Besluit van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 5 juni 2020, nr VO/24117838 houdende instelling van de beoordelingscommissie incidentele middelen voor leerlingendaling in het voortgezet onderwijs ten behoeve van de Subsidieregeling incidente middelen leerlingendaling vo 2020 (Instellingsbesluit beoordelingscommissie incidentele middelen voor leerlingendaling in het vo)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op artikel 2, eerste lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

commissie:

beoordelingscommissie als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

DUS-I:

Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;

minister:

Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

regeling:

Subsidieregeling incidentele middelen leerlingendaling vo 2020.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1. Er is een beoordelingscommissie incidentele middelen voor leerlingendaling in het voortgezet onderwijs.

  • 2. De commissie wordt ingesteld met ingang van 15 juni 2020 en wordt opgeheven met ingang van 1 augustus 2025.

  • 3. De commissie heeft tot taak de minister te adviseren over:

    • a. de beoordeling van de subsidieaanvragen, bedoeld in artikel 3.4 van de regeling op basis van het beoordelingskader, bedoeld in artikel 3.5, eerste lid, van de regeling;

    • b. de rangschikking van de subsidieaanvragen die voldoen aan de criteria in het beoordelingskader, bedoeld onder a, volgens de voorschriften, bedoeld in artikel 3.6 van de regeling;

    • c. de subsidieverlening, bedoeld in artikel 3.9 van de regeling;

    • d. de tussenrapportages van de deelnemende regio’s, indien de minister daaraan behoefte heeft; en

    • e. de tussenrapportages en eindevaluatie van het onderzoeksconsortium dat de regionale planvorming en uitvoering van de plannen monitort en evalueert, indien de minister daaraan behoefte heeft.

Artikel 3. Samenstelling, benoeming en ontslag

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten hoogste negen overige leden.

  • 2. De leden worden door de minister benoemd en, in voorkomend geval, door de minister geschorst of tussentijds ontslagen.

  • 3. De benoeming geschiedt voor de duur dat de commissie is ingesteld.

  • 4. Een lid neemt niet deel aan de beoordeling of advisering over een subsidieaanvraag, indien het de beoordeling van of het advies over een aanvraag betreft, waarbij dat lid een persoonlijk of zakelijk belang heeft.

  • 5. Een lid kan worden geschorst of tussentijds worden ontslagen indien:

    • a. daarom door de betreffende persoon is verzocht;

    • b. het functioneren van het lid daartoe aanleiding geeft; of

    • c. gebleken is dat de onafhankelijkheid van het lid niet gewaarborgd is.

  • 6. Bij tussentijds ontslag van de voorzitter kan de minister een andere voorzitter benoemen.

  • 7. Bij tussentijds ontslag van een overig lid kan de minister een ander lid benoemen.

Artikel 4 Leden

Tot lid van de commissie worden benoemd:

  • a. de heer A. Peltekian, tevens voorzitter;

  • b. de heer D. van Bennekom;

  • c. mevrouw B. Bock;

  • d. de heer K. Pit;

  • e. mevrouw M. Besselink;

  • f. mevrouw Y. Ulenaers;

  • g. de heer H. Verschoor;

  • h. de heer A. van der Meij;

  • i. de heer R. de Boer; en

  • j. de heer H. van der Molen.

Artikel 5. Secretariaat

  • 1. De commissie wordt ondersteund door een secretariaat.

  • 2. Het secretariaat is voor de inhoudelijke uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan de commissie.

  • 3. De minister voorziet in het secretariaat van de commissie.

Artikel 6. Werkwijze

  • 1. De commissie stelt haar eigen werkwijze vast.

  • 2. De commissie kan zich, na toestemming van de minister, door andere personen laten bijstaan voor zover dat voor de vervulling van haar taak nodig is.

Artikel 7. Informatieplicht

De commissie verstrekt aan de minister desgevraagd de door hem gewenste inlichtingen. De minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel 8. Vergoeding

  • 1. De voorzitter en de overige leden ontvangen voor de periode waarin dit besluit van toepassing is per vergadering een vergoeding, voor zover zij niet vallen onder de uitzondering van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en deze vergoeding het in artikel 6, eerste lid, van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies bedoelde maximumbedrag niet overschrijdt. Twee of meer vergaderingen per dag worden als één vergadering beschouwd.

  • 2. De vergoeding per vergadering van de leden bedraagt 3% van het maximum van salarisschaal 18 van de CAO Rijk.

  • 3. De vergoeding per vergadering van de voorzitter van de commissie bedraagt 130% van de hoogte van de vergoeding per vergadering die aan de overige leden van de commissie is toegekend.

  • 4. Voor de periode van 1 februari 2021 tot 1 juli 2021 ontvangen de commissieleden, met uitzondering van de voorzitter, een vaste vergoeding per maand in plaats van een vergoeding per vergadering. De toepasselijke salarisschaal voor de voorzitter en de overige leden is het maximum van salarisschaal 18 van de cao Rijk. De deeltijdfactor hiervoor bedraagt 0,17 van een volledige taakvergoeding indien sprake is van maximaal 10 te beoordelen subsidieaanvragen per commissielid en 0,25 indien sprake is van 11 tot 15 te beoordelen subsidieaanvragen per commissielid.

  • 5. De reiskostenvergoeding voor het bijwonen van vergaderingen bedraagt € 0,19 per kilometer of de werkelijk gemaakte kosten met het openbaar vervoer, tweede klasse.

Artikel 9. Kosten van de commissie

De kosten van de commissie komen, voor zover vooraf goedgekeurd, voor rekening van de minister. Onder kosten worden in ieder geval verstaan de kosten voor de faciliteiten van vergaderingen.

Artikel 10. Openbaarmaking

Rapporten, notities, verslagen, adviezen en andere producten die door of namens de commissie worden vervaardigd of vergaard, worden niet door de commissie openbaar gemaakt, maar uitsluitend aan de minister uitgebracht of overgedragen.

Artikel 11. Archiefbescheiden

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de directie Voortgezet Onderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 12. Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Dit besluit vervalt per 1 augustus 2025.

Artikel 13. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit beoordelingscommissie incidentele middelen voor leerlingendaling in het vo.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

Op 1 mei 2020 is de Subsidieregeling incidentele middelen leerlingendaling vo 2020 (hierna: de regeling) in werking getreden. Op grond van deze regeling kan het bevoegd gezag van een school voor voortgezet onderwijs subsidie aanvragen om te komen tot een levensvatbaar en kwalitatief goed onderwijsaanbod dat de leerlingendaling kan opvangen. De reistijd voor leerlingen blijft hierdoor binnen acceptabele grenzen. Op grond van artikel 3.5 van deze regeling stelt de minister een onafhankelijke beoordelingscommissie in. De commissie is belast met het adviseren aan de minister over de ingediende subsidieaanvragen. Het voorliggende besluit strekt tot instelling van deze onafhankelijke beoordelingscommissie.

Aan dit besluit zijn geen structurele of eenmalige regeldrukeffecten verbonden, omdat het besluit de instelling van een commissie betreft, waarmee geen informatieverplichtingen gemoeid zijn.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

De voornaamste taak van de commissie is het beoordelen van de subsidieaanvragen op basis van de beoordelingscriteria zoals geformuleerd in de regeling. De beoordeling wordt in de vorm van een advies aangeboden aan de minister, waarna deze een besluit neemt op de aanvragen. Indien het totaal van de aanvragen het subsidieplafond overschrijdt, heeft de commissie ook de taak om de aanvragen te rangschikken.

Artikel 3

De commissie bestaat uit tien leden, waaronder een voorzitter. De leden van de commissie worden benoemd door de minister op basis van hun deskundigheid. De commissie is samengesteld met specifieke deskundigheid op het gebied van leerlingendaling en/of lokale overheid. De leden kunnen enkel door de minister worden geschorst of tussentijds ontslagen. Een lid van de commissie mag niet betrokken zijn bij een beoordeling van een aanvraag waar hij of zij een persoonlijk of zakelijk belang in heeft. De commissie wordt met ingang van 1 augustus 2025 opgeheven.

Artikel 8

Dit artikel is opgesteld met inachtneming van artikel 2 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies. In artikel 8 is voorzien dat leden van de commissie per vergadering een vergoeding ontvangen van 3% van het maximum van salarisschaal 18 van de CAO Rijk. Twee of meer vergaderingen per dag worden als een vergadering beschouwd. De vergoeding per vergadering van de voorzitter van de commissie bedraagt 130% van de hoogte van de vergoeding per vergadering die aan de overige leden van de commissie wordt toegekend.

Voor de periode van 1 februari 2021 tot 1 juli 2021 wordt hiervan afgeweken. In deze periode worden de subsidieaanvragen beoordeeld. De beoordeling van een subsidieaanvraag neemt naar verwachting meer tijd in beslag dan een vergadering. De leden van de commissie ontvangen in deze periode maandelijks een vast bedrag voor hun werkzaamheden. Bij het bepalen van de arbeidsduurfactor is uitgegaan van een gemiddelde inspanning van 0,17 fte per 36-urige werkweek indien sprake is van maximaal 10 subsidieaanvragen die beoordeeld dienen te worden. Indien sprake is van 11 tot 15 subsidieaanvragen wordt uitgegaan van een gemiddelde inspanning van 0,25 fte per 36-urige werkweek. De voorzitter ontvangt wel een vergoeding per vergadering, aangezien hij geen subsidieaanvragen beoordeelt.

Op grond van artikel 2, tweede lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies kunnen de voorzitter en de overige leden een vergoeding ontvangen voor reis- en verblijfskosten.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Naar boven