TOELICHTING
1. Inleiding
Per 1 januari 2015 is de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB van kracht
(hierna: de uitvoeringsregeling). De uitvoeringsregeling geeft uitvoering aan de Europese
verordeningen inzake de rechtstreekse betalingen van het Europese landbouwbeleid.
De uitvoeringsregeling wordt op enkele onderdelen om de volgende redenen gewijzigd.
2. Ecologisch kwetsbaar blijvend grasland (nieuw artikel 2.15)
De Kamer heeft op 19 april 2016 via een motie van het lid Geurts (Kamerstuk 26 407, nr. 111) gevraagd om uitzonderingen toe te staan om gebiedsontwikkeling niet te belemmeren
en via pilots de weg te banen voor een uitzonderingsmogelijkheid op het ploeg- en
omzetverbod in delen van Natura 2000-gebieden. Ter invulling van deze motie is artikel
2.15 van de uitvoeringsregeling gewijzigd.
Het derde lid van artikel 2.15 voorziet in een mogelijkheid om te verzoeken de aanwijzing
als ecologisch kwetsbaar blijvend grasland op te heffen binnen Natura 2000-gebieden.
Het verzoek dient afkomstig te zijn van gedeputeerde staten van een provincie.
Opheffing is mogelijk wanneer uit een ecologische beoordeling, een zogenaamde voortoets,
blijkt dat op voorhand zeker is dat significante gevolgen voor het halen van de instandhoudingsdoelstellingen
van het betrokken Natura 2000-gebied zijn uitgesloten. De instandhoudingsdoelstellingen
zijn geformuleerd in het betrokken Natura 2000-aanwijzingsbesluit en verder uitgewerkt
in de beheerplannen van het betrokken Natura 2000-gebied. Ingeval significante gevolgen
niet zijn uitgesloten dient een passende beoordeling in de zin van artikel 6, derde
lid, van de Habitatrichtlijn te worden gemaakt voor de opheffing van de kwalificatie
ecologisch kwetsbaar blijvend grasland. Uit die passende beoordeling moet blijken
dat de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied niet worden aangetast
door het opheffen.
Daarnaast moet worden geborgd dat het verlies aan ecologisch kwetsbaar blijvend grasland
binnen een Natura 2000-gebied wordt gecompenseerd door aanwijzing van minimaal evenveel
hectares blijvend grasland buiten een Natura 2000-gebied. Daarom dient het verzoek
van initiatiefnemers tot opheffing van de aanwijzing als ecologisch kwetsbaar blijvend
grasland vergezeld te gaan van een voorstel tot aanwijzing van andere percelen met
het ploeg- en omzetverbod. Provincies kunnen de initiatiefnemers hierbij faciliteren.
Wanneer door de gedeputeerde staten van een provincie compenserend blijvend grasland
is voorgesteld overeenkomstig onderdeel b van het derde lid, kan de minister overgaan
tot aanwijzing hiervan als ecologisch kwetsbaar blijvend grasland. Deze compensatie
van opgeheven hectares is voor de Europese Commissie een belangrijke voorwaarde om
met de aanpak akkoord te kunnen gaan.
RVO.nl heeft de blijvend grasland percelen opgenomen in het perceelsregister, de aangewezen
gebieden ecologisch kwetsbaar blijvend grasland en de aanpassingen daarop worden in
kaartvorm gepubliceerd. Op ecologisch kwetsbaar blijvend grasland is alleen lichte
grondbewerking toegestaan (artikel 2.15, lid 2). Met lichte grondbewerking worden
technieken voor graslandvernieuwing bedoeld, waarbij de ondergrond vrijwel onberoerd
blijft en er altijd een dekkende vegetatie zichtbaar blijft. Andere vormen van mechanische
grondbewerking zijn niet toegestaan.
3. Vervroegde betaling GLB-inkomenssteun (nieuw artikel 4.2a)
Voor het aanvraagjaar 2020 wordt een uitzondering gecreëerd die vervroegde betaling
van directe GLB-inkomenssteun (de basis- en vergroeningsbetaling) mogelijk maakt.
Met deze uitzondering wordt tegemoet gekomen aan verwachte liquiditeitsproblemen bij
landbouwers door de COVID-19 crisis. Artikel 4.2.a van de uitvoeringsregeling geeft
invulling aan de mogelijkheid om vervroegde betaling van inkomenssteun aan te vragen.
Er is een budget van ruim € 500 mln hiervoor gereserveerd.
In 2020 kunnen landbouwers nationale voorschotbetalingen aanvragen. Daarmee kunnen
landbouwers vanaf 1 juli 2020 circa 80% van de basis- en vergroeningsbetaling als
nationaal voorschot ontvangen. Het is belangrijk om een marge aan te houden en niet
100% te betalen, omdat het voor 2020 beschikbare budget nog niet bekend is en omdat
de aanvragen ten tijde van de voorschotbetalingen nog niet aan de subsidiabiliteitsvoorwaarden
zijn getoetst.
Indien landbouwers tijdig met de verzamelaanvraag de uitbetaling van de basis- en
vergroeningsbetaling hebben aangevraagd, kunnen zij in de periode van 18 mei tot en
met 15 juni een aanvraag indienen voor een voorschotbetaling. Deze aanvraag dient
vergezeld te worden van een zogenaamde de-minimis verklaring als bedoeld in Verordening
(EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van
de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
op de-minimissteun in de landbouwsector (PbEU 2013, L 352). Hierin verklaren de landbouwers
met het door de voorschotbetaling genoten rentevoordeel en eventueel andere de-minimis
steun binnen de maximale ruimte van de de-minimis van € 20.000 te zullen blijven,
gerekend over drie boekjaren. De de-minimis verklaring zal onderdeel zijn van het
door de aanvrager in te vullen aanvraagformulier. Zonder deze verklaring is indiening
van een aanvraag niet mogelijk. Voor het berekenen van het rentevoordeel wordt de
boer geacht een marktconforme rente te hanteren.
De voorschotbetaling vindt plaats op basis van een forfaitair bedrag van € 300 per
voor uitbetaling opgegeven subsidiabele hectare, en wordt gemaximeerd door het aantal
betalingsrechten waarover de landbouwer volgens de registratie bij RVO op 15 mei 2020
beschikt. Betalingsrechten die in 2020 door de landbouwer zijn aangevraagd uit de
nationale reserve, blijven buiten beschouwing.
Er worden geen voorschotten betaald voor zover het voorschotbedrag lager is dan € 400.
Dit drempelbedrag wijkt af van artikel 2.4 en hangt samen met het feit dat het voorschot
slechts betrekking heeft op de basis- en vergroeningsbetaling. Vanaf 1 december 2020
betaalt RVO de resterende basis- en vergroeningsbetaling uit, en ook de eventuele
extra betaling voor jonge landbouwers en/of de graasdierpremie. Voor zover het uitbetaalde
voorschot hoger is dan het bedrag waarop de landbouwer na toetsing aan alle subsidiabiliteitscriteria
recht heeft, vordert RVO het teveel betaalde bedrag terug, zodat de EU-conformiteit
gewaarborgd blijft.
Aan de voorschotbetaling kunnen geen rechten worden ontleend ten aanzien van de subsidiabiliteit.
Zoals aangegeven, worden de voorschotten berekend enkel op basis van de door de landbouwer
in de verzamelaanvraag verstrekte gegevens, zonder dat enige toets is uitgevoerd ten
aanzien van alle voorwaarden waaraan moet worden voldaan in het kader van de basis-
en vergroeningsbetaling.
4. Beheerseisen (bijlage 3)
In bijlage 3 zijn de beheerseisen van de uitvoeringsregeling opgenomen, waarvan een
overtreding een randvoorwaardenkorting tot gevolg heeft.
In onderdeel B1 is in RBE 7.1 de wijziging van de Regeling identificatie en registratie
van dieren verwerkt door het toevoegen van de verwijzing naar artikel 12.0a en 12cb.
Hierin wordt het gebruik van elektronische identificatiemiddelen bij runderen toegestaan.
In de vorige wijziging van de uitvoeringsregeling is een verkeerde verwijzing naar
nationale regelgeving opgenomen, hetgeen in onderdeel B2 wordt gecorrigeerd.
5. Regeldruk
Onderdeel A van de regelingswijziging inzake het ploeg- en omzetverbod is toegespitst
op gebiedsontwikkeling en beheerplannen van Natura 2000-gebieden. Het kan voorkomen
dat een landbouwer of een groep landbouwers initiatief neemt tot opheffing van het
ploeg- en omzetverbod voor bepaalde percelen. Dit zal echter eenmalig zijn, waarin
de rol van de landbouwer beperkt is met betrekking tot administratieve lasten. De
eventuele administratieve last zal zich beperken tot het geven van een opdracht voor
een ecologische toets of passende beoordeling. Onderdeel B houdt voor landbouwers
in dat zij een aanvraag voor voorschotbetalingen in kunnen dienen en daarbij een zogenaamde
de-minimisverklaring aanleveren. Landbouwers, of hun adviseur, vragen in het RVO systeem
vervroegde betaling van inkomenssteun aan en ondertekenen een korte verklaring waarin
zij verklaren met de aangevraagde steun binnen de de-minimisruimte van maximaal € 20.000
te blijven. Dit betreft dus een extra administratieve handeling bovenop de reguliere
aanvraag voor inkomenssteun. De extra handeling is echter niet significant. De onderhavige
regelingswijziging brengt voor onderdeel A en B beperkte en voor onderdeel C geen
nieuwe wijzigingen in informatieverplichtingen met zich, derhalve heeft de regelingswijziging
minimale gevolgen voor de regeldruk voor landbouwers.
6. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt gepubliceerd. Hiermee wordt niet aangesloten bij
een vast verandermoment, zoals opgenomen in het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten
(Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). Het kabinetsbeleid biedt de mogelijkheid af te wijken van vaste verandermomenten
indien nodig om ernstige nadelen voor de sector te voorkomen, hetgeen hier het geval
is omdat het in het belang van de sector is dat de voorschotbetalingen zo snel mogelijk
kunnen plaatsvinden.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten