Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 12 juni 2020, nr. WJZ/ 20150841, houdende wijziging van de Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 15 en 19 van de Landbouwwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de definitie van gedupeerde onderneming wordt onder het gedachtestreepje over de voedingstuinbouw na ‘een andere lidstaat’ tussengevoegd ‘of staat binnen de Europese Economische Ruimte’.

2. In de definitie van handelsregister wordt na ‘een andere lidstaat’ toegevoegd ‘of staat binnen de Europese Economische Ruimte’.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt na ‘omzetderving’ tussengevoegd ‘, zoals bepaald op de in het tweede tot en met zesde lid bepaalde wijze’.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. In zoverre in afwijking van het tweede lid geldt voor gedupeerde ondernemingen in de voedingstuinbouw dat bij de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming enkel in aanmerking wordt genomen de omzet en omzetderving of voor zover het gedupeerde groothandelaren betreft, de brutowinst, als gevolg van directe of indirecte leveringen aan ondernemers met een SBI-code, genoemd in de bijlage, of een vergelijkbare unieke aanduiding als het een andere lidstaat of staat binnen de Europese Economische Ruimte betreft, waarbij als voorwaarde geldt dat die omzet minimaal 60% van de gehele omzet bedraagt respectievelijk die bruto winst minimaal 60% van de gehele bruto winst bedraagt.

3. Onder vernummering van het zesde en zevende lid tot het zevende en achtste lid wordt een nieuw zesde lid ingevoegd, luidende:

  • 6. In afwijking van het tweede lid geldt voor gedupeerde ondernemingen in de sierteelt en voedingstuinbouw die hun teeltoppervlak na 12 maart 2017 met minimaal 10% hebben uitgebreid dat de tegemoetkoming wordt gebaseerd op de omzetderving per vierkante meter, die wordt vastgesteld op 70% van het verschil tussen de gemiddelde omzet per vierkante meter van het bedrijf in de periode van 12 maart tot en met 11 juni over de jaren 2017, 2018 en 2019 en de omzet per vierkante meter in de periode van 12 maart tot en met 11 juni 2020, nadat dit verschil achtereenvolgens is vermenigvuldigd met het aantal vierkante meters teeltoppervlak bestemd voor sierteeltproducten of voedingstuinbouw in 2020 en is verminderd met het bedrag waarmee de kosten van de ondernemer als gevolg van COVID-19 zijn afgenomen.

4. In het zevende lid (nieuw) wordt ‘de overeenkomstig het tweede, onderscheidenlijk het derde of vierde lid, bepaalde omzetderving, onderscheidenlijk bruto winst of gederfde opbrengst’ vervangen door ‘de overeenkomstig het tweede, vijfde of zesde lid bepaalde omzetderving, onderscheidenlijk de overeenkomstig het derde of vijfde lid bepaalde bruto winst of de overeenkomstig het vierde lid bepaalde gederfde opbrengst’.

C

In artikel 3, derde lid, en artikel 8, derde lid, wordt ‘4 juni 2020’ vervangen door ’18 juni 2020, 17.00 uur’.

D

Artikel 6, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De in het eerste lid, onderdelen a en b, bedoelde controleverklaringen van een accountant of andere bewijsstukken tonen aan dat bij ondernemers in de voedingstuinbouw de opgegeven bedragen aan omzetderving en omzet of, voor zover het groothandelaren betreft, brutowinst, die betrekking hebben op directe of indirecte leveringen aan ondernemers met een SBI-code, genoemd in de bijlage, of een vergelijkbare unieke aanduiding als het een andere lidstaat of staat binnen de Europese Economische Ruimte betreft, minimaal 60% van de gehele omzet of van de gehele bruto winst vormen.

E

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt ‘weegbonnen en facturen’ vervangen door ‘weegbonnen, facturen of een door de Minister geaccepteerd ander document’.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na ‘Global G.A.P-certificaat’ toegevoegd ‘of een ander door de Minister geaccepteerd vergelijkbaar certificaat afkomstig van een geaccrediteerde organisatie’.

3. In het tweede lid wordt onder vervanging van de punt door een punt komma aan het eind van het derde gedachtestreepje een gedachtestreepje toegevoegd, luidende:

  • een controleverklaring van een accountant over alle uit andere hoofde ontvangen steun of uitkeringen volgens een door de Minister ter beschikking gesteld model of een door de Minister geaccepteerd vergelijkbaar document.

F

Aan de bijlage worden de volgende activiteiten toegevoegd:

Horeca-activiteiten als onderdeel van bedrijven die onder de volgende SBI-codes vallen en de genoemde activiteiten niet hebben ondergebracht onder de aparte SBI-codes zoals hierboven genoemd:

Omschrijving activiteit

SBI-code

Zee- en kustvaart (passagiersvaart en veerdienst)

55.10

Evenementenhallen

90.04.02

Organiseren van congressen en beurzen

82.30

Overige recreatie (rest, geen jachthavens)

93299

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 7 mei 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 12 juni 2020

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

1. Inleiding

Deze wijziging van de Regeling tegemoetkoming land- en tuinbouwondernemers COVID-19 strekt ertoe een aantal zaken binnen de regeling te verduidelijken. Tegelijk is gebleken dat een aantal gedupeerde telers in de sierteelt en voedingstuinbouw in de referentieperiode van 2017 tot en met 2019 in teeltoppervlak fors is uitgebreid en daardoor in 2020 een hogere omzet had voorzien dan op basis van het gemiddelde over de referentieperiode te verwachten valt. Op dit punt wordt daarom een aanvullende voorziening getroffen.

De verschillende wijzigingen worden hierna toegelicht.

2. Food-services: directe en indirecte levering aan horeca-ondernemingen (artikel 1 en bijlage); aanpassing percentage (artikel 2, vijfde lid, en 6, tweede lid)

Uitgangspunt van de regeling is dat alleen de ondernemingen in de voedingstuinbouw voor de regeling in aanmerking komen, die aanzienlijke schade hebben die direct veroorzaakt wordt door de overheidsmaatregelen die genomen zijn ter bestrijding van Covid-19. Het gaat hier om enkele tientallen ondernemingen binnen de voedingstuinbouw die gespecialiseerd zijn in directe of indirecte leveringen aan horeca die door overheidsmaatregelen zijn gesloten, in aanmerking komen voor een tegemoetkoming.

Om alle gespecialiseerde food-service bedrijven te kunnen helpen die voldoen aan de uitgangspunten van de regeling, wordt het percentage dat minimaal moet worden afgezet aan de horeca vastgesteld op minimaal 60% (in plaats van 75%) van de omzet/brutowinst van de onderneming. De tegemoetkoming heeft uitsluitend betrekking op de omzet- of brutowinstderving behaald met de horeca-afzet van de onderneming. Over de overig gerealiseerde omzetderving van de onderneming, bijvoorbeeld gerealiseerd door afzet aan de retail, wordt geen tegemoetkoming verstrekt. Door de verlaging van het percentage wordt de regeling alleen verruimd om enkele gespecialiseerde ondernemingen in de food-service met aanzienlijke schade door COVID-19 tegemoet te komen, die bij een percentage van 75% net niet in aanmerking zouden komen voor de regeling.

De regeling is voor de voedingstuinbouw beperkt tot directe en indirecte leveringen aan horecaondernemingen met de SBI-codes in de bijlage bij de regeling. In de tabel in de bijlage zijn de SBI-codes van de betreffende horeca-bestemmingen opgenomen. Een aantal ondernemingen heeft als gevolg van de overheidsmaatregelen in verband met COVID-19 de horeca-activiteiten gesloten maar is niet onder een aparte horeca-SBI-code geregistreerd waardoor deze ondernemingen niet onder de geselecteerde bestemmingen vallen, terwijl het hier wel nadrukkelijk om gesloten horeca gaat zoals beoogd bij het opstellen van de regeling. Zo worden ook food-service producten geleverd aan passagiersschepen en veerdiensten die tevens zijn gesloten of die de horeca-activiteiten naar aanleiding van overheidsmaatregelen hebben gestaakt. Hetzelfde geldt voor evenementenorganisaties die evenementen organiseren waarbij de horeca-activiteiten in eigen beheer worden uitgevoerd. Hiertoe wordt een aantal SBI-codes aan de bijlage toegevoegd, waarbij het specifiek blijft gaan om producten die bijvoorbeeld aan restaurants worden geleverd die door de betreffende ondernemingen in eigen beheer worden uitgebaat.

De producten dienen direct of indirect geleverd te worden aan ondernemingen met een in de bijlage opgenomen code van de Standaard Bedrijfsindeling of een vergelijkbare unieke aanduiding als het een andere lidstaat betreft. Deze formulering heeft tot de vraag geleid wat onder andere lidstaat wordt verstaan. Met deze wijzigingsregeling wordt verduidelijkt dat het landen binnen de Europese Economische Ruimte betreft, waar ondernemingen niet over een Nederlandse SBI-code beschikken, maar waar de horeca-activiteiten wel als zodanig geregistreerd staan.

3. Consistentie gehanteerde begrippen omzetderving, bruto winst en gederfde opbrengst (artikel 2, eerste, vijfde en zevende lid en artikel 6, tweede lid)

Voor verschillende typen ondernemingen worden verschillende begrippen gehanteerd waarop de tegemoetkoming wordt gebaseerd. Om te verduidelijken dat de derving over 2020 wordt gebaseerd op de uitgangspunten van respectievelijk omzetderving, bruto winst en gederfde opbrengst, al gelang het telers, groothandelaren of veilingen betreft, is dit in de desbetreffende artikelen verder verduidelijkt.

4. Uitbreiding bedrijf (artikel 2, zesde lid)

Een aantal telers heeft de afgelopen jaren fors uitgebreid in teeltoppervlak, waardoor de omzet in de referentieperiode (gemiddelde van de omzet in de periode van 12 maart tot en met 11 juni over de jaren 2017, 2018 en 2019) niet goed vergelijkbaar is met de omzet in dezelfde periode in 2020 om de geleden schade te bepalen. Om dit te ondervangen is een artikel toegevoegd voor die telers die na 12 maart 2017 een uitbreiding van het teeltoppervlak hebben gerealiseerd.

Daarbij dient nadrukkelijk te worden aangetoond dat het toegevoegde areaal ook daadwerkelijk in de periode van 12 maart t/m 11 juni 2020 tot productie heeft geleid en tot gederfde omzet door de overheidsmaatregelen in het kader van de bestrijding van COVID-19. Aangezien het hier wel om een fundamentele uitbreiding moet gaan, is een ondergrens van minimaal 10% uitbreiding van het teeltoppervlak opgenomen. De tegemoetkoming voor deze specifieke groep telers wordt gebaseerd op de omzetderving per vierkante meter.

Niet tot het teeltoppervlak behoren onder andere verwerkingsruimte, opslagruimte en andere niet beteelde oppervlakte; oogstpaden en middenpaden worden daarentegen wel tot het teeltoppervlak gerekend.

5. Verlenging aanvraagperiode (artikel 3, derde lid en artikel 8, derde lid)

Gezien deze wijzigingen wordt de openstelling voor het indienen van een aanvraag verlengd met twee weken.

6. Bewijsstukken fritesaardappelen (artikel 11, eerste lid, onderdeel a en b en tweede lid)

In voorkomende gevallen waarbij fritesaardappelen die niet meer worden gebruikt voor de productie van diepgevroren of koelverse aardappelproducten of aan de groothandel of detailhandel (in kleinverpakking) in het eigen gemengde bedrijf worden gebruikt als veevoer, of worden verkocht aan nabijgelegen bedrijven om als veevoer te dienen, zullen er geen weegbonnen, vrachtbrieven en/of facturen zijn (artikel 11, eerste lid, onderdeel a). In deze gevallen dient de afzet te worden aangetoond met behulp van andere, door de Minister geaccepteerde, documenten. In de bedoelde situaties dient een teler de voorraad te laten taxeren door een erkende taxateur. Het taxatierapport kan dan dienen als bewijsstuk. In geval van levering aan een nabijgelegen bedrijf dient ook een door beide partijen ondertekende verklaring te worden ingediend.

Wat betreft het bewijs dat het daadwerkelijk om in 2019 geoogste consumptieaardappelen gaat (artikel 11, eerste lid, onderdeel b) wordt de lijst met erkende certificaten uitgebreid met andere, vergelijkbare, door de Minister geaccepteerde certificaten die afkomstig zijn van een geaccrediteerde organisatie.

Zo blijken telers die voornamelijk aan België leveren bijvoorbeeld vaak gebruik te maken van een door CKCert afgegeven certificaat.

In het tweede lid wordt een accountantsverklaring of een door de Minister geaccepteerd vergelijkbaar document voorgeschreven voor de controle op alle uitkeringen en steunbedragen die op de tegemoetkoming in mindering moeten worden gebracht. Hieronder vallen ook de bedragen die worden uitgekeerd bij ontbinding van leveringscontracten door de aardappelverwerkende voedingsmiddelenindustrie.

7. Staatssteun

Deze regeling bevat een aantal inhoudelijke aanpassingen van de eerder als steunmaatregel gemelde regeling. Een concept van deze wijzigingsregeling is daarom op grond van artikel 107, tweede lid, onderdeel b, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) genotificeerd bij de Europese Commissie. Op 10 juni 2020 is de Commissie tot het oordeel gekomen dat de met de regeling te verstrekken steun verenigbaar is met de interne markt en dat er vanuit de optiek van staatssteun geen bezwaar bestaat tegen definitieve vaststelling van de regeling (Besluit van de Commissie van 10 juni 2020 inzake Steunmaatregel SA. 57552 (2020/N)).

8. Regeldruk

Aan de telers van fritesaardappelen wordt een accountantsverklaring of een door de Minister geaccepteerd vergelijkbaar document voorgeschreven voor de controle op alle uitkeringen en steunbedragen die op de tegemoetkoming in mindering moeten worden gebracht. Uitgaand van 1.000 aanvragers die een accountantsverklaring dienen te verstrekken, wordt ervan uitgegaan dat dit voor de accountant per onderneming 5 uur kost met een gemiddeld uurtarief van € 85,–, wat zal uitkomen op € 425.000.

9. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij is geplaatst en werkt terug tot en met 7 mei 2020. De regeling bevat een aantal versoepelingen en verduidelijkingen. Terugwerkende kracht tot en met 7 mei 2020 is nodig, omdat ondernemingen uit de betrokken sectoren al sinds die datum bij RVO een aanvraag kunnen indienen op basis van de regeling (zoals deze luidde op het moment van aanvraag). Hiermee is geborgd dat voor deze sectoren de tegemoetkoming zo spoedig mogelijk kon worden aangevraagd. De wijzigingen hebben daarnaast in hoofdzaak een neutraal of begunstigend effect.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven