 ten minste 15 procent zijn. De gedachte is dat een instelling die onder dat percentage zit, de in dat geval relatief beperkte terugval in eigen inkomsten zelf zal kunnen dekken, bijvoorbeeld uit de eigen reserves.

Procedure

Het subsidie wordt ambtshalve toegekend. Er hoeft dus geen aanvraag te worden ingediend door meerjarige instellingen. Het gaat om een eenmalige subsidie.

Subsidiehoogte

Het subsidie wordt verdeeld volgens de rekenregel, zoals die is vastgelegd in de Regeling aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector COVID-19.

Er is voor gekozen om niet de gehele terugval van eigen inkomsten op grond van deze regeling te compenseren. Om het ter beschikking staande budget effectief in te kunnen zetten, ontvangt elke instelling een tegemoetkoming van 45 procent van het gemiddelde bedrag aan eigen inkomsten in de jaren 2017 en 2018 (voor een aantal instellingen geldt een afwijkend percentage). Op de aldus te berekenen tegemoetkoming wordt een bedrag in mindering gebracht ter hoogte van 25 procent van de reserves. Omdat de instellingen die binnen de doelgroep vallen geen winstoogmerk hebben, zullen hun reserves doorgaans lager zijn dan die van commerciële bedrijven in dezelfde sector. Niettemin is het redelijk de culturele instellingen te vragen in elk geval een deel van hun algemene reserve in te zetten voor kosten die verband houden met de COVID-19-crisis.

De regeling voorziet in een maximering van het te verlenen bedrag: de aanvullende steun bedraagt nooit meer dan 300 procent van de som van structurele overheidssubsidies die aan de instelling zijn verstrekt ten behoeve van haar exploitatie in 2018. Omdat het daarbij nadrukkelijk gaat om structurele subsidies, tellen subsidies van incidentele aard niet mee bij die berekening.

Er bestaat geen aanleiding om op grond van deze regeling in dezelfde mate aanvullende steun te verstrekken aan instellingen, waarvan de hoofdpublieksactiviteiten in 2020 niet zijn of zullen worden belemmerd door de uitbraak van COVID-19 en de maatregelen ter bestrijding ervan, doordat die activiteiten reeds voor de uitbraak in Nederland hebben plaatsgevonden. Het zal voornamelijk gaan om festivals waarvan de 2020-editie reeds heeft plaatsgevonden voor de uitbraak van COVID-19. Hetzelfde geldt voor instellingen die überhaupt geen publieksactiviteiten gepland hadden staan in 2020, zoals dat bijvoorbeeld bij biënnales het geval kan zijn. Vorenbedoelde instellingen zullen in 2020 immers te maken hebben met een beperktere terugval in eigen inkomsten als gevolg van de COVID-maatregelen. Er is daarom voorzien in een afwijkend vergoedingspercentage: 20 in plaats van 45. Voor het overige is de rekenregel identiek.

Voor de term hoofdpublieksactiviteiten is gekozen, omdat dit voorschrift betrekking heeft op het type instellingen waarvan de primaire publieksactiviteit zich doorgaans uitstrekt over slechts één of meerdere (al dan niet aaneengesloten) dagen. Het is uiteraard goed mogelijk, dat deze instellingen ook op andere momenten gedurende het kalenderjaar publieksactiviteiten verrichten (vergelijkbare of verwante), maar qua aard en omvang zullen die in dat geval ondergeschikt zijn aan de primaire publieksactiviteiten. Het zijn althans de hoofdpublieksactiviteiten die in hoofdzaak zorgen voor de verwerving van de eigen inkomsten van de instelling. Voor de datum van 13 maart 2020 is gekozen, gelet op het moment van afkondiging van de eerste COVID-19-maatregelen op 12 maart 2020.

Als het subsidieplafond door het toepassen van de rekenregel wordt overschreden, worden de te verlenen subsidiebedragen naar rato verlaagd tot het niveau waarbinnen het totaal beschikbare bedrag volledig kan worden benut.

Verantwoording

De verantwoording van het subsidie is onderdeel van de verantwoording van het meerjarige activiteitensubsidie 2017–2020. De regels voor de verantwoording van de meerjarige activiteitensubsidie zijn van overeenkomstige toepassing. Het subsidie dient inhoudelijk en financieel te worden verantwoord. De financiële verantwoording moet worden ingericht volgens de regels van het Handboek financiële verantwoording. Het handboek zal op dit onderwerp worden aangevuld. Het Handboek is te vinden op de website van het Fonds Podiumkunsten.

Naar boven