Besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 15 mei 2020, nr. 20138132, houdende tijdelijke vrijstelling op grond van artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden ter bescherming van de teelt van suikerbieten tegen bladluizen om overdracht van bietenvergelingsziekte te voorkomen (Tijdelijke vrijstelling ter bescherming van de teelt van suikerbieten tegen bietenvergelingsziekte, 2020)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat;

Gelet op artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en artikel 53 van de Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europese Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen nr. 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PbEU 2009, L 309);

BESLUIT:

Artikel 1

Tijdelijke vrijstelling als bedoeld in artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en artikel 53 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 wordt verleend voor het gebruik van Closer ter bescherming van de teelt van suikerbieten tegen bietenvergelingsziekte.

Artikel 2

De vrijstelling is slechts van toepassing indien de gebruiksvoorschriften in de bijlage bij dit besluit worden nageleefd.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt na 120 dagen.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijke vrijstelling ter bescherming van de teelt van suikerbieten tegen bietenvergelingsziekte, 2020.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, namens deze, M.C. Beens Directeur Plantaardige Agroketens en Voedselkwaliteit

Bezwaar

Als u het niet eens bent met deze beslissing, kunt u binnen zes weken na dagtekening van dit besluit digitaal of schriftelijk een bezwaarschrift indienen.

Een digitaal bezwaarschrift kunt u indienen via ‘mijn.rvo.nl’. Om in te loggen heeft u uw gebruikerscode en wachtwoord nodig, voor de ondertekening een TAN-code. Bij een digitaal bezwaarschrift stuurt u een kopie van dit besluit mee als pdf-bestand of u stuurt een kopie per post na.

Als u schriftelijk bezwaar wilt maken, stuurt u het ondertekende bezwaarschrift naar de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, afdeling Juridische Zaken, Postbus 40219, 8004 DE Zwolle. Bij een schriftelijk bezwaar stuurt u een kopie van dit besluit mee met uw bezwaarschrift.

Op mijn.rvo.nl/bezwaar vindt u meer belangrijke informatie over het digitaal en schriftelijk indienen van een bezwaarschrift.

Meer informatie

Heeft u nog vragen over uw bezwaarschrift, kijk dan op de website: mijn.rvo.nl. of bel: 088 042 42 42 (lokaal tarief).

BIJLAGE: WETTELIJK GEBRUIKSVOORSCHRIFT CLOSER (15631)

Wettelijk Gebruiksvoorschrift

Toegestaan is uitsluitend het professionele gebruik als insectenbestrijdingsmiddel door middel van een gewasbehandeling in de volgende toepassingsgebieden (volgens Definitielijst toepassingsgebieden versie 2.1, Ctgb juni 2015) onder de vermelde toepassingsvoorwaarden

Toepassingsgebied

Te bestrijden organisme

Dosering (middel) per toepassing

Maximaal aantal toepassingen per 12 maanden

Maximaal aantal liter middel per ha 12 maanden

Veiligheidstermijn in dagen

Suikerbiet

Groene perzikluis (Myzus persicae)

0,2L/ha

1

0,2L/ha

28

Toepassingsvoorwaarden

Gevaarlijk voor bijen en hommels. Om de bijen en andere bestuivende insecten te beschermen mag u dit product niet gebruiken op in bloei staande gewassen of op niet-bloeiende gewassen wanneer deze actief bezocht worden door bijen en hommels. Gebruik dit product niet in de buurt van in bloei staand onkruid. Verwijder onkruid voordat het bloeit.

Let op: dit middel kan schadelijk zijn voor natuurlijke vijanden. Raadpleeg deskundigen (uw leverancier van natuurlijke vijanden, de producent van dit middel, uw adviseur) over het gebruik van dit middel in combinatie met het gebruik van natuurlijke vijanden.

Resistentiemanagement

Dit middel bevat de werkzame stof isoclast (sulfoxaflor) en behoort tot de nicotinic acetylcholine receptor agonisten (nAChR). De Irac code is 4C. Bij dit product bestaat er kans op resistentieontwikkeling. In het kader van resistentiemanagement dient u de adviezen die gegeven worden in de voorlichtingsboodschappen, op te volgen.

TOELICHTING

1 Algemeen

Artikel 53 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europese Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen nr. 79/117/EEG en nr. 91/414/EEG van de Raad (PbEU 2009, L 309) (hierna: Verordening (EG) nr. 1107/2009) en artikel 38 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) maken het mogelijk in bijzondere omstandigheden tijdelijke vrijstelling te verlenen van het verbod om een niet toegelaten gewasbeschermingsmiddel binnen Nederland te brengen, op de markt te brengen, voorhanden te hebben of te gebruiken.

Tijdelijke vrijstelling kan worden verleend als een maatregel nodig blijkt voor een gecontroleerd en beperkt gebruik ter beheersing van een noodsituatie die op geen enkele andere redelijke manier te bestrijden is.

2 Adviezen

2.1 Noodsituatie

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft een advies opgesteld waarin de vraag wordt beantwoord of er sprake is van een noodsituatie.

Gevaar

Bladluizen veroorzaken indirecte schade in bieten door het overbrengen van bietenvergelingsvirussen. Deze virussen zorgen voor gele planten en daardoor voor een lagere suikeropbrengst. Met de beschikbare middelen kunnen bladluizen binnen een geïntegreerd gewasbeschermingssysteem niet afdoende beheerst worden.

Alternatieven

Niet-chemisch

Niet-chemische methoden zoals de inzet van natuurlijke vijanden, of steriele mannetjestechniek zijn niet beschikbaar of zijn nog onvoldoende praktijkrijp om voldoende bescherming te kunnen bieden. Spontaan voorkomende natuurlijke vijanden als sluipwespen, lieveheersbeestjes en gaasvliegen leveren een bijdrage aan de beheersing van bladluizen, maar bieden geen afdoende bescherming.

Monitoring en/of het gebruik van schadedrempels leveren een belangrijke bijdrage aan het bepalen of en wanneer er chemische bestrijding nodig is. Hiermee kan de inzet van gewasbeschermingsmiddelen tot een minimum beperkt worden.

Chemisch

In de teelt van suikerbiet zijn ter bestrijding van bladluizen middelen op basis van deltamethrin, esfenvaleraat, flonicamid, lambda-cyhalothrin, pirimicarb, thiacloprid en vetzuren van kaliumzouten toegelaten. Op basis van de CLM milieubelastingkaart zijn middelen op basis van deltamethrin, esfenvaleraat, lambda-cyhalothrin, thiacloprid vanuit het risico voor bestrijders niet bruikbaar in geïntegreerde teelt. Middelen op basis van flonicamid mogen éénmaal worden ingezet. Daarnaast zijn middelen op basis van vetzuren van kaliumzouten bruikbaar in de geïntegreerde teelt. Van het middel op basis van pirimicarb is bekend dat deze als gevolg van resistentieontwikkeling onvoldoende werkzaam is tegen groene perzikbladluis, die het vergelingsvirus overbrengt.

In 2020 is eveneens vrijstelling verleend voor een gewasbehandeling met middel op basis van spirotetramat ter bescherming van de teelt van suikerbieten tegen bladluizen.

De verwachte luizendruk voor teeltseizoen 2020 is hoog door de relatief warme winter. Dit in combinatie met de voorgestelde geïntegreerd gewasbeschermingssysteem beheersingsstrategie van groene perzikluis maakt aannemelijk dat er 4 bestrijdingsmomenten nodig zijn. Met de beschikbare middelen, inclusief het vrijgestelde middel op basis van spirotetramat, kunnen bladluizen in de geïntegreerde teelt van suikerbieten niet afdoende beheerst worden.

Bijzondere omstandigheden

De vrijstellingsaanvraag betreft een vrijstelling voor een middel in het kader van het bevorderen van geïntegreerde gewasbescherming.

Zaadbehandelingen op basis van imidacloprid, thiamethoxam en clothianidine zijn jarenlang beschikbaar geweest in de teelt van suikerbieten en werden door een groot deel van de sector standaard toegepast. Door een verbod van de Europese Commissie op het buitengebruik van de drie neonicotinoïden, imidacloprid, thiamethoxam en clothianidine zijn de toelatingen van de zaadbehandelingen van suikerbieten met ingang van 19 december 2018 (opgebruiktermijn) komen te vervallen. De sector heeft een vrijstelling aangevraagd voor een middel op basis van thiamethoxam voor de zaadbehandeling van suikerbieten. Deze is afgewezen omdat de voorwaarden, die het Ctgb nodig acht voor een veilige toepassing, uit landbouwkundig oogpunt niet uitvoerbaar, controleerbaar of handhaafbaar zijn. In 2019 is wel vrijstelling verleend voor een gewasbehandeling met middel op basis van spirotetramat ter bescherming van de teelt van suikerbieten tegen bietenvlieg. Deze vrijstelling is in 2020 verleend voor ter bescherming van de teelt van suikerbieten tegen bladluizen om overdracht van bietenvergelingsziekte te voorkomen.

De sector levert inspanningen om tot verschillende alternatieven te komen. Een middel op basis van sulfoxaflor heeft werking tegen bladluizen. De toelatinghouder van dit middel werkt aan een toelating in suikerbieten waardoor een concreet perspectief op een reguliere toelating binnen de daarvoor gestelde termijn van 3 jaar mogelijk is.

Daarnaast is in 2019 onderzoek gestart naar het effect van bankerplants en virusbeheersing in de teelt van suikerbieten. Met behulp van een in 2019 gestart waarschuwingssysteem voor groene perzikluis wordt bestrijding geoptimaliseerd. Dit systeem wordt nog verder uitgebreid.

Op basis van beschikbare openbare informatie over neveneffecten in de glastuinbouw wordt het risico van het aangevraagde middel voor bestrijders ingeschat als (beperkt) bruikbaar in de geïntegreerde teelt.

Conclusie

De NVWA komt tot volgende conclusies:

  • Een landbouwtechnisch doelmatige geïntegreerde teelt van suikerbieten in Nederland wordt bedreigd door bladluizen.

  • Een landbouwtechnisch doelmatige geïntegreerde teelt van suikerbieten is met het beschikbare pakket aan middelen en maatregelen niet mogelijk.

  • De aanvraag voldoet aan de eis van bijzondere omstandigheden. Het aangevraagde middel draagt bij aan de bevordering van geïntegreerde gewasbescherming. De toelatinghouder en de sector leveren inspanningen om te komen tot een oplossing. Er is perspectief voor de toelating van een middel op basis van sulfoxaflor in de teelt van suikerbieten waardoor een kortstondig noodverband gerechtvaardigd is. Voor de gevraagde vrijstellingsperiode is het middel niet beschikbaar.

De tijdelijke vrijstelling van Closer voor het bestrijden van bladluizen in de teelt van suikerbieten voldoet aan de criteria voor een noodsituatie.

2.2 Risicobeoordeling

Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) heeft een advies opgesteld waarin de vraag wordt beantwoord of er sprake is van aanvaardbare risico’s.

Humane toxiciteit

Voldoet aan de eisen.

Volksgezondheid

Voldoet aan de eisen.

Gedrag in het milieu

Voldoet aan de eisen.

Ecotoxiciteit

Voldoet aan de eisen met inachtneming van de volgende restrictiezinnen:

Gevaarlijk voor bijen en hommels. Om de bijen en andere bestuivende insecten te beschermen mag u dit product niet gebruiken op in bloei staande gewassen of op niet-bloeiende gewassen wanneer deze actief bezocht worden door bijen en hommels. Gebruik dit product niet in de buurt van in bloei staand onkruid. Verwijder onkruid voordat het bloeit.

Let op: dit middel kan schadelijk zijn voor natuurlijke vijanden. Raadpleeg deskundigen (uw leverancier van natuurlijke vijanden, de producent van dit middel, uw adviseur) over het gebruik van dit middel in combinatie met het gebruik van natuurlijke vijanden.

Conclusie

Het College constateert dat er na het nemen van risicoreducerende maatregelen / het inachtnemen van restrictiezinnen geen risico verbonden is aan de vrijstelling.

Advies

Gezien het risico adviseert het College een vrijstelling ex artikel 38 Wgb van het gewasbeschermingsmiddel Closer in de teelt van suikerbieten te verlenen onder vermelding van de volgende risicoreducerende maatregelen / restrictiezinnen:

Gevaarlijk voor bijen en hommels. Om de bijen en andere bestuivende insecten te beschermen mag u dit product niet gebruiken op in bloei staande gewassen of op niet-bloeiende gewassen wanneer deze actief bezocht worden door bijen en hommels. Gebruik dit product niet in de buurt van in bloei staand onkruid. Verwijder onkruid voordat het bloeit.

Let op: dit middel kan schadelijk zijn voor natuurlijke vijanden. Raadpleeg deskundigen (uw leverancier van natuurlijke vijanden, de producent van dit middel, uw adviseur) over het gebruik van dit middel in combinatie met het gebruik van natuurlijke vijanden.

3 Overwegingen

Bladluizen zijn een teeltbedreigend probleem voor de geïntegreerde teelt van suikerbieten waarvoor momenteel het beschikbare pakket aan middelen en maatregelen niet afdoende is. Hierdoor wordt de doelmatige geïntegreerde teelt van suikerbieten bedreigd en is een tijdelijke vrijstelling van het gewasbeschermingsmiddel Closer gewenst. Belanghebbenden spannen zich in om op korte termijn te beschikken over een regulier toegelaten gewasbeschermingsmiddel. Als voorwaarde voor deze vrijstelling dient de sector uiterlijk 28 februari 2021 een evaluatie te overleggen aan de NVWA van de monitoring van de aanwezige bladluizen en de natuurlijke vijanden in het IPM-systeem voor de teelt van suikerbieten in 2020.

In het Wettelijk Gebruiksvoorschrift (zie bijlage bij dit besluit) zijn de risico reducerende maatregelen overgenomen die door het Ctgb zijn voorgesteld.

4 Besluit

De adviezen van de NVWA en het Ctgb overnemend, heb ik in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, besloten om op grond van artikel 38 van de Wgb tijdelijke vrijstelling te verlenen voor het gebruik van het gewasbeschermingsmiddel Closer ter bescherming van de teelt van suikerbieten tegen bietenvergelingsziekte.

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt na 120 dagen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, namens deze, M.C. Beens Directeur Plantaardige Agroketens en Voedselkwaliteit

Naar boven