Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat van 28 mei 2020, nr. WJZ/ 20148118, tot wijziging van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies in verband met COVID-19-gerelateerde aanpassingen van de Seed capital subsidiemodule (titel 3.10 RNES)

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,

Gelet op de artikelen 4, 5, 19, tweede lid, 25 en 30, vierde en vijfde lid, 33, tweede lid, en 34 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.10.1, eerste lid, wordt in de alfabetische volgorde een begripsbepaling ingevoegd, luidende:

COL-faciliteit:

Corona-OverbruggingsLening-faciliteit van de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen voor startups, scale-ups en innovatieve mkb-ers die als gevolg van de COVID-19-uitbraak een tekort aan liquiditeit hebben en daarom behoefte hebben aan krediet om de COVID-19-uitbraak te overbruggen, zoals ingevolge de toepasselijke staatssteunkaders bij de Europese Commissie gemeld onder nummer SA.57107 (2020/N) en zoals goedgekeurd door de Europese Commissie bij besluit van 24 april 2020 (C(2020) 2786 final);.

B

Artikel 3.10.7, eerste lid, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de subonderdelen 2° en 11° wordt na ‘€ 3.500.000’ telkens ingevoegd ‘, of € 5.000.000 indien de aanvrager aantoont dat de aangevraagde subsidie is bestemd om ter uitvoering van het fondsplan via participaties te investeren in een technostartersvennootschap die een concrete liquiditeitsbehoefte heeft als gevolg van de uitbraak van COVID-19,’.

2. In subonderdeel 8° wordt na ‘gelijk is aan de referentierente’ ingevoegd ‘, of die gelijk is aan 3 procent indien de aanvrager aantoont dat de aangevraagde subsidie is bestemd om ter uitvoering van het fondsplan via participaties te investeren in een technostartersvennootschap die een concrete liquiditeitsbehoefte heeft als gevolg van de uitbraak van COVID-19, waarbij die investering door het startersfonds wordt vormgegeven door ten behoeve van de technostarter als cofinancier onder de COL-faciliteit op te treden’.

C

Artikel 3.10.11 komt te luiden:

Artikel 3.10.11. Modelovereenkomst

  • 1. Het model voor een overeenkomst van geldlening is opgenomen in bijlage 3.10.1.

  • 2. Indien de subsidie in de vorm van een geldlening wordt verleend aan een aanvrager die heeft aangetoond dat de aangevraagde subsidie is bestemd om via participaties te investeren in een technostartersvennootschap die een concrete liquiditeitsbehoefte heeft als gevolg van de uitbraak van COVID-19, is het model, opgenomen in bijlage 3.10.1a, van toepassing.

D

Na bijlage 3.10.1 wordt een bijlage ingevoegd, luidende:

Bijlage 3.10.1a behorende bij artikel 3.10.11, tweede en derde lid, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies

Het model, bedoeld in artikel 3.10.11, tweede lid, van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies is gelijk aan het model opgenomen in bijlage 3.10.1, met dien verstande dat:

  • a. a. artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van de in bijlage 3.10.1 opgenomen modelovereenkomst komt te luiden:

    • b. de totale verkrijgingsprijs van de participaties die gedurende de fondsperiode in één technostartersvennootschap wordt geïnvesteerd, bedraagt ten minste € 100.000 en ten hoogste € 5.000.000;;

  • b. artikel 5, eerste lid, onderdeel e, van de in bijlage 3.10.1 opgenomen modelovereenkomst komt te luiden:

    • e. voor achtergestelde vorderingen wordt een rente bedongen die gelijk is aan de referentierente, of die gelijk is aan 3 procent indien de aanvrager de aangevraagde subsidie aanwendt om ter uitvoering van het fondsplan via participaties te investeren in een technostartersvennootschap die een concrete liquiditeitsbehoefte heeft als gevolg van de uitbraak van COVID-19, waarbij die investering door het startersfonds wordt vormgegeven door ten behoeve van de technostarter als cofinancier onder de COL-faciliteit op te treden;;

  • c. artikel 5, vierde lid, onderdelen a en b, van de in bijlage 3.10.1 opgenomen modelovereenkomst komen te luiden:

    • a. deze participatiemaatschappij een ander startersfonds is en voor zover het totaal aan verkrijgingsprijzen van de participaties die de startersfondsen gezamenlijk in de technostartersvennootschap investeren, niet boven de € 5.000.000,– uitkomt;

    • b. deze participatiemaatschappij naar het oordeel van de Staat niet in staat is nieuwe participaties in de technostartersvennootschap te verkrijgen, voor zover als gevolg van de nieuwe participatie door het startersfonds het totaal aan risicokapitaal dat verstrekt is aan de technostartersvennootschap door alle participatiemaatschappijen en het startersfonds gezamenlijk, niet boven de € 5.000.000,– uitkomt; of.

ARTIKEL II

De Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.10,1 vervalt het begrip ‘COL-faciliteit’ en de daarbij behorende omschrijving.

B

Artikel 3.10.7, eerste lid, onderdeel c, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de subonderdelen 2° en 11° vervalt de zinsnede ‘, of € 5.000.000 indien de aanvrager aantoont dat de aangevraagde subsidie is bestemd om ter uitvoering van het fondsplan via participaties te investeren in een technostartersvennootschap die een concrete liquiditeitsbehoefte heeft als gevolg van de uitbraak van COVID-19,’.

2. In subonderdeel 8° vervalt de zinsnede ‘, of die gelijk is aan 3 procent indien de aanvrager aantoont dat de aangevraagde subsidie is bestemd om ter uitvoering van het fondsplan via participaties te investeren in een technostartersvennootschap die een concrete liquiditeitsbehoefte heeft als gevolg van de uitbraak van COVID-19, waarbij die investering door het startersfonds wordt vormgegeven door ten behoeve van de technostarter als cofinancier onder de COL-faciliteit op te treden’.

C

Artikel 3.10.11 komt te luiden:

Artikel 3.10.11. Modelovereenkomst

Het model voor een overeenkomst van geldlening is opgenomen in bijlage 3.10.1.

D

Bijlage 3.10.1a vervalt.

ARTIKEL III

  • 1. Artikel I treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 13 mei 2020.

  • 2. Artikel II treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 28 mei 2020

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer

TOELICHTING

1. Aanleiding en doel

De subsidiemodule Seed capital technostarters, opgenomen in titel 3.10 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (hierna: RNES), ziet erop dat de Nederlandse risicokapitaalmarkt gestimuleerd en gemobiliseerd wordt om investeringen te doen in beginnende ondernemingen in Nederland die technisch of creatief innovatief van aard zijn (zogenoemde ‘technostarters’). Hiertoe wordt door de Minister van Economische Zaken en Klimaat (hierna: de minister) een lening verstrekt aan investeringsfondsen (startersfondsen en Seed business angel fondsen) die participaties verkrijgen in technostarters. Om het gebruik van dit instrument te bevorderen, wordt de risicorendementsverhouding verbeterd door het hanteren van gunstige terugbetalingsverhoudingen voor de inkomsten uit investeringen in technostarters.

Bij het verstrekken van een lening wordt een geldleningsovereenkomst gesloten tussen het startersfonds onderscheidenlijk het Seed business angel fonds en de Staat. In deze overeenkomst is het nodige bepaald over het verdere verloop van de subsidierelatie, zoals de wijze waarop uitbetalingen voor concrete participaties plaatsvinden, de vaststelling van de hoofdsom na afloop van de fondsperiode en de wijze van terugbetaling. Voor zowel startersfondsen als Seed business angel fondsen is een model geldleningsovereenkomst als bijlage bij de subsidiemodule gevoegd (bijlagen 3.10.1 en 3.10.2).

Met onderhavige wijzigingsregeling wordt gelet op de uitbraak van COVID-19 een beperkt aantal tijdelijke inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd in de subsidiemodule Seed capital technostarters.

Als direct gevolg van COVID-19 staan de veelbelovende portefeuilledeelnemingen van Seed capital fondsen (de technostartersvennootschappen) momenteel namelijk onder liquiditeitsdruk. De al eerder doorgevoerde maatregelen ter verlichting, waaronder de Corona-OverbruggingsLening (COL) van de Regionale Ontwikkelmaatschappijen (ROM’s) en de verruiming van het budget voor de Seed capital tender 2020 met € 10.000.000, zijn een stap in de goede richting. Zo maakt de COL het mogelijk voor zogenoemde startups, scale-ups en innovatieve mkb’ers om een overbruggingskrediet aan te vragen indien zij als gevolg van de COVID-19-uitbraak een tekort aan liquiditeit hebben, en daarom behoefte hebben aan krediet om de COVID-19-pandemie te overbruggen. De uitvoering van de COL is belegd bij de ROM’s. De leningen variëren tussen de € 50.000,– en € 2.000.000. Bij bedragen boven de € 250.000,– wordt er 25 procent cofinanciering verwacht van de aandeelhouders of andere investeerders. Er wordt een uniform rentetarief gehanteerd van 3 procent.

Verruiming maxima betreffende investeringsruimte

De liquiditeitsdruk die technostarters als gevolg van COVID-19 ervaren, hangt onder meer samen met het feit dat andere investeerders dan de Seed capital fondsen, zoals de business angels, in de tijden niet meer of aanzienlijk minder bereid blijken om te investeren in technostarters. Gelet hierop wensen Seed capital fondsen de technostarters waarin zij participeren, nader te ondersteunen op basis van de Seed capital subsidiemodule.

Een knelpunt waar startersfondsen echter tegenaan lopen indien ze de technostarters op basis van de Seed capital subsidiemodule wensen te ondersteunen (al dan niet door als cofinancier op te treden onder de COL), wordt gevormd door bepaalde maxima die zijn gesteld aan de investeringen die door starterfondsen ingevolge de Seed capital subsidiemodule gedaan mogen worden.

Zo bedraagt de totale verkrijgingprijs van de participaties die gedurende de fondsperiode in één technostartersvennootschap wordt geïnvesteerd, ten hoogste € 3.500.000. Deze regeling strekt ertoe dit maximum te verhogen tot € 5.000.000. Het startersfonds mag echter enkel van deze verruiming gebruik maken, indien het bij de aanvraag onder de Seed capital subsidiemodule aantoont dat de aangevraagde subsidie is bestemd om via participaties te investeren in een technostarter die een concrete liquiditeitsbehoefte heeft als gevolg van de uitbraak van COVID-19. Bij de beoordeling hiervan is onder meer van belang of het bedrijf in de kern gezond was vóór de COVID-19 crisis, of het overlevingskansen heeft, en of het kostenreducerende maatregelen treft of heeft getroffen.

Knelpunt rentepercentages bij samenloop COL en Seed capital subsidiemodule

Een ander knelpunt heeft betrekking op het gebruik van de COL door technostarters. Het gebruik maken van deze COL blijkt problematisch wanneer het gaat om overbruggingskredieten onder de COL van meer dan € 250.000. In die gevallen kan de technostarter namelijk enkel aanspraak maken op dit krediet, indien er sprake is van 25 procent cofinanciering.

Om technostarters te ondersteunen in het verkrijgen van een overbruggingskrediet ingevolge de COL, wensen de startersfondsen op basis van de Seed capital subsidiemodule de gelden te verwerven waarmee ze kunnen bijdragen in of zorgdragen voor de cofinanciering die onder de COL vereist is. Op dit punt bestaat er echter een knelpunt in de samenloop tussen de Seed capital subsidiemodule en de COL.

De Seed capital subsidiemodule in de RNES verplicht Seed capital fondsen namelijk om een rente in rekening te brengen bij haar portefeuillebedrijven van minimaal 4 procent + het EU referentierentepercentage (momenteel negatief) (’referentierente’). Voor overbruggingsleningen onder de COL vanaf € 250.000 tot € 500.000 geldt momenteel echter een 25 procent co-investeringsbijdrage en daarbij een rente van 3 procent. Deze rentevoorwaarden stroken in bepaalde gevallen dus niet met elkaar; de Seed capital fondsen mogen op grond van de Seed capital regeling geen financiering tegen (de onder de COL vereiste) rente van 3 procent verzorgen.

Gelet hierop is het door deze wijzigingsregeling voor startersfondsen mogelijk gemaakt om, ter verzorging van de cofinanciering onder de COL, de op basis van de Seed capital subsidiemodule aan te vragen subsidiegelden door te investeren in technostarters tegen het rentepercentage dat onder de COL geldt (in plaats van de referentierente als bedoeld in de Seed capital subsidiemodule).

Om van deze mogelijkheid te kunnen profiteren, moet het startersfonds in dit verband bij de aanvraag onder de Seed capital subsidiemodule aantonen dat de aangevraagde subsidie bestemd is om via participaties te investeren in een technostarter die een concrete liquiditeitsbehoefte heeft als gevolg van de uitbraak van COVID-19, waarbij die investering door het startersfonds wordt vormgegeven door ten behoeve van de technostarter als cofinancier onder de COL-faciliteit op te treden. Bij de beoordeling daarvan is onder meer van belang of het bedrijf in de kern gezond was vóór de COVID-19 crisis, of het overlevingskansen heeft, en of het kostenreducerende maatregelen treft of heeft getroffen. Een aanvraag van een technostarter voor de COL wordt op deze elementen overigens ook getoetst door de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen die uitvoering geven aan de COL.

2. Staatssteun

De subsidie die op grond van deze titel wordt verstrekt, is aan te merken als staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Deze staatssteun is echter geoorloofd op grond van artikel 21 (risicofinancieringssteun) van de algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV) als bedoeld in artikel 1.1 van de RNES. De subsidiemodule Seed capital technostarters voldoet aan de voorwaarden van artikel 21 en hoofdstuk I van de AGVV.

De hierboven beschreven wijzigingen hebben geen gevolgen voor de staatssteunrechtvaardiging. De verruiming van de investeringsruimte voor startersfondsen (zie artikel I, onderdeel B, onder 1, van deze wijzigingsregeling) leidt namelijk niet tot overschrijding van het in artikel 21, negende lid, van de AGVV genoemde maximumbedrag van € 15.000.000 per in aanmerking komende onderneming.

Ook de tijdelijke en slechts in specifieke gevallen toepasbare wijziging van het rentepercentage, om cofinanciering door startersfondsen onder de COL mogelijk te maken en zo technostarters gebruik te kunnen laten maken van de COL (zie artikel I, onderdeel B, onder 2, van deze regeling), strookt met artikel 21 AGVV en de in dit verband relevante ‘Tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de huidige COVID-19-uitbraak’ (‘de tijdelijke kaderregeling’)1. De Europese Commissie heeft de COL-regeling op basis daarvan goedgekeurd. Aldus is dus ook het rentepercentage dat onder de COL wordt gehanteerd, goedgekeurd en is het nu gewijzigde gelijkluidende rentepercentage onder de Seed capital subsidiemodule eveneens gerechtvaardigd te achten.

Bovendien is de samenloop van de steun op grond van de Seed capital subsidiemodule enerzijds en de steun op grond van de COL anderzijds gerechtvaardigd op grond van de tijdelijke kaderregeling. In dat kader is namelijk expliciet bepaald dat ‘aid under the notified measure may be cumulated with aid under measures approved by the Commission under other sections of the Temporary Framework, provided the provisions in those specific sections are respected’. Nu als aangegeven de wijziging van het rentepercentage zowel verenigbaar is met de AGVV als met de tijdelijke kaderregeling, is de samenloop toegestaan.

De gewijzigde subsidiemodule zal ter kennisneming aan de Europese Commissie gezonden worden, conform artikel 11, onder a, van de AGVV.

3. Regeldruk

Met deze wijzigingsregeling wijzigt de regeldruk voor startersfondsen die gebruik willen maken van de geboden verruiming van de investeringsruimte of van de mogelijkheid tot hanteren van een ander rentepercentage dan normaliter onder de Seed capital subsidiemodule geldt, om cofinanciering onder de COL mogelijk te maken. In het eerste geval (gebruikmaking van de verruimde investeringsruimte) dienen startersfondsen bij de aanvraag aan te tonen dat de aangevraagde subsidie is bestemd om via participaties te investeren in een technostarter die een concrete liquiditeitsbehoefte heeft als gevolg van de uitbraak van COVID-19. In het tweede geval (hantering ander rentepercentage) dienen startersfondsen aan te tonen dat de aangevraagde subsidie is bestemd om ter uitvoering van het fondsplan via participaties te investeren in een technostarter die een concrete liquiditeitsbehoefte heeft als gevolg van de uitbraak van COVID-19, waarbij die investering door het startersfonds wordt vormgegeven door ten behoeve van de technostarter als cofinancier onder de COL-faciliteit op te treden.

De regeldrukkosten behelzen het kennisnemen van deze wijzigingsregeling, het indienen van de aanvraag, het verzamelen van de benodigde informatie en overleg en afstemming met de uitvoerende instantie, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). De tijdsbesteding voor het kennisnemen van deze regeling worden ingeschat op 5 minuten per startersfonds. Dat komt bij een standaarduurtarief van € 54 neer op € 4,50 per startersfonds.

Het verzamelen van de benodigde informatie zal naar verwachting 15 tot 120 minuten per aanvraag met zich meebrengen. De tijdsbesteding in verband met overleg en afstemming met RVO wordt ingeschat op 60 tot 300 minuten per aanvraag. Het indienen van een aanvraag zelf kost naar verwachting 3 minuten.

In totaal zullen de kosten per aanvraag, bij een standaarduurtarief van € 54, dan variëren van € 70 tot € 380.

Het is momenteel niet duidelijk hoeveel starterfondsen gebruik zullen maken van deze geboden ruimte. Wel kan een grove inschatting worden gemaakt. Er zijn momenteel 100 startersfondsen. Verwacht wordt dat er 50 tot 100 startersfondsen een of meerdere aanvragen zullen indienen. Verwacht wordt dat de startersfonds 50 aanvragen zullen worden gedaan.

De totale regeldrukkosten komen daarmee op € 895 * 50 = € 44.750.

4. Vaste verandermomenten

Deze regeling wordt in mei 2020 in de Staatscourant gepubliceerd en treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant. De regeling werkt terug tot en met 13 mei 2020.

Met de bekendmaking en inwerkingtreding van deze regeling wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden, en er minimaal twee maanden zitten tussen het moment van publicatie en de inwerkingtreding van de regeling.

Deze afwijking is echter gerechtvaardigd te achten. De doelgroep van deze regeling is immers gebaat bij een spoedige inwerkingtreding, waarvoor afwijking volgens aanwijzing 4.17, vijfde lid, eerste uitzonderingsgrond, in dit geval is toegestaan. Een en ander spreekt voor zich, gelet op de aard van de problematiek waar de doelgroep als gevolg van de uitbraak van COVID-19 mee wordt geconfronteerd en de daarmee samenhangende urgentie van het doorvoeren van maatregelen.

II. Artikelen

Artikel I, onderdeel A

Dit onderdeel introduceert de omschrijving van het begrip ‘COL-faciliteit’.

Artikel I, onderdeel B (wijziging artikel 3.10.7 RNES)

Artikel I, onderdeel B, strekt tot (tijdelijke) wijziging van een van de gronden van afwijzing van de subsidie, namelijk de afwijzingsgrond dat het fondsplan gebaseerd moet zijn op de diverse in de regeling beschreven uitgangspunten.

Zoals uiteengezet in het algemeen deel van de toelichting, ervaren technostarters de nodige liquiditeitsdruk als gevolg van de uitbraak van COVID-19. Dit onderdeel van de wijzigingsregeling verruimt de mogelijkheden binnen de Seed capital subsidiemodule voor startersfondsen om de technostarters met behulp van de Seed capital subsidie te ondersteunen,.

Zoals uit de clausulering aan het slot van het gewijzigde artikel 3.10.7, eerste lid, onderdeel c, subonderdelen 2º en 11º, volgt, kan echter enkel van deze verruimingen gebruik worden gemaakt in de situatie dat de Seed capital fondsen bij de aanvraag onder de Seed capital subsidiemodule aantonen dat de aangevraagde subsidie bestemd is om via participaties te investeren in een technostarter die een concrete liquiditeitsbehoefte heeft als gevolg van de uitbraak van COVID-19.

De strekking van artikel I, onderdeel B, onderdeel 1, van deze wijzigingsregeling is dat in die situatie pas afwijzend op een subsidieaanvraag wordt beslist indien het fondsplan als uitgangspunt hanteert dat de totale verkrijgingsprijs van de participaties die gedurende de fondsperiode in één technostarter wordt geïnvesteerd, (minder dan € 100.000 en) meer dan € 5.000.000 bedraagt. Normaliter geldt als maximum € 3.500.000. Dit geeft startersfondsen meer ruimte om in technostarters te investeren ter verlichting van de COVID-19-gerelateerde liquiditeitsproblemen.

In het verlengde hiervan geldt in plaats van het maximum van € 3.500.000, zoals dat normaliter ook ingevolge artikel 3.10.7, eerste lid, onderdeel c, subonderdeel 11°, RNES geldt, een maximum van € 5.000.000 omwille van diezelfde verlichting van COVID-19 gerelateerde problemen bij technostarters.

Artikel I, onderdeel B, onder 2, ziet op de situatie dat een startersfonds met de Seed capital subsidie in een technostarter wenst te participeren via een uit een converteerbare lening voortvloeiende achtergestelde vordering, om zo de in het algemeen deel besproken cofinanciering te kunnen verzorgen die onder de COL vereist is. Zonder die cofinanciering kunnen technostarters geen gebruik maken van de COL. De onderhavige regeling wijzigt voor die situatie het rentepercentage dat voor de in de Seed capital subsidiemodule bedoelde achtergestelde vorderingen bedongen moet worden. Het rentepercentage in de Seed capital subsidiemodule komt door deze wijziging overeen met het rentepercentage dat ingevolge de COL bedongen moet worden bij de cofinancieringslening. Dit vormt een afwijking van de normaliter toepasselijke referentierente (welke momenteel 3,7 procent bedraagt nu het EU-referentierentepercentage negatief is; zie artikel 3.10.7, eerste lid, onderdeel c, subonderdeel 8º, RNES).

Artikel I, onderdelen C en D (wijziging artikel 3.10.11 RNES en invoering bijlage 3.10.1a)

Artikel I, onderdeel C, wijzigt artikel 3.10.11 RNES. De subsidie ingevolge de Seed capital subsidiemodule wordt verleend in de vorm van een geldlening. Uit artikel 3.10.11 RNES volgt dat bijlage 3.10.1 bij de RNES het model vormt voor de geldleningsovereenkomst tussen de Staat en het Seed capital fonds, die hieraan ten grondslag moet liggen.

In artikel 5 van de model geldleningsovereenkomst in bijlage 3.10.1 is bepaald welke voorwaarden het fonds jegens de technostarters moet hanteren voor het verkrijgen van participaties in de technostartersvennootschappen. Hier worden onder meer als voorwaarden genoemd:

  • dat de totale verkrijgingprijs van de participaties die gedurende de fondsperiode in één technostartersvennootschap wordt geïnvesteerd, ten minste € 100.000 en ten hoogste € 3.500.000 bedraagt (modelovereenkomst artikel 5, eerste lid, onderdeel b);

  • dat voor achtergestelde vorderingen een rente wordt bedongen die ten minste gelijk is aan de referentierente (modelovereenkomst artikel 5, eerste lid, onderdeel e), en

  • dat de participaties verkregen worden in technostartersvennootschappen waaraan niet eerder door een participatiemaatschappij risicokapitaal is verstrekt, behoudens indien (a) deze participatiemaatschappij een financier is en voor zover het totaal aan verkrijgingsprijzen van de participaties die alle financiers gezamenlijk in de technostartersvennootschap investeren, niet boven € 5.000.000 uitkomt; (b) deze participatiemaatschappij naar het oordeel van de minister niet in staat is nieuwe participaties in de technostartersvennootschap te verkrijgen, voor zover als gevolg van de nieuwe participatie door het startersfonds het totaal aan risicokapitaal dat verstrekt is aan de technostartersvennootschap door alle participatiemaatschappijen en de financier gezamenlijk, niet boven € 5.000.000 uitkomt, of (c) deze participatiemaatschappij een informal investor is (modelovereenkomst artikel 5, vierde lid).

Inhoudelijk zijn deze voorwaarden gelijk aan de uitgangspunten waarop een fondsenplan gebaseerd moet zijn (bij gebreke waarvan de minister ingevolge artikel 3.10.7, eerste lid, onderdeel c, RNES afwijzend kan beslissen op de subsidieaanvraag).

Artikel I, onderdeel C, borgt dat niet de reguliere model geldleningsovereenkomst ex bijlage 3.10.1 van de RNES, maar de nieuw ingevoerde modelovereenkomst ex bijlage 3.10.1a wordt toegepast, indien de subsidie in de vorm van een geldlening wordt verleend aan een aanvrager die de aangevraagde subsidie aanwendt om via participaties te investeren in een technostartersvennootschap die een concrete liquiditeitsbehoefte heeft als gevolg van de uitbraak van COVID-19 (artikel 3.10.11, tweede lid, RNES). In alle andere (niet-COVID-19-gerelateerde) gevallen dient de modelovereenkomst ex bijlage 3.10.1 te worden toegepast (artikel 3.10.11, eerste lid, RNES).

Artikel I, onderdeel D, strekt tot invoering van de nieuwe bijlage 3.10.1a van de RNES. Uit die bijlage volgt dat de tekst van de modelovereenkomst in die specifieke COVID-19-gerelateerde situatie geheel gelijkluidend is aan de tekst van de modelovereenkomst, opgenomen in artikel 3.10.1, behalve ten aanzien van enkele leden van artikel 5 van die laatstbedoelde modelovereenkomst.

Zo wijzigt in dat specifieke COVID-19 gerelateerde geval de voorwaarde ex artikel 5, eerste lid, onderdeel b, van de modelovereenkomst betreffende de totale verkrijgingsprijs van de participaties die gedurende de fondsperiode in één technostartersvennootschap wordt geïnvesteerd. In plaats van het normaliter toepasselijke maximum van € 3.500.000, geldt dan een maximum van € 5.000.000 (zie bijlage 3.10.1a (nieuw), onderdeel a).

In het verlengde daarvan wordt ook het in artikel 5, vierde lid, onderdelen a en b, van de modelovereenkomst opgenomen maximum van € 3.500.000 in de (uitzonderingen op de) voorwaarde wat betreft het verkrijgen van participaties in technostartersvennootschappen waaraan niet eerder door een participatiemaatschappij risicokapitaal is verstrekt, verhoogd tot € 5.000.000 (zie bijlage 3.10.1a (nieuw), onderdeel c).

Ook ten aanzien van artikel 5, eerste lid, onderdeel e, kent de nieuwe modelovereenkomst ex bijlage 3.10.1a een formulering die afwijkt van die in de reguliere modelovereenkomst ex bijlage 3.10.1. Uit de nieuwe formulering volgt dat de rente die voor de achtergestelde vordering moet worden bedongen, ofwel tenminste gelijk is aan de referentierente, ofwel een rente van 3 procent is (gelijk aan de huidige rente die onder de COL gerekend wordt).

Welk rentepercentage in een concreet geval van toepassing is, hangt af van de omstandigheden van het geval. Indien de Seed capital fondsen de subsidie aanwenden om via participaties te investeren in een technostartersvennootschap die een concrete liquiditeitsbehoefte heeft als gevolg van de uitbraak van COVID-19, zonder dat die investering plaatsvindt door middel van cofinanciering onder de COL-faciliteit, dan geldt het eerstgenoemde rentepercentage (zijnde: tenminste gelijk aan de referentierente). Indien de aangevraagde subsidie echter is bestemd om ter uitvoering van het fondsplan via participaties te investeren in een technostarter die een concrete liquiditeitsbehoefte heeft als gevolg van de uitbraak van COVID-19, waarbij die investering door het startersfonds wordt vormgegeven door ten behoeve van de technostarter als cofinancier onder de COL-faciliteit op te treden, dán geldt een rente van 3 procent. Dat dit laatste rentepercentage enkel geldt ingeval sprake is van cofinanciering door het startersfonds (met gebruikmaking van Seed capital subsidie) onder de COL ten behoeve van een technostarter die door COVID-19 met liquiditeitsproblemen kampt, is expliciet bepaald aan het slot van het betreffende artikel 5, eerste lid, onderdeel e (ex bijlage 3.10.1a).

Artikelen II en III (inwerkingtreding, terugwerkende kracht en vervaldatum)

Artikel III, onderdeel 1, betreft de inwerkingtreding en terugwerkende kracht van artikel I van deze regeling. Dat artikel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie in de Staatscourant, met dien verstande dat terugwerkende kracht tot en met 13 mei 2020 geldt. Deze terugwerkende kracht is opportuun geacht, omdat het startersfondsen (en betrokkenen bij de uitvoering van de COL, onder welke regeling startersfondsen cofinanciering willen gaan verzorgen ten behoeve van de technostarters die in hun portefeuille vallen) in staat stelt om in de uiterst dringende gevallen al op basis van de uitgangspunten in de wijzigingsregeling te opereren, voorafgaand aan publicatie van de wijzigingsregeling. Aldus kan de doelgroep eerder profiteren van deze begunstigende regeling. Van benadeling van partijen door toepassing van terugwerkende kracht, is geen sprake.

In paragraaf 4 van het algemeen deel van de toelichting is verder aangegeven hoe deze publicatie en datum van inwerkingtreding zich verhouden tot het kabinetsbeleid betreffende de vaste verandermomenten.

Artikel III, onderdeel 2, borgt de tijdelijkheid van de door artikel I van deze wijzigingsregeling geïntroduceerde verruimingen en wijziging van de Seed capital subsidiemodule. Gelet op het tijdelijke en eenmalige karakter van deze regeling in het licht van de uitbraak van COVID-19, vervallen de in deze regeling opgenomen wijzigingen per 1 januari 2021. Artikel II draait de door middel van artikel I doorgevoerde wijzigingen in feite weer terug. Aanspraken en verplichtingen die op grond van deze wijzigingsregeling zijn ontstaan, blijven echter ook na 1 januari 2021 in stand.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer


X Noot
1

Mededeling van de Commissie van 19 maart 2020, C(2020)1863 (Pb C 091I van 20.3.2020, blz. 1), laatstelijk gewijzigd op 3 april 2020, C(2020)2215 (Pb C 112I).

Naar boven