Regeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 11 december 2019, nr. 130997 (11143), houdende wijziging van de Bezoldigingsregeling Commissariaat voor de Media en Stimuleringsfonds voor de pers

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op artikel 14, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en de artikelen 7.2 en 8.2 van de Mediawet 2008;

Besluit:

ARTIKEL I

De Bezoldigingsregeling Commissariaat voor de Media en Stimuleringsfonds voor de pers wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8a. Afwijking bijzondere gevallen

De minister kan in bijzondere gevallen bij beschikking afwijken van het bepaalde in deze paragraaf.

B

In artikel 9 wordt ‘artikelen 2 tot en met 5, 7 en 8’ vervangen door: artikelen 2 tot en met 5 en 7 tot en met 8a.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 15 november 2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

Volgens artikel 14 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is aan het lidmaatschap van een zelfstandig bestuursorgaan een bezoldiging of een schadeloosstelling verbonden. De betrokken minister stelt de bezoldiging of schadeloosstelling vast. Bij de artikelen 7.2 en 8.2 van de Mediawet 2008, wordt de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen behoudens enkele uitzonderingen van toepassing verklaard op het Commissariaat voor de Media en het Stimuleringsfonds voor de pers. In de Bezoldigingsregeling Commissariaat voor de Media en Stimuleringsfonds voor de pers heeft de minister in hoofdstuk 2 een bezoldiging en enkele andere arbeidsvoorwaarden vastgesteld voor de voorzitter en leden van het Commissariaat, gezamenlijk het college.

De Bezoldigingsregeling geldt als uitputtend voor de bezoldiging van het college. De regeling biedt voorts geen mogelijkheid voor de minister om van een of meerdere bepalingen uit de regeling af te wijken. Dit is onwenselijk in situaties waarin, door een bijzondere samenloop van omstandigheden, het college niet adequaat is samengesteld. In dergelijke situaties is van belang dat de minister op korte termijn een of meer nieuwe leden en/of een voorzitter kan benoemen. Om dit mogelijk te maken, dient de minister bij beschikking te kunnen afwijken van de bepalingen omtrent de bezoldiging van het college. Hiermee wordt het functioneren van het college, en daarmee het Commissariaat als geheel, bevorderd. Dit laatste is in het bijzonder van actueel belang gelet op de bestaande beleidsvoornemens ten aanzien van het Commissariaat, zoals het onderzoek naar de bestuursstructuur en uitwerking van de aanbevelingen uit het efficiencyonderzoek. Continuïteit van de slagkracht van het college is hiervoor onmisbaar.

Artikel 14 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen biedt de mogelijkheid om een bezoldiging of een schadeloosstelling vast te stellen. Met deze wijzigingsregeling wordt de mogelijkheid geïntroduceerd om in bijzondere gevallen bij beschikking van de bepalingen omtrent bezoldiging in de Bezoldigingsregeling af te wijken. Bij de besluitvorming in individuele gevallen blijft de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen op gelijke wijze van toepassing.

Deze wijziging heeft terugwerkende kracht tot en met 15 november 2019, omdat zich reeds op dat moment een situatie heeft voorgedaan waarin van de mogelijkheid om van de Bezoldigingsregeling af te wijken gebruik diende te worden gemaakt. Tegen terugwerkende kracht bestaan geen bezwaren, omdat de wijziging geen belastende gevolgen heeft voor de betrokken partijen.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

Naar boven