Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 17 juni 2020, nr. IenW/BSK-2020/106139, tot wijziging van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 in verband met een aanpassing van betalingstermijnen

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 132, tweede lid, 132a, vijfde lid, 133, vijfde lid, en 134, achtste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10

  • 1. De kosten van oplegging van de lichte educatieve maatregel alcohol en verkeer worden betaald binnen vijf weken nadat het besluit tot oplegging van die maatregel aan betrokkene bekend is gemaakt, op de wijze zoals aangegeven in dat besluit.

  • 2. De kosten van uitvoering van de lichte educatieve maatregel alcohol en verkeer worden betaald binnen vijf weken nadat het verzoek tot betaling van de uitvoeringskosten van die maatregel aan betrokkene bekend is gemaakt, op de wijze zoals aangegeven in het in het eerste lid bedoelde besluit.

  • 3. De in het eerste en tweede lid bedoelde termijnen worden niet verlengd.

B

Artikel 13 komt te luiden:

Artikel 13

  • 1. De kosten van oplegging van de educatieve maatregel alcohol en verkeer worden betaald binnen vijf weken nadat het besluit tot oplegging van die maatregel aan betrokkene bekend is gemaakt, op de wijze zoals aangegeven bij dat besluit.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde termijn wordt niet verlengd.

  • 3. De kosten van uitvoering van de educatieve maatregel alcohol en verkeer worden betaald binnen tien weken nadat het verzoek tot betaling van de uitvoeringskosten van die maatregel aan betrokkene bekend is gemaakt, op de wijze zoals aangegeven in het in het eerste lid bedoelde besluit.

  • 4. Binnen drie weken na ontvangst van het in het derde lid bedoelde verzoek kan betrokkene verzoeken om uitstel van betaling voor maximaal zes maanden.

C

In artikel 16 vervalt ', eerste en tweede lid,'.

D

In artikel 25 worden, onder vernummering van het vijfde lid tot zevende lid, het derde en vierde lid vervangen door vier leden, luidende:

  • 3. De kosten van oplegging van een in artikel 23, eerste tot en met derde lid, bedoeld onderzoek worden betaald binnen vijf weken nadat het besluit tot oplegging van dat onderzoek aan betrokkene bekend is gemaakt, op de wijze zoals aangegeven in dat besluit.

  • 4. De in het derde lid bedoelde termijn wordt niet verlengd.

  • 5. De kosten van uitvoering van een onderzoek dat op grond van het eerste of tweede lid voor rekening van betrokkene komt, worden betaald binnen tien weken nadat het verzoek tot betaling van de uitvoeringskosten van die maatregel aan betrokkene bekend is gemaakt, op de wijze zoals aangegeven in het in het derde lid bedoelde besluit.

  • 6. Binnen drie weken na ontvangst van het in het vijfde lid bedoelde verzoek kan betrokkene verzoeken om uitstel van betaling voor maximaal zes maanden.

ARTIKEL II

Mededelingen bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 die zijn ontvangen voor de inwerkingtreding van deze regeling worden afgehandeld overeenkomstig de regels zoals die golden direct voorafgaand aan de inwerkingtreding.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

TOELICHTING

1. Inleiding

Deze regeling bevat een wijziging van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (RMRG 2011) die het mogelijk maakt om het facturatieproces binnen het CBR voor de vorderingsmaatregelen aan te passen.

2. Aanleiding voor en inhoud van de wijziging

Aanleiding is de wens om het facturatieproces van het CBR te stroomlijnen en binnen de daarvoor bestemde systemen de facturatie tussen het eerste opleggingsbesluit (P1) en het besluit tot verdere afhandeling (P2) nadrukkelijk te scheiden. Dat houdt in dat de betrokken rijbewijshouder eerst de kosten voor de oplegging van het besluit moet hebben voldaan, voordat een factuur en de uitnodiging wordt verzonden voor het vervolgtraject. Het is logisch om het uitvoeringsproces pas voort te zetten als de verplichte opleggingskosten zijn voldaan. Voorheen werden beide facturen tegelijkertijd verzonden en dat bleek soms tot verwarring of verkeerd betalingsverkeer bij de rijbewijshouder te leiden. Dan werden bijvoorbeeld eerst de uitvoeringskosten betaald en niet eerst de opleggingskosten. Met de wijziging wordt beoogd dit te voorkomen.

3. Inhoud van de wijziging

Als gevolg van de wijziging is de procedure rond de afhandeling van een mededeling op grond van artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 iets aangepast. Na ontvangst van de mededeling door het CBR volgt beoordeling en neemt het CBR een eerste besluit. De betrokken rijbewijshouder wordt hiervan in kennis gesteld en ontvangt de factuur voor het opleggingsbesluit. Hij heeft vervolgens vijf weken de tijd om de factuur te voldoen. Als hij deze kosten niet betaalt, volgt incasso. Zodra hij de kosten voor het opleggingsbesluit heeft betaald, ontvangt hij de factuur ten behoeve van de uitvoering en de uitnodiging voor respectievelijk de educatieve maatregel of het onderzoek. Zodra deze factuur is betaald (binnen vijf weken in geval van een lichte educatieve maatregel of binnen tien weken in geval van een educatieve maatregel of onderzoek), wordt de educatieve maatregel of het onderzoek ingepland.

Als hij niet of niet volledig betaalt binnen deze periode, wordt het rijbewijs ongeldig verklaard wegens niet meewerken aan de maatregel of het onderzoek. De rijbewijshouder kan binnen drie jaar als spijtoptant, nadat hij de kosten van de opleggingsfactuur via incasso heeft betaald, alsnog aangeven te willen deelnemen aan het opgelegde onderzoek of de opgelegde educatieve maatregel.

4. Administratieve lasten en nalevingskosten

Er is geen sprake van administratieve lasten en nalevingskosten.

5. Uitvoering en handhaving door het CBR

De aanpassing heeft tot gevolg dat het facturatieproces van het CBR wordt gestroomlijnd. Dit voorkomt verwarring bij of verkeerd betalingsverkeer door de rijbewijshouder.

6. Advisering en consultatie

Omdat de regeling op verzoek van en in nauw overleg met het CBR is opgesteld, is met instemming van het CBR afgezien van een formele uitvoeringstoets.

Afgezien is van internetconsultatie, omdat de regeling geen ingrijpende verandering teweegbrengt in de rechten en plichten van burgers en bedrijven en ook geen ingrijpende gevolgen heeft voor de uitvoeringspraktijk.

7. Communicatie

Het CBR heeft naar aanleiding van deze wijziging de externe communicatie zoals de website en besluitbrieven aangepast.

8. Overgangsrecht

Voor het overgangsrecht is uitgegaan van de ontvangstdatum van de mededeling. Op deze manier is duidelijk dat alle mededelingen die ontvangen worden op of na de datum van inwerkingtreding van de onderhavige regeling onder de nieuwe regeling vallen. Dit heeft te maken met het feit dat, zodra het CBR start met het verwerken van mededelingen in het nieuwe systeem, al die mededelingen volgens de nieuwe facturatiemanier moeten kunnen worden afgehandeld. Ook voor de rijbewijshouders, over wie een mededeling vanaf die datum wordt ontvangen maar nog in het oude systeem worden verwerkt, gelden de in deze wijziging opgenomen termijnen. In deze laatste gevallen worden voorlopig dus beide facturen nog wel gelijktijdig verzonden, bij het nemen van het eerste opleggingsbesluit, totdat het nieuwe systeem gereed is om alle mededelingen volgens de nieuwe facturatiemanier te kunnen afhandelen.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven