TOELICHTING
Algemeen
Kinderen in Caribisch Nederland hebben recht op dezelfde kansen om zich optimaal te
kunnen ontwikkelen als kinderen in Europees Nederland. Daarnaast moeten ouders net
als in Europees Nederland gebruik kunnen maken van een kwalitatief goede en financieel
toegankelijke kinderopvang. Tegen deze achtergrond hebben de openbare lichamen Bonaire,
Sint Eustatius en Saba samen met de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(SZW), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) de ambitie uitgesproken om te komen
tot een stelsel voor kwalitatief goede, veilige en betaalbare kinderopvang en buitenschoolse
voorzieningen1 in Caribisch Nederland. Om deze ambitie te realiseren is het programma BES(t) 4 kids
ingericht.
Het merendeel van de kinderen in Caribisch Nederland leeft in omstandigheden waarbij
het risico op een ontwikkel- en onderwijsachterstand realistisch is. Een van de uitgangspunten
van het programma BES(t) 4 kids is daarom dat alle kinderen gebruik kunnen maken van
kinderopvang en buitenschoolse opvang. Financiële toegankelijkheid is een belangrijke
voorwaarde om ervoor te zorgen dat alle kinderen gebruik kunnen maken van de kinderopvang
en buitenschoolse opvang.
Naast het verbeteren van de financiële toegankelijkheid zijn het verbeteren van de
kwaliteit van de voorzieningen, het inrichten van toezicht op de voorzieningen en
het verhogen van het gemiddelde opleidingsniveau van medewerkers belangrijke elementen
in het programma.
Sinds de staatkundige transitie van 10 oktober 2010 is de verantwoordelijkheid voor
kinderopvang in Caribisch Nederland belegd bij de openbare lichamen. Dat gaat veranderen.
Het Rijk en de openbare lichamen werken aan een nieuw stelsel waarin de verantwoordelijkheid
voor de financiering van de kinderopvang een gezamenlijke verantwoordelijkheid wordt.
Het Rijk is verantwoordelijk voor het wettelijke kader en draagt zorg voor een groot
deel van de financiering van de kinderopvang in Caribisch Nederland. De openbare lichamen
hebben binnen het wettelijk kader ruimte om verdere invulling aan het kwaliteitsniveau
te geven. Het openbaar lichaam stelt daartoe een verordening vast. De beoogde datum
voor inwerkingtreding van de wettelijke kaders voor kwaliteit, toezicht en financiering
is 1 januari 2022.
Het kabinet heeft op 27 juni 20192 bekend gemaakt dat voor het programma BES(t) 4 kids vanaf 2020 structureel 9,8 miljoen
euro beschikbaar is. Elk eiland krijgt een deel van dit budget om het programma BES(t)
4 kids uit te voeren en te starten met het tijdelijk verstrekken van kostprijs verlagende
subsidies en kindplaatssubsidies. De uitvoering van deze regeling zal door het Rijk
plaatsvinden op basis van door in overleg met de openbare lichamen vastgestelde criteria
en de hoogte van de toe te kennen subsidies. De criteria kunnen in 2021 wijzigen indien
overleg tussen het Rijk en de openbaar lichamen daartoe aanleiding geeft.
Doel van de tijdelijke subsidieregeling
Het doel van de tijdelijke financieringsregeling kinderopvang Caribisch Nederland
is om in de aanloop naar de structurele financiële regeling op korte termijn de financiële
toegankelijkheid van de kinderopvang en buitenschoolse opvang te verbeteren. Ook beoogt
de regeling kinderopvangorganisaties te stimuleren om maatregelen die gericht zijn
op het verbeteren van de kwaliteit en kostenverhogend zijn door te voeren.
Door de regeling open te stellen voor alle kinderopvang- en buitenschoolse organisaties
die voldoen aan de eisen, begint het kabinet met de verlaging van de kosten van kinderopvang
en buitenschoolse opvang voor ouders van kinderen in Caribisch Nederland. Dit is aangekondigd
in het kader van het ijkpunt sociaal minimum Caribisch Nederland.3 In het ijkpunt voor het sociaal minimum is voor huishoudens met kinderen een bedrag
van 32,50 dollar opgenomen voor de kinderopvang. Door het meenemen van het effect
van (ingezet) beleid in de bedragen in het ijkpunt voor het sociaal minimum heeft
het kabinet zich gecommitteerd aan het terugdringen van de kosten van kinderopvang.
Onder deze tijdelijke subsidieregeling zijn twee vormen van subsidies mogelijk:
-
– Kostprijs verlagende subsidies voor alle kinderopvangorganisaties die kinderopvang
aanbieden.
-
– Kindplaatssubsidies voor kinderopvangorganisaties waarvan de openbare lichamen hebben
vastgesteld dat bepaalde kinderen in aanmerking komen voor een aanvullende subsidie
omdat de ouders de kinderopvang niet kunnen betalen.
Een nevendoel van de tijdelijke regeling is om kinderopvang- en buitenschoolse opvangorganisaties,
ouders en de uitvoering voor te bereiden op de structurele regeling vanaf 2022 en
informatie op te halen voor de inrichting van de structurele regeling. Het streven
is om vanaf 2022 de financiering van de kinderopvang structureel te verankeren in
wetgeving. Het streven is dat alle kinderopvangorganisaties vanaf 2022 een voor elke
organisatie realistische vergoeding per kind ontvangt. Om tot deze redelijke vergoeding
voor de kinderopvangorganisaties te komen is het noodzakelijk om meer zicht te krijgen
op de kosten die voor de kinderopvang worden gemaakt. In 2020 en 2021 zal daartoe
nader onderzoek naar de kostenstructuur van kinderopvangorganisaties plaatsvinden.
Medewerking van kinderopvangorganisaties is daarvoor noodzakelijk. De subsidieregeling
stelt daarom als voorwaarde dat de kinderopvangorganisatie meewerkt aan het verstrekken
van informatie over de kostenstructuur.
De kostprijs verlagende subsidie is in 2020 niet van toepassing voor kinderopvangorganisaties
gevestigd op Saba. De reden hiervoor is dat de tarieven die kinderopvangorganisaties
op Saba hanteren al op of rond de hoogte van de vaste ouderbijdrage liggen. Om te
voorkomen dat in de tijdelijke situatie stappen worden gezet die moeten worden teruggedraaid
in de structurele situatie vanaf 2022, is daarom in overleg met het openbaar lichaam
Saba gekozen om in 2020 geen kostprijs verlagende subsidies te verstrekken aan organisaties
op Saba. Eind 2020 wordt een besluit genomen over de subsidieverstrekking in 2021.
I. Kostprijs verlagende subsidie
-
a. De organisaties die de subsidie kunnen aanvragen
De kinderopvang en buitenschoolse opvang is op de eilanden verschillend georganiseerd
en in het stelsel is ruimte voor zowel publieke als private voorzieningen. Om kinder-
dan wel buitenschoolse opvang te mogen aanbieden moeten organisaties in het bezit
zijn van een exploitatievergunning dan wel in afwachting zijn van een besluit omtrent
de exploitatievergunning. Dit laatste geldt alleen voor kinderopvangorganisaties die
al in 2019 daadwerkelijk kinderen hebben opgevangen.
Door de recente ontwikkelingen met betrekking tot het COVID-19 virus zijn de openbare
lichamen niet in staat geweest om het proces van vergunningverlening en het beoordelen
van de aanvragen voor een exploitatievergunning tijdig af te ronden. Om die reden
zullen organisaties die al in 2019 kinderen hebben opgevangen en een aanvraag voor
een exploitatievergunning hebben ingediend van de tijdelijke subsidieregeling gebruik
kunnen maken. Of een organisatie al in al in 2019 kinderen heeft opgevangen wordt
vastgesteld in overleg met de openbare lichamen.
Alleen kinderopvang- en buitenschoolse opvangorganisaties die voldoen aan de regels
vastgelegd in wetgeving en de lokale verordening en de daarin opgenomen eisen voor
veiligheid, hygiëne en kwaliteit komen in aanmerking voor een exploitatievergunning.
De vergunningverlening vindt door het openbaar lichaam plaats. Organisaties die op
onderdelen een tijdelijke ontheffing ten aanzien van een aantal verplichtingen die
voortvloeien uit de eilandsverordening hebben, komen ook in aanmerking voor een kostprijs
verlagende subsidie.
Uitgangspunt is dat kinderopvang- en buitenschoolse opvangorganisaties met een exploitatievergunning
dan wel organisaties die in afwachting zijn van een besluit omtrent de exploitatievergunning,
in aanmerking komen voor kostprijs verlagende subsidie via de tijdelijke subsidieregeling
kinderopvang Caribisch Nederland. Uiteraard moet daarnaast worden voldaan aan de voorwaarden
in de tijdelijke financieringsregeling en moet de organisatie zich houden aan de verplichtingen
die in de regeling zijn opgenomen.
In 2020 is er nog sprake van een overgangssituatie omdat in 2020 de lokale verordeningen
kinderopvang in werking treden. Nadat de lokale verordening in werking is getreden
zullen de kinderopvangorganisaties een exploitatievergunning bij het openbaar lichaam
moeten aanvragen.
Er is binnen het programma BES(t) 4 kids nog geen uitspraak gedaan over de positie
van de gastouders in het stelsel van de kinderopvang op het eiland. Daarover zal nog
een besluit worden genomen.
De regeling is bedoeld om de prijs van de dag- en buitenschoolse opvang voor ouders
te verlagen. Dat geldt ook voor de gastouderopvang. In afwachting van een definitief
besluit over de toekomst van de gastouderopvang, is het aan het openbaar lichaam om
te bepalen gastouderopvang in de tijdelijke subsidieregeling op te nemen. Op Bonaire
wordt gastouderopvang onder de tijdelijke subsidieregeling gesubsidieerd. Subsidiering
nu, wil niet zeggen dat ook in de structurele situatie gastouderopvang door de overheid
zal worden gefinancierd.
-
b. Voorwaarden en verplichtingen
Zoals eerder beschreven is het uitgangspunt dat kinder- en buitenschoolse opvangorganisaties
met een exploitatievergunning of organisaties die in afwachting zijn van een besluit
omtrent de exploitatievergunning en in 2019 aantoonbaar kinderen hebben opgevangen,
in aanmerking komen voor kostprijs verlagende subsidie. Daarnaast worden, in overleg
met de openbare lichamen, enkele aanvullende voorwaarden gesteld aan de organisaties
die in aanmerking komen voor de kostprijs verlagende subsidies.
De eerste voorwaarde is dat kinderen waarvoor een kostprijs verlagende subsidie wordt aangevraagd op het
eiland zijn ingeschreven en daar ook als ingezetenen zijn geregistreerd. De openbare
lichamen kunnen in overleg met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
in bijzondere gevallen hierop een uitzondering maken. Denk daarbij aan de positie
van kinderen met een vluchtelingenstatus.
De tweede voorwaarde is dat afspraken tussen de ouder en de kinderopvangorganisatie in een schriftelijke
overeenkomst zijn vastgelegd. In de overeenkomst zijn in elk geval de duur van de
overeenkomst, het aantal dagdelen opvang per maand, het soort opvang en het tarief
opgenomen. Relevante elementen uit de overeenkomst dienen op verzoek bij de uitvoeringsorganisatie
te worden aangeleverd. Als er geen schriftelijke overeenkomst is, is er geen recht
op subsidie. De kinderopvang- en buitenschoolse opvangorganisatie zal de overeenkomst
op verzoek van de uitvoeringsorganisatie moeten kunnen tonen. Voor kinderen die tussentijds
stoppen met de kinderopvang bij de betreffende organisatie zal de hoogte van de subsidie
worden bepaald op basis van het aantal dagdelen in het betreffende kwartaal dat daadwerkelijk
kinderopvang is genoten.
De derde voorwaarde is dat de kinderopvangorganisatie uiterlijk binnen drie maanden na verlening van
de subsidie in bezit is van een door het openbaar lichaam goedgekeurd transitieplan.
In het transitieplan legt de kinderopvangorganisatie vast welk deel van de subsidie
wordt gebruikt voor het verlagen het door de ouders te betalen bedrag aan kinderopvang
en op welk deel wordt ingezet voor investeringen in de verbetering van kwaliteit van
de kinderopvang en het moment waarop die verbeteringen zijn gerealiseerd. Onderdeel
van het programma BES (t) 4 kids is ook het verbeteren van de kwaliteit van de opvang.
Dat zal voor een belangrijk deel door goed opgeleide medewerkers worden gedragen.
Het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden (salariëring, arbeidstijden, vakantiedagen)
is een van de instrumenten om personeel langer vast te houden en het volgen van trainingen
en opleidingen te stimuleren. Een deel van de subsidie wordt daarom beschikbaar gesteld
om kostprijsverhogende maatregelen, zoals een salarisverhoging, te kunnen bekostigen.
Ook nemen organisaties bij het aanvaarden van de subsidie een aantal verplichtingen
op zich. Om de kinderopvang financieel toegankelijker te maken, is als eerste verplichting opgenomen dat er sprake is van een ouderbijdrage. Die bedragen verschillen per eiland
en per opvangsoort. Op Bonaire is gekozen voor een minimale- en een maximale ouderbijdrage,
de zogenaamde grensbedragen. De minimale grensbedragen zijn zodanig vastgesteld dat
het de verwachting is dat in 2022 de ouderbijdrage met uitzondering van de inflatie
niet zal stijgen. Het maximale grensbedrag is dusdanig gekozen dat kinderopvangorganisaties
met een relatief hoge ouderbijdrage in staat zijn om met het verstrekte subsidiebedrag
en de ouderbijdrage kinderopvang aan te blijven bieden. Het is op dit moment nog niet
duidelijk wat de hoogte van de ouderbijdrage in de structurele situatie (vanaf 2022)
zal zijn. Uitgangspunt is in de tijdelijke regeling geen stappen gezet worden die
niet in lijn zijn met de verwachte ouderbijdrage in de structurele situatie.
Voor Sint Eustatius is gekozen voor een vaste, minimale ouderbijdrage omdat de hoogte
van de subsidie voldoende is om de verlaging van de ouderbijdrage te kunnen financieren
en eerste stappen te zetten om in de kwaliteit van de opvang te investeren. Indien
de kinderopvangorganisatie er voor kiest een hogere ouderbijdrage te vragen dan de
in de regeling opgenomen maximale ouderbijdrage zal de subsidie worden gekort met
het bedrag dat ligt boven de maximale ouderbijdrage.
Het is mogelijk dat niet aan de verplichting om de minimale ouderbijdrage te betalen,
wordt voldaan als er sprake is van een kindplaatssubsidie. In dat geval heeft de uitvoeringsorganisatie
de mogelijkheid om in overleg met het openbaar lichaam deze voorwaarde voor de betreffende
organisatie op te schorten.
De tweede verplichting geeft aan dat de kinderopvangorganisatie de verplichtingen voortvloeiend uit het
transitieplan moet uitvoeren. De subsidie biedt een kinderopvangorganisatie immers
de mogelijkheid om een deel van de subsidie in te zetten om de kwaliteit van de opvang
te verbeteren. Als de kinderopvangorganisatie zich niet aan de afspraken houdt kan
dat een reden zijn om de subsidie op te schorten of zelfs te beëindigen. De uitvoeringsorganisatie
zal daarover periodiek door het openbaar lichaam worden geïnformeerd.
De derde verplichting is dat de kinderopvangorganisatie meewerkt aan het programma BES(t) 4 kids en kostprijsonderzoeken
die in het kader van het programma worden uitgevoerd. De kinderopvangorganisatie zal,
indien dit aan de orde is, tijdig worden geïnformeerd over de opzet van het onderzoek.
-
c. Hoogte kostprijs verlagende subsidie
Het openbaar lichaam heeft de hoogte van de kostprijs verlagende subsidie per dagdeel
bepaald. Daarbij is rekening gehouden met de hoogte van de ouderbijdragen die kinderopvangorganisaties
nu al voor ouders vragen.
Voor een groot aantal organisaties zal een aanzienlijk deel van de subsidie nodig
zijn om de ouderbijdrage te verlagen en zo binnen de in de regeling vastgestelde grensbedragen
te komen. Het resterende deel moet benut worden voor investeringen om de kwaliteit
binnen de kinderopvangorganisatie te verbeteren. De kinderopvangorganisatie die al
een tarief ter hoogte van de vaste ouderbijdrage hanteert, mag de gehele subsidie
benutten voor investeringen die de kwaliteit van de kinderopvang verbeteren.
De subsidie per kind is gebaseerd op het aantal dagdelen dat is aangeboden en gefactureerd
(dagopvang of buitenschoolse opvang). Kinderopvangorganisaties ontvangen voor een
kind dat slechts voor een deel van de tijd naar de kinderopvang gaat, een evenredig
deel van de subsidie. Dit wordt gebaseerd op de overeenkomst die de ouder met de kinderopvangorganisatie
sluit. Het totale bedrag aan kostprijs verlagende subsidie die de kinderopvangorganisatie
maximaal kan ontvangen is gebaseerd op het in de exploitatievergunning opgenomen maximale
aantal kinderen dat de kinderopvangorganisatie mag opvangen.
Om de administratieve lasten voor de kinderopvangorganisaties en de uitvoeringsorganisatie
te beperken en tegelijkertijd in te kunnen spelen op wijzigingen gedurende het jaar,
worden de kostprijs verlagende subsidies op kwartaalbasis verstrekt in de vorm van
een voorschot. Achteraf wordt het bedrag vastgesteld op basis van de afname van kinderopvang
in de voorafgaande periode. Tot en met het einde van de eerste maand van een kwartaal
kan een organisatie subsidie aanvragen voor dat kwartaal. Aanvragen die daarna worden
ingediend worden voor dat kwartaal afgewezen. Wel is het mogelijk om voor het daaropvolgende
kwartaal een aanvraag in te dienen.
Een belangrijk uitgangspunt is dat kinderopvang niet gratis is en dat ouders een eigen
bijdrage betalen. Voor zowel de dagopvang, gastouderopvang en de buitenschoolse opvang
zijn daarom voor de ouderbijdrage grensbedragen opgenomen in de regeling waarbinnen
de ouderbijdrage moet liggen. De uitvoeringsorganisatie kan aan de kinderopvangorganisatie
vragen om de financiële administratie van de kinderopvangorganisatie in te zien om
vast te stellen of de ouderbijdrage van ouders aan de kinderopvangorganisatie is betaald.
Een van de verplichtingen is dat kinderopvangorganisaties een ouderbijdrage vragen.
De uitvoeringsorganisatie krijgt de bevoegdheid om hiervan af te wijken. Dit is bijvoorbeeld
het geval als er sprake is van kindplaatssubsidies.
Ook kan dit aan de orde zijn voor enkele kinderopvangorganisaties die in 2019 een
subsidie van het openbaar lichaam hebben ontvangen met als gevolg dat de ouderbijdrage
onder de minimale ouderbijdrage ligt. De ouderbijdrage van deze organisaties hoeft
in 2020 niet te worden verhoogd. Wel moet de kinderopvangorganisatie er rekening mee
houden dat de tarieven in 2021 zullen moeten worden verhoogd. Hierover zal in de loop
van 2020 duidelijkheid worden verstrekt.
-
d. Uitvoering
De tijdelijke subsidieregeling kinderopvang BES(t) 4 kids zal onder verantwoordelijkheid
van het Rijk worden uitgevoerd. Daarbij wordt nauw samengewerkt met de openbare lichamen.
De directie Dienstverlening, Samenwerkingsverbanden en Uitvoering, afdeling Uitvoering
van Beleid van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (de uitvoeringsorganisatie)
doet dit namens de minister. De uitvoeringsorganisatie neemt de aanvragen voor subsidies
in behandeling, zorgt voor de infrastructuur voor de periodieke gegevenslevering en
is verantwoordelijk voor de tijdige betaling van de toegekende subsidies. De uitvoeringsorganisatie
is bevoegd om voor te schrijven op welke wijze inlichtingen of gegevens worden verstrekt.
De uitvoeringsorganisatie zal hierbij ook ondersteuning verlenen.
De openbare lichamen en de uitvoeringsorganisatie werken nauw samen. De rol van aanspreekpunt
(frontoffice) wordt door het openbaar lichaam in samenwerking met de uitvoeringsorganisatie
vervuld. De frontoffice is een samenwerkingsverband van het openbaar lichaam en de
uitvoeringsorganisatie. Het openbaar lichaam is verantwoordelijk voor de vergunningverlening
en de ondersteuning van ouders en kinderopvangorganisaties. De uitvoeringsorganisatie
is verantwoordelijk voor een goede uitvoering van de subsidieregeling. De afspraken
tussen de uitvoeringsorganisatie en de openbare lichamen over de verantwoordelijkheidsverdeling
en taakverdeling worden nader vormgegeven in samenwerkingsafspraken.
Om op één plek, te weten bij de uitvoeringsorganisatie, een meer volledig beeld te
hebben van de financiële stand van zaken, zullen ook andere subsidies in het kader
van het programma BES(t) 4 kids via de uitvoeringsorganisatie verlopen.
Op dit moment worden kinderopvang- en buitenschoolse opvangorganisaties door de openbare
lichamen gesubsidieerd. In het kader van een geleidelijke overgang naar een nieuwe
financieringssystematiek worden deze subsidies (geleidelijk) afgebouwd om ingroei
in het nieuwe stelsel te bewerkstelligen. In overleg met het openbaar lichaam zal
worden bepaald op welke wijze eventuele aanvullende subsidies zullen worden verstrekt
en wie de uitvoering daarvan ter hand zal nemen. De uitvoeringsorganisatie zal de
openbare lichamen en het Rijk periodiek informeren over de financiële stand van zaken.
Aanvraag
De kinder- en buitenschoolse die in het bezit zijn van een exploitatievergunning of
organisaties die in afwachting zijn van een besluit omtrent de exploitatievergunning,
dienen de aanvraag voor een kostprijs verlagende subsidie of kindplaatssubsidie in
bij de uitvoeringsorganisatie.
De kinderopvangorganisatie dient de aanvraag in via het digitaal hiervoor beschikbaar
gestelde formulier. De kinderopvangorganisatie geeft daarbij inzicht in het aantal
kinderen en het aantal dagdelen per kind dat de kinderopvangorganisatie het komende
kwartaal verwacht op te vangen. De informatie over het aantal kinderen en het aantal
dagdelen per kind is van belang voor het bepalen van de hoogte van de subsidie waarvoor
de kinderopvangorganisatie mogelijk in aanmerking komt. Naast het ingevulde aanvraagformulier
verstrekt de kinderopvangorganisatie een kopie van de exploitatievergunning dan wel
een kopie van de aanvraag voor een exploitatievergunning, een getekend bankafschrift
met een volledig zichtbaar rekeningnummer en een kopie uit het Handelsregister (inclusief
eventueel mandaat bij een gezamenlijke tekenbevoegdheid). Bij gerede twijfel over
de juistheid van de informatie kan de kinderopvangorganisatie worden gevraagd om de
aanvraag toe te lichten bij de frontoffice dan wel de uitvoeringsorganisatie. De uitvoeringsorganisatie
zal het openbaar lichaam hierover informeren.
De uitvoeringsorganisatie neemt de aanvraag in behandeling. Indien een kinderopvangorganisatie
niet of niet de juiste gegevens aanlevert kan de aanvraag niet in behandeling worden
genomen. Over de ingediende aanvraag zal ook het openbaar lichaam worden geïnformeerd
en worden gevraagd de informatie die ook bij het openbaar lichaam aanwezig is te verifiëren
en eventueel aanvullende informatie te verstrekken. Het openbaar lichaam moet bijvoorbeeld
duidelijkheid verschaffen over de vraag of de kinderopvangorganisatie al in 2019 aantoonbaar
kinderen heeft opgevangen en of de kinderen ingezetenen van het eiland zijn. De kinderopvangorganisatie
of het openbaar lichaam kan op verzoek van uitvoeringsorganisatie de getekende overeenkomst
bij de ouder verifiëren. Uitgangspunt is dat de uitvoeringsorganisatie waar mogelijk
de informatie die al bij het openbaar lichaam beschikbaar is, gebruikt door deze bij
het openbaar lichaam op te vragen. Op die manier wordt voorkomen dat organisaties
dezelfde gegevens die al bij het openbaar lichaam bekend zijn opnieuw moeten aanleveren
of kunnen bepaalde gegevens (zoals bijvoorbeeld of een kind staat ingeschreven op
het eiland) worden geverifieerd.
De uitvoeringsorganisatie streeft er naar om binnen zes weken een besluit te nemen
over de aanvraag, met een uitloop van maximaal 7 weken. Dit is in lijn met de Kaderregeling
subsidies OCW, SZW en VWS, waarin een termijn van 13 weken is opgenomen.
Als de kinderopvangorganisatie aan de voorwaarden voldoet, verleent de uitvoeringsorganisatie
de subsidie. In dat geval ontvangt de kinderopvangorganisatie van de uitvoeringsorganisatie
een verleningsbeschikking. De verleningsbeschikking is geldig van de dag van afgifte
en eindigt in ieder geval op 31 december 2021. De uitvoeringsorganisatie informeert
de openbare lichamen over de verleningsbeschikking. Indien de exploitatievergunning
van de kinderopvangorganisatie wordt ingetrokken stopt de subsidie vanaf de datum
dat de exploitatievergunning is ingetrokken en wordt de verleningsbeschikking ingetrokken.
In de beschikking is de hoogte van het subsidiebedrag van het desbetreffende kwartaal
opgenomen waarvoor de kinderopvangorganisatie in aanmerking komt op basis van de prognose
van het aantal kinderen en de duur van de kinderopvang per kind. De uitvoeringsorganisatie
betaalt per kwartaal een voorschot van de hoogte van het subsidiebedrag aan de kinderopvangorganisatie.
Periodieke informatie over de afname
Om tot een doelmatige verstrekking en reguliere uitbetaling van de subsidie te komen,
verstrekt de kinder- en buitenschoolse opvangorganisatie per kwartaal informatie aan
de uitvoeringsorganisatie op de door de uitvoeringsorganisatie voorgeschreven wijze
over het gebruik van kinderopvang en buitenschoolse opvang. Bij het aanleveren van
de periodieke informatie zal de kinderopvangorganisatie de wijzigingen die zijn opgetreden
bij de ouders en kinderen (onder andere nieuwe kinderen, vertrokken kinderen, aangepaste
overeenkomst) moeten doorgeven.
Op basis van het gebruik wordt per kwartaal het subsidiebedrag voor het betreffende
kwartaal bepaald en een voorschot voor het volgende kwartaal betaald. Indien daartoe
aanleiding is, zal bij het voorschot voor het volgende kwartaal verrekening plaatsvinden
met het voorgaande kwartaal.
Als informatie bij de periodieke informatielevering niet juist is, kan uitbetaling
van het voorschot geheel of gedeeltelijk worden stopgezet. Datzelfde geldt ook als
bij een tussentijdse controle blijkt dat de kinderopvangorganisatie niet (meer) voldoet
aan de gestelde voorwaarden.
De kinderopvangorganisatie krijgt 6 weken na betaling de tijd om aan te geven dat
het subsidiebedrag over het afgelopen kwartaal niet correct is. De uitvoeringsorganisatie
informeert de kinderopvangorganisatie over de subsidie in het voorafgaande kwartaal
en de hoogte van het voorschot voor het volgende kwartaal.
Om te kunnen vaststellen of de kinderen waarvoor kostprijs verlagende subsidie wordt
verstrekt daadwerkelijk dagopvang of buitenschoolse opvang hebben genoten heeft de
kinderopvangorganisatie een aanwezigheidsadministratie. Deze maakt deel uit van de
administratie van de organisatie en dient ten minste vijf jaar na vaststelling van
de subsidie te worden bewaard. De administratie kan desgevraagd door de uitvoeringsorganisatie
worden ingezien om de subsidieaanvraag te kunnen beoordelen.
Subsidieplafond
In de regeling is een subsidieplafond ingesteld. Dit subsidieplafond is ingesteld
om de uitgaven voor de kostprijs verlagende subsidies te kunnen beheersen. Het plafond
is vastgesteld op basis van de ambitie om 80 procent van de kinderen gebruik te laten
maken van de kinderopvang en buitenschoolse opvang. Het is de verwachting dat het
beschikbare subsidiebedrag voldoende is. Het plafond is per eiland ingesteld.
Indien een organisatie het aantal plaatsen op een locatie wil uitbreiden dan geldt
dat voor de aanvullende aantal plaatsen een herziene aanvraag moet worden ingediend
om in aanmerking te komen voor subsidie voor het aanvullende aantal plaatsen. De aanvraag
voor het aanvullende deel wordt als een nieuwe aanvraag gezien en wordt dus ook zo
behandeld. Dat wil zeggen dat de datum van ontvangst van de volledige aanvraag bepalend
is voor de volgorde.
Het subsidieplafond biedt het openbaar lichaam en het Rijk de mogelijkheid om de ontwikkeling
van de vraag naar kinderopvang te monitoren en op basis daarvan te bezien of het subsidieplafond
moet worden aangepast.
In het najaar 2020 kan het openbaar lichaam besluiten de subsidiebedragen alsmede
de grensbedragen voor de hoogte van de ouderbijdrage voor 2021 in overleg met het
Rijk te verhogen. Dat heeft dan ook gevolgen voor het subsidieplafond. De hoogte van
de kostprijs verlagende subsidie zal in elk geval niet worden verlaagd ten opzichte
van 2020.
II. Kindplaatssubsidie
Om de kinderopvang voor ouders die het niet kunnen betalen toegankelijk te houden,
kennen de openbare lichamen het instrument van de kindplaatssubsidie. Ouders die aan
door de openbare lichamen vastgestelde criteria voldoen komen, als er budget beschikbaar
is, in aanmerking voor een kindplaatssubsidie. De kindplaatssubsidie is aanvullend
op de kostprijs verlagende subsidie. Om die reden en om ervoor te zorgen dat de kinderopvangorganisatie
met slechts één betalingsorganisatie van doen heeft, zal de uitbetaling van de kindplaatssubsidie
door de uitvoeringsorganisatie worden gedaan.
Hoogte vaste ouderbijdrage
Het openbaar lichaam zal in afstemming met het Rijk de criteria bepalen waaraan ouders
moeten voldoen om in aanmerking te komen voor een kindplaatssubsidie. Voor deze groep
geldt dat zij een ouderbijdrage van $ 40 (dagopvang) respectievelijk $ 25 (buitenschoolse
opvang) dienen te betalen. Dat neemt niet weg dat er een risico is dat zelfs bij deze
lage ouderbijdrage ouders ervoor kunnen kiezen om hier geen gebruik van te maken en
daarmee kinderen de mogelijkheid wordt ontnomen om naar de opvang te gaan. Om die
reden krijgen de openbare lichamen als verantwoordelijke voor het eilandelijke armoedebeleid
de ruimte om te bepalen of zij voor bepaalde ouders de ouderbijdrage volledig willen
compenseren. Het openbaar lichaam is bij uitstek in staat om op basis van vastgestelde
criteria tot een zorgvuldige beoordeling te komen.
Werkwijze
De kinderopvangorganisatie kan bij de uitvoeringsorganisatie een aanvraag doen voor
een kindplaatssubsidie voor kinderen van ouders die opgroeien in armoede. Dat kan
pas gebeuren nadat de ouder bij het openbaar lichaam heeft aangegeven om voor een
kindplaatssubsidie in aanmerking te willen komen.
Het openbaar lichaam adviseert vervolgens de uitvoeringsorganisatie over de kindplaatssubsidie
door te onderzoeken of de ouder voldoet aan de voorwaarden die worden gesteld. Dat
leidt tot een advies van het openbaar lichaam aan de kinderopvangorganisatie waarin
het openbaar lichaam aangeeft dat de ouder voldoet aan de inkomenscriteria.
De kinderopvangorganisatie verstrekt op verzoek een afschrift van het advies aan de
uitvoeringsorganisatie. De uitvoeringsorganisatie legt deze, indien dit noodzakelijk
wordt geacht, ter verificatie aan het openbaar lichaam voor. De voor de bepaling van
de kindplaatssubsidie relevante gegevens zijn bij de uitvoeringsorganisatie bekend,
zoals de hoogte van het tarief dat de kinderopvangorganisatie de ouder normaal gesproken
in rekening brengt, de hoogte van de tijdelijke kostprijs verlagende subsidie en de
hoogte van de ouderbijdrage die door het openbaar lichaam bij het toekennen van de
kindplaatssubsidie door het openbaar lichaam is vastgesteld.
De uitvoeringsorganisatie bepaalt vervolgens op basis van het advies van het openbaar
lichaam de hoogte van de kindplaatssubsidie op basis van de ouderbijdrage die door
de organisatie in rekening worden gebracht. De kinderopvangorganisatie ontvangt van
de uitvoeringsorganisatie een verleningsbeschikking met de bedragen van de kindplaatssubsidie.
De uitvoeringsorganisatie betaalt de kindplaatssubsidie vervolgens samen met de kostprijs
verlagende subsidie uit aan de kinderopvangorganisatie.
De openbare lichamen zijn verantwoordelijk voor de controle of de ouders voldoen aan
de opgestelde criteria voor de kindplaatssubsidie. Het openbaar lichaam informeert
de uitvoeringsorganisatie wanneer er relevante wijzigingen bij de ouders zijn opgetreden
die gevolgen hebben voor de kindplaatssubsidie. De uitvoeringsorganisatie zal periodiek
steekproeven uitvoeren om, indien van toepassing, de juistheid van de betalingen van
de ouder aan de kinderopvangorganisatie te verifiëren en over de uitkomsten het openbaar
lichaam informeren.
De kinderopvangorganisatie is verplicht om inlichtingen of gegevens die van invloed
kunnen zijn (na de beslissing op de aanvraag) op de hoogte van de kindplaatssubsidie
aan de uitvoeringsorganisatie door te geven. Indien de einddatum van de kinderopvangovereenkomst
bijvoorbeeld wijzigt, maakt de kinderopvangorganisatie dit bij de uitvoeringsorganisatie
bekend.
III. Verantwoording
Aan het einde van het subsidietijdvak zal een eindbeschikking worden opgesteld waarin
de subsidie wordt vastgesteld. Dit is aan het eind van de tijdelijke subsidieregeling.
Het subsidiebedrag wordt vastgesteld op basis van de subsidiebedragen die gedurende
de looptijd van het tijdvak op kwartaalbasis zijn verstrekt. De uitvoeringsorganisatie
neemt binnen 22 weken na afloop van de datum waarop de activiteiten waarvoor de subsidie
is verleend, zijn verricht, ambtshalve een besluit over de vaststelling van de subsidie.
Het vaststellen van de subsidie geschiedt op basis van gegevens die de uitvoeringsorganisatie
gedurende de looptijd van de subsidie heeft ontvangen van de kinderopvangorganisatie.
In de administratie dient in elk geval aanwezig te zijn: een overzicht van alle ingeschreven
kinderen, afschriften van alle met ouders overeengekomen schriftelijke overeenkomsten,
facturen en betaalbewijzen waaruit de betalingen van de ouder aan de kinderopvangorganisatie
blijken, en een kwartaaloverzicht per ouder, met daarin opgave van het aantal dagdelen
per maand dat per kind is afgenomen. Dit laatste is van belang om te kunnen vaststellen
of de kinderen daadwerkelijk gebruik maken van de kinderopvang.
De administratie moet actueel, inzichtelijk en controleerbaar zijn, op de locatie
beschikbaar zijn en dient op verzoek van de uitvoeringsorganisatie ter beschikking
te worden gesteld. De dagdelen die zijn opgenomen in de aanwezigheidsadministratie
kunnen afwijken van de dagdelen die door de kinderopvangorganisatie in een bepaalde
maand worden gefactureerd. Indien de afspraak is dat de kinderopvangorganisatie ook
wordt uitbetaald indien het kind, bijvoorbeeld vanwege ziekte, een aantal dagen afwezig
is, dan blijkt uit de aanwezigheidsadministratie dat het kind afwezig is, maar worden
de dagdelen toch gefactureerd. Dit is op incidentele basis toegestaan, indien dat
voortvloeit uit de overeenkomst.
Als echter uit de overeenkomst blijkt dat er vier dagen kinderopvang per week wordt
afgenomen en er ook voor vier dagen wordt gefactureerd, terwijl uit de administratie
blijkt dat een kind structureel maar twee dagen komt, dan is de vergoeding voor de
andere twee dagen ten onrechte ontvangen. Grote structurele verschillen tussen gerealiseerde
kinderopvang (daadwerkelijk genoten opvang) en overeengekomen uren kunnen een signaal
zijn op basis waarvan nader onderzoek door de uitvoeringsorganisatie kan worden ingesteld.
Hiervoor is het dus noodzakelijk dat de kinderopvangorganisaties feitelijk bijhouden
welk kind wanneer aanwezig is.
Indien de administratie van een kinderopvangorganisatie niet voldoet aan de gestelde
eisen, kan de kinderopvangorganisatie door de uitvoeringsorganisatie aangemaand worden
de administratie in lijn met de gestelde eisen te brengen. De kinderopvangorganisatie
krijgt in de regel een hersteltermijn. Indien de administratie uiteindelijk niet aan
de eisen voldoet, kan de rechtmatigheid van de kinderopvangvergoeding niet worden
vastgesteld en kan de uitvoeringsorganisatie de beschikking tot subsidieverlening
intrekken en de ten onrechte verstrekte subsidie terugvorderen. De eisen die in de
regeling zijn gesteld aan de administratie zijn van toepassing op alle organisaties
die subsidie op grond van de regeling ontvangen. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt
tussen organisaties die een exploitatievergunning hebben aangevraagd of organisaties
die al in het bezit zijn van een exploitatievergunning.
Er worden in het kader van deze tijdelijke regeling geen andere dan in de regeling
opgenomen administratieve verplichtingen opgelegd zoals bijvoorbeeld het overleggen
van een asssurancerapport en rapport van feitelijke bevindingen opgesteld door een
accountant conform artikel 7.5, tweede lid van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW
en VWS. Hiermee wordt afgeweken van de in de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS
opgenomen arrangementen. Reden hiervoor is dat deze aspecten worden meegenomen in
de onderzoeken, steekproeven en monitorbezoeken van de uitvoeringsorganisatie. Alle
organisaties kunnen door de uitvoeringsorganisatie voorafgaand aan het vaststellen
van de definitieve subsidie worden gecontroleerd.
De kinderopvangorganisatie moet de beschikbare persoonsgegevens op een veilige en
goede manier opslaan. Daarbij houdt de organisatie zich aan de wettelijke regels,
ook als het gaat om wettelijke bewaartermijnen.
De uitvoeringsorganisatie is verantwoordelijk voor een rechtmatige uitvoering van
de subsidieregeling. Daarnaast is de uitvoeringsorganisatie verantwoordelijk om na
te gaan of de kinderopvangorganisatie aan de voorwaarden en verplichtingen van de
subsidieregeling voldoet. Voor de uitvoering van het uitbetalen van de kindplaatssubsidie
zal de uitvoeringsorganisatie mede afhankelijk zijn van het openbaar lichaam. Als
er op basis van signalen van de openbare lichamen, andere rechtspersonen op het eiland
of op basis van de administratie van de kinderopvangorganisatie een gegrond vermoeden
is dat zich onrechtmatigheden voordoen, zal de uitvoeringsorganisatie de betaling
opschorten. Het openbaar lichaam en de uitvoeringsorganisatie zullen hierover worden
geïnformeerd.
Gedurende het proces zal de uitvoeringsorganisatie periodiek monitoren of organisaties
aan de voorwaarden en verplichtingen voldoen. Dat zal het eerste jaar vooral gericht
zijn om de organisaties te ondersteunen. Na afloop van de regeling kan de uitvoeringsorganisatie
een integrale beoordeling uitvoeren. Indien wordt geconstateerd dat de kinderopvangorganisatie
niet voldoet aan de voorwaarden en verplichtingen, zal de organisatie in de gelegenheid
worden gesteld om daaraan alsnog te voldoen. Als dat niet op tijd gebeurt, worden
de betalingen opgeschort en kunnen terugvorderingen plaatsvinden.
Artikelsgewijs
Artikel 1 Begripsbepalingen
In dit artikel zijn enkele begripsbepalingen opgenomen. In de hier voorgestelde definitie
van kinderopvang wordt aangesloten bij de definitie die geldt voor de kinderopvang
in Europees Nederland, waarbij de opvang bedrijfsmatig of anders dan om niet geschiedt.
Van belang is voorts dat het niet enkel gaat om het verzorgen van kinderen. Kinderopvang
moet ook bijdragen aan de ontwikkeling van het kind.
Voor de definitie van gastouderopvang is eveneens aansluiting gezocht bij de definitie
die geldt voor Europees Nederland. Gastouderopvang is een speciale vorm van kinderopvang
die plaatsvindt in de woning waar de ouder of gastouder zijn hoofdverblijf heeft.
De definitie verschilt in zoverre met die van het Europese deel van Nederland dat
er bij de gastouderopvang op Caribisch Nederland geen sprake is van tussenkomst door
een gastouderbureau.
Met de kostprijs verlagende subsidie wordt beoogd om de kosten van kinderopvang voor
ouders te verlagen. Niet de gehele subsidie hoeft in een verlaging van de ouderbijdrage
te resulteren, omdat kinderopvangorganisaties in het kader van het programma BES(t)
4 kids ook kwaliteitsverhogende maatregelen zullen nemen. Zonder subsidie zou de ouderbijdrage
daardoor kunnen stijgen. De ouderbijdrage zoals die in de tijdelijke regeling is gedefinieerd,
houdt rekening met het effect van de kostprijs verlagende subsidie.
Aanvullend op de tijdelijke subsidieregeling verstrekken de openbare lichamen aan
ouders van kinderen die opgroeien in armoede een compensatie voor de hoogte van de
resterende ouderbijdrage. Daarvoor kennen de openbare lichamen nu al het instrument
van de kindplaatssubsidie.
Het transitieplan geeft aan hoe het subsidiebedrag verdeeld over verlaging van de
ouderbijdrage en kwaliteitsverhogende maatregelen zal worden ingezet. In het transitieplan
is opgenomen welke maatregelen de kinderopvangorganisatie gaat nemen om aan de verordening
te voldoen inclusief het daarbij behorende tijdpad en welke andere kwaliteitsverhogende
maatregelen worden genomen (onder andere aanschaf van materiaal en verhoging salaris
van het personeel).
Artikel 2 Doel subsidie
Voor het doel van deze subsidieregeling wordt verwezen naar het algemene deel van
de toelichting.
Artikel 3 Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS
De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS is van toepassing verklaard voor deze regeling.
Afwijkingen van de regeling zijn expliciet vermeld.
Artikel 4. Aanvraagtijdvak
De genoemde tijden betreffen lokale tijden. Aanvragen voor het grondgebied van Caribisch
Nederland dienen aldaar te worden aangevraagd, en dus geldt voor het tijdvak de lokale
tijd daar. De inschrijfperiode betreft de periode van de dag na publicatie van deze
regeling, 09:00 uur, tot en met 31 oktober 2021, 17:00 uur. Aanvragen die buiten deze
periode worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.
Artikel 5. Subsidieplafond Sint Eustatius kostprijs verlagende subsidie
Het subsidieplafond van Sint Eustatius is gebaseerd op het volgende aantal kinderen
die gebruik zullen maken van de kinderopvang: 160 kinderen voor de dagopvang en 200
kinderen voor de buitenschoolse opvang. De regeling gaat per 1 juli 2020 voor Sint
Eustatius gelden. Dat betekent dat er sprake is van een subsidieplafond van $ 1.058.400.
Artikel 6. Subsidieplafond Bonaire kostprijs verlagende subsidie
Het subsidieplafond van Bonaire is gebaseerd op het volgende aantal kinderen die gebruik
zullen maken van de kinderopvang: 700 kinderen voor de dagopvang en 1.200 kinderen
voor de buitenschoolse opvang. De regeling gaat per 1 juli 2020 voor Bonaire gelden.
Dat betekent dat er sprake is van een subsidieplafond van $ 5.760.000.
De betaling van subsidies zal in dollars worden gedaan. De mogelijkheid bestaat dat
de subsidiebedragen en het subsidieplafond eind 2020 voor 2021 zullen worden aangepast.
Artikel 7. Subsidieplafond Saba kostprijs verlagende subsidie
Saba wenst vooralsnog geen gebruik te maken van de kostprijs verlagende subsidie omdat
de tarieven op Saba dermate laag zijn dat een kostprijs verlagende subsidie daar geen
effect heeft bij de dagopvang en een klein effect bij de buitenschoolse opvang. Saba
kiest er om die reden voor om in 2020 geen kostprijs verlagende subsidie te verlenen.
Het subsidieplafond voor Saba wordt daarom op 0 gesteld. Dat zal in 2021 waarschijnlijk
anders zijn. Dit zal waarschijnlijk tot een aanpassing van de regeling eind 2020 leiden.
Artikel 8. Wijze van verdeling beschikbare middelen kostprijs verlagende subsidie
De aanvragen, mits volledig, worden op volgorde van binnenkomst in behandeling genomen,
en zolang de middelen niet zijn uitgeput.
Artikel 9. Subsidieaanvraag kostprijs verlagende subsidie
De aanvrager van een subsidie is een kinderopvangorganisatie of een gastouderopvang
die in het bezit is van een exploitatievergunning dan wel in afwachting is van een
besluit omtrent de exploitatievergunning en in 2019aantoonbaar kinderen hebben opgevangen.
Aanvragen kunnen worden ingediend door middel van een door de minister vastgesteld
aanvraagformulier dat beschikbaar is op www.mijnuitvoeringvanbeleidszw.nl.
In het derde lid is beschreven wat de kinderopvangorganisatie in ieder geval in de
aanvraag dient op te nemen. Deze informatie wordt door de uitvoeringsorganisatie gebruikt
om het subsidiebedrag te kunnen berekenen en om te kunnen verifiëren of de kinderopvangorganisatie
in het bezit is van een exploitatievergunning dan wel in afwachting is van een besluit
omtrent de exploitatievergunning en is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
In het vijfde, zesde en zevende lid is geregeld dat indien een kinderopvangorganisatie
het aantal kindplaatsen uit wil breiden, de kinderopvangorganisatie hiervoor een herziene
aanvraag bij de uitvoeringsorganisatie moet indienen.
In het achtste lid is opgenomen dat kinderopvangorganisaties geen subsidie krijgen
voor de opvang van kinderen van gastouders. Gastouders zijn immers in de gelegenheid
om ook in de opvang van de eigen kinderen te voorzien.
In het negende lid is geregeld dat de kinderopvangorganisatie op uiterlijk de laatste
dag van de eerste maand van het kwartaal een aanvraag moet hebben ingediend om voor
de uitbetaling van de subsidie voor het desbetreffende kwartaal in aanmerking te komen.
Artikel 10. Voorwaarden kostprijs verlagende subsidie
In dit artikel zijn de voorwaarden opgenomen om in aanmerking te komen voor een kostprijs
verlagende subsidie. Allereerst moet een kinderopvangorganisatie om in aanmerking
te kunnen komen voor een kostprijs verlagende subsidie in het bezit zijn van een exploitatievergunning
dan wel in afwachting zijn van een besluit omtrent de exploitatievergunning.
In het tweede lid is opgenomen dat de exploitatievergunning uiterlijk 1 december 2020
moet zijn verleend. Indien dit niet is gebeurd, stopt de subsidieverlening. Het is
van belang dat kinderopvangorganisaties veilig, hygiënisch en kwalitatief goede opvang
aanbieden. Door de ontwikkelingen rond het COVID-19 is besloten om de openbare lichamen
langer de tijd te geven om het proces van vergunningverlening te organiseren en in
te richten. Uiterlijk 1 december 2020 dient dat proces te zijn afgerond en moeten
alle aanvragen van organisaties die in 2019 aantoonbaar kinderen hebben opgevangen
door het openbaar lichaam zijn behandeld en afgerond. Als voor 1 december door het
openbaar lichaam besloten wordt om aan een organisatie geen exploitatievergunning
te verlenen, dan stopt de subsidieverlening vanaf het eind van de maand waarin de
beslissing door het openbaar lichaam is genomen.
Dit betekent bijvoorbeeld dat de subsidie voor een organisatie die op 15 oktober een
negatief besluit over de exploitatievergunning ontvangt en al over een verleningsbeschikking
beschikt, eind oktober stopt. Subsidie die verstrekt is voor de maanden voorafgaand
aan de maand waarin het negatieve besluit is genomen, wordt niet teruggevorderd. Voor
organisaties waarvan de aanvraag voor subsidie nog in behandeling is als de beslissing
door het openbaar lichaam wordt genomen, zal de subsidieaanvraag worden afgewezen.
Om te voorkomen dat toeristen of mensen die tijdelijk op het eiland verblijven in
aanmerking kunnen komen voor een kostprijs verlagende subsidie voor opvang van kinderen,
is de voorwaarde opgenomen dat een kind is ingeschreven als ingezetene op het openbaar
lichaam waar de opvang plaatsvindt. Voorts kan de kinderopvangorganisatie enkel in
aanmerking komen voor een kostprijs verlagende subsidie indien er sprake is van een
schriftelijke overeenkomst tussen de kinderopvangorganisatie en de ouder.
Daarnaast moet er sprake zijn van een overeenkomst tussen de kinderopvangorganisatie
en de ouder. Dit is van belang voor de uitvoeringsorganisatie om te kunnen verifiëren
welke kinderen op de desbetreffende locatie worden opgevangen en hoeveel dagdelen
per kind worden afgenomen. Dit is opgenomen in het derde lid.
Het vierde lid beschrijft dat de kinderopvangorganisatie in het bezit moet zijn van
een transitieplan. Het transitieplan wordt beoordeeld door het openbaar lichaam. Omdat
een kinderopvangorganisatie enige tijd nodig heeft om een transitieplan op te stellen
krijgt de organisatie drie maanden de tijd om een goedgekeurd plan te hebben. Als
het plan na drie maanden niet is goedgekeurd, ontvangt de organisatie daarna geen
subsidie meer.
In het vijfde lid is opgenomen dat de openbare lichamen in overleg met de uitvoeringsorganisatie
in bijzondere gevallen een uitzondering kunnen maken op de voorwaarde dat kinderen
zijn ingeschreven als ingezetenen bij het openbaar lichaam waar de opvang plaats.
Een uitzondering kan bijvoorbeeld worden gemaakt voor kinderen met een vluchtelingenstatus.
Het openbaar lichaam adviseert de uitvoeringsorganisatie hierover.
Artikel 11. Verplichtingen kostprijs verlagende subsidie
In dit artikel zijn de verplichtingen voor de kinderopvangorganisatie om aanspraak
te kunnen maken op een kostprijs verlagende subsidie opgenomen.
In het eerste lid is geregeld dat indien er geen sprake is van een kindplaatssubsidie
die de ouderbijdrage volledig compenseert, de kinderopvangorganisatie verplicht is
om een ouderbijdrage in rekening te brengen die ligt tussen de in de regeling opgenomen
grensbedragen voor Bonaire of bedrag dat voor alle ouders gelijk is zoals op Sint
Eustatius. De hoogte van de grensbedragen is afhankelijk van de soort opvang. Een
ouderbijdrage wordt wenselijk geacht omdat het ouders bewust maakt van de waarde van
kinderopvang.
In het tweede lid wordt aangegeven dat de kinderopvangorganisatie de verplichting
heeft om de acties in het transitieplan uit te voeren.
Als de kinderopvangorganisatie in aanmerking wil komen voor een kostprijs verlagende
subsidie zal hij op grond van het derde lid van deze regeling verplicht moeten meewerken
aan kostprijsonderzoeken die in het kader van het programma worden uitgevoerd. De
kinderopvangorganisatie zal indien dit aan de orde is tijdig worden geïnformeerd over
de opzet van het onderzoek.
Artikel 12. Hoogte kostprijs verlagende subsidie
In dit artikel is de hoogte van de kostprijs verlagende subsidies per eiland voor
de dagopvang, de buitenschoolse opvang en, indien aan de orde, voor de gastouderopvang
bepaald. Er wordt uit gegaan van een subsidie per dagdeel, per kind.
In het vijfde lid is opgenomen wat de kostprijs verlagende subsidie maximaal per locatie
en per kwartaal kan bedragen. Hierbij wordt uitgegaan van de hoogte van de kostprijs
verlagende subsidie vermenigvuldigd met het maximale aantal kinderen dat volgens de
exploitatievergunning op wordt gevangen. Het maximale aantal dagdelen per kind is
twee per dag en 40 per maand voor de dagopvang en maximaal één per dag en 20 per maand
voor de buitenschoolse opvang.
Artikel 13. Hoogte ouderbijdrage
In dit artikel is bepaald wat de hoogte van de ouderbijdrage per eiland voor de dagopvang,
de buitenschoolse opvang en de gastouderopvang is. Deze bedragen verschillen omdat
de uitgangssituatie per eiland verschillend is. Sint Eustatius heeft voor een vaste
minimale ouderbijdrage gekozen. Daarnaast vindt op Sint Eustatius geen gesubsidieerde
gastouderopvang plaats.
In het zevende lid is aangegeven dat indien de ouderbijdrage van een kinderopvangorganisatie,
voordat de tijdelijke subsidieregeling van kracht was, al lag onder de ouderbijdragen
zoals in dit artikel opgenomen, het openbaar lichaam de uitvoeringsorganisatie kan
adviseren de hoogte van de ouderbijdrage op een lager bedrag vast te stellen. Dit
betreft kinderopvangorganisaties die van de overheid al een subsidie ontvangen. Bedoeling
van dit lid is te voorkomen dat de ouderbijdrage nog in 2020 en op vrij korte termijn
zal worden verhoogd. Deze organisaties zullen de ouders wel moeten waarschuwen voor
een mogelijke verhoging in 2021. Of deze verhoging daadwerkelijk zal plaatsvinden
zal in het najaar van 2020 duidelijk worden.
In het achtste lid is opgenomen dat in het geval de kinderopvangorganisatie er voor
kiest een hogere ouderbijdrage in rekening te brengen dan de in de regeling opgenomen
maximale ouderbijdrage de subsidie zal worden gekort met het bedrag dat ligt boven
de maximale ouderbijdrage.
Artikel 14. Kindplaatssubsidie
In dit artikel is geregeld dat de kinderopvangorganisatie in aanvulling op de kostprijs
verlagende subsidie in aanmerking kan komen voor een kindplaatssubsidie. Deze subsidie
maakt het mogelijk dat gezinnen die voldoen aan de door het openbaar lichaam vastgestelde
criteria een lagere, of in het geheel geen ouderbijdrage hoeven te betalen. De aanvraag
voor een kindplaatssubsidie wordt door de kinderopvangorganisatie bij de uitvoeringsorganisatie
gedaan. De kinderopvangorganisatie dient in het bezit te zijn van een advies door
het openbaar lichaam verstrekt.
Over de toekenning van de kindplaatssubsidie laat de uitvoeringsorganisatie zich adviseren
door het openbaar lichaam waar de kinderopvang plaats vindt. Tevens adviseert het
openbaar lichaam over de hoogte van de kindplaatssubsidie en de hoogte van de ouderbijdrage
die de ouder moet betalen. Zie voor een nadere toelichting deel II van het algemeen
deel van deze toelichting.
Artikel 15. Subsidieverlening en betaling
In dit artikel is opgenomen dat in de verleningsbeschikking de hoogte van het subsidiebedrag
is opgenomen en dat het advies van het openbaar lichaam deel uitmaakt van de motivering
van de verleningsbeschikking. Voorts is geregeld dat de voorschotverlening per kwartaal
plaats vindt en dat na afloop van ieder kwartaal het volgende voorschot opnieuw wordt
bepaald. Ook vindt zo nodig verrekening plaats met betrekking tot het voorgaande kwartaal.
Voor kinderopvang op Bonaire geldt dat subsidieverlening pas vanaf 1 juli 2020 plaats
kan vinden. Daarvoor is gekozen, omdat de verordening, op grond waarvan aan de kinderopvangorganisaties
in Bonaire de exploitatievergunning kan worden verleend, niet tijdig gereed was. Kinderopvangorganisaties
komen alleen in aanmerking voor subsidie, als ze een exploitatievergunning hebben,
dan wel in afwachting zijn van een besluit omtrent de exploitatievergunning en voor
1 januari 2020 aantoonbaar kinderen hebben opgevangen. De periode tot 1 juli 2020
maakt dat er voldoende tijd is voor deze vergunningverlening.
Artikel 16. Informatieverplichtingen
De uitvoeringsorganisatie heeft gegevens van de kinderopvangorganisatie nodig ten
behoeve van de verlening en de vaststelling van de kostprijs verlagende subsidie.
Hiertoe is voor de kinderopvangorganisaties een informatieverplichting opgenomen met
betrekking tot de administratie die de kinderopvangorganisaties moeten bijhouden.
In het eerste lid is bepaald dat de kinderopvangorganisatie na afloop van ieder kwartaal
de afname van het aantal dagdelen per kind van dat kwartaal moet doorgeven aan de
uitvoeringsorganisatie. Daarnaast moet de kinderopvangorganisatie het verwachte aantal
kinderen en het verwachte aantal dagdelen per kind van het komende kwartaal doorgeven.
Met deze informatie kan de uitvoeringsorganisatie het eventueel te veel of te weinig
ontvangen subsidiebedrag met het bedrag van het volgende kwartaal verrekenen.
In het tweede lid is opgenomen dat de kinderopvangorganisatie moet beschikken over
een goed ingerichte en inzichtelijke administratie zodat op het moment dat een ambtenaar
van de uitvoeringsorganisatie zich meldt bij een kinderopvangorganisatie, ter plekke
een beperkt aantal gegevens gecontroleerd kan worden, die van belang zijn voor de
aanspraak van een kinderopvangorganisatie op en de hoogte van de kostprijs verlagende
subsidie en kindplaatssubsidie en het voorschot daarop.
In het derde lid is beschreven uit welke gegevens de administratie van een kinderopvangorganisatie
moet bestaan. Indien de administratie van de kinderopvangorganisatie niet op een inzichtelijke
en controleerbare wijze is ingericht, zodat hij voldoet aan de verplichtingen in deze
regeling genoemd, dan wordt de kinderopvangorganisatie in de gelegenheid gesteld om
dit binnen een door de uitvoeringsorganisatie te bepalen termijn te herstellen. Indien
de kinderopvangorganisatie de administratie niet op zodanige wijze herstelt binnen
de door de uitvoeringsorganisatie te bepalen termijn, dan kan de beschikking tot subsidieverlening
worden ingetrokken. De administratie van de kinderopvangorganisatie dient gedurende
ten minste vijf jaar na vaststelling van de subsidie te worden bewaard.
Een kinderopvangorganisatie is voorts verplicht om door te geven aan de uitvoeringsorganisatie
wanneer de einddatum van de kinderopvang van een kind wijzigt, er geen sprake meer
is van het verzorgen van kinderopvang, wanneer de exploitatievergunning van de kinderopvangorganisatie
is ingetrokken, niet is toegekend door het openbare lichaam of als niet meer wordt
voldaan aan hetgeen in het transitieplan is opgenomen.
Artikel 17. Weigeringsgronden
In dit artikel zijn de weigeringsgronden opgenomen. De subsidie wordt geweigerd indien
niet is voldaan aan de voorwaarden voor een kostprijs verlagende subsidie en de voorwaarden
voor een kindplaatssubsidie of het subsidieplafond door eerder ingediende aanvragen
reeds is uitgeput.
Artikel 18. Intrekking subsidie
Indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen opgenomen in de regeling,
wordt de subsidie op grond van dit artikel ingetrokken. Het subsidiebedrag dat tot
dan toe is uitgekeerd kan indien de subsidieverlening is ingetrokken, in zijn geheel
of gedeeltelijk worden teruggevorderd.
Artikel 19. Verantwoording en vaststellen subsidie
In dit artikel is de vaststelling van de subsidie geregeld. In deel III van het algemene
deel van de toelichting wordt dit nader toegelicht.
Artikel 20. Inwerkingtreding en vervaldatum
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2020 en vervalt op 31 december
2022.
Artikel 21. Citeertitel
Indien naar deze regeling wordt verwezen wordt de volgende naam gebruikt: Tijdelijke
subsidieregeling financiering kinderopvang Caribisch Nederland.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark