Regeling van de Minister voor Rechtsbescherming 14 mei 2020, nr. 2868999, houdende wijziging van de Regeling inhouding vaste vergoeding bij buitengewoon verlof op grond van artikel 45 Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren

De Minister voor Rechtsbescherming,

Gelet op artikel 38b van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren;

Besluit:

ARTIKEL I:

Artikel 1 van de Regeling inhouding vaste vergoeding bij buitengewoon verlof op grond van artikel 45 Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid aanhef, wordt ‘is artikel 2 van de regeling Taakduren lidmaatschap publiekrechtelijke colleges van overeenkomstige toepassing’ vervangen door ‘is artikel 2 van de regeling Taakduren lidmaatschap publiekrechtelijke colleges zoals dat gold tot en met 31 december 2019 van toepassing’.

B

In artikel 1, tweede lid, wordt na ‘artikel 2, van de regeling Taakduren lidmaatschap publiekrechtelijke colleges’ ingevoegd ‘zoals dat gold tot en met 31 december 2019’.

ARTIKEL II:

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 14 mei 2020

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

TOELICHTING

Per 1 januari 2020 is de regeling Taakduren lidmaatschap publiekrechtelijke colleges vervallen. De in artikel 1, eerste lid, van overeenkomstige toepassing verklaring van het bepaalde in artikel 2 van de regeling Taakduren lidmaatschap publiekrechtelijke colleges behoeft derhalve wijziging. Hetzelfde geldt voor de in artikel 1, tweede lid, genoemde verwijzing naar artikel 2 van de regeling Taakduren lidmaatschap publiekrechtelijke colleges. Evenwel is met de wijziging van de regeling geen wijziging ten aanzien van de verwijzing naar de inhoud van de inmiddels vervallen bepaling beoogd, zodat de verwijzing naar die bepaling, zij het met de toevoeging ‘zoals die gold tot en met 31 december 2019’ zal worden gehandhaafd.

Voor een wijziging van de in artikel 1, eerste lid onder b, genoemde verwijzing naar het Algemeen Rijksambtenarenreglement en het Ambtenarenreglement Staten-Generaal, die eveneens per 1 januari 2020 zijn vervallen, bestaat geen aanleiding. De huidige regeling voorziet er in artikel 1, eerste lid onder b, reeds in dat onder de bepalingen uit het Rijksambtenarenreglement en het Ambtenarenreglement Staten-Generaal wordt verstaan: artikel 38b van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

’s-Gravenhage, 14 mei 2020

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Naar boven