Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 29 mei 2020, nr. 2020-100629, houdende instelling van een commissie voor beoordeling van verzoeken om aanvullende schadevergoeding voor werkelijke schade (Instellingsbesluit Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade)

De Staatssecretaris van Financiën;

Gelet op artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. ministerie:

Ministerie van Financiën.

b. staatssecretaris:

Staatssecretaris van Financiën;

c. commissie:

Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade, bedoeld in artikel 2;

d. Awir:

Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen;

e. compensatieregeling:

Compensatieregeling CAF 11 en vergelijkbare (CAF-)zaken.

Artikel 2. Instelling en taak

  • 1. Er is een Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade.

  • 2. De commissie heeft tot taak:

    • a. het beoordelen van verzoeken van ouders in schrijnende gevallen om meer schade vergoed te krijgen in aanvulling op de compensatieregeling en de daarin opgenomen forfaitaire bedragen voor materiële en immateriële schade zoals bedoeld in de compensatieregeling;

    • b. het adviseren over de afdoening van verzoeken gedaan op grond van artikel 49 en 49a van de Wet hardheidsaanpassing Awir;

    • c. De commissie rapporteert haar bevindingen aan Belastingdienst/Toeslagen.

  • 3. De commissie is bevoegd gedurende het onderzoek aanvullende vragen te formuleren en deze te onderzoeken en beantwoorden, indien zij dat dienstig acht aan haar opdracht.

Artikel 3. Instellingsduur

De commissie wordt ingesteld met ingang van 15 mei 2020.

Artikel 4. Samenstelling, benoeming en ontslag

  • 1. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee andere leden.

  • 2. De voorzitter en de andere leden hebben zitting op persoonlijke titel en oefenen hun functie uit zonder last of ruggespraak.

  • 3. De voorzitter en de andere leden worden door de staatssecretaris benoemd.

  • 4. De benoeming geschiedt voor de duur van de commissie.

  • 5. De voorzitter en de overige leden kunnen (op eigen verzoek of wegens ongeschiktheid, onbekwaamheid of op andere zwaarwegende gronden) worden geschorst en ontslagen door de staatssecretaris.

  • 6. Bij tussentijds vertrek, schorsing of ontslag van de voorzitter of een lid kan de staatssecretaris een andere voorzitter of lid benoemen.

Artikel 5. Leden

Voor de duur van de commissie worden tot lid van de commissie benoemd:

  • a. mr. M. Chébti LL.M, tevens voorzitter;

  • b. mr. dr. M.L.M. van Kempen, tevens voorzitter;

  • c. mr. dr. S.M.H. Dusarduijn;

  • d. mr. dr. Q.A.M. Eijkman;

  • e. prof. dr. A.C. Rijkers.

Artikel 6. Secretariaat

  • 1. De staatssecretaris voorziet in het secretariaat van de commissie.

  • 2. Het secretariaat is voor de uitvoering van zijn taak uitsluitend verantwoording schuldig aan (de voorzitter van) de commissie.

  • 3. Aan het secretariaat kunnen medewerkers worden toegevoegd.

  • 4. Indien personen, in dienst van het ministerie, tot secretaris of medewerker van het secretariaat worden benoemd, zijn zij tegenover anderen dan de commissie verplicht tot geheimhouding van hetgeen hen in het verband van de werkzaamheden van de commissie bekend is geworden.

Artikel 7. Werkwijze

  • 1. Bij meer dan drie leden functioneert de adviescommissie bij de behandeling van een zaak in een wisselende samenstelling van drie leden, bestaande uit:

    • de voorzitter; en

    • twee andere leden.

  • 2. De commissie stelt haar eigen werkwijze vast, met inachtneming van de bepalingen van dit besluit.

  • 3. De leden van de commissie zijn verplicht tot geheimhouding op basis van artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 8. Vergoeding

  • 1. De voorzitter ontvangt conform de laatst afgesloten CAO Rijk een vergoeding per vergadering van € 388,16.

  • 2. De overige leden ontvangen conform de laatst afgesloten CAO Rijk een vergoeding per vergadering van € 298,58.

Artikel 9. Archiefbescheiden

De commissie draagt na haar opheffing of, zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende haar werkzaamheden over aan het archief van het ministerie.

Artikel 10. Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, en werkt het terug tot en met 15 mei 2020.

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van de datum waarop de staatssecretaris beslist dat geen verzoeken, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van dit besluit meer te verwachten zijn en uiterlijk op 15 mei 2024. Dit besluit wordt in de Staatscourant geplaatst.

  • 3. Deze termijn kan eenmalig bij besluit met ten hoogste twee jaar worden verlengd. Eind 2023 stelt het adviescollege/de staatssecretaris een evaluatieverslag op waarin het aandacht besteedt aan zijn taakvervulling.

Artikel 11. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Instellingsbesluit Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst en in afschrift worden gezonden aan betrokkenen.

De Staatssecretaris van Financiën, A.C. van Huffelen

TOELICHTING

In de ‘Kabinetsreactie op het eindrapport van de Adviescommissie uitvoering toeslagen, het rapport van de ADR en het Zwartboek’ van 13 maart 20201 heeft de Staatssecretaris van Financiën te kennen gegeven dat, in aanvulling op de compensatieregeling en de daarin opgenomen forfaitaire bedragen voor materiële en immateriële schade, het mogelijk zal worden gemaakt dat ouders in schrijnende gevallen meer schade vergoed krijgen. Deze ouders dienen daartoe een verzoek in te dienen. De beoordeling van deze verzoeken zal door een onafhankelijke commissie plaatsvinden. Met de instelling van deze Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade wordt aan die toezegging tegemoetgekomen.

Om meer schade vergoed te krijgen moet door ouders aannemelijk worden gemaakt dat sprake is van aanvullende schade – die in onvoldoende mate is vergoed met de forfaitaire bedragen aan materiële en immateriële schadevergoeding die op grond van de compensatieregeling zijn toegekend – en dat die schade het gevolg is van het door de Adviescommissie uitvoering toeslagen vastgestelde vooringenomen optreden van Belastingdienst/Toeslagen.

In de compensatieregeling zijn de kaders van deze regeling vastgelegd alsmede dat dergelijke verzoeken aan deze commissie moeten worden voorgelegd.

Belastingdienst/Toeslagen houdt zo veel mogelijk rekening met het oordeel van de commissie.

In het wetsvoorstel tot aanpassing van de Awir wordt een nieuw artikel 49 ingevoegd. In lid 9 van dit artikel staat vermeld dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels kunnen worden gegeven om in zeer schrijnende gevallen waarin toepassing van de Awir en de daarop berustende bepalingen bij de uitvoering van de kinderopvangtoeslag, bedoeld in de Wet kinderopvang, heeft geleid tot ernstige onbillijkheden van overwegende aard, die zich mochten voordoen bij een beschikking tot vaststelling of tot terugvordering, welke onbillijkheden zodanig zijn dat het overduidelijk onredelijk is deze voor rekening van de belanghebbende te laten en waarvoor andere vergoedingen of tegemoetkomingen binnen het wettelijk kader niet voldoende zijn, een tegemoetkoming toe te kennen op verzoek van de belanghebbende. De bevindingen worden meegewogen bij het opstellen van de regels.

In eerdere Kamerstukken is deze commissie ook wel aangeduid als een mediationcommissie die de gang naar de rechter voor de burger zou moeten vergemakkelijken in de gevallen dat hij/zij van mening was dat zijn daadwerkelijk geleden schade groter was dan hetgeen forfaitair vergoed is. Door het instellen van de Commissie aanvullende schadevergoeding werkelijke schade wordt een laagdrempelige voorziening gecreëerd die een lange en kostbare rechtsgang naar de rechter kan voorkomen.

In artikel 8 is erin voorzien dat de leden per vergadering 3% van het maximum van salarisschaal 18 van de van de laatst afgesloten CAO Rijk krijgen en de voorzitter 130% van de vergoeding voor leden. Deze vergoeding komt erop neer dat de voorzitter per vergadering € 388,16 ontvangt. De overige leden ontvangen per vergadering € 298,58. De bedragen zijn gebaseerd op de salarisschalen zoals opgenomen in de laatst afgesloten CAO Rijk.

De Staatssecretaris van Financiën, A.C. van Huffelen


X Noot
1

Kamerstukken II, 2019/20, 31 066, nr. 613.

Naar boven