Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 8 mei 2020, nr. WJZ/ 20046993, houdende wijziging van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 15 en 19 van de Landbouwwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.15 komt te luiden:

Artikel 2.15

  • 1. Als blijvend grasland dat ecologisch kwetsbaar is als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 wordt aangemerkt:

  • 2. Op blijvend grasland als bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend een lichte grondbewerking toegestaan.

  • 3. De minister kan op schriftelijk verzoek van Gedeputeerde Staten van een provincie de aanwijzing als ecologisch kwetsbaar blijvend grasland als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, opheffen op voorwaarde dat het verzoek vergezeld gaat van:

    • a. hetzij een ecologische beoordeling waaruit blijkt dat op voorhand is verzekerd dat het opheffen niet zal leiden tot significante gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken Natura 2000-gebied, hetzij een passende beoordeling als bedoeld in artikel 6, derde lid, van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG 1992, L 206) waaruit blijkt dat opheffing de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet zal aantasten, en

    • b. een uitgewerkt en onderbouwd voorstel voor het aanwijzen van evenveel hectares ecologisch kwetsbaar blijvend grasland op grond van het eerste lid, onderdeel b.

  • 4. De berekening van het aandeel blijvend grasland vindt plaats met toepassing van artikel 43, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 639/2014.

B

Na artikel 4.2. wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4.2.a

  • 1. De minister kan in 2020 op aanvraag een voorschot verlenen op de rechtstreekse betalingen van € 300 per in de verzamelaanvraag voor uitbetaling opgegeven subsidiabele hectare tot maximaal het aantal betalingsrechten waarover de landbouwer volgens de registratie bij RVO.nl op 15 mei 2020 beschikt.

  • 2. Betalingsrechten die in 2020 zijn aangevraagd uit de nationale reserve worden bij de bepaling van het voorschotbedrag niet in aanmerking genomen.

  • 3. Geen voorschot wordt verleend indien het op het eerste lid gebaseerde voorschotbedrag lager is dan € 400.

  • 4. Op het voorschotbedrag worden openstaande vorderingen die met de rechtstreekse betalingen in 2020 moeten worden verrekend, in mindering gebracht.

  • 5. Indien het uitbetaalde voorschot hoger is dan het bedrag waarop de landbouwer na toetsing aan alle subsidiabiliteitscriteria recht heeft, wordt het teveel betaalde bedrag teruggevorderd.

  • 6. De aanvraag kan slechts worden ingediend na indiening van de verzamelaanvraag, in de periode van 18 mei 2020 tot en met 15 juni 2020 met een daartoe door de minister ter beschikking gesteld middel.

C

Bijlage 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 7.1 komt te luiden:

7.1

artikel 4, eerste lid, artikel 4bis, artikel 4ter, artikel 4quarter en artikel 4quinquies van Verordening (EG) nr. 1760/2000, artikel 8, eerste lid, 12, 12.0a, 12a, 12cb, 13, eerste lid, onderdeel a en 16 van de Regeling identificatie en registratie van dieren, alsmede artikel 104, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren in samenhang met artikelen 10 en 11 van de Regeling identificatie en registratie van dieren

Merken/ hermerken

De verplichting alleen toegelaten identificatiemiddelen voor runderen te gebruiken, deze te verkrijgen zoals toegestaan en runderen binnen een bepaalde termijn te voorzien van identificatiemiddelen.

De verplichting om een onleesbaar of verloren merkteken te vervangen.

Verwijderen/ vernietigen/ beschadigen/ onleesbaar maken

Het verbod op het verwijderen, vernietigen, beschadigen of onleesbaar maken van oormerken bij runderen.

Het verbod op het merken of hermerken van runderen, tenzij is voldaan aan specifieke voorschriften.

2. De onderdelen 12.3 en 12.6 komen te luiden:

12.3

artikel 3, tweede lid, onder a, van Richtlijn 2008/120/EG in samenhang met artikel 2.18, zesde lid, onderdeel b, van het Besluit houders van dieren

Vloeruitvoering gelten en zeugen

De verplichting te voldoen aan de minimale afmetingen van gedeeltelijk dichte vloeren voor gelten en zeugen.

12.6

artikel 3, vierde lid, tweede alinea, van Richtlijn 2008/120/EG in samenhang met artikel 2.15 van het Besluit houders van dieren

Kunnen draaien gelten en zeugen

De verplichting dat gelten en zeugen zich gemakkelijk kunnen draaien indien zij – bij uitzondering – apart gehouden mogen worden.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 8 mei 2020

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

1. Inleiding

Per 1 januari 2015 is de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB van kracht (hierna: de uitvoeringsregeling). De uitvoeringsregeling geeft uitvoering aan de Europese verordeningen inzake de rechtstreekse betalingen van het Europese landbouwbeleid. De uitvoeringsregeling wordt op enkele onderdelen om de volgende redenen gewijzigd.

2. Ecologisch kwetsbaar blijvend grasland (nieuw artikel 2.15)

De Kamer heeft op 19 april 2016 via een motie van het lid Geurts (Kamerstuk 26 407, nr. 111) gevraagd om uitzonderingen toe te staan om gebiedsontwikkeling niet te belemmeren en via pilots de weg te banen voor een uitzonderingsmogelijkheid op het ploeg- en omzetverbod in delen van Natura 2000-gebieden. Ter invulling van deze motie is artikel 2.15 van de uitvoeringsregeling gewijzigd.

Het derde lid van artikel 2.15 voorziet in een mogelijkheid om te verzoeken de aanwijzing als ecologisch kwetsbaar blijvend grasland op te heffen binnen Natura 2000-gebieden. Het verzoek dient afkomstig te zijn van gedeputeerde staten van een provincie.

Opheffing is mogelijk wanneer uit een ecologische beoordeling, een zogenaamde voortoets, blijkt dat op voorhand zeker is dat significante gevolgen voor het halen van de instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken Natura 2000-gebied zijn uitgesloten. De instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd in het betrokken Natura 2000-aanwijzingsbesluit en verder uitgewerkt in de beheerplannen van het betrokken Natura 2000-gebied. Ingeval significante gevolgen niet zijn uitgesloten dient een passende beoordeling in de zin van artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn te worden gemaakt voor de opheffing van de kwalificatie ecologisch kwetsbaar blijvend grasland. Uit die passende beoordeling moet blijken dat de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied niet worden aangetast door het opheffen.

Daarnaast moet worden geborgd dat het verlies aan ecologisch kwetsbaar blijvend grasland binnen een Natura 2000-gebied wordt gecompenseerd door aanwijzing van minimaal evenveel hectares blijvend grasland buiten een Natura 2000-gebied. Daarom dient het verzoek van initiatiefnemers tot opheffing van de aanwijzing als ecologisch kwetsbaar blijvend grasland vergezeld te gaan van een voorstel tot aanwijzing van andere percelen met het ploeg- en omzetverbod. Provincies kunnen de initiatiefnemers hierbij faciliteren.

Wanneer door de gedeputeerde staten van een provincie compenserend blijvend grasland is voorgesteld overeenkomstig onderdeel b van het derde lid, kan de minister overgaan tot aanwijzing hiervan als ecologisch kwetsbaar blijvend grasland. Deze compensatie van opgeheven hectares is voor de Europese Commissie een belangrijke voorwaarde om met de aanpak akkoord te kunnen gaan.

RVO.nl heeft de blijvend grasland percelen opgenomen in het perceelsregister, de aangewezen gebieden ecologisch kwetsbaar blijvend grasland en de aanpassingen daarop worden in kaartvorm gepubliceerd. Op ecologisch kwetsbaar blijvend grasland is alleen lichte grondbewerking toegestaan (artikel 2.15, lid 2). Met lichte grondbewerking worden technieken voor graslandvernieuwing bedoeld, waarbij de ondergrond vrijwel onberoerd blijft en er altijd een dekkende vegetatie zichtbaar blijft. Andere vormen van mechanische grondbewerking zijn niet toegestaan.

3. Vervroegde betaling GLB-inkomenssteun (nieuw artikel 4.2a)

Voor het aanvraagjaar 2020 wordt een uitzondering gecreëerd die vervroegde betaling van directe GLB-inkomenssteun (de basis- en vergroeningsbetaling) mogelijk maakt. Met deze uitzondering wordt tegemoet gekomen aan verwachte liquiditeitsproblemen bij landbouwers door de COVID-19 crisis. Artikel 4.2.a van de uitvoeringsregeling geeft invulling aan de mogelijkheid om vervroegde betaling van inkomenssteun aan te vragen. Er is een budget van ruim € 500 mln hiervoor gereserveerd.

In 2020 kunnen landbouwers nationale voorschotbetalingen aanvragen. Daarmee kunnen landbouwers vanaf 1 juli 2020 circa 80% van de basis- en vergroeningsbetaling als nationaal voorschot ontvangen. Het is belangrijk om een marge aan te houden en niet 100% te betalen, omdat het voor 2020 beschikbare budget nog niet bekend is en omdat de aanvragen ten tijde van de voorschotbetalingen nog niet aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden zijn getoetst.

Indien landbouwers tijdig met de verzamelaanvraag de uitbetaling van de basis- en vergroeningsbetaling hebben aangevraagd, kunnen zij in de periode van 18 mei tot en met 15 juni een aanvraag indienen voor een voorschotbetaling. Deze aanvraag dient vergezeld te worden van een zogenaamde de-minimis verklaring als bedoeld in Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PbEU 2013, L 352). Hierin verklaren de landbouwers met het door de voorschotbetaling genoten rentevoordeel en eventueel andere de-minimis steun binnen de maximale ruimte van de de-minimis van € 20.000 te zullen blijven, gerekend over drie boekjaren. De de-minimis verklaring zal onderdeel zijn van het door de aanvrager in te vullen aanvraagformulier. Zonder deze verklaring is indiening van een aanvraag niet mogelijk. Voor het berekenen van het rentevoordeel wordt de boer geacht een marktconforme rente te hanteren.

De voorschotbetaling vindt plaats op basis van een forfaitair bedrag van € 300 per voor uitbetaling opgegeven subsidiabele hectare, en wordt gemaximeerd door het aantal betalingsrechten waarover de landbouwer volgens de registratie bij RVO op 15 mei 2020 beschikt. Betalingsrechten die in 2020 door de landbouwer zijn aangevraagd uit de nationale reserve, blijven buiten beschouwing.

Er worden geen voorschotten betaald voor zover het voorschotbedrag lager is dan € 400. Dit drempelbedrag wijkt af van artikel 2.4 en hangt samen met het feit dat het voorschot slechts betrekking heeft op de basis- en vergroeningsbetaling. Vanaf 1 december 2020 betaalt RVO de resterende basis- en vergroeningsbetaling uit, en ook de eventuele extra betaling voor jonge landbouwers en/of de graasdierpremie. Voor zover het uitbetaalde voorschot hoger is dan het bedrag waarop de landbouwer na toetsing aan alle subsidiabiliteitscriteria recht heeft, vordert RVO het teveel betaalde bedrag terug, zodat de EU-conformiteit gewaarborgd blijft.

Aan de voorschotbetaling kunnen geen rechten worden ontleend ten aanzien van de subsidiabiliteit. Zoals aangegeven, worden de voorschotten berekend enkel op basis van de door de landbouwer in de verzamelaanvraag verstrekte gegevens, zonder dat enige toets is uitgevoerd ten aanzien van alle voorwaarden waaraan moet worden voldaan in het kader van de basis- en vergroeningsbetaling.

4. Beheerseisen (bijlage 3)

In bijlage 3 zijn de beheerseisen van de uitvoeringsregeling opgenomen, waarvan een overtreding een randvoorwaardenkorting tot gevolg heeft.

In onderdeel B1 is in RBE 7.1 de wijziging van de Regeling identificatie en registratie van dieren verwerkt door het toevoegen van de verwijzing naar artikel 12.0a en 12cb. Hierin wordt het gebruik van elektronische identificatiemiddelen bij runderen toegestaan.

In de vorige wijziging van de uitvoeringsregeling is een verkeerde verwijzing naar nationale regelgeving opgenomen, hetgeen in onderdeel B2 wordt gecorrigeerd.

5. Regeldruk

Onderdeel A van de regelingswijziging inzake het ploeg- en omzetverbod is toegespitst op gebiedsontwikkeling en beheerplannen van Natura 2000-gebieden. Het kan voorkomen dat een landbouwer of een groep landbouwers initiatief neemt tot opheffing van het ploeg- en omzetverbod voor bepaalde percelen. Dit zal echter eenmalig zijn, waarin de rol van de landbouwer beperkt is met betrekking tot administratieve lasten. De eventuele administratieve last zal zich beperken tot het geven van een opdracht voor een ecologische toets of passende beoordeling. Onderdeel B houdt voor landbouwers in dat zij een aanvraag voor voorschotbetalingen in kunnen dienen en daarbij een zogenaamde de-minimisverklaring aanleveren. Landbouwers, of hun adviseur, vragen in het RVO systeem vervroegde betaling van inkomenssteun aan en ondertekenen een korte verklaring waarin zij verklaren met de aangevraagde steun binnen de de-minimisruimte van maximaal € 20.000 te blijven. Dit betreft dus een extra administratieve handeling bovenop de reguliere aanvraag voor inkomenssteun. De extra handeling is echter niet significant. De onderhavige regelingswijziging brengt voor onderdeel A en B beperkte en voor onderdeel C geen nieuwe wijzigingen in informatieverplichtingen met zich, derhalve heeft de regelingswijziging minimale gevolgen voor de regeldruk voor landbouwers.

6. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt gepubliceerd. Hiermee wordt niet aangesloten bij een vast verandermoment, zoals opgenomen in het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). Het kabinetsbeleid biedt de mogelijkheid af te wijken van vaste verandermomenten indien nodig om ernstige nadelen voor de sector te voorkomen, hetgeen hier het geval is omdat het in het belang van de sector is dat de voorschotbetalingen zo snel mogelijk kunnen plaatsvinden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven