TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
De wijziging van de Subsidieregeling praktijkleren geeft uitvoering aan de door een
Kamermeerderheid gesteunde motie-Heerma c.s.1 De motie is ingediend tijdens de behandeling van de Wet Arbeidsmarkt in Balans (WAB).
Het doel van deze wet is om de kosten- en risicoverschillen tussen contractvormen
te verminderen, zodat flexibel werk wordt gebruikt waar de aard van het werk daarom
vraagt en niet alleen omdat het een kostenvoordeel oplevert. Negatieve effecten van
specifieke vormen van flexibele arbeid, zoals onzekerheid over werk en inkomen en
afwenteling van kosten en risico’s, worden beperkt of beprijsd. Ook beoogt de regering
het aangaan van een vast contract aantrekkelijker te maken voor werkgevers, zodat
voor werkenden meer perspectief op zekerheid ontstaat. De WAB heeft geleid tot herziening
van de wetgeving op het terrein van flexibele arbeid en het ontslagrecht. Bovendien
is het aanbieden van een vast contract aantrekkelijker gemaakt door de WW-premie voor
vaste contracten lager vast te stellen dan voor tijdelijke contracten.
De landbouw-, horeca- en recreatiesector kenmerken zich door seizoensarbeid en flexibele
arbeidsrelaties. Door ondernemers in deze sectoren wordt in het algemeen minder vaak
geïnvesteerd in de scholing en ontwikkeling van flexibel werkenden, dan in de scholing
en ontwikkeling van werkenden met een duurzame arbeidsrelatie. De motie-Heerma c.s.
beoogt het opleiden van medewerkers te stimuleren en de overgang naar meer duurzame
contracten te bevorderen, door binnen de Subsidieregeling praktijkleren extra subsidie
beschikbaar te stellen voor werkgevers in deze drie sectoren. Een gedeelte van het
budget van de motie-Heerma c.s. wordt via de Stimuleringsregeling voor leren en ontwikkelen
in mkb-ondernemingen en specifiek voor de grootbedrijven in de landbouw-, horeca-
of recreatiesector (SLIM-regeling) beschikbaar gesteld aan de grootbedrijven uit de
drie sectoren voor initiatieven gericht op leren en ontwikkelen.
2. Doelstelling wijziging subsidieregeling
Om te bevorderen dat werkgevers in de sectoren landbouw, horeca en recreatie investeren
in leren en ontwikkelen, worden extra middelen beschikbaar gesteld voor een aanvullende
subsidie bovenop de gebruikelijke subsidie praktijkleren. Hiermee wordt het aantrekkelijker
voor werkgevers in deze sectoren om werknemers via bbl-trajecten te scholen en wordt
tevens het ontstaan van een leercultuur in de sectoren gestimuleerd.
3. Categorieën subsidieregeling
Ter uitvoering van de motie-Heerma c.s. wordt de Subsidieregeling praktijkleren in
de schooljaren 2019–2020 tot en met 2021–2022 uitgebreid met een extra compartiment,
waardoor werkgevers binnen de sectoren landbouw, horeca en recreatie een extra subsidiebedrag
kunnen ontvangen, bovenop de al bestaande subsidie voor praktijkleerplaatsen.
Behalve op de studiejaren 2019–2020 tot en met 2021–2022 heeft de motie-Heerma c.s.
ook betrekking op de studiejaren 2022–2023 en 2023–2024. Omdat de Subsidieregeling
praktijkleren op dit moment echter slechts een looptijd heeft tot 2023, geldt de onderliggende
wijziging slechts voor de eerste drie jaren. Wanneer een beslissing is genomen over
de verlenging van de Subsidieregeling praktijkleren, zal ook uitvoering worden gegeven
aan de resterende twee jaren van de motie-Heerma.
4. Indiening aanvraag
Bij de aanvraag van het basisbedrag van de Subsidieregeling praktijkleren dient de
werkgever aan te geven of hij behoort tot de sector landbouw, horeca of recreatie.
Om in aanmerking te komen voor de extra subsidie dient de hoofdactiviteit van de werkgever
op het moment van aanvragen en gedurende het studiejaar bij de Kamer van Koophandel
geregistreerd te staan onder één van de SBI-codes die in de bijlage bij deze regeling
staan vermeld.
5. Subsidieplafond
Voor de extra subsidie voor de sectoren landbouw, horeca en recreatie is voor de schooljaren
2019–2020 tot en met 2021–2022 per studiejaar € 10,6 miljoen beschikbaar.
6. Berekening subsidie
Het extra subsidiebedrag per gerealiseerde praktijkleerplaats wordt berekend door
deling van het beschikbare bedrag van € 10,6 miljoen door het aantal gerealiseerde
praktijkleerplaatsen in de sectoren landbouw, horeca en recreatie.
7. Uitvoeringstoets
De wijziging is voor een uitvoeringstoets voorgelegd aan de RVO. RVO acht de wijziging
uitvoerbaar.
8. Regeldruk
Aan de motie-Heerma c.s. wordt uitvoering gegeven via de bestaande Subsidieregeling
praktijkleren om de regeldruk zo laag mogelijk te houden.
De administratieve lasten voor het aanvragen van de extra subsidie, worden per aanvraag
geschat op € 3. Dit is berekend op basis van de tijd die de werkgever kwijt is met
de handeling. Daarvoor wordt 4 minuten per aanvraag gerekend, vermenigvuldigd met
een vaststaand uurtarief per werkgever (€ 45). In 2018 hebben de betreffende sectoren
4.100 aanvragen gedaan. Er is van uitgegaan dat het aantal aanvragen als gevolg van
de extra subsidie met 30% zal stijgen tot 5.300. In totaal komen de extra administratieve
lasten dan uit op ca. € 16.000.
Voor de 1.200 extra aanvragen moeten behalve de extra administratieve lasten voor
de aanvraag van de extra subsidie, ook de gebruikelijke administratieve lasten voor
aanvraag van de basissubsidie worden meegenomen. Bij de invoering van de Subsidieregeling
praktijkleren, zijn deze geschat op € 7,50 per praktijkleerplaats. Een aanvraag heeft
gemiddeld betrekking op vier praktijkleerplaatsen. Per aanvraag bedragen de kosten
dan € 30. Bij 1.200 extra aanvragen komen de administratieve lasten uit op € 36.000.
De berekeningen zijn samengevat in onderstaande tabel:
Handelingen
|
Inhoudelijke nalevingskosten
(kosten die burgers of instellingen moeten maken om te voldoen aan de inhoudelijke
eisen die wet- en regelgeving stellen)
|
Administratieve lasten
(kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen die voortvloeien uit wet- en regelgeving
van de overheid)
|
Totale regeldrukkosten
(administratieve lasten en inhoudelijke nalevingskosten opgeteld)
|
|
eenmalig
|
structureel
|
eenmalig
|
structureel
|
eenmalig
|
structureel
|
Invullen SBI-code op aanvraagformulier
|
|
|
|
€ 16.000
|
|
€ 16.000
|
Kosten aanvragen basissubsidie voor nieuwe bbl-plekken
|
|
|
|
€ 36.000
|
|
€ 36.000
|
Totaal
|
|
|
|
€ 52.000
|
|
€ 52.000
|
Deze ministeriële regeling is met een kwalitatieve en kwantitatieve onderbouwing van
de gevolgen voor de regeldruk aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) voorgelegd.
De regeling is niet geselecteerd voor formele advisering.
9. Evaluatie
Evaluatie van het extra compartiment voor de sectoren landbouw, horeca en recreatie
zal plaatsvinden in het kader van de evaluatie van de Subsidieregeling praktijkleren,
die gepland staat voor 2022, wanneer moet worden besloten over verlenging van de regeling.
Artikelsgewijs
Artikel 15b
De motie Heerma c.s., waar deze regeling uitvoering aan geeft, spreekt over een periode
van 5 jaar, dat wil zeggen tot en met 2024. De Subsidieregeling praktijkleren heeft
op dit moment echter een looptijd tot 2023. Totdat een beslissing is genomen over
de verlenging van deze regeling, gelden de voorschriften van deze paragraaf voor de
schooljaren 2019–2020 tot en met 2021–2022.
Artikel 15a en artikel 15c, tweede lid
Een Standaard Bedrijfsindeling (SBI) code is bedoeld om bedrijven in te delen naar
economische activiteiten. De SBI-code geeft de hoofdactiviteit van een bedrijf weer.
Bedrijven met dezelfde hoofdactiviteit vallen onder dezelfde SBI-code.
De eerste vier cijfers van de SBI zijn, op enkele uitzonderingen na, gelijk aan de
Europese NACE Rev 2 (Statistical Classification of Economic Activities in the European
Community, Rev. 2 (2008)). Op het niveau van de afdelingen, aangegeven door twee cijfers,
stemmen SBI 2008 en NACE Rev 2 overeen met de ISIC Rev 4 (wereldniveau) (International
Standard Industrial Classification of All Economic Activities, Revision 4 (2008)).
Het vijfde cijfer is een nadere Nederlandse verbijzondering.
Indien ontwikkelingen in de Nederlandse economie daar aanleiding toe geven wordt de
structuur van de SBI geactualiseerd op het niveau van de ‘Nederlandse’ vijfde digit.
Dit gebeurt niet meer dan één maal per jaar en wel per januari. Dit leidt tot een
nieuwe jaarversie.
Ook is een afwijking opgenomen ten opzichte van artikel 16. Voor deze aanvullende
subsidie kunnen slechts werkgevers in aanmerking komen waarvan op het moment van aanvragen
en gedurende het studiejaar waarop de aanvraag betrekking heeft, de hoofdactiviteit
bij de Kamer van Koophandel geregistreerd staat onder één van de SBI-codes die voorkomt
in de bijlage bij deze regeling.
Voor de in de bijlage opgenomen SBI codes is gekozen omdat deze betrekking hebben
op de sectoren landbouw, horeca en recreatie, waar de motie betrekking op heeft.
Artikel 15c, vierde lid
In het vierde lid is geregeld dat de hoogte van het extra subsidiebedrag per gerealiseerde
praktijkleerplaats wordt berekend door het beschikbare bedrag van € 10,6 miljoen te
delen door het aantal gerealiseerde praktijkleerplaatsen in de sectoren landbouw,
horeca en recreatie.
Artikel 15d
In dit artikel wordt als aanvullende voorwaarde gesteld dat de aanvraag voor de reguliere
subsidie, bedoeld in artikel 4, moet zijn gehonoreerd om voor subsidie op grond van
deze paragraaf in aanmerking te komen. Voor de rest zijn de paragrafen 2 en 3 van
toepassing op deze subsidie. Daarnaast wordt van de werkgever gevraagd dat deze het
nummer waaronder het is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel, overlegt.
Onderdelen C, D en E
Tenslotte bevat deze regeling nog een aantal wijzigingen van technische aard.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven