Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2020, 31866 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2020, 31866 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Minister van Financiën en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op artikel 9, eerste lid, van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019;
BESLUITEN:
In deze regeling wordt verstaan onder geconsolideerde jaarrekening: jaarrekening waarin de activa, passiva, baten en lasten van personen die een groep of groepsdeel vormen en andere in de consolidatie meegenomen personen, als één geheel zijn opgenomen.
1. Voor het kalenderjaar 2020 worden de bandbreedtes en tarieven, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019, voor de personen die onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten vallen, bedoeld in bijlage 1, onderdeel B, van dat besluit, als volgt vastgesteld:
Toezichtcategorie |
Maatstaf |
Bandbreedtes |
Tarieven |
---|---|---|---|
Aanbieders van krediet |
Particuliere cliënten (PC): Aantal particuliere cliënten dat met de aanbieder rechtstreeks of middellijk als wederpartij een overeenkomst is aangegaan inzake krediet |
>0 tot en met 5.000 PC |
€ 2.093 vermeerderd met: € 6,33 per PC |
>5.000 tot en met 10.000 PC |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 4,43 per PC |
||
>10.000 tot en met 100.000 PC |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,63 per PC |
||
>100.000 PC |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,33 per PC |
||
Accountantsorganisaties |
Omzet: Omzet uit wettelijke controles bij organisaties van openbaar belang (OOB-controles) en bij controlecliënten die geen organisaties van openbaar belang zijn (niet OOB-controles) |
€ 2.050 in voorkomend geval vermeerderd met: |
|
Omzet uit OOB-controles: >€ 0 tot en met € 10 miljoen |
€ 42.475 per € miljoen omzet |
||
>€ 10 miljoen tot en met € 20 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 20.354 per € miljoen omzet |
||
>€ 20 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 10.973 per € miljoen omzet |
||
Omzet uit niet OOB-controles: >€ 0 tot en met € 20 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 12.920 per € miljoen omzet |
||
>€ 20 miljoen tot en met € 100 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 7.258 per € miljoen omzet |
||
>€ 100 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 2.655 per € miljoen omzet |
||
Adviseurs en bemiddelaars |
Omzet: Omzet gerelateerd aan de activiteiten waarvoor de vergunning is verleend |
€ 623 vermeerderd met: |
|
>0 tot en met € 2,5 miljoen |
€ 2,51 per € 1.000 omzet |
||
>€ 2,5 miljoen tot en met € 25 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 1,76 per € 1.000 omzet |
||
>€ 25 miljoen tot en met € 50 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 1,25 per € 1.000 omzet |
||
>€ 50 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,50 per € 1.000 omzet |
||
Afwikkelondernemingen, betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen |
Provisie-inkomsten (PI) |
Betaaldienstverleners waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:3.0b, 2:3.0g, 2:3.0l, 2:3a, eerste lid en 2:10a, eerste lid van de Wet op het financieel toezicht Personen met PI in het bereik van: |
|
€ 0 tot en met € 0,2 miljoen |
€ 561 |
||
>€ 0,2 miljoen tot en met € 0,5 miljoen |
€ 1.224 |
||
>€ 0,5 miljoen tot en met € 1 miljoen |
€ 1.994 |
||
>€ 1 miljoen tot en met € 5 miljoen |
€ 2.720 |
||
>€ 5 miljoen |
€ 3.491 |
||
Banken en clearinginstellingen |
Minimum omvang toetsingsvermogen (MTV): Minimum omvang toetsingsvermogen berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de Wet op het financieel toezicht worden bepaald |
€ 11.170 vermeerderd met: |
|
>€ 0 tot en met € 80 miljoen MTV |
€ 1.719 per € miljoen MTV |
||
>€ 80 miljoen tot en met € 400 miljoen MTV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 744 per € miljoen MTV |
||
>€ 400 miljoen tot en met € 4 miljard MTV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 387 per € miljoen MTV |
||
>€ 4 miljard MTV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 113 per € miljoen MTV |
||
Beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s alsmede bewaarders alsmede aanbieders van beleggingsobjecten alsmede beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening (exclusief exploitanten van een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit) |
Vergunning en type beleggingsdienst of -activiteit in combinatie met vermogen: a. – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:3g Wft uitoefenen van het bedrijf van bewaarder; – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:55 Wft aanbieden van beleggingsobjecten; – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 Wft beheren van een beleggingsinstelling in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst of activiteit genoemd in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a,b of d, Wft of artikel 2: 97, vierde lid, Wft; – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:69b Wft beheren van een icbe, in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst genoemd in artikel 2:97, derde lid, Wft; – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft verlenen van een van de beleggingsdiensten genoemd in de onderdelen a tot en met f van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’; – het op grond van een vergunning overeenkomstig artikel 18, tweede lid, verordening (EU) nr. 1031/2010 aanbieden van broeikasgasemissierechten b. de omvang van het totaal van: – het balanstotaal van de aanbieder van beleggingsobjecten; – het balanstotaal van de beheerde beleggingsinstelling(en); – het balanstotaal van de beheerde icbe(’s); – het beheerd individueel vermogen zoals omschreven in het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het beheren van individueel vermogen’, welk begrip wordt gebruikt in onderdeel c van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’, in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft; – het vermogen waarover wordt geadviseerd bij het ‘adviseren over financiële instrumente’» zoals genoemd in onderdeel d van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’, in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel b, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft. |
Vergunning als bedoeld in: Art. 2:3g, 2:55, 2:65: 2:69b van de Wet op het financieel toezicht of artikel 18, tweede lid, verordening (EU) nr. 1031/2010 |
€ 7.170 |
Art. 2:96 van de wet op het financieel toezicht |
€ 0 |
||
In combinatie met type beleggingsdienst of – activiteit Ontvangen en doorgeven van orders als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 2.180 |
||
Uitvoeren van orders voor rekening van cliënten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 6.538 |
||
Vermogensbeheer als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 8.719 |
||
Beleggingsadvies als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 6.538 |
||
Begeleiden of overnemen van emissies met plaatsingsgaranties als bedoeld in artikel 1:1van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 2.180 |
||
Begeleiden van emissies zonder plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 2.180 |
||
In combinatie met vermogen Balanstotaal (BT) € 0 tot en met € 5 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 61,37 per miljoen BT |
||
> € 5 miljard tot en met € 10 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 34,19 per miljoen BT |
||
> € 10 miljard tot en met € 15 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 2,72 per miljoen BT |
||
> € 15 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,16 per miljoen BT |
||
Beheerd individueel vermogen (BV) in voorkomend geval vermeerderd met het vermogen waarover wordt geadviseerd (AV) € 0 tot en met € 1 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 6,05 per miljoen BV + AV |
||
> € 1 miljard tot en met € 5 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 3,03 per miljoen BV + AV |
||
> € 5 miljard tot en met € 20 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,29 per miljoen BV + AV |
||
> € 20 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,06 per miljoen BV + AV |
||
Beleggingsondernemingen voor eigen rekening |
Toetsingsvermogen: Honderd maal het minimaal aan te houden toetsingsvermogen dat door DNB is vastgesteld ten aanzien van degene die handelt voor eigen rekening zoals genoemd in onderdeel a van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘verrichten van een beleggingsactiviteit’ |
€ 5.000 vermeerderd met: |
|
>0 tot en met € 1 miljard TV |
€ 25,00 per € 1 miljoen TV |
||
>€ 1 tot en met € 10 miljard TV |
In voorkomend geval vermeerderd met € 15,00 per € 1 miljoen TV |
||
>€10 tot en met € 20 miljard TV |
In voorkomend geval vermeerderd met € 2,50 per € 1 miljoen TV |
||
>€ 20 miljard TV |
In voorkomend geval vermeerderd met € 0,25 per € 1 miljoen TV |
||
Transacties Aantal transacties |
>0 tot en met 1 miljoen transacties |
€ 15,00 per 1.000 transacties |
|
>1 tot en met 5 miljoen transacties |
In voorkomend geval vermeerderd met € 5,00 per 1.000 transacties |
||
>5 tot en met 50 miljoen transacties |
In voorkomend geval vermeerderd met € 1,00 per 1.000 transacties |
||
>50 miljoen transacties |
In voorkomend geval vermeerderd met € 0,25 per 1.000 transacties |
||
Centrale effectenbewaarinstellingen |
Transactievolume: Het aantal afwikkelingsinstructies dat verwerkt wordt door de effectenbewaarinstelling |
€ 12.194 |
|
Centrale tegenpartijen |
Omzet: De aan de hand van de artikelen 41, 42 en 43 van Verordening (EU) Nr. 648/2012 (EMIR-verordening) te bepalen waarde van het geheel aan middelen dat de centrale tegenpartij aanhoudt ter dekking van de risico’s die zij loopt. |
€ 40.420 vermeerderd met: |
|
>€ 0 tot en met € 10 miljoen |
€ 3.023 per € miljoen omzet |
||
>€ 10 miljoen tot en met € 100 miljoen |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 914 per € miljoen omzet |
||
>€ 100 miljoen tot en met € 1 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 141 per € miljoen omzet |
||
>€ 1 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 93 per miljoen € omzet |
||
Effectenuitgevende instellingen: markt |
Marktkapitalisatie: De gemiddelde marktkapitalisatie (GMK) van de instelling. |
Personen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 21, van verordening (EU) nr. 596/2014 of artikel 5:33, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht voor zover het aandelen uitgevende personen betreft niet zijnde beleggingsmaatschappijen: |
€ 9.050 vermeerderd met: |
>€ 0 tot en met € 500 miljoen GMK |
€ 38,67 per € miljoen GMK |
||
>€ 500 miljoen tot en met € 1 miljard GMK |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 23,55 per € miljoen GMK |
||
>€ 1 miljard tot en met € 5 miljard GMK |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 10,95 per € miljoen GMK |
||
>€ 5 miljard GMK |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,66 per € miljoen GMK |
||
Personen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 21, van verordening (EU) nr. 596/2014 of artikel 5:33, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht voor zover het aandelen uitgevende personen betreft zijnde beleggingsmaatschappijen |
€ 1.240 |
||
Personen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel 21, van verordening (EU) nr. 596/2014 of artikel 5:33, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht voor zover het schuldpapier uitgevende personen betreft |
€ 920 |
||
Effectenuitgevende instellingen: verslaggeving |
Marktkapitalisatie terwijl voor partijen die geen marktkapitalisatie kennen het eigen vermogen relevant is: Marktkapitalisatie: De gemiddelde marktkapitalisatie (GMK) van de instelling. Eigen vermogen: Eigen vermogen (EV). |
Personen als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving voor zover zij een geconsolideerde jaarrekening opstellen: |
€ 4.990 vermeerderd met: |
>€ 0 tot en met € 500 miljoen GMK of EV |
€ 19,58 per € miljoen GMK of EV |
||
>€ 500 miljoen tot en met € 1 miljard GMK of EV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 11,89 per € miljoen GMK of EV |
||
>€ 1 miljard tot en met € 5 miljard GMK of EV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 5,95 per € miljoen GMK of EV |
||
>€ 5 miljard GMK of EV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,34 per € miljoen GMK of EV |
||
Personen als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving voor zover zij geen geconsolideerde jaarrekening opstellen |
€ 2.340 |
||
Financiële infrastructuur: marktexploitanten, exploitanten van een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit, datarapporterings-dienstverleners en beheerders van benchmarks. |
Omzet: Omzet gerelateerd aan de activiteiten waarvoor de vergunning is verleend. |
Personen als bedoeld in artikel 5:26 Wft. waaraan een vergunning is verleend als Marktexploitant of een beleggingsonderneming die in Nederland een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit exploiteert en beheert, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:96 Wft of een in Nederland actief zijnde houder van een met een gereglementeerde markt vergelijkbaar systeem uit een staat die geen lidstaat van de Europese Unie is, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 5:26 Wft. |
€ 75.000 vermeerderd met: |
>0 tot en met € 20 miljoen omzet |
€ 12,80 per € 1.000 omzet |
||
>€ 20 tot en met € 40 miljoen omzet |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 13,60 per € 1.000 omzet |
||
>€ 40 tot en met € 60 miljoen omzet |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 25,80 per € 1.000 omzet |
||
>€ 60 miljoen omzet |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 35,25 per € 1.000 omzet |
||
Personen als bedoeld in artikel 2:103c Wft waaraan een vergunning is verleend als datarapporterings-dienstverlener of een marktexploitant als bedoeld in artikel 2:103e Wft, tweede lid, waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 5:26 Wft, eerste lid, en in de vergunning is vermeld dat deze is verleend voor werkzaamheden als bedoeld in de definitie van datarapporteringsdienst, bedoeld in artikel 1:1 Wft of een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 2:103e Wft, eerste lid, waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 2:96, eerste lid, is verleend voor het exploiteren van een georganiseerde handelsfaciliteit of een multilaterale handelsfaciliteit, en in de vergunning is vermeld dat deze is verleend voor werkzaamheden als bedoeld in de definitie van datarapporteringsdienst, bedoeld in artikel 1:1 |
€ 25.000 |
||
Een beheerder van een benchmark als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van Verordening EU nr 2016/1011 (Benchmarks) waaraan in Nederland een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel a, van die verordening. |
€ 12.000 |
||
Een beheerder van een benchmark als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van Verordening EU nr 2016/1011 (Benchmarks) waaraan in Nederland een registratie is verleend als bedoeld in artikel 34, eerste lid, onderdeel a, van die verordening |
€ 10.000 |
||
Een wettelijke vertegenwoordiger van een derde land beheerder waaraan in Nederland erkenning is verleend als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van Verordening EU nr. 2016/1011 (Benchmarks) |
€ 5.000 |
||
Een Nederlandse onder toezichtstaande instelling als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van Verordening EU nr 2016/1011 (Benchmarks) beschikkende over een goedgekeurde bekrachtiging van een in een derde land aangeboden benchmark of benchmarkgroep als bedoeld in artikel 33, eerste lid, van die verordening |
€ 7.000 |
||
Een Nederlandse onder toezichtstaande instelling als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van Verordening EU nr. 2017/2402 (Securitisaties) |
€ 5.400 |
||
een Nederlandse onder toezichtstaande instelling als bedoeld in artikel 28 van Verordening EU nr. 2017/2402 (Securitisaties). |
€ 2.600 |
||
Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen |
Deze categorie kent twee heffingsmaatstaven die beide worden toegepast: 1. Deelnemers: Aantal actieve deelnemers 2. Vermogen: Som van de technische voorzieningen en het eigen vermogen (TV+EV) |
€ 794 vermeerderd met: |
|
Deelnemers: >0 tot en met 100.000 deelnemers |
€ 0,49 per deelnemer |
||
> 100.000 tot en met 500.000 deelnemers |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,05 per deelnemer |
||
>500.000 tot en met 1.000.000 deelnemers |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,03 per deelnemer |
||
>1.000.000 deelnemers |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,03 per deelnemer |
||
In combinatie met Vermogen: |
In alle gevallen vermeerderd met: |
||
>€ 0 tot en met € 10 miljard TV+EV |
€ 3,05 per € miljoen TV+EV |
||
> € 10 miljard tot en met € 50 miljard TV+EV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,50 per € miljoen TV+EV |
||
>€ 50 miljard tot en met € 100 miljard TV+EV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,13 per € miljoen TV+EV |
||
>€ 100 miljard TV+EV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,04 per € miljoen TV+EV |
||
Verzekeraars: Leven- en pensioen |
Premie-inkomen: Bruto premie-inkomen in Nederland (BPIN) uit pensioenverzekeringen en levensverzekeringen |
€ 4.170 vermeerderd met: |
|
>€ 0 tot en met € 1 miljard BPIN |
€ 745,20 per € miljoen BPIN |
||
>€ 1 miljard tot en met € 2 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 443,95 per € miljoen BPIN |
||
>€ 2 miljard tot en met € 3 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 150,63 per € miljoen BPIN |
||
>€ 3 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 38,05 per € miljoen BPIN |
||
Verzekeraars: Schade niet zijnde zorg |
Premie-inkomen: Bruto premie-inkomen in Nederland (BPIN) uitgezonderd het premie-inkomen uit zorgverzekeringen en aanvullende ziektekostenverzekeringen |
€ 1.570 vermeerderd met: |
|
>€ 0 tot en met € 1 miljard BPIN |
€ 177,05 per € miljoen BPIN |
||
>€ 1 miljard tot en met € 2 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 106,03 per € miljoen BPIN |
||
>€ 2 miljard tot en met € 3 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 35,35 per € miljoen BPIN |
||
>€ 3 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 8,76 per € miljoen BPIN |
||
Verzekeraars: zorg |
Premie-inkomen: Bruto premie-inkomen in Nederland (BPIN) voorzover afkomstig uit aanvullende ziektekostenverzekering |
€ 13.900 vermeerderd met: |
|
>€ 0 tot en met € 1 miljard BPIN |
€ 40,74 per € miljoen BPIN |
||
>€ 1 miljard tot en met € 2 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 24,28 per € miljoen BPIN |
||
>€ 2 miljard tot en met € 3 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 8,18 per € miljoen BPIN |
||
>€ 3 miljard BPIN |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 1,98 per € miljoen BPIN |
2. Twee of meer aanbieders van beleggingsobjecten waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:55 van de Wet op het financieel toezicht en die gedurende het gehele jaar, in steeds dezelfde samenstelling, gezamenlijk aanbiedingen doen aan consumenten, of deze aanbiedingen aan consumenten gezamenlijk beheren, worden voor de toepassing van dit artikel aangemerkt als één persoon.
Voor het kalenderjaar 2020 worden de bandbreedtes en tarieven, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019, voor de personen die onder toezicht van De Nederlandsche Bank vallen, bedoeld in bijlage 2, onderdeel B, van dat besluit als volgt vastgesteld:
Toezichtcategorie |
Maatstaf |
Bandbreedtes |
Tarieven |
---|---|---|---|
Aanbieders van diensten met betrekking tot virtuele valuta; |
Omzet verkregen uit het aanbieden van diensten voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta Omzet verkregen uit het aanbieden van bewaarportemonnees. |
Aanbieders voor het wisselen tussen virtuele valuta en fiduciaire valuta die op grond van artikel 23b, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme zijn geregistreerd of aanbieders van bewaarportemonnees die op grond van artikel 23b, tweede lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme zijn geregistreerd. |
€ 29.850 |
Banken en kredietunies |
Voor banken (personen a,b,d,e,f): Minimum omvang toetsingsvermogen (MTV): Minimum omvang toetsingsvermogen berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de Wet op het financieel toezicht worden bepaald |
Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:11, 2:20, 3:4, eerste lid, of 3:110, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht |
€ 35.000 vermeerderd met: |
>€ 0 tot en met € 80 miljoen MTV |
€ 7.433 per € miljoen MTV |
||
>€ 80 miljoen tot en met € 400 miljoen MTV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 3.201 per € miljoen MTV |
||
>€ 400 miljoen tot en met € 4 miljard MTV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 1.683 per € miljoen MTV |
||
>€ 4 miljard MTV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 491 per € miljoen MTV |
||
Beheerders van beleggingsinstellingen en van icbe’s, beleggingsondernemingen, bewaarders alsmede marktexploitanten die een MTF of georganiseerde handelsfaciliteit exploiteren |
Voor bewaarders (personen a): een vast bedrag. Voor beheerders van beleggingsinstellingen en icbe’s alsmede beleggingsondernemingen (personen b, c en d): Vergunning en type beleggingsdienst of -activiteit in combinatie met vermogen: a. – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:65 Wft beheren van een beleggingsinstelling in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst of activiteit als genoemd in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a,b of d Wft of artikel 2:97, vierde lid, Wft; |
€ 4.500 in voorkomend geval vermeerderd met: |
|
Type beleggingsdienst of -activiteit Ontvangen en doorgeven van orders als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
€ 0 |
||
Uitvoeren van orders voor rekening van cliënten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: €5.000 |
||
Vermogensbeheer als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 5.000 |
||
– het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:69b Wft beheren van een icbe, in een voorkomend geval verhoogd met een bedrag per type dienst genoemd in artikel 2:97, derde lid, Wft; – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft verlenen van een van de beleggingsdiensten genoemd in de onderdelen a tot en met f van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’ – het op grond van een vergunning als bedoeld in artikel 2:96 Wft verrichten van een van de beleggingsactiviteiten genoemd in de onderdelen a en b van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verrichten van een beleggingsactiviteit; b. de omvang van het totaal van: – het balanstotaal van de beheerde beleggingsinstelling(en); – het balanstotaal van de beheerde icbe (’s); – het beheerd individueel vermogen zoals omschreven in het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het beheren van individueel vermogen’, welk begrip wordt gebruikt in onderdeel c van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’, in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel a, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft; – het vermogen waarover wordt geadviseerd bij het ‘adviseren over financiële instrumenten’ zoals genoemd in onderdeel d van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verlenen van een beleggingsdienst’, in artikel 2:67a, tweede lid, onderdeel b, Wft en in artikel 2:97, derde of vierde lid, Wft; – honderd maal het minimum aan te houden toetsingsvermogen dat door DNB is vastgesteld van degene die handelt voor eigen rekening zoals genoemd in onderdeel a van het in artikel 1:1 Wft gedefinieerde begrip ‘het verrichten van een beleggingsactiviteit’. |
Beleggingsadvies als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0 |
|
Begeleiden of overnemen van emissies met plaatsingsgaranties als bedoeld in artikel 1:1van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 7.500 |
||
Begeleiden van emissies zonder plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 4.500 |
||
In combinatie met vermogen Balanstotaal (BT) € 0 tot en met € 1 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 22,77 per miljoen BT |
||
> € 1 miljard tot en met € 10 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 14,35 per miljoen BT |
||
> € 10 miljard tot en met € 50 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 5,69 per miljoen BT |
||
> € 50 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,91 per miljoen BT |
||
Beheerd individueel vermogen (BV) € 0 tot en met € 1 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 22,77 per miljoen BV |
||
> € 1 miljard tot en met € 10 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 14,35 per miljoen BV |
||
> € 10 miljard tot en met € 50 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 5,69 per miljoen BV |
||
> € 50 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,91 per miljoen BV |
||
Vermogen waarover geadviseerd wordt: € 0 tot en met € 1 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 1.750 |
||
> € 1 miljard tot en met € 10 miljard |
€ 3.500 |
||
> € 10 miljard tot en met € 50 miljard |
€ 7.000 |
||
> € 50 miljard |
€ 15.000 |
||
Honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen € 0 tot en met € 1 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 22,77 per miljoen van honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen |
||
> € 1 miljard tot en met € 10 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 14,35 per miljoen van honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen |
||
> € 10 miljard tot en met € 50 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 5,69 per miljoen van honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen |
||
> € 50 miljard |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,91 per miljoen van honderd maal het aan te houden toetsingsvermogen |
||
Betaalinstellingen, clearinginstellingen en elektronischgeldinstellingen |
Bruto-provisie-inkomsten (PI) |
Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:3a, eerste lid, 2:4, of 2:10a van de Wet op het financieel toezicht: |
€ 5.000 in voorkomend geval vermeerderd met: |
Personen met PI in het bereik van: € 0 tot en met € 1 miljoen |
€ 101,50 per € 1.000 |
||
>€ 1 miljoen tot en met € 10 miljoen |
€ 34,60 per € 1.000 |
||
>€ 10 miljoen tot en met € 50 miljoen |
€ 2,49 per € 1.000 |
||
>€ 50 miljoen |
€ 0,26 per € 1.000 |
||
Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:54i, eerste lid, of 2:54l, eerste lid van de Wet op het financieel toezicht |
€ 3.000 |
||
Depositogarantiestelsel: banken |
Gegarandeerde deposito’s (GDs) |
€ 500 vermeerderd met: |
|
< 1 miljard GDs |
€ 30,50 per € 1.000.000 GDs |
||
1 tot en met 10 miljard GDs |
€ 24,40 per € 1.000.000 GDs |
||
> 10 miljard GDs |
€ 18,30 per € 1.000.000 GDs |
||
Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen |
Instellingen met vereist eigen vermogen (excl. premie-pensioeninstellingen): Som van de technische voorziening pensioenverplichting en het vereist eigen vermogen (TV+VEV), vermenigvuldigd met een bonus/malus factor. De bonus/malus factor is gelijk aan de som van de technische voorziening pensioenverplichting en het vereist eigen vermogen (TV+VEV), gedeeld door de som van de technische voorziening pensioenverplichtingen en het (aanwezige) eigen vermogen (TV+EV). |
€ 2.000 vermeerderd met: |
|
>€ 0 tot en met € 10 miljard TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
€ 52,93 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
||
>€ 10 miljard tot en met € 50 miljard TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 7,94 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
||
>€ 50 miljard tot en met € 100 miljard TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 2,12 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
||
>€ 100 miljard TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,53 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor: ((TV+VEV)/(TV+EV)) |
||
Instellingen zonder vereist eigen vermogen (en premie-pensioeninstellingen): Technische voorziening pensioenverplichting (TV) |
€ 2.000 vermeerderd met: |
||
>€ 0 tot en met € 10 miljard TV |
€ 52,93 per € miljoen TV |
||
>€ 10 miljard tot en met € 50 miljard TV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 7,94 per € miljoen TV |
||
>€ 50 miljard tot en met € 100 miljard TV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 2,12 per € miljoen TV |
||
>€ 100 miljard TV |
in voorkomend geval vermeerderd met: € 0,53 per € miljoen TV |
||
Resolutie: banken en beleggingsondernemingen |
Total assets: Het totaal van activa op de balans zoals door banken en beleggingsondernemingen gerapporteerd aan De Nederlandsche Bank |
€ 500 vermeerderd met: € 2,87 per € miljoen total assets |
|
Resolutie: verzekeraars |
Omvang technische voorziening (TV) |
€ 100 vermeerderd met: € 9,36 per € miljoen TV |
|
Trustkantoren |
Omzet |
Personen met een omzet in het bereik van: € 0 tot en met € 0,1 miljoen |
€ 7.500 |
>€ 0,1 miljoen tot en met € 0,2 miljoen |
€ 18.000 |
||
>€ 0,2 miljoen tot en met € 0,5 miljoen |
€ 32.500 |
||
>€ 0,5 miljoen tot en met € 1 miljoen |
€ 48.500 |
||
>€ 1 miljoen tot en met € 2 miljoen |
€ 72.500 |
||
>€ 2 miljoen tot en met € 5 miljoen |
€ 105.000 |
||
>€ 5 miljoen tot en met € 20 miljoen |
€ 150.000 |
||
>€ 20 miljoen |
€ 185.000 |
||
Verzekeraars niet zijnde zorgverzekeraars |
Premie-inkomen; Bruto premie-inkomen (BPI) |
€ 2.000 vermeerderd met: |
|
>€ 0 |
€ 1732 per € miljoen BPI |
||
Zorgverzekeraars |
Aantal verzekerden |
€ 2.000 vermeerderd met: |
|
>0 verzekerden |
€ 0,26 per verzekerde |
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
Jaarlijks worden voor het desbetreffende kalenderjaar de bandbreedtes en tarieven vastgesteld voor de vergoeding van toezichtkosten door de financiële sector. Deze regeling stelt de bandbreedtes en tarieven voor het kalenderjaar 2020 vast. Hieronder is eerst de systematiek van de verdeling van de kosten van het toezicht op de financiële sector uitgelegd. Daarna is ingegaan op de verschillen in de kostenverdeling met de regeling voor het kalenderjaar 2019.
De wijze waarop de kosten van het doorlopend toezicht op de financiële markten door de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank NV (DNB) jaarlijks in rekening worden gebracht bij onder toezicht staande instellingen1 is geregeld in artikel 15 van de Wet bekostiging financieel toezicht 2019 (Wbft 2019) en nader uitgewerkt in het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019.
Allereerst wordt vastgesteld welke bedragen in totaal in rekening worden gebracht voor het toezicht. De berekening van het jaarlijks door te berekenen bedrag is geregeld in artikel 15 van de Wbft 2019. Daaruit volgt dat onder meer rekening wordt gehouden met het exploitatiesaldo van de toezichthouders in het voorafgaande jaar.
De berekening van de totaal door te berekenen toezichtkosten voor het doorlopend toezicht in het jaar 2020 is in onderstaand overzicht weergegeven. Tabel 1 heeft betrekking op de totale toezichtkosten van de AFM en DNB. In Tabel 2 is voor DNB een splitsing naar toezichtcategorie gemaakt, omdat DNB met ingang van 1 januari 2019 de kosten per categorie direct in de begroting opneemt.
AFM |
DNB toezicht |
|
---|---|---|
Totaal begrote toezichtkosten |
106,2 |
211,4 |
Af: Begrote opbrengsten ter dekking eenmalige toezichthandelingen |
8,8 |
2,0 |
Af: Begrote kosten BES-toezicht |
0,4 |
2,0 |
Overige kosten |
||
Exploitatiesaldo 2019 |
-0,5 |
-6,1 |
Totaal te heffen op grond van art. 13 van de Wbft |
97,5 |
213,4 |
Begroting |
Exploitatiesaldo |
Eenmalige handelingen |
Door te berekenen |
|
---|---|---|---|---|
Aanbieders virtuele valutadiensten |
1.745 |
375 |
1.330 |
|
Banken |
85.556 |
6.495 |
500 |
78.561 |
Beleggingsinstellingen |
9.123 |
727 |
200 |
9.649 |
Betaalinstellingen |
7.907 |
1.603 |
500 |
9.010 |
DGS: banken |
10.568 |
-780 |
9.788 |
|
Pensioenfondsen |
31.522 |
388 |
100 |
31.810 |
Resolutie: banken |
7.650 |
755 |
6.895 |
|
Resolutie: verzekeraars |
4.467 |
960 |
3.507 |
|
Trustkantoren |
4.930 |
882 |
5.813 |
|
Overige verzekeraars |
41.282 |
11.586 |
500 |
52.368 |
Zorgverzekeraars |
4.618 |
-130 |
4.489 |
Nadat de totaal te heffen bedragen zijn bepaald, worden zij voor de doorberekening door de AFM aan de hand van procentuele aandelen die zijn opgenomen in bijlage 1, onderdeel A, van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019 toegerekend aan de daar opgenomen toezichtcategorieën. Voor de doorberekening door DNB volgen de bedragen per categorie al uit de begroting van DNB.
Het aan een toezichtcategorie toegerekende bedrag wordt omgeslagen over de personen die deel uitmaken van die categorie. Dit gebeurt met behulp van maatstaven die zijn opgenomen in bijlage 1, onderdeel B, en 2, onderdeel B, van het Besluit bekostiging financieel toezicht 2019. De maatstaven worden in deze regeling nader ingedeeld in bandbreedtes. Voor elke bandbreedte geldt een tarief. Daarnaast geldt in de meeste gevallen een minimumtarief.
Bij het vaststellen van de minimumtarieven en de tarieven van de bandbreedtes worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
a. bij het vaststellen van de minimumtarieven wordt rekening gehouden met het draagkrachtbeginsel;
b. de tariefstructuur wordt in principe gevormd door een minimumtarief in combinatie met maximaal vier (degressieve) bandbreedtes waarbij de verschuldigde bedragen van het minimumtarief en de bandbreedte(s) die op de persoon onder toezicht van toepassing zijn bij elkaar worden opgeteld;
c. in een aantal toezichtcategorieën waar dit vanwege de samenstelling van de toezichtcategorie meer voor de hand ligt, wordt gewerkt met een schijvenstructuur waarbij de hoogte van de op te leggen heffing overeenkomt met het tarief van de bandbreedte (het ‘bereik’) waarin de onder toezicht staande persoon, vanwege zijn (bedrijfs)omvang, valt. In sommige gevallen wordt gewerkt met één vast tarief;
d. er bestaat zo veel mogelijk consistentie in de tariefstructuren (bandbreedtes en mate van degressiviteit) van categorieën die zowel onder toezicht staan van de AFM als van DNB.
Om de op te leggen heffing vast te stellen, bepaalt de toezichthouder in welke bandbreedte de betreffende onder toezichtstaande persoon valt. Indien een persoon in meerdere bandbreedtes valt, is hij voor ieder van die bandbreedtes het daarbij behorende tarief verschuldigd. Dit komt in de regeling tot uitdrukking door de woorden ‘in voorkomend geval vermeerderd met’. Het aldus verschuldigde bedrag wordt verhoogd met een vast minimumtarief.
Voor de volgende toezichtcategorieën wordt van deze systematiek afgeweken:
– Voor de categorieën ‘Afwikkelondernemingen, betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen’ van de AFM, en ‘Trustkantoren’ van DNB is de heffing gelijk aan het vaste tarief dat is vastgesteld voor de hoogste bandbreedte waarin de onder toezicht staande persoon valt.
– Bij de toezichtcategorieën ‘Accountantsorganisaties’, `Beheerders van beleggingsinstellingen en van icbe’s alsmede bewaarders alsmede aanbieders van beleggingsobjecten alsmede beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening (exclusief exploitanten van een MTF)`en ‘Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen’ van de AFM is de bandbreedte gekoppeld aan twee maatstaven waardoor de toezichthouder tweemaal moet vaststellen in welke bandbreedtes de betreffende onder toezicht staande persoon valt.
– Voor een aantal personen in de categorieën ‘Effectenuitgevende instellingen: markt’, ‘Effectenuitgevende instellingen: verslaggeving’ en ‘Financiële infrastructuur: marktexploitanten, exploitanten van een MTF of een georganiseerde handelsfaciliteit, datarapporteringsdienstverleners en beheerders van benchmarks’ (AFM) geldt enkel een vast tarief.
Hieronder wordt ingegaan op de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de tarieven in 2019.
Het door te berekenen bedrag voor het doorlopend toezicht 2020 stijgt met 5,3%, bij een licht dalende begroting. De stijging is voornamelijk het gevolg van een in 2019 met de markt verrekend exploitatieoverschot uit het voorgaande jaar. Aangezien dit overschot er over het jaar 2019 niet is, is het door te berekenen bedrag voor alle categorieën 5,3% hoger. Per categorie kan het effect anders uitvallen doordat aan de ene kant de maatstafwaarden zijn gewijzigd (bijvoorbeeld door een stijging van de omzet in de categorie) of de populatie anders is (meer of minder partijen). Hieronder wordt ingegaan op de categorieën waarbij sprake is van substantiële wijzigingen in de tarieven.
Er is in 2020 sprake van een 9,2% hoger te heffen bedrag dan in 2019. Een belangrijk deel van het verschil met 2019 is ontstaan doordat in dat jaar een exploitatieoverschot van circa € 1 miljoen met de categorie is verrekend. Door de nieuwe maatstaf (was: aantal fte’s; in 2020: omzet) ontstaat dit jaar een herverdelingseffect. Hierdoor zal circa 30% van de populatie een hogere heffing ontvangen, tegenover 70% die een lagere heffing krijgt opgelegd in vergelijking met de heffing 2020 op basis van fte’s. Het basistarief is ongewijzigd ten opzichte van 2019. Met name de kleine ondernemingen gaan daardoor relatief minder betalen. De populatie is gedaald met 2,3% tot 6.882 instellingen.
Ook bij deze categorie is sprake van toepassing van een nieuwe maatstaf waarmee het door te berekenen bedrag op een evenwichtigere manier onder de instellingen verdeeld kan worden. Dit heeft invloed op de individuele heffingen. Een stijging van de populatie met 28,5% dempt de stijging van de tarieven. Bij het vaststellen van de tarieven is rekening gehouden met de onzekerheden die rond Brexit en de activiteiten van nieuwkomers spelen.
In april 2019 is de eerste vergunning in deze categorie verstrekt. Dit betekent dat er dit jaar voor het eerst een volledige heffing zal worden opgelegd.
In 2020 is sprake van een 15,7% hoger tarief dan in 2019. De tariefberekening 2020 is gebaseerd op de ontvangen maatstafwaarden uit 2019. Het hogere tarief is het gevolg van een daling in de populatie met 10%. Dit wordt beperkt gecompenseerd door hogere maatstafwaarden.
Bij deze categorie zijn verschillende wijzigingen. Allereerst is er bij de handelsplatformen sprake van een nieuwe maatstaf ten opzichte van 2019. De vergoeding wordt gebaseerd op basis van omzet uit vergunningplichtige activiteiten in plaats van aantal transacties. Er ontstaat in deze categorie een herverdelingseffect vanwege de gewijzigde maatstaf. Het aantal platformen is gestegen met 8 naar in totaal 15. Daarbij hebben er meer partijen gehandeld, waarvan een deel vorig jaar vanwege geen of beperkte activiteiten slechts een basisbedrag betaalde. Bij het door te berekenen bedrag is rekening gehouden met de onzekerheden rond Brexit en de daarmee gepaardgaande overzetting van activiteiten naar Nederland. Bij de tariefstelling is derhalve rekening gehouden met de activiteiten die feitelijk naar Nederland zijn verplaatst. Gezien deze omstandigheden kan dit er in 2020 toe leiden dat de kosten niet volledig worden opgehaald. Afhankelijk van de daadwerkelijk gemaakte kosten, de inkomsten en kosten bij andere categorieën en de inkomsten uit boetes en verbeurde dwangsommen kan dit tot een exploitatietekort leiden.
Daarnaast zijn in deze categorie voor het eerst tarieven vastgesteld voor beheerders van benchmarks en van securitisatiepartijen. Dit betreffen vaste bedragen.
In 2020 is bij deze categorie sprake van een 15% hoger tarief dan in 2019. Dit is een gevolg van dalende maatstafwaarden.
Bij DNB is bij de meeste categorieën sprake van een stijging van de tarieven. Dit houdt verband met enerzijds een verhoging van de begroting in de meeste gevallen ten opzichte van 2019 en in een aantal specifieke gevallen met een tekort over 2019 dat in 2020 verrekend moet worden. In het algemeen is gestreefd de kleinere instellingen zoveel mogelijk te ontzien. De basisbedragen zijn dan ook in de meeste gevallen gelijk gebleven. Hieronder wordt ingegaan op de categorieën waar sprake is van substantiële verschillen ten opzichte van 2019.
Deze instellingen staan in 2020 voor het eerst onder toezicht van DNB. Omdat over deze instellingen geen gegevens van 2019 beschikbaar zijn met betrekking tot de omzet, is het niet mogelijk om de kosten naar draagkracht te verdelen. In 2020 is er derhalve enkel sprake van een basisbedrag dat voor alle instellingen geldt. Dit basisbedrag is daardoor relatief hoog. Omdat ook nog onzeker is hoeveel partijen in 2020 onder het toezicht van DNB gaan vallen en de basisbedragen in ieder geval niet onnodig hoog zouden moeten zijn, is gekeken naar de bandbreedte van het te verwachten aantal instellingen en is uitgegaan van een relatief hoog aantal binnen die bandbreedte. Mochten er minder instellingen onder het toezicht vallen in 2020 en er een tekort ontstaat, dan moet dit in 2021 worden verrekend. In dat jaar is het mogelijk om de kosten naar draagkracht te verspreiden.
Het genoemde basisbedrag in deze regeling zal feitelijk voor de partijen een stuk lager liggen. Het bedrag is gebaseerd op een jaartarief. De wetgeving voor deze partijen is echter pas per 21 mei 2020 in werking getreden. De meeste partijen vallen vanaf dat moment onder toezicht. Het bedrag dat die partijen moeten betalen moet naar rato van het deel van het jaar dat zij onder toezicht vallen berekend worden. Voor die partijen zal dit ongeveer neer komen op iets meer dan 18.000 euro.
Het te heffen bedrag voor het bankentoezicht neemt toe. Dit is met name veroorzaakt door een stijging van de begroting. Het te heffen bedrag wordt geheven via een basisbedrag en daarboven op een variabel tarief gebaseerd op de minimum omvang van het toetsingsvermogen. Dit variabele tarief bestaat uit een viertal schijven met een degressief tariefverloop op basis van een vaste verhouding tussen de tarieven. Het basisbedrag wordt gehandhaafd op EUR 35.000 en de variabele tarieven van de vier schijven worden gelijkmatig (met circa 2,5%) verhoogd.
De in 2020 in rekening te brengen kosten nemen toe ten opzichte van 2019. Dit wordt enerzijds veroorzaakt door de toename van de begroting ad EUR 1,9 miljoen en anderzijds door uit 2019 te verrekenen kosten. De vaste tarieven zijn relatief gezien het minst verhoogd, om kleine partijen te ontzien. Hierdoor nemen de variabele tarieven in 2020 sterker toe.
Het te heffen bedrag voor betaalinstellingen neemt fors toe. Enerzijds als gevolg van de stijging van de begroting 2020 en anderzijds als gevolg van de nacalculatie over 2019. Het basisbedrag wordt relatief beperkt verhoogd naar EUR 5.000, omdat er partijen zijn die alleen dit basisbedrag betalen. In verband daarmee is de tariefverhoging in de onderste schijf iets getemperd.
Het te heffen bedrag voor het pensioentoezicht neemt met 5% toe. Dit is met name veroorzaakt door een stijging van de begroting. Het te heffen bedrag wordt geheven via een basisbedrag en daarboven op een variabel tarief gebaseerd op de som van de Technische Voorziening en het vereist eigen vermogen, waarbij (via een bonus/malusregeling) rekening wordt gehouden met de omvang van het eigen vermogen (EV) in relatie tot het vereist eigen vermogen (VEV). Dit variabele tarief bestaat uit een viertal schijven met een degressief tariefverloop. Door een geringe toename van de totale heffingsmaatstaf (circa 1,5% kunnen de kosten worden gedekt met een tariefstijging van 3,5%.
Het te heffen bedrag voor resolutie banken en (enkele) beleggingsondernemingen neemt in 2020 toe. Dit is met name veroorzaakt door een stijging van de begroting. Het te heffen bedrag wordt geheven via een basisbedrag en daarboven op een variabel tarief gebaseerd op de Total assets ultimo 2019 (lineaire functie). Het basisbedrag blijft gelijk en het variabele tarief is verhoogd met 10%.
Het te heffen bedrag voor resolutie verzekeraars neemt af ondanks de toename van de begroting. Dit wordt enerzijds veroorzaakt doordat in de heffing 2019 ook de aanloopkosten van 2018 ad (EUR 1.237.000) waren begrepen, anderzijds was er in 2019 sprake van een onderschrijding van de begroting. Dit wordt in 2020 aan de sector teruggegeven. Het basisbedrag blijft gelijk en het variabele tarief wordt verlaagd van EUR 13,47 naar EUR 9,36.
Het totaal in 2020 te heffen bedrag stijgt met bijna EUR 1,8 miljoen, zijnde 44% ten opzichte van 2019. Deze stijging wordt in gelijke mate veroorzaakt door een toename van de begroting 2020 en de overschrijding van de begroting in 2019. Tegelijk neemt de populatie in deze categorie af. De verhoging van de tarieven neemt toe naarmate de omvang van de omzet toeneemt. Hierdoor doen de grootste procentuele stijgingen zich voor in de schalen met de hoogste omzetten.
Bij deze categorie is sprake van een aanzienlijke stijging van het variabele tarief. In 2019 is het tarief achteraf bezien te laag vastgesteld op EUR 903 in plaats van EUR 1.148, doordat het tarief was gebaseerd op een te hoge opgave van Bruto premie inkomsten (BPI). Het ‘kale’ variabele tarief voor toezicht verzekeraars gebaseerd op de begroting 2020 neemt toe van (gecorrigeerd) EUR 1.148 tot EUR 1.347 per (EUR 1 mln BPI). Dit wordt veroorzaakt door de stijging van de begroting onder andere in verband met de kosten van de digitale strategie.
In 2020 dient ook nog de nacalculatie over 2019 in rekening te worden gebracht ad in totaal 11,6 mln. Dit bedrag bestaat enerzijds uit de gevolgen van het te laag vastgestelde tarief over 2019 (EUR 7,8 mln) en de overschrijding van de begroting 2019. Het effect van de naheffing op het tarief bedraagt EUR 385. Inclusief de nacalculatie 2020 komt het tarief 2020 uit op EUR 1.732.
Bij deze categorie blijft het basisbedrag gelijk stijgt het variabele bedrag van EUR 0,21 naar EUR 0,26 per verzekerde. Dit houdt verband met de stijging van de begroting voor deze categorie.
De nieuwe tarieven hebben financiële gevolgen voor de ondertoezichtstaande instellingen. De gevolgen zijn afhankelijk van de categorie waartoe een instelling behoort. Hierboven is reeds ingegaan op de belangrijkste wijzigingen in de tarieven ten opzichte van 2019. De regeling is beperkt tot het vaststellen van tarieven en heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten.
De regeling treedt de dag na publicatie in werking. Op basis van de tarieven en staffels in de regeling zullend e AFM en DNB vervolgens facturen sturen aan de instellingen die bij hen onder toezicht staan.
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees
In overeenstemming met de in de Wet bekostiging financieel toezicht gehanteerde begrippen wordt hierna gesproken van 'personen'.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2020-31866.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.