Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 18 mei 2020, nr. WJZ/ 20133000 , tot wijziging van de Regeling interventie 2017 in verband met COVID-19 maatregelen en enkele technische verbeteringen

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op gedelegeerde verordening (EU) 2020/591 van de Commissie van 30 april 2020 tot opening van een tijdelijke buitengewone steunregeling voor de particuliere opslag van bepaalde soorten kaas en tot voorafgaande vaststelling van het steunbedrag (PbEU 2020, L 140);

Gelet op artikelen 15 en 19 van de Landbouwwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling interventie 2017 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel a komt te luiden:

a. minister:

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;.

2. In onderdeel f vervalt ‘van het Ministerie van Economische Zaken’.

3. Onderdeel h komt te luiden:

h. WFSR:

Wageningen Food Safety Research;.

B

In artikel 4, eerste lid, wordt ‘boter respectievelijk mageremelkpoeder’ vervangen door ‘boter, mageremelkpoeder respectievelijk kaas’.

C

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘RIKILT’ vervangen door ‘WFSR’.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 3. Indien producten niet voldoen aan de voorwaarden van openbare interventie, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van Verordening 2016/1238, betaalt de aanbieder aan de minister de analysekosten van de eerste keuring, de eventuele kosten van herkeuring en een forfait voor de transportkosten van de herkeuring. Indien het product niet in aanmerking komt voor overname in openbare interventie, neemt de aanbieder het betreffende product binnen 14 kalenderdagen na de datum van het afwijzingsbericht terug of slaat dit voor eigen rekening en risico separaat van de interventievoorraad op.

  • 4. Indien producten niet voldoen aan de voorwaarden voor particuliere opslag, bedoeld in artikel 3, derde lid, van Verordening 2016/1238, dan betaalt de aanbieder bij herkeuring de kosten van de herkeuring en een forfait voor de transportkosten van de herkeuring.

D

Na artikel 11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 11a

Indien in de specifieke uitvoeringsregels die zijn vastgesteld door de Europese Commissie een maximum opslaghoeveelheid voor kaas per lidstaat is vastgesteld:

  • a. verdeelt de minister de steun op volgorde van binnenkomst van de aanvragen. Op de dag dat de maximum opslaghoeveelheid, zoals vastgesteld in de specifieke uitvoeringsregel, wordt overschreden stelt de minister een toewijzingscoëfficiënt vast waarbij de resterende steun evenredig wordt verdeeld over de ingediende aanvragen die op die dag zijn aangevraagd;

  • b. kan een aanvrager zijn inschrijving intrekken binnen 10 werkdagen na de datum van de vaststelling van een toewijzingscoëfficiënt;

  • c. wordt een zekerheid vrijgegeven wanneer de inschrijving door een aanvrager wordt ingetrokken vanwege de vaststelling van een toewijzingscoëfficiënt.

E

Aan artikel 12 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 3. De minister staat, overeenkomstig artikel 53, tweede lid, van Verordening 2016/1240, voor kaas de uitslag van een kleinere hoeveelheid dan de volledige partij toe, waarbij tenminste 500 kg wordt uitgeslagen.

  • 4. De in artikel 53, derde lid, van Verordening 2016/1240 bedoelde gegevens moeten uiterlijk de tweede werkdag voorafgaand aan de uitslag om 10.00 uur worden verstrekt.

F

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel a, wordt als volgt gewijzigd:

a. Na het eerste streepje wordt een streepje ingevoegd, luidende:

  • voor kaas een gewichtsaanduiding tot op de tien gram nauwkeurig waarop een eenheid met een inhoud van 25 kilogram gewogen kan worden;

b. In het vijfde streepje (nieuw) wordt ‘varkens- en rundvlees’ vervangen door ‘varkens-, rund-, schapen- en geitenvlees’ en wordt ‘artikel 17, tweede lid’ vervangen door ‘artikel 19, tweede lid’.

2. In het tweede lid wordt ‘varkensvlees of rundvlees’ vervangen door ‘varkens-, rund-, schapen- of geitenvlees’.

G

Het opschrift van paragraaf 6 komt te luiden:

Paragraaf 6. Particuliere opslag van boter, mageremelkpoeder en kaas

H

Na het opschrift van paragraaf 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 14a

In afwijking van artikel 1, onderdeel e, is ter uitvoering van Verordening (EU) 2020/591 van de Commissie van 30 april 2020 tot opening van een tijdelijke buitengewone steunregeling voor de particuliere opslag van bepaalde soorten kaas en tot voorafgaande vaststelling van het steunbedrag, deze regeling mede van toepassing op particuliere opslag van kaas als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van die verordening.

I

In artikel 15 wordt ‘Boter en mageremelkpoeder’ vervangen door ‘Boter, mageremelkpoeder en kaas’.

J

Na artikel 16 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 16a

Steun voor particuliere opslag voor kaas waarvoor in het productdossier als bedoeld in bijlage VI, onderdeel V, van Verordening 2016/1238 geen rijpingsperiode is opgenomen, wordt verleend indien de rijpingsperiode minimaal 28 dagen is.

K

Het opschrift van paragraaf 7 komt te luiden:

Paragraaf 7. Particuliere opslag van varkens-, rund-, schapen- en geitenvlees

L

Artikel 18, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. Ingeval de voor particuliere opslag aangeboden partij rundvlees betrekking heeft op buitenlandse runderen, beschikt de contractant over een overzicht uit de slachthuisadministratie waarop is vermeld:

    • de naam, het adres en het EU-nummer van het slachthuis;

    • de slachtnummers en de bijbehorende identificatienummers;

    • de slachtdatum;

    • de naam en de handtekening van de vertegenwoordiger van het slachthuis.

M

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, en in het tweede lid, aanhef, wordt ‘varkensvlees en rundvlees’ vervangen door ‘varkens-, rund-, schapen- en geitenvlees’.

2. In het derde lid wordt ‘varkensvlees’ vervangen door ‘varkens-, schapen- of geitenvlees’.

N

In artikel 20 wordt ‘Varkensvlees of rundvlees’ vervangen door ‘Varkens-, rund-, schapen- of geitenvlees’.

O

In artikel 21, eerste lid, onderdeel d, vervalt ‘en uitsluitend onder toezicht van een ambtenaar van de NVWA’.

P

In het opschrift van Bijlage 1 wordt ‘varkensvlees en rundvlees’ vervangen door ‘varkens-, rund-, schapen- en geitenvlees’.

Q

Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt ‘rundvlees en varkensvlees’ vervangen door ‘varkens-, rund-, schapen- en geitenvlees’.

2. In onderdeel b wordt ‘artikel 17, eerste lid’ vervangen door ‘artikel 19, tweede lid’.

3. In onderdeel c wordt ‘varkensvlees’ vervangen door ‘varkens-, schapen- of geitenvlees’.

4. In onderdeel d wordt ‘varkensvlees en rundvlees’ vervangen door ‘varkens-, rund-, schapen- of geitenvlees’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt, met uitzondering van artikel I, onderdeel C, onder 2, terug tot en met 7 mei 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 18 mei 2020

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Aanleiding

De Europese Commissie heeft als onderdeel van een Europees steunpakket in het kader van de COVID-19-crisis uitvoerings- en gedelegeerde verordeningen opgesteld voor particuliere opslag van kaas, schapen- en geitenvlees, rundvlees, boter en mageremelkpoeder. Deze betreffen:

  • Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/591 van de Commissie van 30 april 2020 tot opening van een tijdelijke buitengewone steunregeling voor de particuliere opslag van bepaalde soorten kaas en tot voorafgaande vaststelling van het steunbedrag (PbEU 2020, L 140) (hierna: Verordening 2020/591);

  • Uitvoeringsverordening (EU) 2020/595 van de Commissie van 30 april 2020 tot verlening van steun voor de particuliere opslag van schapen- en geitenvlees en tot voorafgaande vaststelling van het steunbedrag (PbEU 2020, L 140);

  • Uitvoeringsverordening (EU) 2020/596 van de Commissie van 30 april 2020 tot verlening van steun voor de particuliere opslag van vers en gekoeld vlees van runderen die ten minste acht maanden oud zijn, en tot voorafgaande vaststelling van het steunbedrag (PbEU 2020, L 140);

  • Uitvoeringsverordening (EU) 2020/597 van de Commissie van 30 april 2020 tot verlening van steun voor de particuliere opslag van boter en tot voorafgaande vaststelling van het steunbedrag (PbEU 2020, L 140);

  • Uitvoeringsverordening (EU) 2020/598 van de Commissie van 30 april 2020 tot verlening van steun voor de particuliere opslag van mageremelkpoeder en tot voorafgaande vaststelling van het steunbedrag (PbEU 2020, L 140).

De aanleiding om de Regeling interventie 2017 (hierna: de regeling) te wijzigen is tweeledig. Ten eerste omdat de COVID-19 verordeningen steun voor particuliere opslag van kaas, schapen- en geitenvlees bieden en hiervoor in de regeling nog regels ontbraken om volledig uitvoering te kunnen geven aan de Europese eisen voor de particuliere opslag van deze producten. Ten tweede omdat uit eerdere uitvoering van de regeling bleek dat er enkele onduidelijkheden zijn en er enkele technische wijzigingen nodig zijn.

2. Covid-19 verordeningen

Verordening 1308/2013 voor de gemeenschappelijke ordening van markten voor landbouwproducten stelt regels voor particuliere opslag. De uitvoering en controleregels bij particuliere opslag zijn geregeld in Verordening 2016/1238 en in Verordening 2016/1240. Met de Europese steun in verband met de COVID-19-crisis voor particuliere opslag van mageremelkpoeder, boter, kaas, rundvlees en schapen- en geitenvlees is het nodig om de regeling aan te passen. De regeling voorzag al in een volledig uitvoeringskader voor de particuliere opslag van magere melkpoeder, boter en rundvlees, maar voor de uitvoering van de opslag van kaas en schapen- en geitenvlees ontbraken nog uitvoeringsbepalingen.

2.1 Particuliere opslag van kaas

De regeling kende vooral bepalingen voor de nationale uitvoering van de openbare interventie en particuliere opslag van boter en mageremelkpoeder maar minder duidelijk was of een aantal bepalingen ook van toepassing waren op kaas. Nu de Europese Commissie ook een uitvoeringsverordening heeft opgesteld voor de particuliere opslag van kaas, is de regeling op een aantal punten daartoe aangepast zodat volstrekt duidelijk is dat de regeling ook op dit product van toepassing is. De meeste aanpassingen betreffen het toevoegen van artikelen die al eerder waren opgenomen ten aanzien van de particuliere opslag van kaas in de (op 3 april 2017 ingetrokken) Regeling interventie. In verband met de tijdelijke uitbreiding naar alle kaassoorten ter uitvoering van Verordening 2020/591 is daarnaast de rijpingsduur geregeld die in Nederland wordt gehanteerd voor de kazen die geen beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduiding hebben en die in particuliere opslag worden genomen (artikel I, onderdeel J).

Tijdelijk steun voor alle soorten kaas

De particuliere opslag voor kaas is ingevolge artikel 17 van Verordening 1308/2013 beperkt tot kaas met een beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduiding overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1151/2012 die langer wordt opgeslagen dan de rijpingsduur die is bepaald in het in artikel 7 van verordening 1151/2012 bedoelde productdossier voor het betrokken product of als de kaas een rijpingsduur heeft die bijdraagt tot het verhogen van de waarde van de kaas. Om de hele kaassector te kunnen steunen heeft de Europese Commissie ervoor gekozen om met een buitengewone steunmaatregel gebaseerd op artikel 219 van Verordening 1308/2013 de particuliere opslag tijdelijk uit te breiden tot alle type kazen, met uitzondering van kazen die niet geschikt zijn voor langere opslag. Dit betekent ter uitvoering van Verordening 2020/591 dat ook soorten kaas voor particuliere opslag in aanmerking komen die geen beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduiding hebben en dat de kazen gebaseerd kunnen zijn op zowel koemelk, schapen- of geitenmelk.

2.2 Particuliere opslag van schapen- en geitenvlees

De regeling kende vooral bepalingen voor de nationale uitvoering van de openbare interventie en particuliere opslag van rund- en varkensvlees, maar minder duidelijk was de toepassing van een aantal bepalingen op schapen- en geitenvlees. Nu de Europese Commissie ook een uitvoeringsverordening heeft opgesteld voor de particuliere opslag van schapen- en geitenvlees is met onderhavige wijziging de regeling op een aantal punten daartoe aangepast.

2.3 Maximale steunbedrag voor particuliere opslag

De Europese Commissie kan overeenkomstig artikel 43, eerste lid, van Verordening 2016/1240 besluiten om al dan niet een maximaal steunbedrag vast te stellen voor particuliere opslag. Als de Europese Commissie een maximaal steunbedrag vaststelt en als de toewijzing van alle aanvragen ertoe zou leiden dat dit maximumbedrag wordt overschreden dan stelt de Europese Commissie een toewijzingscoëfficiënt vast. Als onderzoek van de situatie wijst op excessief gebruik van de regeling voor particuliere opslag kan de Europese Commissie bepalen hoe zij overeenkomstig artikel 45, derde lid, van de Verordening 2016/1240 zal gaan handelen. Het is dus over het algemeen aan de Europese Commissie om te bepalen wanneer de openstelling wordt gesloten en wat er moet gebeuren als het maximale steunbedrag wordt overschreden.

Verdeling subsidieplafond kaas

Verordening 2020/591 voor de particuliere opslag van kaas stelt een plafond in per lidstaat van de maximale hoeveelheid kaas die in aanmerking kan komen voor particuliere opslag. Bij het bepalen van dit maximum heeft de Europese Commissie het totale beschikbare volume uitgesplitst naar de lidstaten op basis van hun kaasproductie. In deze verordening is bepaald dat lidstaten zorgen voor een systeem op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria zodat de toegekende maximale hoeveelheid niet worden overschreden. Ter uitvoering van Verordening 2020/591 is met de onderhavige wijziging van de regeling daarom nu de werkwijze geregeld die door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) wordt gehanteerd voor verdelen van het budget. Om te voorkomen dat de maximum hoeveelheid voor particuliere opslag voor kaas in Nederland wordt overschreden krijgen alle aanvragers een evenredig deel van hun aanvraag toegekend van de nog overgebleven beschikbare ruimte voor particuliere opslag op de dag dat de aangevraagde hoeveelheid het maximum zou overschrijden. De dagen daarvoor wordt de gehele aanvraag toegekend.

Voor de opslag van kaas is verder relevant dat in artikel 8, tweede lid, van Verordening 2016/1238 geregeld is het betaalorgaan kan bepalen dat bij kaas die aan natuurlijk gewichtsverlies onderhevig, dit gewichtsverlies niet leidt tot een vermindering van de steun of de verbeurdverklaring van een zekerheid.

3. Verduidelijking en technische aanpassingen

RVO.nl voert interventieregelingen uit die gebaseerd zijn op Verordening 1308/2013. De Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) is de aangewezen controle-instantie voor uitvoering van controles bij particuliere en openbare opslag van interventieproducten. Bij eerdere uitvoering van de Regeling interventie en ook van de regeling bleek dat deze regelingen op een aantal punten tot onduidelijkheid leidden. Dit betrof de doorberekening van de eerste analysekosten bij de openbare interventie van landbouwproducten, hetgeen met deze wijziging van de regeling is verduidelijkt (artikel I, onderdeel C). Daarnaast zijn met deze wijziging van de regeling ten aanzien van rundvlees de (administratieve) lasten verlaagd doordat voor de particuliere opslag van rundvlees van buitenlandse runderen de contractant de vereiste documenten niet hoeft mee te sturen maar dat voldoende is dat hij daarover beschikt (artikel I, onderdeel L) en de werkzaamheden van het uitbenen en verpakken niet langer altijd onder toezicht van een ambtenaar van de NVWA plaats hoeven te vinden (artikel I, onderdeel O). Verder zijn de definities geactualiseerd (artikel I, onderdeel A) en zijn enkele foutieve verwijzingen hersteld (artikel I, onderdeel F, eerste lid, onderdeel b, en onderdeel Q, tweede lid).

4. Regeldruk

De wijzigingen van de regeling leiden tot vermindering van de regeldruk. Het doorberekenen van de eerste analysekosten bij een afwijzing voor een aanvraag om openbare interventie van daartoe aangewezen landbouwproducten is een verduidelijking van de huidige praktijk en leidt derhalve niet tot extra administratieve lasten of extra uitvoeringskosten. De tweede analysekosten worden bij een afwijzing altijd gefactureerd. De factuur zal voortaan bestaan uit zowel de eerste als tweede analysekosten. Het vervallen van het meesturen van documenten bij de particuliere opslag van rundvlees van buitenlandse runderen leidt tot administratieve lastenvermindering. Verder zal het vervallen van de aanwezigheid van een inspecteur van de NVWA bij het uitbenen van vlees leiden tot vermindering van uitvoeringskosten.

5. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt (met uitzondering van Artikel I, onderdeel C, onder 2) terug tot en met 7 mei 2020. Terugwerkende kracht is gewenst omdat vanaf 7 mei 2020 op grond van de COVID-19 verordeningen, genoemd in paragraaf 1 van het algemeen deel van de toelichting, steunaanvragen ingediend mogen worden en de wijzigingen in de regeling bijdragen aan een goede uitvoering van deze verordeningen. Daarnaast is Nederland verplicht om criteria vast te stellen zodat de toegekende maximale hoeveelheid steun voor kaas niet worden overschreden (zie paragraaf 2.3 van deze toelichting).

Met de inwerkingtreding van deze wijziging van de regeling wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van een kwartaal in werking treden en minimaal twee maanden voordien worden bekendgemaakt. Het kabinetsbeleid biedt de mogelijkheid af te wijken van vaste verandermomenten indien nodig voor uitvoering of implementatie van Europese regelgeving, hetgeen hier aan de orde is.

II. Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

In artikel 1, onderdeel a, van de regeling is de definitie van ‘minister’ gewijzigd van Minister van Economische Zaken in de voor dit terrein nu bevoegde Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Daarnaast is onderdeel h aangepast omdat RIKILT, Instituut voor Voedselveiligheid van de Wageningen UR, van naam is gewijzigd. Het is in 2019 opgegaan in de nieuwe organisatie Wageningen Food Safety Research (WFSR).

Artikel I, onderdelen B

De Europese kaders in verordeningen 2016/1238 en 2016/1240 met betrekking tot interventie schrijven voor dat bepaalde activiteiten slechts steunwaardig zijn op het moment dat ze worden uitgevoerd door een erkend bedrijf. De voorwaarden waaraan een bedrijf moet voldoen om erkend te worden staan al uitgebreid geregeld in de toepasselijke Europese verordeningen. Dit geldt eveneens voor het schorsen of intrekken van de erkenning. In artikel 4, eerste lid, is voor bedrijven handelend in kaas, net als bij mageremelkpoeder en boter, de Minister aangewezen voor het verlenen en intrekken van erkenningen van die bedrijven.

Artikel I, onderdeel C

Artikel 5 van de regeling gaat over de keuring en herkeuring van monsters en de analyse en kwaliteitsbeoordeling van melk en zuivelproducten. Zoals aangegeven in de toelichting op de regeling zijn WFSR (voorheen RIKILT) en COKZ aangewezen als bevoegde laboratoria voor de analyse van zuivelproducten. De huidige werkwijze is dat WFSR monsters mageremelkpoeder analyseert en COKZ monsters boter. Bij herkeuring analyseert WFSR monsters boter en COKZ monsters mageremelkpoeder. Voor kaas geldt dat afhankelijk of WFSR en COKZ de eerste analyse uitvoert, het andere laboratorium de herkeuring uitvoert. Mochten WFSR of COKZ de analyse of herkeuring van kaas niet kunnen uitvoeren dan zal de minister ad hoc een ander laboratorium aanwijzen. Aan artikel 5 zijn met de onderhavige wijziging van de regeling twee nieuwe leden toegevoegd om de bestaande praktijk vast te leggen wie de kosten betaalt voor de (her)keuring bij openbare interventie en particuliere opslag.

Het derde lid regelt de kosten voor (her)keuring bij openbare interventie. Indien uit de keuring blijkt dat de landbouwproducten niet in aanmerking komen voor overname in openbare interventie, moet de aanbieder de producten binnen 14 dagen na de datum van het afwijzingsbericht terugnemen of opslaan voor eigen rekening en risico separaat van de interventievoorraad op dan wel laat hij het separaat opslaan. De aanvrager voor openbare interventie krijgt bij weigering van producten de werkelijke kosten van de eerste keuring doorberekend. Indien een herkeuring bij openbare interventie gewenst is omdat de resultaten worden betwist, zorgt het betaalorgaan ervoor dat de vereiste analyse op het betrokken product in kwestie opnieuw wordt uitgevoerd en worden de kosten daarvoor door de verliezende partij gedragen. Deze analyse wordt uitgevoerd op voorwaarde dat er verzegelde duplo-monsters van het product beschikbaar zijn die op correcte wijze bij de bevoegde autoriteit zijn bewaard. De fabrikant moet zijn verzoek om de analyse te laten uitvoeren binnen zeven werkdagen na de kennisgeving van de resultaten van de eerste analyse bij het betaalorgaan indienen. Het betaalorgaan zorgt ervoor dat de analyse binnen 21 werkdagen na de ontvangst van het verzoek wordt uitgevoerd.

Het vierde lid regelt de kosten voor herkeuring bij particuliere opslag. Bij particuliere opslag wordt de eerste keuring door de minister betaald. Voor de herkeuring geldt dezelfde procedure als voor de herkeuring bij openbare interventie.

Artikel I, onderdeel D

Artikel 1, tweede lid, van verordening 2020/591 van de Commissie van 30 april 2020 tot opening van een tijdelijke buitengewone steunregeling voor de particuliere opslag van bepaalde soorten kaas en tot voorafgaande vaststelling van het steunbedrag bepaalt dat per lidstaat een maximumhoeveelheid is vastgesteld en dat de lidstaten zorgen voor een systeem op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria, zodat de toegekende maximumhoeveelheid niet wordt overschreden. Ingevolge het nieuwe artikel 11a wordt daar als volgt uitvoering aan gegeven. Per dag wordt bekeken of de steunaanvragen kunnen worden uitgekeerd en op de dag waarop het maximum wordt overschreden wordt het resterende budget naar rato verdeeld.

In artikel 11a is geregeld dat wanneer de minister (ingevolge het eerste lid) een toewijzingscoëfficiënt heeft vastgesteld voor de dag dat het maximale volume is overschreden, de aanvrager (ingevolge het tweede lid) kan afzien van een contract indien de minister de hoeveelheid aanpast vanwege dit toewijzingscoëfficiënt. In dat geval kan (ingevolge het derde lid) de zekerheid wordt vrijgegeven zonder verbeurdverklaring. Dit sluit aan bij de systematiek die de Europese Commissie toepast overeenkomstig artikel 5, vierde lid, van Verordening 2016/1238.

Artikel I, onderdeel E

Het nieuwe derde lid van artikel 12 van de regeling betreft de minimale hoeveelheid kaas die kan worden uitgeslagen. Dit was al geregeld in (oud) artikel 87w van de Regeling interventie, maar was per abuis niet opgenomen in de regeling. Met het nieuwe vierde lid van artikel 12 van de regeling wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel 53, derde lid, van Verordening 2016/1240 aan lidstaten biedt om een kortere termijn dan vijf werkdagen voor het begin van de uitslag te accepteren voor het aanleveren van gegevens voor de uitslag. Ook dit was al geregeld in (oud) artikel 87x van de Regeling interventie.

Artikel I, onderdeel F

Artikel 14, eerste lid, onderdeel a, van de regeling gaat over de weegschaal waarover een opslagpand voor de particuliere opslag van landproducten moet beschikken. Hieraan is nu toegevoegd aan welke voorwaarden de weegschaal voor particuliere opslag van kaas moet voldoen. Dit was eerder geregeld in (oud) artikel 87q van de Regeling interventie. Op deze manier kan de NVWA aan de verplichting uit artikel 60, tweede lid, tweede alinea, van Verordening 2016/1240 voldoen om de contractuele hoeveelheid kaas te verifiëren. Daarnaast is met deze wijziging van de regeling in artikel 14, eerste lid, onderdeel a, opgenomen dat voor schapen- en geitenvlees dezelfde weegschaal aanwezig moet zijn als voor varkens- en rundvlees. In artikel 14, eerste lid, onderdeel a is tevens een foutieve verwijzing naar, de opslageenheid zoals bedoeld in artikel 19 van de regeling hersteld. Artikel 14, tweede lid, is aangepast zodat ook voor schapen- en geitenvlees een verzoek kan worden gedaan om deze in stellingen te mogen opslaan.

Artikel I, onderdeel G

Uit het opschrift van Paragraaf 6 volgt nu ook dat deze paragraaf is uitgebreid met de particuliere opslag van kaas.

Artikel I, onderdeel H

In artikel 14a is expliciet vastgelegd dat ter uitvoering van verordening 2020/591 de regeling tijdelijk is uitgebreid tot alle soorten kaas zoals bedoeld in die verordening. Zie ook paragraaf 2.1 van de toelichting.

Artikel I, onderdeel I

Met de aanpassing van artikel 15 is de regeling nu ook van toepassing op kaas. Ook partijen kaas die voor particuliere opslag worden aangeboden, moeten per contract in hetzelfde bedrijf zijn geproduceerd, teneinde controle mogelijk te maken. Dit was eerder ook geregeld in (oud) artikel 87t van de Regeling interventie.

Artikel I, onderdeel J

Met de invoering van het nieuwe artikel 16a in de regeling is de rijpingsperiode geregeld overeenkomstig (oud) artikel 87o, tweede lid, van de Regeling interventie. Bijlage VI, deel V. Kaas, van Verordening 2016/1238 bepaalt dat als in het productdossier geen rijpingsperiode is opgenomen de kaas op de eerste dag van de contractuele opslag een ouderdom heeft die in geen geval korter is dan de rijpingsperiode die bijdraagt tot de waardevermeerdering van de kaas. Jonge kaas heeft een minimumouderdom van 28 dagen. Daarom is geregeld dat kaas die voor opslag wordt aangeboden, tenminste 28 dagen oud moet zijn. Daarnaast wordt met het nieuwe artikel 16a invulling gegeven aan artikel 2 van verordening 2020/591 waarin staat dat lidstaten de normale rijpingsduur voor kazen zonder een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding op grond van Verordening (EU) nr. 1151/2012 bepalen.

Artikel I, onderdelen K, M, N, P en Q

Gezamenlijk met artikel I, onderdeel F, zorgen de wijzigingen opgenomen in de artikelen I, onderdelen K, M, N, P en Q ervoor dat alle artikelen in de regeling die van toepassing zijn op varkensvlees nu eveneens van toepassing zijn op schapen- en geitenvlees.

Daarnaast is in bijlage 2, onder b, van de regeling een foutieve verwijzing naar de opslageenheid zoals bedoeld in artikel 19 hersteld (onderdeel Q, tweede lid).

Artikel I, onderdeel L

Artikel 18 van de regeling gaat over de verplichting voor de contractant van een voor particuliere opslag aangeboden partij rundvlees die betrekking heeft op buitenlandse runderen. Ingevolge artikel 18, tweede lid, van de regeling moest deze contractant bepaalde informatie meesturen met de aanvraag. Dit lid is nu aangepast omdat de contractant deels al op grond van andere regelgeving over deze informatie moet beschikken en omdat het voor de controle voldoende is als de NVWA de gegevens uit de administratie van de contractant kan opvragen. Reeds uit artikel 18 Regeling identificatie en registratie van dieren blijkt dat de contractant moet beschikken over een kopie van het runderpaspoort, daarom vervalt deze verplichting in artikel 18 van de regeling. Verder is voldoende dat de contractant beschikt over een overzicht uit de slachthuisadministratie, deze hoeft niet meegestuurd te worden met de aanvraag. Deze gegevens heeft de NVWA nodig om te kunnen verifiëren of het vlees voldoet aan de eisen die aan het vlees worden gesteld in artikel 3, derde lid, jo. bijlage 6, deel III vlees, van Verordening 2016/1238.

Artikel I, onderdeel O

In artikel 21, eerste lid, onderdeel d, van de regeling stond dat de werkzaamheden van het uitbenen en verpakken van rundvlees altijd onder toezicht van een ambtenaar van de NVWA plaats moet vinden. Artikel 60 van verordening 2016/1240 bepaalt dat in alle gevallen voor vlees bij de inslag in de particuliere opslag documentcontroles worden verricht. In aanvulling daarop vereist de verordening dat ten minste 5% van de partijen en ten minste 5% van de totale ingeslagen hoeveelheden fysiek wordt gecontroleerd. Omdat de verordening niet verplicht dat bij dergelijke werkzaamheden altijd een ambtenaar van de NVWA aanwezig moet zijn vervalt deze verplichting ter lastenverlichting in artikel 21, eerste lid, onderdeel d, van de regeling.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven