Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 4 juni 2020, kenmerk 1695289-205611-WJZ, houdende aanpassing van de factoren, grondslagen en bedragen van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen per 1 juli 2020

De Staatsecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 31a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, 28a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, 35, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, 18, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en 25, tweede lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945;

Besluit:

Artikel 1

De pensioenbedragen, bedoeld in artikel 31b, eerste lid, onder a, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en in artikel 28b, eerste lid, onder a, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, zoals zij golden op 1 januari 2020, worden met ingang van 1 juli 2020 verhoogd met 1,6%.

Artikel 2

De factoren waarmee het peil der buitengewone pensioenen ingevolge de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers wordt aangepast, worden met ingang van 1 juli 2020 vastgesteld als volgt:

A

 

B

 

pensioengrondslagen 1947 per jaar in euro

welvaartstoeslag vanaf 1 juli 2020

van

tot en met

   

1.225,21

1.356,79

27.756,96 minus pensioengrondslag

       

van

tot en met

pensioen-grondslag maal

plus extra bedrag in euro

1.356,80

1.404,44

19,3052

219,00

1.404,45

1.446,64

19,3354

219,00

1.446,65

2.021,13

19,3866

219,00

2.021,14

2.066,96

19,4064

219,00

2.066,97

2.113,24

19,4082

219,00

2.113,25

2.158,62

19,4097

219,00

2.158,63

2.204,45

19,4122

219,00

2.204,46

2.248,92

19,4142

219,00

2.248,93

2.294,76

19,4159

219,00

2.294,77

2.385,51

19,4181

219,00

2.385,52

2.485,34

19,4224

219,00

2.485,35

2.583,36

19,4259

219,00

2.583,37

2.678,65

19,4301

219,00

2.678,66

2.679,11

19,4665

219,00

2.679,12

2.726,30

19,4704

219,00

2.726,31

2.773,49

19,4724

219,00

2.773,50

2.820,23

19,4784

219,00

2.820,24

2.867,88

19,4801

219,00

2.867,89

2.914,62

19,4868

219,00

2.914,63

2.961,36

19,4888

219,00

2.961,37

2.961,81

19,4896

219,00

2.961,82

3.004,92

19,4935

220,00

3.004,93

3.048,94

19,4949

220,00

3.048,95

3.092,96

19,4995

220,00

3.092,97

3.136,07

19,5004

220,00

3.136,08

3.136,52

19,5047

220,00

3.136,53

3.180,08

19,5058

220,00

3.180,09

3.223,19

19,5067

220,00

3.223,20

3.223,64

19,5107

220,00

3.223,65

3.267,21

19,5117

220,00

3.267,22

3.310,32

19,5125

220,00

3.310,33

3.353,88

19,5187

220,00

3.353,89

3.397,44

19,5310

220,00

3.397,45

3.441,01

19,5342

220,00

3.441,02

3.484,57

19,5354

220,00

3.484,58

3.528,13

19,5408

220,00

3.528,14

3.571,69

19,5416

220,00

3.571,70

3.615,26

19,5476

220,00

3.615,27

3.658,82

19,5490

220,00

3.658,83

3.659,27

19,5502

220,00

3.659,28

3.713,73

19,5539

220,00

3.713,74

3.768,18

19,5551

220,00

3.768,19

3.822,63

19,5609

220,00

3.822,64

3.823,09

19,5777

220,00

3.823,10

3.877,54

19,5794

220,00

3.877,55

3.932,00

19,5831

220,00

3.932,01

3.986,45

19,5848

220,00

3.986,46

4.040,90

19,5902

220,00

4.040,91

4.084,02

19,5921

220,00

Artikel 3

De pensioengrondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede en zesde lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, zoals zij golden op 1 januari 2020, worden met ingang van 1 juli 2020 verhoogd met 1,6%.

Artikel 4

De bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a en b, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, worden met ingang van 1 juli 2020 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a, op € 27.760,30;

  • b. de bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder b, op achtereenvolgens:

    57.909,34;

    35.761,85;

    18.820,01;

    19.103,13;

    18.871,74;

    37.624,80.

Artikel 5

De grondslagen, bedoeld in artikel 8, eerste, tweede en zesde lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945, zoals zij golden op 1 januari 2020, worden met ingang van 1 juli 2020 verhoogd met 1,6%.

Artikel 6

De bedragen, genoemd in de artikelen 8, zevende lid, onder a en b, en 10, eerste lid, onder e en f, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945, worden met ingang van 1 juli 2020 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 8, zevende lid, onder a, op € 2.313,08;

  • b. het bedrag, genoemd in artikel 8, zevende lid, onder b, op € 4.801,96;

  • c. het bedrag, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder e, op € 3.137,88;

  • d. het bedrag, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder f, op € 2.919,79.

Artikel 7

De grondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede, zesde, zevende en negende lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, zoals zij golden op 1 januari 2020, worden met ingang van 1 juli 2020 verhoogd met 1,6%.

Artikel 8

De bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a en b, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, worden met ingang van 1 juli 2020 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a, op € 2.313,08;

  • b. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder b, op € 4.801,96.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2020.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

TOELICHTING

In de artikelen 31a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 (Wbp), 28a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Wbpzo), 35, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet (WIV), 18, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 (Wuv) en 25, tweede lid, van de Wet uitkeringen burgeroorlogsslachtoffers 1940–1945 (Wubo), is de indexering van de in de onderscheiden wetten gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen geregeld. Deze artikelleden vormen de grondslagen van de voorliggende regeling.

Sinds 1 januari 2009 is de indexering van de factoren, grondslagen en bedragen gekoppeld aan de index die in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt gehanteerd voor de indexering van het wettelijk minimumloon.

Met de regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 april 2020, nr. 2020-0000050963, (Staatscourant nr. 22092) wordt het wettelijk minimumloon met ingang van 1 juli 2020 aangepast. Het aanpassingspercentage is na afronding 1,6%. Conform de in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen opgenomen indexeringsbepalingen voorziet onderhavige regeling erin dat de factoren, grondslagen en bedragen dienovereenkomstig worden aangepast.

In de Wbp en de Wbpzo wordt bij de berekening van het buitengewoon pensioen teruggegaan naar de grondslag zoals die bij de inwerkingtreding van deze wetten (1947) zou zijn geweest, waarna deze grondslag, om tot de actuele grondslag te komen, met een jaarlijks te indexeren welvaartsfactor wordt vermenigvuldigd. In artikel 2 geeft kolom A de verdeling naar het niveau van de pensioengrondslagen aan. Kolom B geeft de met ingang van 1 juli 2020 vastgestelde factor aan, waarmee het peil van de buitengewone pensioenen wordt aangepast in relatie tot de pensioengrondslagen.

De gewijzigde factoren, grondslagen en bedragen zijn alleen van toepassing op degenen die voor het eerst een aanvraag ingevolge een van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen indienen en voor degenen waarvan het buitengewoon pensioen, de garantietoeslag, de (periodieke) uitkering of de garantie-uitkering opnieuw wordt vastgesteld. Het opnieuw vaststellen vindt alleen plaats in de enkele gevallen waarbij sprake is van een van de in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen vastgelegde ijkmomenten. Voorbeelden daarvan zijn, afhankelijk van de wet, echtscheiding, het overlijden van de partner of het verkrijgen of verliezen van een bron van inkomsten. Alleen dan worden de geactualiseerde factoren, grondslagen en bedragen in de berekening van het buitengewoon pensioen, de garantietoeslag, de (periodieke) uitkering of de garantie-uitkering meegenomen.

Het zeer beperkt aantal momenten waarbij de geactualiseerde factoren, grondslagen en bedragen worden gehanteerd heeft tot gevolg dat de verhoging geen significante financiële consequenties heeft.

Het in het kader van de systematiek van Vaste Verandermomenten (VVM) gehanteerde uitgangspunt dat een invoeringstermijn van twee maanden vereist is tussen de publicatie van een regeling en de feitelijke inwerkingtreding ervan is op de onderhavige regeling niet van toepassing.

Gelet op de strekking van deze regeling, te weten de jaarlijkse indexering van de in de onderscheiden wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen, is de in het kader van VVM gehanteerde uitzonderingsgrond “Reparatiewetgeving” van toepassing.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

Naar boven