Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 25 mei 2020, nr. WJZ/24500912, houdende vaststelling van de subsidieplafonds van de Subsidieregeling praktijkleren voor het studiejaar 2019–2020, alsmede wijziging van de Subsidieregeling praktijkleren in verband met het invoegen van een voorschotronde en een herziening van de berekeningswijze van het subsidiebedrag voor 2020

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 2.7 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 4 van de Wet overige OCW-subsidies, en artikel 14, eerste lid, van de Subsidieregeling praktijkleren;

Besluit:

Artikel 1

Voor subsidieverstrekking op grond van de Subsidieregeling praktijkleren zijn voor het studiejaar 2019–2020 ten hoogste de volgende bedragen beschikbaar:

  • a. voor subsidies als bedoeld in artikel 4 van de Subsidieregeling praktijkleren: € 194.800.000;

  • b. voor subsidies als bedoeld in artikel 6 van de Subsidieregeling praktijkleren: € 4.000.000;

  • c. voor subsidies als bedoeld in artikel 8 van de Subsidieregeling praktijkleren: € 2.800.000; en

  • d. voor subsidies als bedoeld in de artikelen 9a, 9c en 10 van de Subsidieregeling praktijkleren: € 1.300.000.

Artikel 2. Wijziging Subsidieregeling praktijkleren

De Subsidieregeling praktijkleren wordt als volgt gewijzigd:

A

Na paragraaf 5 wordt een paragraaf ingevoegd, die luidt:

§ 5a. Voorschot subsidie praktijkleerplaatsen mbo in 2020 in verband met uitbraak coronavirus

Artikel 30. Voorschot subsidie
  • 1. De minister kan aan een werkgever als bedoeld in artikel 4, eerste lid, vooruitlopend op een subsidieaanvraag in 2020 een voorschot verstrekken.

  • 2. Werkgevers kunnen daartoe een aanvraag indienen van 2 juni 2020 tot en met 30 juni 2020 om 17:00 uur, met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat daartoe op de website www.rvo.nl/praktijkleren beschikbaar is gesteld. Aanvragen die later worden ontvangen, worden afgewezen.

  • 3. De hoogte van het voorschotbedrag wordt berekend aan de hand van het aantal weken dat voor de desbetreffende praktijkleerplaats reeds onderricht in de praktijk heeft plaatsgevonden in de periode van 1 augustus 2019 tot en met 31 maart 2020, waarbij het aantal weken wordt vermenigvuldigd met € 42,50. Artikel 33, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Het voorschot wordt verstrekt onder de voorwaarde dat aan de werkgever in 2020 op grond van artikel 4, eerste lid, van deze regeling subsidie wordt toegekend. Indien de werkgever geen subsidieaanvraag doet of indien zijn subsidieaanvraag wordt afgewezen, wordt het verleende voorschot als zijnde onverschuldigd betaald geheel teruggevorderd.

  • 5. Indien het toegekende subsidiebedrag lager is dan het voorschot dat op grond van het eerste lid aan een werkgever is verleend, wordt het teveel ontvangen bedrag als zijnde onverschuldigd betaald teruggevorderd.

B

Voor artikel 33a wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 33. Afwijking berekening praktijkleerplaatsen in verband met coronavirus

  • 1. Bij de subsidieverstrekking in 2020 worden voor de berekening van gerealiseerde praktijkleerplaatsen, in afwijking van artikel 1, onderdeel c, de weken waarin ten gevolge van de uitbraak van het coronavirus of de maatregelen ter bestrijding ervan geen onderricht in de praktijk heeft plaatsgevonden, gelijk gesteld met de weken waarin daadwerkelijk onderricht in de praktijk heeft plaatsgevonden.

  • 2. Bij de subsidieverstrekking in 2020 worden voor de berekening van gerealiseerde werkleerplaatsen voor promovendi, in afwijking van artikel 1, onderdeel d, de maanden waarin de desbetreffende promovendus ten gevolge van de uitbraak van het coronavirus of de maatregelen ter bestrijding ervan geen onderzoek heeft verricht, gelijk gesteld met maanden waarin de promovendus daadwerkelijk onderzoek heeft verricht.

Artikel 3. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

TOELICHTING

Met deze regeling worden de subsidieplafonds van de Subsidieregeling praktijkleren voor subsidieverstrekking voor het studiejaar 2019–2020 bekendgemaakt. Daarnaast wordt de Subsidieregeling praktijkleren (hierna: de subsidieregeling) op twee onderdelen gewijzigd naar aanleiding van de coronacrisis. Het gaat specifiek om:

  • de invoeging van een voorschotronde voorafgaand aan de subsidieverstrekking in 2020; en

  • de toevoeging van een nieuw artikel 33, dat voor 2020 een afwijkende berekeningswijze regelt voor gerealiseerde praktijkleerplaatsen en werkleerplaatsen voor promovendi.

Deze twee wijzigingen worden hieronder afzonderlijk toegelicht.

Voorschotronde 2020

In de subsidieregeling is na paragraaf 5 een nieuwe paragraaf 5a ingevoegd. Artikel 30 (het enige artikel van deze nieuwe paragraaf) maakt mogelijk dat de minister in 2020 aan een werkgever als bedoeld in artikel 4, eerste lid, een voorschot verstrekt, vooruitlopend op een subsidieaanvraag in 2020. Door de financiële druk die de coronacrisis op bedrijven legt komt thans ook de continuïteit van de praktijkleerplaatsen voor de beroepsbegeleidende leerweg in gevaar. Met deze voorschotmogelijkheid is beoogd te bevorderen dat de desbetreffende praktijkleerplaatsen ook tijdens de coronacrisis worden behouden.

Het voorschot kan alleen worden aangevraagd voor praktijkleerplaatsen in het mbo. Daar is voor gekozen met het oog op de uitvoerbaarheid. Een voorschotregeling voor alleen deze sector is minder arbeidsintensief en kan plaatsvinden tegen lage uitvoeringskosten. In vergelijking met de andere categorieën van de Subsidieregeling praktijkleren, is het aantal terugvorderingen in het mbo gewoonlijk bovendien aanzienlijk lager dan in de andere categorieën. Bovendien valt het overgrote deel van de subsidieaanvragen in deze categorie (ruim 95% van het totale subsidiebudget) en wordt zo het grootste deel van de werkgevers bereikt.

Werkgevers kunnen een aanvraag voor een voorschot indienen van 2 juni 2020 tot en met 30 juni 2020 om 17:00 uur, met gebruikmaking van het aanvraagformulier dat daartoe op www.rvo.nl/praktijkleren beschikbaar is gesteld. Daarbij is bepaald dat aanvragen die later worden ontvangen, worden afgewezen. De hoogte van het voorschotbedrag wordt berekend aan de hand van het aantal weken dat voor de desbetreffende praktijkleerplaats reeds onderricht in de praktijk heeft plaatsgevonden in de periode van 1 augustus 2019 tot en met 31 maart 2020, waarbij het aantal weken wordt vermenigvuldigd met € 42,50. Het nieuwe artikel 33, eerste lid, is daarbij van overeenkomstige toepassing (zie nader hieronder).

Het voorschot wordt verleend onder voorwaarde dat aan de werkgever in 2020 subsidie wordt toegekend op grond van artikel 4 van de subsidieregeling. Indien de werkgever geen subsidieaanvraag doet of indien zijn subsidieaanvraag wordt afgewezen, wordt het verleende voorschot als zijnde onverschuldigd betaald geheel teruggevorderd. Indien het toegekende subsidiebedrag lager is dan het voorschot dat op grond van het eerste lid aan een werkgever is verleend, wordt het teveel ontvangen bedrag als zijnde onverschuldigd betaald teruggevorderd.

Afwijkende berekeningswijze praktijk- en werkleerplaatsen 2020

Ten tweede is in de subsidieregeling een nieuw artikel 33 toegevoegd, dat voor 2020 een afwijkende berekeningswijze voor gerealiseerde praktijkleerplaatsen en werkleerplaatsen voor promovendi regelt. Normaliter geldt dat voor de eenheid die aan een gerealiseerde praktijkleerplaats wordt toegekend, wordt uitgegaan van het aantal weken dat tijdens de praktijkleerplaats daadwerkelijk onderricht in de praktijk van het beroep plaatsvindt, gedeeld door 40 (bij een beroepsopleiding, voortgezet speciaal onderwijs of voortgezet onderwijs), of 42 (bij een opleiding in het hoger beroepsonderwijs). De resulterende eenheid – die in beide gevallen niet meer dan ‘1’ kan bedragen – vormt vervolgens de basis voor het berekenen van het subsidiebedrag op grond van artikel 15 van de subsidieregeling. De uitbraak van het coronavirus kan ten gevolge hebben dat het onderricht in de praktijk niet volledig heeft kunnen plaatsvinden, hetgeen zou leiden tot een lager subsidiebedrag. Dit is onwenselijk, want werkgevers hebben hierop zelf geen, of slechts beperkte, invloed. Artikel 33, eerste lid, (nieuw) bepaalt daarom dat voor subsidieverstrekking in 2020 de weken waarin ten gevolge van het coronavirus of de maatregelen ter bestrijding van het virus geen onderricht in de praktijk heeft plaatsgevonden, gelijk worden gesteld met weken waarin daadwerkelijk onderricht in de praktijk heeft plaatsgevonden.

In het tweede lid van artikel 33 (nieuw) is een soortgelijke verruiming opgenomen voor de berekening van gerealiseerde leerwerkplaatsen voor promovendi. Deze regeling voorziet niet in een verruiming voor de berekening van gerealiseerde leerwerkplaatsen voor technologische ontwerpers, nu voor die berekening enkel van belang is gedurende hoeveel maanden de technologisch ontwerper in opleiding staat ingeschreven bij een universiteit.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven

Naar boven