Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 4 juni 2020, kenmerk 1693532-205507-PG, houdende wijziging van de Subsidieregeling preventiecoalities in verband met enkele aanpassingen naar aanleiding van de uitbraak van het Coronavirus

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling preventiecoalities wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 6 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van het eerste lid kan de projectperiode worden verlengd, wegens uitzonderlijke omstandigheden.

B

Na artikel 9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9a

De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met dien verstande dat artikel I, onderdeel A, terugwerkt tot en met 1 maart 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

TOELICHTING

Algemeen

Op grond van de Subsidieregeling preventiecoalities (hierna: Subsidieregeling) kan subsidie worden verstrekt aan zorgverzekeraars voor de kosten van de procescoördinatie bij het opstarten of uitvoeren van preventiecoalities. Dit zijn door zorgverzekeraars en gemeenten gezamenlijk gedragen plannen voor effectieve preventieactiviteiten voor risicogroepen, met als doel de gezondheid van deze groep te verbeteren.

Met de onderhavige wijzigingsregeling wordt de subsidieregeling op enkele punten aangepast. Met deze aanpassingen kan de maximale projectperiode van de Subsidieregeling vanwege bijzondere omstandigheden worden verlengd. Een dergelijke verlenging kan noodzakelijk zijn in verband met de uitzonderlijke uitbraak van het Coronavirus COVID-19. Mogelijk zullen niet alle zorgverzekeraars in staat zijn om tijdig, binnen de maximale projectperiode van drie jaar, de activiteiten af te ronden. De wijzigingen worden hier toegelicht.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Ik acht de maximale projectperiode van drie jaar in beginsel nog steeds voldoende om succesvolle preventieactiviteiten, via de reguliere bekostiging structureel te borgen. Een mogelijke verlenging van de maximale projectperiode houdt verband met de uitzonderlijke omstandigheid als gevolg van de uitbraak van het Coronavirus en de dientengevolge van overheidswege genomen maatregelen. In principe acht ik een half jaar voldoende om de activiteiten die als gevolg van de uitbraak van het Coronavirus niet uitgevoerd kunnen worden, alsnog uit te voeren.

Onderdeel B

In het nieuw toegevoegde artikel 9a is een hardheidsclausule opgenomen. Op grond daarvan kan in geval van (toekomstige) uitzonderlijke omstandigheden worden afgeweken van een of meer bepalingen uit deze regeling, als het belang van de desbetreffende bepaling(en) niet zwaarder weegt dan de gesignaleerde onbillijkheden.

Artikel II

In afwijking van de systematiek van vaste verandermomenten bij regelgeving (VVM), treedt deze regeling in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Dit om zorgverzekeraars wiens projectperiode binnenkort verstrijkt in de gelegenheid te stellen om tijdig een aanvraag tot verlenging van de projectperiode in te kunnen dienen.

Aangezien artikel 6, derde lid (nieuw), is ingevoegd naar aanleiding van de uitbraak van het Coronavirus, werkt de desbetreffende wijziging terug tot en met 1 maart 2020.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

Naar boven