TOELICHTING
1. Inleiding
Kinderopvangorganisaties werden door de uitbraak van het COVID-19-virus gedwongen
te sluiten op 16 maart 2020. Ouders konden daardoor, behoudens ingeval van noodopvang,
geen gebruik meer maken van de diensten van kinderopvangorganisaties. De afgelopen
tijd is nog duidelijker geworden dat kinderopvang een belangrijke randvoorwaarde is
voor ouders en andere verzorgers om arbeid en zorg goed te kunnen combineren. Omdat
de financiering van de sector voor een groot deel bestaat uit overheidsgeld (kinderopvangtoeslag)
dat via ouders loopt, heeft het kabinet ouders opgeroepen de rekening van de kinderopvang
te blijven betalen. Het door laten lopen van de reguliere betaling door ouders had
verschillende voordelen. Ouders behielden op deze manier de plek voor hun kinderen
op de kinderopvang voor wanneer de kinderopvang weer regulier openging. Daarnaast
bleef de kinderopvang op deze manier gefinancierd en waren kinderopvangorganisaties
bovendien in staat goede noodopvang te verzorgen. De sector bleef op deze manier zo
stabiel mogelijk waardoor de terugkeer naar de reguliere situatie gemakkelijker is
gemaakt. Ter ondersteuning van zijn oproep heeft het kabinet besloten de kinderopvangtoeslag
ontvangende ouder een tegemoetkoming uit te keren zo lang het maatregelenpakket voor
kinderopvang aanhield. Daartoe is de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO (hierna:
het besluit) vastgesteld. Het gepubliceerde besluit regelt dat ouders een tegemoetkoming
ontvangen vanwege de door hen betaalde eigen bijdrage in de kosten voor de kinderopvang
over de periode van 16 maart tot en met 19 mei 2020.
Voor een tegemoetkoming op basis van het besluit komen ouders in aanmerking die over
deze periode kinderopvangtoeslag hebben ontvangen en de eigen bijdrage aan de kinderopvangorganisatie
hebben betaald. De gegevens die op 6 april 2020 (peildatum) verwerkt zijn bij de Belastingdienst/Toeslagen
zijn bepalend voor de hoogte van de tegemoetkoming. De tegemoetkoming wordt – namens
de Minister van Financiën – van rechtswege vastgesteld door de Sociale Verzekeringsbank
(SVB) op basis van gegevens van de Belastingdienst/Toeslagen. De SVB gaat na het beschikken
tot uitbetaling van de tegemoetkoming over.
De beslissings- en uitbetalingssystematiek van het besluit geldt ook voor deze ministeriële
regeling (hierna: de regeling). De regeling zorgt er in essentie voor dat een iets
grotere groep ouders – met behulp van een tweede peildatum – de tegemoetkoming kan
krijgen.
In artikel 3, tweede lid, van het besluit is bepaald dat bij ministeriële regeling
de kring van rechthebbenden van de tegemoetkoming kan worden uitgebreid. Artikel 8
van het besluit schept de mogelijkheid om bij ministeriële regeling de in het besluit
genoemde tegemoetkomingsperiode te verlengen, af te wijken van de peildatum in artikel
5 van het besluit (6 april 2020) en het van rechtswege vaststellen van de tegemoetkoming.
Met deze regeling is gebruikgemaakt van de eerste twee mogelijkheden. De tegemoetkomingsperiode
van het besluit is verlengd tot en met 7 juni 2020 én er wordt afgeweken van de peildatum
van 6 april 2020 voor nieuwe groepen rechthebbenden voor wie die peildatum buitengewoon
nadelig uitvalt. Het kabinet heeft eerder besloten dat de tegemoetkoming doorloopt
gedurende de periode dat kinderopvang (gedeeltelijk) gesloten is. Vanaf 8 juni 2020
is de kinderopvang geheel opengegaan. De tegemoetkoming op grond van zowel het besluit
als de regeling ziet dus op de periode van 16 maart 2020 tot en met 7 juni 2020.
Er is geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid in artikel 8 van het besluit om bij
ministeriële regeling af te wijken van het ‘van rechtswege vaststellen van de tegemoetkoming’.
Met de systematiek van het van rechtswege beschikken wordt aangesloten bij de systematiek
van het besluit. Een aanvraagprocedure zou bovendien leiden tot extra administratieve
handelingen, voor zowel de uitvoering als voor de ouders.
2. Tegemoetkoming op grond van deze ministeriële regeling
Uitbreiding kring rechthebbenden
Voor de tegemoetkoming op basis van het besluit zijn de gegevens die op 6 april 2020
bij de Belastingdienst/Toeslagen zijn verwerkt vanwege het recht op kinderopvangtoeslag,
bepalend voor de hoogte van de tegemoetkoming. Het kan echter voorkomen dat ouders
over (een deel van) de periode van 16 maart 2020 tot en met 7 juni 2020 wel recht
hebben op kinderopvangtoeslag maar zij op de peildatum van 6 april 2020 nog geen kinderopvangtoeslag
hadden aangevraagd of dat zij die wel hadden aangevraagd, maar de toeslaggegevens
nog niet verwerkt waren bij de Belastingdienst/Toeslagen. Er is in die gevallen voor
een of meer kinderen geen kinderopvangtoeslag toegekend en om die reden geen of minder
tegemoetkoming vastgesteld. De situaties waarin kinderen van ouders met recht op kinderopvangtoeslag
over de betreffende tegemoetkomingsperiode op de peildatum van 6 april 2020 in het
geheel niet zijn meegenomen terwijl voor hen op een later moment (met terugwerkende
kracht) alsnog kinderopvangtoeslag wordt toegekend, worden beschouwd als buitengewoon
nadelig. Voor die gevallen treft deze regeling een voorziening. De voorziening bestaat
eruit dat voor ouders aan wie op een latere peildatum (zie hierna) over de tegemoetkomingsperiode
kinderopvangtoeslag is toegekend en die de eigen bijdrage in de kosten voor de kinderopvang
hebben betaald alsnog een tegemoetkoming wordt vastgesteld. Als het ouders betreft
aan wie voor het eerst kinderopvangtoeslag is toegekend, dan ontvangen zij alsnog
een beschikking met de hoogte van de tegemoetkoming. Als het ouders betreft aan wie
dan voor een tweede of volgend kind kinderopvangtoeslag is toegekend, ontvangen zij
een tweede tegemoetkomingsbeschikking als het tegemoetkomingsbedrag op de nieuwe peildatum
hoger is. Enkel in bovenstaande situaties komen ouders voor een tegemoetkoming op
grond van de regeling in aanmerking. Andere wijzigingen in de situatie van kinderopvangtoeslag
van ouders, inkomenswijzigingen of wijzigingen in uren kinderopvang, geven geen recht
op een tegemoetkoming in het kader van deze regeling. De noodzaak een eenvoudige regeling
tot stand te brengen en het buitengewone nadeel dat eerstgenoemde situaties opleveren,
hebben tot deze keuze geleid.
Peildatum en vaststelling tegemoetkoming
De tegemoetkoming op basis van deze regeling, voor de nieuwe groepen rechthebbenden,
wordt vastgesteld op basis van de gegevens voor kinderopvangtoeslag die op 4 september
2020 bij de Belastingdienst/Toeslagen verwerkt zijn (peildatum). De datum van 4 september
2020 sluit voor de Belastingdienst/Toeslagen aan op een vast beschikkingenmoment.
De Minister van Financiën stelt het bedrag van de tegemoetkoming ambtshalve vast.
Om de zekerheid te vergroten dat de toeslaggegevens op 4 september 2020 ook daadwerkelijk
door de Belastingdienst/Toeslagen verwerkt zijn, doen ouders er goed aan wijzigingen
zo snel mogelijk door te geven. Gegevens die door de Belastingdienst/Toeslagen op
4 september 2020 niet zijn verwerkt, kunnen in geen geval leiden tot een tegemoetkoming
op grond van deze regeling.
De berekening van de tegemoetkoming op grond van deze regeling, uitgevoerd door de
Belastingdienst/Toeslagen, gebeurt op grond van (de formule van) artikel 4 van het
besluit. Dit betekent dat de hoogte van de tegemoetkoming wordt berekend op basis
van het aantal kinderen per ouder dat gebruik maakt van kinderopvang, het aantal uren
per opvangsoort per kind dat is doorgegeven, de hoogte van het (geschatte) toetsingsinkomen
en de maximum uurprijs die geldt voor de betreffende soort(en) opvang.
Voor ouders die eerder een tegemoetkoming hebben gekregen en voor wie een herberekening
plaatsvindt maar voor wie een gelijke tegemoetkoming of een lagere tegemoetkoming
uit de herberekening komt vanwege de toepassing van de gegevens op de nieuwe peildatum,
volgt geen nieuwe beschikking. De ouder hoeft ook geen tegemoetkoming terug te betalen.
De ouder zal wel geïnformeerd worden.
Berekening tegemoetkoming
Het bedrag aan tegemoetkoming wordt per kind en per deelperiode apart berekend. Het
bedrag waar de ouder aanspraak op heeft, is het totaal dat uit de optelsom van deze
berekening(en) komt. Het bedrag dat de ouder ontvangt van de SVB is daarnaast ook
afhankelijk van het bedrag dat de ouder eventueel al heeft ontvangen bij het eerste
uitbetaalmoment van de SVB.
Aan de hand van enkele fictieve voorbeelden wordt de formule hierna doorlopen.
Eigen bijdrage per deelperiode = [aantal toegekende uren kinderopvang x* max. uurtarief x* (100% - percentage kinderopvangtoeslag)]
Totale hoogte tegemoetkoming per kind = eigen bijdrage per maand x* [(aantal dagen opvang in maart/31) + (aantal dagen
opvang in april/30) + (aantal dagen in mei/31) + (aantal dagen in juni/30)]
Totale hoogte tegemoetkoming ouder = som van totalen tegemoetkoming voor alle kinderen met kinderopvangtoeslag in het
huishouden
Totaal te ontvangen tegemoetkoming ouder = (totale hoogte tegemoetkoming voor alle kinderen) - (reeds ontvangen tegemoetkoming)
> 0 euro
Voorbeeld 1: nieuw gezin gaat gebruik maken van kinderopvang
Een gezin maakt sinds 2 maart voor hun kind gebruik van zowel dagopvang als gastouderopvang.
In totaal nemen zij per maand 200 uur dagopvang af tegen een uurprijs van € 9 en 50
uur gastouderopvang voor € 6 per uur. Het gezin vraagt 16 april met terugwerkende
kracht tot en met 2 maart kinderopvangtoeslag aan en de kinderopvangtoeslag wordt
toegekend. Het gezin heeft op de peildatum van 4 september een toetsingsinkomen van
€ 60.000. Uit de kinderopvangtoeslagtabel van het Besluit kinderopvangtoeslag volgt
er een kinderopvangtoeslagpercentage van 79%. Met deze gegevens kan de formule worden
ingevuld en krijgen ze in oktober een bedrag aan tegemoetkoming uitgekeerd.
|
|
Dagopvang
Eigen bijdrage per deelperiode tot maximum uurtarief: 200 uur x € 8,17* x (100% –
79%) = € 343,14
Tegemoetkoming voor de gehele periode: € 343,14 x (16/31 + 30/30 + 31/31 + 7/30) =
€ 943,45
Hier wordt dus gerekend met de maximum uurprijs die geldt voor de dagopvang en niet
de uurprijs die de ouders betalen. De maximum uurprijs is in dit geval ook de maximale
uurprijs waarover de ouders kinderopvangtoeslag ontvangen.
|
|
Gastouderopvang
Eigen bijdrage per deelperiode: 30 uur x € 6,27 * (100% – 79%) = € 39,50
Tegemoetkoming: € 39,50 x (16/31 + 30/30 + 31/31 + 7/30) = € 108,61
De ouders krijgen in dit geval nog voor 30 uur per maand tegemoetkoming en niet 50,
omdat het aantal uren per maand wordt gemaximeerd op 230. Dit geldt ook voor de berekening
van de kinderopvangtoeslag. In dit geval wordt de tegemoetkoming berekend met een
uurprijs van € 6,27 en niet de € 6 die de ouders betalen. De berekening gaat namelijk
uit van de maximum uurprijs voor de betreffende opvangsoort.
|
|
Totale tegemoetkoming
Het totale bedrag aan tegemoetkoming voor dit gezin bedraagt € 943,45 + € 108,61=
€ 1052,06, hetgeen rekenkundig wordt afgerond op € 1052.
|
Voorbeeld 2: gezin maakt voor hun vierde kind ook gebruik van kinderopvang
Een gezin maakt voor 3 kinderen gebruik van kinderopvang. Eén kind gaat voor 150 uur
naar de dagopvang voor € 8 per uur. Hun tweeling gaat 100 uur naar de buitenschoolse
opvang voor € 7,50 per uur. Deze uren zijn toegekend voor maart, april, mei en juni.
Op de peildatum van 6 april is een toetsingsinkomen bekend van € 92.000. Uit de kinderopvangtoeslagtabel
van het Besluit kinderopvangtoeslag volgt er een kinderopvangtoeslagpercentage van
54% voor hun eerste kind en 88,2% voor zowel hun tweede als derde kind. Op basis van
de gegevens hebben zij in juli een tegemoetkoming ontvangen van € 2.005.
|
|
Echter, vanaf 2 juni gaat ook hun jongste kind voor 160 uur per maand naar de dagopvang
. Via mijntoeslagen.nl hebben zij ook voor dit kind kinderopvangtoeslag aangevraagd.
Omdat dit gezin na de peildatum van 6 april kinderopvangtoeslag voor een extra kind
heeft aangevraagd voor een periode binnen de gedeeltelijke sluitingsperiode, hebben
zij, wanneer de toeslag ook is toegekend, aanspraak op een aanvulling op hun reeds
ontvangen tegemoetkoming. Op basis van de gegevens die 4 september verwerkt zijn bij
de Belastingdienst/Toeslagen krijgen zij in oktober de aanvulling uitgekeerd. Uit
de kinderopvangtoeslagtabel van het Besluit kinderopvangtoeslag volgt er een kinderopvangtoeslagpercentage
van 54% voor hun eerste kind en 88,2% voor hun tweede en volgende kinderen. Omdat
het jongste kind vanaf juni de meeste uren opvang afneemt, wordt het jongste kind
vanaf dat moment het eerste kind.
|
|
Eerste kind
Eerste kind maart-mei
Eigen bijdrage per maand tot maximum uurtarief: 150 uur x € 8,17 x (100% – 54%) =
€ 563,73
Tegemoetkoming voor de gehele periode: € 563,73 x (16/31 + 30/30 + 31/31) = € 1.418,42
|
|
Eerste kind juni
Eigen bijdrage per maand tot maximum uurtarief: 160 uur x € 8,17 x (100% – 54%) =
€ 601,31
Tegemoetkoming voor de gehele periode: € 601,31 x (6/30) = € 120,26
|
|
Hier wordt dus gerekend met de maximum uurprijs die geldt voor de dagopvang en niet
de uurprijs die de ouders betalen.
|
|
Tweede en volgende kinderen
Tweede kind (vanaf juni tweede kind)
Eigen bijdrage per maand tot maximum uurtarief: 150 uur x € 8,17 x (100% – 88,2%)
= € 144,61
Tegemoetkoming voor de gehele periode: € 144,61 x (6/30) = € 33,74
|
|
Derde en vierde kind
Eigen bijdrage per periode: 100 uur x € 7,02 * (100% – 88,2%) = € 82,84
Tegemoetkoming: € 82,84 x (16/31 + 30/30 + 31/31+ 7/30) = € 227,75
Hier wordt dus gerekend met de maximum uurprijs die geldt voor de buitenschoolse opvang
en niet de uurprijs die de ouders betalen.
|
|
Totale tegemoetkoming
Het totale bedrag aan tegemoetkoming voor dit gezin bedraagt € 1.418,42+ € 120,26+
€ 33,74+ € 227,75+ € 227,75 = € 2.027,93, hetgeen rekenkundig wordt afgerond op €
2.027.
Het gezin ontvangt in oktober daarom een aanvulling op de tegemoetkoming van € 22.
|
Ambtshalve toekenning
Net zoals voor de tegemoetkoming op basis van het besluit is voor tegemoetkoming op
grond van deze regeling geen aanvraag nodig. Ook voor de verdere uitvoering van de
regeling wordt teruggevallen op de uitvoering van het besluit. De Belastingdienst/Toeslagen
berekent met de gegevens die op 4 september 2020 zijn verwerkt, ambtshalve de tegemoetkoming.
Overeenkomstig hetgeen geregeld is in het besluit, zal de Belastingdienst/Toeslagen
de gegevens beschikbaar stellen die de SVB nodig heeft om te kunnen beschikken. De
SVB stelt vervolgens de beschikking vast en verzorgt de betaling van de tegemoetkoming.
Beschikken en betalen loopt volledig buiten de Belastingdienst/Toeslagen om. Gestreefd
wordt naar uitbetaling in oktober 2020.
Bezwaar en beroep
De groep ouders die op grond van deze regeling aanspraak heeft op een tegemoetkoming,
ontvangt een beschikking. Tegen deze beschikking kan de ouder binnen de gebruikelijke
termijn van 6 weken na de bekendmaking van de beschikking in bezwaar komen bij de
Minister van Financiën, via de Belastingdienst/Toeslagen.
Voor de situatie dat de ouder wel tot de groep rechthebbenden behoort door een nieuwe
toekenning voor kinderopvangtoeslag voor een tweede of volgend kind na 6 april 2020,
maar die toekenning voor de berekening van de tegemoetkoming geen verschil maakt of
een lager bedrag geeft, kan de Minister van Financiën geen tegemoetkoming vaststellen
(artikel 5 van de regeling). Deze ouders ontvangen geen beschikking en voor hen staat
geen bezwaar en beroep open. De ouder wordt, hoewel er geen rechtsgevolgen voor hem
of haar zijn, wel geïnformeerd.
Voor de groep ouders die al op grond van het besluit aanspraak maakte op een tegemoetkoming
en dus een beschikking heeft ontvangen, en eveneens op grond van deze regeling aanspraak
heeft op een tegemoetkoming en een gewijzigde beschikking ontvangt, geldt dat zij
het verschil krijgt uitbetaald. Voor zover ouders geen bezwaar hebben gemaakt tegen
de eerste beschikking, maar er aanleiding is om bezwaar te maken tegen de tweede beschikking
(waarmee de eerste beschikking wordt gewijzigd) wordt het bezwaar tegen de tweede
beschikking geacht ook betrekking te kunnen hebben op de eerste beschikking (artikel
6:19 Awb).
Gegevensdeling
In het besluit zijn twee uitvoeringsorganisaties aangewezen die namens de Minister
van Financiën het besluit uitvoeren: de Belastingdienst/Toeslagen en de SVB. De SVB
neemt de beschikkingen waarin de tegemoetkoming wordt vastgesteld, voor welke beschikkingen
de Belastingdienst/Toeslagen de gegevens aanlevert.
De gegevens die de Belastingdienst/Toeslagen aan de SVB levert, zijn in artikel 7,
eerste lid, van het besluit opgesomd. Een van de gegevens is het percentage kinderopvangtoeslag
per ouder en per kind (onderdeel D van de formule in artikel 4 van het besluit). De
grondslag voor dit percentage, vastgelegd in de tabellen bij het Besluit kinderopvangtoeslag,
is het geschatte toetsingsinkomen van de ouder, of van de ouder en partner samen ingeval
van een partner. Dit inkomensgegeven is in het besluit niet aangewezen als gegeven
dat de Belastingdienst/Toeslagen verstrekt aan de SVB. De SVB heeft het inkomensgegeven
wel nodig in het kader van haar taak beschikkingen te nemen en de daarbij behorende
onderbouwing en uitleg te geven. Het gaat om het gegeven zoals verwerkt door de Belastingdienst/Toeslagen
op de peildatum.
Het betreft een voor het boven omschreven doel noodzakelijk gegeven, in aanvulling
op de overige in het besluit genoemde (beperkte) gegevens: het BSN van de ouder en
kind(eren), het IBAN waarop de kinderopvangtoeslag wordt uitbetaald en de waarden
uit de formule.
Om ouders zo goed mogelijk van informatie te voorzien kunnen ouders met hun DigiD
inloggen op MijnSVB.nl om inzicht te krijgen in de gegevens die zijn gebruikt om de
tegemoetkoming vast te stellen. De gegevens van een ouder zijn daarmee alleen inzichtelijk
voor de ouder zelf. Medewerkers van de SVB hebben geen toegang tot deze gegevens.
Enkel als een ouder daar expliciet om verzoekt kan een daartoe geautoriseerde SVB-medewerker
inzicht worden gegeven in een kopie van zijn gegevens in MijnSVB.
Ook wanneer deze regeling voor de feitelijke uitvoering tot een afronding is gekomen,
kunnen bij ouders nog vragen ontstaan (bijvoorbeeld bij de belastingaangifte 2020).
Ouders kunnen ook dan, hoewel de tegemoetkomingsregelingen zijn uitgewerkt, met vragen
over de tegemoetkoming terecht bij respectievelijk de SVB (beschikking en betaling)
en de Belastingdienst/Toeslagen (bezwaar- en beroepsprocedure).
3. Gevolgen
De beschikking tegemoetkoming eigen bijdrage is gericht aan ouders. De tegemoetkoming
wordt ambtshalve gedaan op basis van de reeds verwerkte gegevens van ouders bij de
Belastingdienst/Toeslagen. Ouders ontvangen de tegemoetkoming zonder dat zij een administratieve
handeling moeten plegen. De regeldruk voor ouders is daardoor nihil.
4. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
De conceptregeling is voor uitvoeringstoets uitgezet bij de Belastingdienst/Toeslagen
en de SVB. De uitkomsten van de toetsen zijn positief.
Belastingdienst/Toeslagen
Gezien de korte termijn heeft de Belastingdienst/Toeslagen een beperkte toets uitgebracht
waarin wordt ingegaan op gegevensuitwisseling tussen de SVB en Belastingdienst/Toeslagen,
de communicatie en de bezwaar- en beroepsprocedure.
De Belastingdienst/Toeslagen zal voor de uitvoering van deze regeling alleen nieuwe
en/of positieve verschillen ten opzichte van het eerste berekeningsbestand (ten behoeve
van de tegemoetkoming op grond van het besluit) aan de SVB leveren. De Belastingdienst/Toeslagen
verwacht daarvoor ongeveer 10 werkdagen nodig te hebben zodat medio september de gegevens
geleverd kunnen worden. Met betrekking tot de communicatie merkt de Belastingdienst/Toeslagen
op dat de website op de regeling moet worden aangepast, met name voor juiste verwijzingen
naar onder meer het portal van de SVB, procesbeschrijvingen en handelingsperspectief
voor de belanghebbende.
Beperkte capaciteit heeft de Belastingdienst/Toeslagen doen besluiten de bezwaar-
en beroepsprocedure uit te besteden aan een externe partij, onder verantwoordelijkheid
van de Belastingdienst/Toeslagen. Hiermee zijn kosten gemoeid van circa 50.000 euro.
De inschatting is dat overige kosten van uitbesteding binnen de financiële kaders
vallen die eerder beschikbaar zijn gesteld. Definitieve bedragen kan de Belastingdienst/Toeslagen
nog niet geven.
SVB
De SVB heeft eerder een uitvoeringstoets op het besluit uitgebracht en sluit met betrekking
tot de handhaafbaarheid van de regeling en de gevolgen voor beleids- en verantwoordingsinformatie
aan op die toets. Zo zal een taakverdeling tussen de SVB en de Belastingdienst/Toeslagen
gelden zoals in het besluit bepaald is: de tegemoetkoming wordt van rechtswege (namens
de minister van Financiën) door de SVB vastgesteld, de SVB zal na het beschikken tot
uitbetaling overgaan en de eerstelijns klantcontacten verzorgen. Wel is voor de uitbetaling
van de tegemoetkoming extra ICT nodig.
De SVB deelt mee dat voor de uitvoerbaarheid van belang is dat de SVB tijdig over
de tekst van de ministeriële regeling beschikt en kort na de peildatum van 4 september
het bestand van betreffende ouders van de Belastingdienst/Toeslagen ontvangt. De SVB
streeft naar uitbetaling op grond van de regeling in oktober 2020. In de verdere voorbereiding
van de regeling zal daar rekening mee worden gehouden.
Daarnaast beveelt de SVB aan om de afbakening van de groep van ouders die in aanmerking
komt voor de tegemoetkoming goed toe te lichten. Ten aanzien van de kring van rechthebbenden
is benadrukt dat alleen de situaties zoals beschreven, recht kunnen geven op een tegemoetkoming
op grond van deze regeling. De SVB schat de uitvoeringskosten op minimaal 3 miljoen
en maximaal 5 miljoen euro. Deze marge in de kosten is gelegen in enkele onzekerheden
en aannames omtrent de uitvoering van de regeling.
Handhaving
De tegemoetkomingsregeling geeft een duidelijk afgebakend kader met vaste elementen.
De elementen zijn de bij de Belastingdienst/Toeslagen verwerkte gegevens waardoor
ouders geen aanvraag hoeven in te dienen. De SVB gaat na het beschikken direct over
tot betalen waarbij geen controle kan plaatsvinden of de betaling van de ouder van
de eigen bijdrage in de kosten van de kinderopvang daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.
Deze systematiek geldt naar het voorbeeld van het besluit, ook voor deze regeling.
Hoewel deze regeling een uitbreiding geeft ten opzichte van het besluit van de kring
van rechthebbenden, is de uitbreiding zeer beperkt. De uitbreiding is rechtstreeks
gekoppeld aan toekenningen voor kinderopvangtoeslag die de Belastingdienst/Toeslagen
heeft gedaan in de periode na 6 april 2020 maar tot en met 4 september 2020 voor ‘nieuwe’
kinderen. Nu toekenningen van kinderopvangtoeslag alleen kunnen worden gedaan voor
kinderen met een kloppend burgerservicenummer – wat een uniek persoonsnummer is –
is strategisch gedrag van ouders op dit punt uitgesloten. De bij de nieuwe situatie
(met meer kinderen) behorende tegemoetkoming wordt berekend op basis van de formule
in het besluit (toetsingsinkomen, uren kinderopvang etc.); daarvoor gelden de gebruikelijke
controles, binnen de kinderopvangtoeslagsystematiek.
Overigens volgt deze regeling ook de systematiek van het besluit, wat bijvoorbeeld
betekent dat er ouders zijn die meer aan tegemoetkoming ontvangen dan zij op basis
van hun door de Belastingdienst/Toeslagen vastgestelde gegevens in 2021 aan eigen
bijdrage moeten betalen. Maar er zijn ook ouders die minder ontvangen. Het kabinet
accepteert deze uitkomsten en vraagt aan ouders begrip voor verschillen in uitkomsten.
5. Financiële gevolgen
De financiële gevolgen voor de tegemoetkoming eigen bijdrage van deze regeling bedragen
circa € 72 miljoen. Dit betreffen de kosten voor de tegemoetkoming in deze regeling
en de uitvoering. Voor de tegemoetkoming eigen bijdrage is, over de periode 16 maart
2020 tot en met 7 juni 2020, in de Tweede en Derde incidentele suppletoire begroting
SZW eenmalig een totaalbedrag van € 325 miljoen gereserveerd voor het totale beslag
aan de Tijdelijke tegemoetkomingsregeling KO.
6. Ontvangen adviezen
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) en de Autoriteit Persoonsgegevens (AP)
zijn gevraagd advies uit te brengen op de conceptregeling.
De AP heeft blanco advies uitgebracht. Het ATR heeft de conceptregeling beoordeeld
op de gevolgen voor de regeldruk en administratieve lasten. De ATR heeft vastgesteld
dat zowel de verlenging van de compensatieperiode als de uitbreiding van de doelgroep
van de regeling geen gevolgen voor de regeldruk hebben (door de ambtshalve toekenning
van de tegemoetkoming), en kan zich in de beschrijving vinden.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1. Begripsbepaling
De begrippen van het besluit gelden ook voor deze regeling. Daaraan is de begripsbepaling
besluit toegevoegd.
Artikel 2. Verlenging periode
In dit artikel wordt op grond van artikel 8 van het besluit de periode waarop de tegemoetkoming
volgens dat besluit betrekking heeft, verlengd tot en met 7 juni 2020. Daardoor loopt
de periode van de tegemoetkoming, voor het besluit en daarmee voor deze regeling,
van 16 maart 2020 tot en met 7 juni 2020. De wijze van beschikken en betalen wijzigt
voor het besluit niet: de tegemoetkoming wordt in een keer vastgesteld en betaald
over de gehele periode.
Artikel 3. Gegevensuitwisseling
In dit artikel wordt de gegevensuitwisseling van de Belastingdienst/Toeslagen naar
de SVB met een gegeven uitgebreid. Het betreft het geschatte toetsingsinkomen van
de ouder, of van de ouder en partner samen ingeval er een partner is.
Artikel 4. Uitbreiding kring van rechthebbenden
Dit artikel regelt een uitbreiding van de groep aan wie een tegemoetkoming kan worden
toegekend. Het betreft voor de uitvoering duidelijk afgebakende groepen die buitengewoon
nadeel ondervinden van de peildatum van het besluit, te weten 6 april 2020.
Onderdeel a van dit artikel ziet op ouders aan wie na 6 april 2020 voor de eerste
keer kinderopvangtoeslag is toegekend. Deze ouders hebben daardoor in het geheel geen
tegemoetkoming gekregen over de periode van 16 maart 2020 tot en met 7 juni 2020.
Onderdeel b van dit artikel ziet op de ouders aan wie na 6 april voor een tweede of
volgend kind kinderopvangtoeslag is toegekend. Deze ouders hebben daardoor voor minder
kinderen een tegemoetkoming gekregen over de periode van 16 maart 2020 tot en met
7 juni 2020.
Artikel 5. Peildatum
Dit artikel geeft een nieuwe peildatum ter bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming
voor de nieuwe groepen rechthebbenden. Voor de berekening van de tegemoetkoming voor
deze groepen gebruikt de Belastingdienst/Toeslagen de gegevens die zijn verwerkt op
4 september 2020. De berekening gebeurt op grond van de formule van het besluit.
Ouders die na 6 april 2020 voor het eerst een aanvraag kinderopvangtoeslag hebben
ingediend of indienen bij de Belastingdienst/Toeslagen die betrekking heeft op de
periode van 16 maart 2020 tot en met 7 juni 2020 en van wie de gegevens zijn verwerkt
op 4 september 2020, kunnen dankzij de nieuwe peildatum alsnog in aanmerking komen
voor een tegemoetkoming. Dit geldt ook voor ouders die na 6 april 2020 een aanvraag
kinderopvangtoeslag voor een tweede of volgend kind doen over die periode en van wie
de gegevens zijn verwerkt op 4 september 2020. Alleen als uit herberekening een hogere
tegemoetkoming volgt, ontvangt deze ouder een wijzigingsbeschikking. Het meerdere
ten opzichte van de betaling vanwege de eerste beschikking, wordt uitbetaald.
Nieuwe aanvragen en wijzigingsaanvragen voor kinderopvangtoeslag kennen een vaste
verwerkingstijd. Aanvragen die zijn gedaan kort voor 4 september 2020 kunnen daardoor
niet worden meegenomen.
Artikel 6. Inwerkingtreding
Deze regeling kent twee inwerkingtredingsmomenten.
Voor het deel dat ziet op de verlenging van de tegemoetkomingsperiode en de uitbreiding
van de gegevensuitwisseling tussen de Belastingdienst/Toeslagen en de SVB treedt de
regeling zo spoedig mogelijk na publicatie in werking. Dat is nodig omdat deze elementen
het besluit wijzigen en aanvullen en op basis van het gewijzigde en aangevulde besluit de tegemoetkomingen op basis van de peildatum 6 april 2020 moeten worden
vastgesteld. Het beschikken en betalen van deze tegemoetkomingen is voorzien in juni
en juli 2020.
Voor het deel dat de regeling ziet op (de tegemoetkoming voor) nieuwe groepen rechthebbenden
kan deze in werking treden met ingang van 1 augustus 2020. Het beschikken en betalen
van deze tegemoetkomingen is voorzien in oktober 2020.
De regeling vervalt met ingang van 1 juni 2022. Op het moment dat het besluit vervalt,
vervalt ook deze regeling. Bij gerechtelijke procedures vanwege besluiten op basis
van deze regeling, blijft toepassing van de regeling gelden ook na de vervaldatum,
omwille van een goede afwikkeling ervan.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark