Subsidieregeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 9 juni 2020, nr. VO/24587469 houdende vaststelling van een subsidieregeling voor de uitvoering van de pilots voor het praktijkgericht programma ter voorbereiding van de samenvoeging van de gemengde en theoretische leerwegen van het vmbo (Subsidieregeling pilot praktijkgericht programma voor gl en tl)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de wet of artikel 1 van de Wet voortgezet onderwijs BES;

DUS-I:

Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;

gemengde leerweg:

gemengde leerweg als bedoeld in artikel 10d van de wet;

mbo:

instelling als bedoeld in artikel 1.1.1., onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

minister:

Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

projectgroep:

ondersteuningsteam voor de samenvoeging van de gemengde en theoretische leerwegen en ondersteuning bij de pilots onder leiding van de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO), bestaande uit de Stichting Platforms Vmbo, de VO-Raad en het Platform Theoretische Leerweg;

school:

school als bedoeld in artikel 1 van de wet, artikel 1 van de Wet voortgezet onderwijs BES, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, of een agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

T&T:

Technologie en Toepassing;

theoretische leerweg:

theoretische leerweg als bedoeld in artikel 10 van de wet;

vmbo:

middelbaar algemeen voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 9 van de wet en voorbereidend beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 10a van de wet;

schoolvestiging:

hoofdvestiging als bedoeld in artikel 73a, nevenvestiging als bedoeld in artikel 73b of tijdelijke nevenvestiging als bedoeld in artikel 73d van de wet;

wet:

Wet op het voortgezet onderwijs.

Artikel 2. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.

Artikel 3. Te subsidiëren activiteiten en kosten

  • 1. De minister kan voor de schooljaren 2020/2021 tot en met 2023/2024 subsidie verstrekken aan het bevoegd gezag van een school om deel te nemen aan de pilot voor het praktijkgericht programma ter voorbereiding van de samenvoeging voor de gemengde en theoretische leerwegen van het vmbo.

  • 2. De minister kan in 2020 tot en met 2024 subsidie verstrekken voor de volgende activiteiten:

    • a. het doorontwikkelen van een praktijkgericht programma en het leveren van input voor vraagstukken rondom de nieuwe leerweg door het onderwijspersoneel;

    • b. het opbouwen en onderhouden van een netwerk met het bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen in de regio; en

    • c. het opzetten of intensiveren van een samenwerking met het mbo ten behoeve van het opbouwen en onderwijzen van het praktijkgericht programma.

  • 3. De minister kan in 2020 tot en met 2024 subsidie verstrekken voor de volgende kosten:

    • a. de kosten voor het aanschaffen van inventaris om het praktijkgericht programma aan te kunnen bieden of in samenwerking op te zetten met een ander vmbo, mbo of bedrijfsleven;

    • b. de kosten voor het aanschaffen van nieuw lesmateriaal voor de leerlingen om opdrachten uit te voeren;

    • c. de kosten voor de inzet van een onderwijsondersteuner voor het praktijkgericht programma, onder meer bij het ondersteunen van docenten in de klas, het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van opdrachten en het opbouwen en onderhouden van contacten met vervolgonderwijs en bedrijfsleven; en

    • d. de vervangingskosten voor het vrijroosteren van onderwijspersoneel gedurende de pilots, opdat zij scholing kunnen volgen in het kader van het praktijkgericht programma.

  • 4. Op grond van deze regeling wordt geen subsidie verstrekt voor:

    • a. de kosten voor huisvesting, bedoeld in artikel 76c van de wet;

    • b. activiteiten die reeds worden bekostigd uit de rijksbijdrage; of

    • c. activiteiten waarvoor de minister reeds op grond van een andere regeling subsidie heeft verstrekt.

  • 5. De minister kan in 2020 subsidie verstrekken voor de voorbereiding van het implementeren van het praktijkgericht programma dat start in het schooljaar 2020/2021.

  • 6. De minister kan in 2021, 2022, 2023 en 2024 subsidie verstrekken voor het starten met het praktijkgericht programma als onderdeel van het curriculum voor leerlingen in het derde en het vierde leerjaar van de gemengde leerweg en de theoretische leerweg in de schooljaren 2021/2022, 2022/2023 en 2023/2024.

Artikel 4. Subsidieplafond

Voor de subsidieverstrekking op grond van deze regeling is een subsidieplafond beschikbaar van € 22.000.000.

Artikel 5. Onderverdeling subsidiebedrag per aanvraag

  • 1. In 2020 kunnen maximaal 136 scholen deelnemen aan de pilot praktijkgericht programma.

  • 2. Van de 136 plekken zijn 36 plekken gereserveerd voor schoolvestigingen die reeds toestemming hebben om deel te nemen aan de pilot van het praktijkgericht programma T&T. Aanvragen van deze schoolvestigingen, die voldoen aan de eisen, bedoeld in de artikelen 7 en 9, worden goedgekeurd en artikel 6 is daarop niet van toepassing.

  • 3. Voor de overige 100 beschikbare plekken wordt geloot, waarbij de categorieën als bedoeld in artikel 6 van toepassing zijn.

  • 4. Het subsidiebedrag per aanvraag is maximaal € 162.000.

Artikel 6. Loting

  • 1. De aanvragen, bedoeld in artikel 5, derde lid, die voldoen aan de eisen, bedoeld in de artikelen 7 en 9, worden in de volgende verhouding verdeeld over de geselecteerde praktijkgerichte programma’s waarop de aanvraag betrekking heeft:

    • a. 18 plekken voor het examenprogramma Dienstverlening en Producten;

    • b. 18 plekken voor het examenprogramma Informatietechnologie voor de gemengde en theoretische leerweg;

    • c. 15 plekken voor het examenprogramma T&T;

    • d. 18 plekken voor het examenprogramma Zorg en Welzijn;

    • e. 18 plekken voor het examenprogramma Economie en ondernemen;

    • f. 13 plekken voor de overige beroepsgerichte examenprogramma’s, met uitzondering van Dienstverlening en Producten, Zorg en Welzijn, en Economie en ondernemen.

  • 2. De ingelote praktijkgerichte programma’s zijn verdeeld in verschillende lotingscategorieën op basis van welke leerwegen op de schoolvestiging worden gegeven. Voor elke schoolvestiging is één plek beschikbaar om aan de pilot deel te nemen.

  • 3. Op basis van de beschikbare plekken, bedoeld in het eerste lid, zijn voor het voortgezet speciaal onderwijs drie plekken gereserveerd en voor Scholengemeenschap Bonaire één plek.

  • 4. Indien de gereserveerde plekken, bedoeld in artikel 5, tweede lid, niet volledig worden benut of indien na de loting, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdelen a, b en c, er nog plekken over blijven, worden de beschikbare plekken verloot over de resterende aanvragers zonder deze aanvragen opnieuw in te delen in lotingscategorieën. In dat geval geldt nog steeds één praktijkgericht programma per schoolvestiging.

Artikel 7. Subsidieaanvraag

  • 1. De subsidieaanvraag kan worden ingediend van 1 juni tot en met 15 september 2020.

  • 2. Voor de subsidieaanvraag wordt gebruik gemaakt van het digitale aanvraagformulier dat is te vinden op de website www.dus-i.nl.

  • 3. In aanvulling op de artikelen 3.4 tot en met 3.7 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS bevat de aanvraag een activiteitenplan dat ten minste bevat:

    • a. de opzet van de activiteiten, waarbij aannemelijk gemaakt wordt dat schooljaar 2020/2021 gebruikt wordt als voorbereiding om in schooljaar 2021/2022 te starten met leerlingen in het praktijkgericht programma in het derde leerjaar. Voor de daaropvolgende jaren wordt een globale planning afgegeven met als doel het praktijkgericht programma in te bedden in het huidige curriculum;

    • b. een uitwerking van de activiteiten in een planning en sluitende begroting voor schooljaar 2020/2021, aansluitend bij de te subsidiëren activiteiten en kosten, bedoeld in artikel 3, tweede en derde lid, eventueel aangevuld met cofinanciering vanuit het bedrijfsleven;

    • c. een uitwerking van welke relevante regionale netwerken zoals vmbo’s, vervolgonderwijs, bedrijfsleven en maatschappelijke instellingen er zijn en hoe de school voornemens is de samenwerking op of uit te bouwen met deze reeds bestaande netwerken;

    • d. op welke wijze het mbo en havo structureel betrokken worden bij de vormgeving van het onderwijs ten behoeve van het praktijkgericht programma; en

    • e. de contactgegevens, het emailadres en telefoonnummer van een contactpersoon die gedurende de periode van de pilot het aanspreekpunt is voor de projectgroep nieuwe leerweg, voor de onderzoekers die de pilots evalueren en voor de minister.

Artikel 8. Subsidieverplichtingen

  • 1. Het bevoegd gezag dat de subsidie, bedoeld in artikel 3, ontvangt:

    • a. start met de ontwikkeling van het praktijkgericht programma in schooljaar 2020/2021 en biedt dit praktijkgericht programma aan vanaf schooljaar 2021/2022;

    • b. roostert leraren vrij voor deelname aan de activiteiten en draagt zorg voor vervanging voor die leraren;

    • c. deelt actief opgedane kennis, ervaring en materiaal met het onderwijsveld en de projectgroep nieuwe leerweg;

    • d. roostert personeel vrij en zorgt voor vervanging om deel te nemen aan de landelijke activiteiten die gepaard gaan met de invoering van de nieuwe leerweg;

    • e. draagt zorg voor aansluiting bij bestaande netwerken dan wel vormen van een netwerk, genoemd in artikel 7, derde lid, onderdeel c, voor het doorontwikkelen van het examenprogramma praktijkgerichte programma en de invoering van dit programma in de vestiging;

    • f. zendt op uiterlijk 1 oktober 2021 een voortgangsrapportage als bedoeld in artikel 12 aan de minister. Tevens zendt het bevoegd gezag op uiterlijk 1 oktober 2024 een eindrapportage aan de minister.

    • g. ondertekent op uiterlijk 15 januari 2021 de akte van overdracht van het intellectueel eigendom van het materiaal dat ontwikkeld wordt ten behoeve van het praktijkgericht programma

    • h. draagt zorg voor een afvaardiging van het personeel bij de landelijke activiteiten ten behoeve van de ontwikkeling van de nieuwe leerweg; en

    • i. werkt desgevraagd mee aan een namens de minister ingesteld monitor- en effectonderzoek.

Artikel 9. Besteding subsidie

  • 1. De subsidie wordt uitsluitend besteed aan de activiteiten waarvoor deze wordt verstrekt. Niet bestede middelen worden teruggevorderd.

  • 2. De activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt worden tot en met schooljaar 2023/2024 uitgevoerd.

Artikel 10. Verlening en betaling subsidie

  • 1. De subsidie wordt verleend binnen 13 weken na sluiting van het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 7, eerste lid.

  • 2. De minister verstrekt een voorschot ter hoogte van het volledige bedrag dat wordt verleend. Het verleende subsidiebedrag wordt in termijnen als voorschot verstrekt.

Artikel 11. Verantwoording

  • 1. De financiële verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G2, zoals bedoeld in richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving.

  • 2. De vaststelling van de subsidie vindt plaats binnen 22 weken na indiening van het jaarverslag over het laatste jaar van besteding.

Artikel 12. Voortgangsrapportage en implementatiefase

  • 1. De voortgang van het opzetten van het praktijkgericht programma waarvoor subsidie is verleend wordt gemeten op 1 oktober 2021. Het format voor de voortgangsrapportage en het activiteitenplan voor de implementatiefase worden beschikbaar gesteld door DUS-I. De minister kan aan de hand van de voortgangsrapportage besluiten de subsidie aan te passen of te beëindigen.

  • 2. De voortgangsrapportage en de uitwerking voor de implementatiefase bevat ten minste:

    • a. een activiteitenplan als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel a, met een planning en begroting voor de resterende subsidieperiode vanaf de start van het schooljaar 2021-2022 tot het einde van het schooljaar 2023-2024;

    • b. een toelichting over de inrichting en implementatie van het praktijkgericht programma dat wordt aangeboden vanaf schooljaar 2021-2022 tot en met 2023-2024;

    • c. een overzicht van de samenwerkingspartners, waaronder één aangesloten mbo en een bedrijf of maatschappelijke instelling en de wijze waarop er wordt samengewerkt.

Artikel 13. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2025.

Artikel 14. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling pilot praktijkgericht programma voor gl en tl.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

Algemeen

Achtergrond

De aansluiting vanuit de gemengde (gl) en theoretische leerwegen (tl) op het vervolgonderwijs, het mbo en het havo, kan en moet beter. Leerlingen, het bedrijfsleven en vervolgopleidingen hebben baat bij een verrijking van het theoretische leren met een praktisch programma. Samen met het onderwijs werkt het Ministerie van OCW aan een nieuwe leerweg in het vmbo met daarin een praktijkgericht programma voor alle leerlingen.

Bovendien is het expliciete doel van de Subsidieregeling Sterk Techniekonderwijs 2020-2023 dat het hele spectrum van het vmbo mee zou doen aan de versterking van technisch/technologisch onderwijs. Zie hiervoor ook de Kamerbrief ‘Samen naar een sterk technisch vmbo’ van 5 juni 2018.1 Daar biedt de ontwikkeling van praktijkgerichte programma’s de kans toe.

Aanleiding voor de pilots praktijkgericht programma

Het doel is om leerlingen beter voor te bereiden op zowel de keuze als op de daadwerkelijke overstap naar het vervolgonderwijs en om alle leerlingen praktische ervaring op te laten doen in en buiten de school. Om dit te bereiken dienen alle vmbo scholen met een gl en tl een praktijkgericht programma aan te bieden. Daarom is in 2020 onder leiding van Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) een divers aantal programma’s getoetst aan het kader voor praktijkgericht programma’s. Op basis van het advies van de SLO heeft de minister besloten om de volgende programma’s verder te laten ontwikkelen tot praktijkgerichte programma’s: alle beroepsgerichte examenprogramma’s, T&T en Informatietechnologie in de gemengde en theoretische leerweg (ITgt).

Gelet op het feit dat de doorontwikkeling van deze vakken/programma’s tot praktijkgerichte programma’s in 2020 wordt gestart, krijgen pilotscholen de mogelijkheid om het schooljaar 2020-2021 te gebruiken om zich voor te bereiden op het geven van het praktijkgericht programma. Zij kunnen dit schooljaar tevens een bijdrage leveren aan de doorontwikkeling van de vakken. Schooljaar 2021-2022 moet gestart worden met leerlingen die het praktijkgericht programma volgen.

Doel van de subsidieregeling

Het verstrekken van subsidie aan het bevoegd gezag van scholen voor het vmbo en/of vso voor het ontwikkelen en uitvoeren van een praktijkgericht programma op de desbetreffende vestiging.

Inhoud

Om voor subsidie in aanmerking te komen, kan een bevoegd gezag van een vmbo-school een aanvraag indienen. Die aanvraag moet voldoen aan een aantal voorwaarden en de aanvrager moet voldoen aan de subsidieverplichtingen. De aanvraag van de deelnemers aan de huidige pilot van het praktijkgericht programma Technologie & Toepassing zal worden goedgekeurd indien zij aan deze vereisten voldoen. Onder de overige aanvragen zal worden geloot. Indien de aanvraag wordt goedgekeurd, ontvangt het bevoegd gezag voor een periode van vier jaar subsidie. Dit geldt ook voor de huidige T&T pilot-schoolvestigingen.

Regeldruk

Voor scholen zijn er lasten verbonden aan het opstellen van de aanvraag, de tussenrapportage en de verantwoording. Deze komen voor rekening van het bevoegd gezag.

Vaste verandermomenten en inwerkingtreding

De regeling treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant. Daarmee wordt afgeweken van het uitgangspunt van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten dat de regeling ten minste twee maanden voor inwerkingtreding wordt gepubliceerd. In dit geval is een afwijking van de vaste verandermomenten niet bezwaarlijk, omdat de regeling begunstigend is voor de subsidieontvangers en zij hiervan reeds op de hoogte zijn door middel van voorlichting.

Artikelsgewijs

Artikel 3

Artikel 3 geeft de grondslag voor het verstrekken van subsidie voor het praktijkgerichte programma. De subsidie wordt verleend voor activiteiten die op de uitvoering van de geselecteerde praktijkgerichte programma’s zijn gericht. OCW stimuleert de pilotscholen om samenwerking in de regio aan te gaan en gebruik te maken van bestaande netwerken; met andere vo-scholen, het mbo en het bedrijfsleven. Er bestaan al regionale netwerken en het advies is om op basis van de reeds bestaande samenwerkingsconstructen verder te werken.

Daarnaast kunnen alle activiteiten ook gesubsidieerd worden in combinatie met een cofinanciering van het bedrijfsleven. Te denken valt aan het samen met het bedrijfsleven aanschaffen van materiaal of het organiseren van stages.

In artikel 3, vierde lid, onderdeel c, is bepaald dat de minister activiteiten niet dubbel subsidieert. Vanuit de Regeling Sterk Techniekonderwijs worden scholen momenteel ook aangemoedigd samenwerking te zoeken met het bedrijfsleven en het onderwijs meer praktijkgericht vorm te geven. Deze regelingen kunnen elkaar versterken, maar activiteiten en kosten mogen niet op twee regelingen worden opgevoerd.

Artikel 6

In artikel 6, eerste lid, is bepaald dat de aanvragen zullen worden verdeeld over 12 praktijkgerichte programma’s en dat er vervolgens zal worden geloot. Voor de beroepsgerichte programma’s is door SLO geadviseerd dat een doorontwikkeling belangrijk is, om de programma’s praktijkgerichter en in samenwerking met het bedrijfsleven en mbo vorm te geven. Op dit onderdeel van de pilot kan alleen worden ingetekend als de aanvrager al een licentie heeft of als deze het betreffende beroepsgerichte examenprogramma mag aanbieden op grond van afspraken in het regionaal plan onderwijsvoorzieningen. Dit geldt dus voor de 13 plekken die gereserveerd zijn voor de beroepsgerichte programma’s. De beroepsgerichte programma’s Dienstverlening en producten (D&P), Zorg en Welzijn (Z&W) en Economie en ondernemen (E&O) hebben een eigen plek in de pilot. Voor deze drie programma’s worden vrijstellingen verleend om ook op de theoretische leerweg het programma te mogen aanbieden. Op deze drie programma’s is de licentie-eis verkregen in het Regionaal Plan Onderwijsaanbod niet van toepassing.

De zeven beroepsgerichte programma’s zijn de volgende:

  • Bouw, wonen en interieur (BWI)

  • Maritiem en techniek (MaT)

  • Produceren, installeren en energie (PIE)

  • Horeca, bakkerij en recreatie (HBR)

  • Groen

  • Media, vormgeving en ict (MVI)

  • Mobiliteit en transport (M&T)

In artikel 6, tweede lid, is bepaald dat de praktijkgericht programma’s in evenredige verhouding worden verdeeld over het aandeel scholen in het land, waarbij voor elke schoolvestiging één plek beschikbaar is om aan de pilot deel te nemen. Hieronder is deze verdeling schematisch weergegeven.

 

Beschikbare plekken beroepsgerichte programma’s1

Beschikbare plekken T&T

Beschikbare plekken ITGT

Beschikbare plekken D&P

Beschikbare plekken Z&W

Beschikbare plekken E&O

totaal

Op de schoolvestiging wordt de gl aangeboden eventueel met vbo en/of in brede scholengemeenschap

 

2

2

2

2

2

10

Op de schoolvestiging wordt de tl aangeboden i.c.m. met vbo en/of brede scholengemeenschap

 

4

6

6

6

6

28

Op de schoolvestiging wordt de tl aangeboden zelfstandig of i.c.m. havo/vwo

 

4

6

6

7

7

30

Op de schoolvestiging wordt zowel de gl als de tl aangeboden eventueel i.c.m. met vbo en/of havo/vwo

 

3

3

3

3

3

15

BWI1

2

         

2

HBR1

2

         

2

Groen1

2

         

2

MaT1

1

         

1

M&T1

2

         

2

MVI1

2

         

2

PIE1

2

         

2

VSO-school

 

1

1

1

   

3

Scholengemeenschap Bonaire

 

1

       

1

Totaal

13

15

18

18

18

18

 
X Noot
1

Zowel schoolvestigingen die gl, gl en tl, vso of de tl aanbieden mogen intekenen op de beroepsgerichte programma’s mits zij een licentie hebben om het betreffende programma aan te bieden

In het vierde lid van artikel 6 is bepaald dat indien na de loting op basis van artikel 6, eerste lid, onderdelen a, b en c, plekken beschikbaar blijven, bijvoorbeeld omdat te weinig vestigingen met alleen de tl zich hebben aangemeld, de beschikbare plekken worden verloot onder de aanvragers die zich hebben ingeschreven voor het desbetreffende programma.

Artikel 7

In artikel 7, derde lid, onderdeel c, wordt gesproken over samenwerking met het bedrijfsleven. Onder samenwerking met het bedrijfsleven kunnen onder meer de volgende activiteiten worden geschaard: het meedenken met de ontwikkeling van het programma, kennis, expertise en faciliteiten beschikbaar stellen, en inzet van gastdocenten.

Artikel 8

Artikel 8 bevat de subsidieverplichtingen. Voor de volledigheid wordt hierbij opgemerkt dat het bevoegd gezag, in aanvulling op de verplichtingen van artikel 8, ook moet voldoen aan de verplichting van artikel 5.4 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS om mee te werken aan het evaluatieonderzoek van de pilots, zowel wat betreft enquêtes als interviews en eventuele andere onderzoeksmethoden.

Indien nodig kunnen voor het onderzoek persoonsgegevens verwerkt worden. In dat geval moet het bevoegd gezag ouders of wettelijk vertegenwoordigers van leerlingen hierover informeren.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Kamerstukken II, 30 079, nr. 72.

Naar boven