Regeling Cultuureducatie met Kwaliteit 2021–2024 Fonds voor Cultuurparticipatie

Het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

gelet op artikel 10, vierde lid van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

gelet op artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op het Algemeen Subsidiereglement van het Fonds voor Cultuurparticipatie;

met goedkeuring van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 8 mei 2020;

besluit:

vast te stellen de: Regeling Cultuureducatie met Kwaliteit 2021–2024 Fonds voor Cultuurparticipatie

Paragraaf 1: Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. activiteitenlasten:

de kosten die gemaakt worden voor de uitvoering van het project en in directe relatie staan tot het werk van en in samenwerking met het onderwijs en culturele partners. Niet zijnde de kosten voor coördinatie, kennisdeling, monitoring, evaluatie en accountantskosten;

b. adhesieverklaring:

schriftelijke steunbetuiging van een gemeente of provincie aan de penvoerder, het inhoudelijke plan en begroting die passen binnen het programma Cultuureducatie met Kwaliteit 2021–2024. Dit is een verklaring die de penvoerder bij de aanvraag aanlevert;

c. beleidsprogramma Cultuureducatie met Kwaliteit:

programma geïnitieerd door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ter waarborging van de landelijke kwaliteit van cultuureducatie in het onderwijs;

e. coördinerende werkzaamheden:

organisatorische werkzaamheden ten behoeve van het voeren van penvoerderschap;

f. cultuureducatie:

het onderwijs gericht op het bereiken van de kerndoelen binnen het leergebied Kunstzinnige oriëntatie, de kunstvakken en het onderwijs dat op het gebied van kunst en cultuur wordt verzorgd;

g. Fonds:

het bestuur van de Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

h. OCW:

ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

i. gemeenten:

de gemeenten zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling;

j. onderwijs:

in deze regeling gaat het over primair onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en het speciaal onderwijs;

k. penvoerder:

een culturele instelling die voor zichzelf, en in samenwerking met andere culturele instellingen en het onderwijs, een plan indient. De penvoerder is in die hoedanigheid degene met wie het Fonds voor Cultuurparticipatie de subsidierelatie aangaat. De Penvoerder is daardoor volledig verantwoordelijk voor de naleving van de subsidieverplichtingen en voor de financiële en inhoudelijke subsidieverantwoording.

Artikel 1.2 Doel van de regeling

Het Fonds kan voor de periode 2021–2024 meerjarige stimuleringssubsidies verstrekken voor het duurzaam versterken van de kwaliteit van cultuureducatie mede door middel van intensieve samenwerking tussen onderwijs en de culturele sector. Daarbij is er aandacht voor het vergroten van de kansengelijkheid voor leerlingen. De samenwerking is gestoeld op een onderwijskundige visie op cultuureducatie en dient de culturele ontwikkeling van het kind centraal te stellen.

Artikel 1.3 Subsidieperiode

Subsidie wordt verstrekt voor een periode van vier jaar, te weten van 2021 tot en met 2024.Indien daarvoor voldoende aanleiding bestaat, kan het Fonds ertoe overgaan deze periode te verlengen tot 1 juli 2025. Indien de penvoerder voor die verlenging in aanmerking wenst te komen, dient hij daartoe een voldoende gemotiveerd schriftelijk verzoek bij het Fonds in te dienen. Na binnenkomst beslist het Fonds binnen twee weken op het verzoek.

Artikel 1.4 Subsidieplafond en beschikbare bedragen

  • 1. Het subsidieplafond voor het totaal van de aanvragen is € 13.500.000 per kalenderjaar.

  • 2. Voor aanvragen uit provincies en gemeenten is per kalenderjaar beschikbaar:

    • a. per provincie € 0,79 per inwoner, met aftrek van de inwoners waarvoor gemeenten reeds een bijdrage ontvangen;

    • b. per gemeente € 0,79 per inwoner.

  • 3. Het aantal inwoners van een provincie of gemeente wordt voor de volledige looptijd van de regeling vastgesteld op basis van de CBS-gegevens van 1 januari 2019.

  • 4. Subsidie wordt verleend onder voorbehoud van verstrekking van de bijbehorende middelen door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

  • 5.

    • a. Het Fonds kan de vastgestelde subsidieplafonds verhogen of verlagen.

    • b. Een besluit tot het vaststellen, verhogen of verlagen van een subsidieplafond wordt bekendgemaakt via de website van het Fonds.

Artikel 1.5 Matching met provincie en gemeente

  • 1. De aan het Fonds gevraagde subsidie bedraagt de som van het aantal inwoners vermenigvuldigt met € 0,79 per jaar, welk bedrag wordt gematcht door de provincie of gemeente.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan in bijzondere gevallen op verzoek van de gemeente of provincie het bedrag van € 0.79 worden verlaagd, mits de aan het Fonds gevraagde subsidie ten minste € 49.500 per jaar bedraagt, welk bedrag wordt gematcht door de provincie of gemeente.

  • 3. De subsidie van het Fonds bedraagt nooit meer dan 100% van de bijdrage afkomstig van provincie of gemeente.

  • 4. Het door provincie of gemeente gematchte bedrag mag niet afkomstig zijn uit de onderwijsmiddelen die scholen van het rijk ontvangen. Evenmin kunnen de middelen die verbonden zijn aan de Brede regeling combinatiefuncties als matching worden opgevoerd.

  • 5. Het door provincie of gemeente gematchte bedrag mag mede worden gefinancierd door andere partners.

Paragraaf 2: Weigeringsgronden en voorwaarden

Artikel 2.1 Weigeringsgronden

  • 1. Het Fonds weigert in ieder geval subsidie als voor dezelfde activiteiten reeds subsidie is of zal worden verleend:

    • a. op grond van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid;

    • b. door het Fonds; of

    • c. door één van de andere rijkscultuurfondsen.

  • 2. Subsidie kan worden geweigerd op basis van inhoudelijke gronden, of

    • a. als door de betreffende provincie of gemeente aan het ministerie van OCW geen positieve reactie afgegeven is in antwoord op de brief van de minister d.d. 5 maart 2020 voor deelname aan deze regeling;

    • b. als de aanvraag niet vergezeld gaat van een adhesieverklaring als bedoeld in artikel 3.6;

    • c. als de penvoerder in de voorgaande twee jaar niet heeft voldaan aan één of meer aan een subsidie van het Fonds verbonden voorwaarden of verplichtingen, waaronder in elk geval ook is begrepen het juist en tijdig afronden van de gesubsidieerde activiteiten, het tijdig melden van relevante veranderingen in de uitvoering en het juist en tijdig verantwoorden van de activiteiten;

    • d. als de aanvraag geen uitsluitsel geeft over de mate waarin scholen inhoudelijk en financieel betrokken zijn, doordat de financiële inzet van de scholen niet wordt toegelicht;

    • e. als meer dan 10% van de activiteitenlasten is bestemd voor coördinatiekosten;

    • f. als de penvoerder een eigen subsidieregeling inricht ter besteding van de verkregen subsidie van het Fonds;

    • g. als de aanvraag onvoldoende concreet is met betrekking tot de uit te voeren activiteiten;

    • h. als de aanvrager in de aanvraag niet verklaart de navolgende codes te onderschrijven: Fair Practice Code, Governance Code Cultuur en Code Diversiteit & Inclusie;

    • i. als de aanvraag niet aan het bepaalde in deze regeling voldoet;

    • j. als sprake is van een in artikel 4:35 Awb opgenomen weigeringsgrond.

Artikel 2.2 Voorwaarde

  • 1. De penvoerder dient aan te tonen dat in 2017, 2018 en 2019 deze subsidie heeft ontvangen van de lokale overheid, tenzij dit reeds bekend is bij het fonds.

  • 2. De penvoerder die niet kan voldoen aan het bepaalde in het eerste lid kan desondanks een aanvraag indienen als de aanvrager:

    • a. beschikt over een adhesieverklaring van de betrokken gemeente of provincie waarin deze uitdrukkelijk het vertrouwen in het duurzame potentieel van de aanvrager uitspreekt; of

    • b. voortkomt uit een fusie van instellingen die voordien structureel werden gesubsidieerd.

Artikel 2.3 Aanvullende voorwaarden

  • 1. De penvoerder, scholen en culturele instelling zijn verplicht samen te werken met één of meerdere instellingen voor hoger onderwijs.

  • 2. Alleen in die gevallen waarin een penvoerder, naar het oordeel van het Fonds, voldoende gemotiveerd kan toelichten dat een samenwerking met een instelling voor hoger onderwijs redelijkerwijs niet haalbaar is, kan het Fonds ertoe overgaan de in het eerste lid bedoelde samenwerking niet verplicht te stellen.

Artikel 2.4 Beperking

Een instelling die op basis van deze regeling subsidie ontvangt, kan voor de activiteiten waarop die subsidie betrekking heeft, in de periode waarop die subsidie betrekking heeft, geen aanspraak maken op subsidie voor deze activiteiten op basis van andere regelingen van het Fonds.

Paragraaf 3: De aanvraag

Artikel 3.1 De aanvrager

Een aanvraag voor een meerjarige subsidie kan uitsluitend worden ingediend door een culturele instelling met rechtspersoonlijkheid zonder winstoogmerk.

Artikel 3.2 Waarvoor kan worden aangevraagd

  • 1. Een aanvraag voor meerjarige subsidie wordt ingediend voor het organiseren van het duurzaam versterken van de kwaliteit van cultuureducatie, mede door middel van intensieve samenwerking tussen onderwijs en de culturele sector. Daarbij is er aandacht voor het vergroten van de kansengelijkheid voor leerlingen. De samenwerking is gestoeld op een onderwijskundige visie op cultuureducatie en dient de culturele ontwikkeling van het kind centraal te stellen. De wijze waarop het doel wordt gerealiseerd is door middel van:

    • a. duurzame kwaliteitsverbetering van cultuureducatie door samenwerking tussen het onderwijs, te weten het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs en het speciaal onderwijs met de culturele omgeving. Het gaat hier nadrukkelijk om het realiseren van een duurzame ontwikkeling van de cultuureducatie. Aansluiting bij de voorstellen, conceptdoelen en voorbeeldmaterialen die nu ontwikkeld zijn/worden in het kader van de curriculum vernieuwingen, en eventuele nieuwe materialen die nog ontwikkeld gaan worden binnen het leergebied Kunst en Cultuur zijn hierbij voorwaardelijk voor de duurzaamheid; en

    • b. het vergroten van de professionalisering van leerkrachten, docenten, culturele partners en penvoerders ten aanzien van cultuureducatie.

  • 2. Subdoelen en daarmee facultatief na te streven doelen zijn de volgende:

    • a. Aansluitend op de curriculumvernieuwing, wordt de ontwikkeling van een doorlopende leerlijn voor cultuureducatie ondersteund van primair onderwijs naar voortgezet onderwijs.

    • b. Het ontwikkelen van integrale cultuureducatie in verbinding met andere vakken.

    • c. Het verbinden van binnen- en buitenschools om daarmee de culturele omgeving dichter bij de leerling te brengen.

Artikel 3.3 Beoordelingscriteria

  • 1. Aanvragen worden verder beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a. de ontwikkeling van cultuureducatie;

    • b. de verankering van cultuureducatie in het onderwijs;

    • c. de kwaliteit van de aanvraag; en

    • d. de samenwerking.

  • 2. Om voor subsidie in aanmerking te komen moet een aanvraag op alle in het vorige lid genoemde criteria positief zijn beoordeeld. De wijze waarop aan de criteria wordt getoetst is terug te vinden in de toelichting.

Artikel 3.4 Indieningstermijn en behandeling aanvraag

  • 1. Aanvragen kunnen vanaf 1 mei 2020 worden ingediend en dienen voor 2 november 2020 13.00 uur door het Fonds te zijn ontvangen. Een te laat ingediende aanvraag wordt niet in behandeling genomen.

  • 2. Aanvragen in deze regeling worden op volgorde van binnenkomst behandeld, binnen de financieel en inhoudelijk gestelde kaders. Aan de aanvraag zijn bestuurlijke afspraken tussen OCW en de gemeenten dan wel provincie voorafgegaan. Deze afspraken zijn middels een brief en adhesieverklaring vastgelegd. Per gemeente of provincie is in deze regeling bepaalt hoeveel middelen er per aanvraag beschikbaar zijn.

Artikel 3.5 Het aanvraagformulier

  • 1. Een aanvraag wordt digitaal ingediend via online aanvraagsysteem van het Fonds.

  • 2. Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als het volledig ingevulde formulier tijdig is ontvangen en vergezeld gaat van de vereiste bijlagen.

Artikel 3.6 Adhesieverklaring

De aanvraag gaat vergezeld van een ondertekende adhesieverklaring door de verantwoordelijke wethouder of gedeputeerde van de desbetreffende gemeente of provincie. Dit is een schriftelijke steunbetuiging van een gemeente of provincie aan de penvoerder, het inhoudelijke plan en begroting die passen binnen het programma Cultuureducatie met Kwaliteit 2021–2024.

Artikel 3.7 Beoordeling

Aanvragen die voldoen aan de formele vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen worden ter advisering voorgelegd aan de interne adviescommissie van het fonds. Het Fonds besluit over de aanvraag op basis van het advies van de commissie.

Artikel 3.8 Toekenning

  • 1. Het Fonds kent de subsidie toe aan de penvoerder.

  • 2. De penvoerder geeft de ontvangen subsidie, overeenkomstig de in de aanvraag aangegeven verdeelwijze, door aan de overige bij de aanvraag betrokken instellingen.

Artikel 3.9 Beslistermijn

Het Fonds informeert de aanvrager uiterlijk 1 februari 2021 schriftelijk over het besluit op de aanvraag.

Artikel 3.10 Vaststelling subsidie

  • 1. Het Fonds stelt de subsidie vast na ontvangst van de verantwoording over de gehele subsidieperiode.

  • 2. Als de activiteiten volgens plan zijn uitgevoerd en er is voldaan aan alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, stelt het Fonds de subsidie binnen 22 weken overeenkomstig de verlening vast.

Paragraaf 4: Verplichtingen en verantwoording

Artikel 4.1 Melding van wijzigingen

De penvoerder doet onverwijld melding aan het Fonds als:

  • a. de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt niet of niet geheel zullen doorgaan;

  • b. niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan; of

  • c. er aanzienlijke inhoudelijke of zakelijke wijzigingen zijn ten opzichte van het plan op basis waarvan subsidie is verstrekt.

Artikel 4.2 Kennisdeling, monitoring en evaluatie

De penvoerder is verplicht tot kennisdeling, monitoring en evaluatie van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, en

  • a. zet in het projectplan uiteen op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan kennisdeling en is verplicht deel te nemen aan het landelijke kennisdelingstraject;

  • b. reserveert op de begroting een reëel bedrag voor monitoring en evaluatie van activiteiten die in het kader van de regeling worden verricht;

  • c. zet in het projectplan uiteen op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan het individuele monitoring- en evaluatietraject en is verplicht deel te nemen aan het landelijke traject voor monitoring en evaluatie; en

  • d. stelt het projectplan, verantwoordingen, evaluaties en contactgegevens van de penvoerder beschikbaar voor de kennisdelingsactiviteiten die worden georganiseerd door het Landelijk Kennisinstituut voor Cultuureducatie en Amateurkunst.

Artikel 4.3 Verantwoording

  • 1. De penvoerder stuurt jaarlijks voor 1 juni een financiële verantwoording in van de uitgevoerde activiteiten in het vorige kalenderjaar. Deze financiële verantwoording zal worden aangevuld met een verantwoording op de prestatieafspraken. In jaar 2, te weten 2022, en in jaar 4, te weten 2024, zal de penvoerder de financiële verantwoording en de verantwoording op prestatieafspraken vergezellen van een inhoudelijk voortgangsverslag. Indien de penvoerder gebruik maakt van de mogelijkheid om het project door te laten lopen tot uiterlijk 1 juli 2025 dan zal de laatste verantwoording anderhalf jaar beslaan en uiterlijk 1 oktober 2025 bij het Fonds ingediend te zijn.

  • 2. De financiële verantwoording sluit aan op de ingediende begroting en gaat indien de subsidie gelijk is aan of hoger is dan € 125.000 per jaar, vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid en de rechtmatigheid afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De verklaring dient te zijn opgesteld overeenkomstig een door het Fonds vast te stellen protocol. Titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van de afdelingen 1, 7, 11, 12, 14 en 15, is van toepassing op de financiële verantwoording, met dien verstande dat de winst- en verliesrekening wordt vervangen door een exploitatierekening.

  • 3. Het Fonds stelt nadere voorwaarden aan de inrichting van de verantwoording. Die nadere voorwaarden zijn terug te vinden in het Handboek Verantwoording Cultuureducatie met Kwaliteit 2021–2024.

  • 4. De penvoerder draagt er zorg voor dat de accountant meewerkt aan onderzoeken naar de verrichte (controle)werkzaamheden door een door het Fonds aan te wijzen partij. De daaraan verbonden kosten van de penvoerder zijn voor eigen rekening.

Artikel 4.4 Archivering

Databestanden met onderzoeksgegevens, cq. het goedgekeurde eindrapport, die zich lenen voor meervoudig gebruik dienen, geschoond van vertrouwelijke gegevens, de gerubriceerde gegevens en de gegevens waarvan op grond van de wet- en regelgeving het openbaar maken achterwege moet blijven, binnen drie maanden na publicatie van het eindrapport, cq. afronding van het onderzoek, aan het Data Archiving and Networked Services (DANS) van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen (KNAW) te worden aangeboden.

Artikel 4.5 Gebruik van open standaarden

  • 1. De penvoerder is verplicht de ICT-voorzieningen die worden ontwikkeld in het kader van de gesubsidieerde activiteiten te bouwen volgens de open standaarden.

  • 2. Indien de subsidieontvanger bij het verrichten van de gesubsidieerde activiteiten intellectuele eigendomsrechten vestigt is de subsidieverlener verplicht het materiaal volgens de principes van een creative commonslicenties ‘Naamsvermelding 4.0 Internationaal’ beschikbaar te stellen.

Paragraaf 5: Overige bepalingen

Artikel 5.1 Fusie

  • 1. Als er sprake is of zal zijn van een juridische fusie tussen twee of meer instellingen wordt bij het beoordelen van de aanvraag uitgegaan van het totaal van de individuele prestaties.

  • 2. Aan de subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot de termijn waarbinnen het in de aanvraag opgenomen voornemen tot fusie gerealiseerd moet zijn.

Artikel 5.2 Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2027. Op bezwaar- en beroepsprocedures die op dat moment nog niet zijn afgerond, blijft het bepaalde in deze regeling van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5.3 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Cultuureducatie met Kwaliteit Fonds voor Cultuurparticipatie 2021–2024.

Vastgesteld op8 mei 2020

Het bestuur van het Fonds voor Cultuurparticipatie, O. Westerhof directeur-bestuurder

Matchingsbedragen 2021–2024

TOELICHTING OP DE REGELING CULTUUREDUCATIE MET KWALITEIT 2021–2024

Inleiding

Doel van de regeling

Met de regeling Cultuureducatie met Kwaliteit 2021–2024 (hierna: regeling) beoogt het Fonds voor Cultuurparticipatie (hierna: Fonds) de kwaliteit van cultuureducatie in het onderwijs te bevorderen door subsidies beschikbaar te stellen voor activiteiten die hieraan bijdragen. De regeling maakt onderdeel uit van een gelijknamig breder programma, uitgevoerd door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), het Fonds en het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA). Met de derde editie van Cultuureducatie met Kwaliteit werken we in Nederland straks 12 jaar lang aan het verbeteren van cultuureducatie in het onderwijs en is het onderwijs voorbereid op de curriculumvernieuwing.

De Uitgangspuntenbrief voor het cultuurbeleid van 2021/2024 van minister van Engelshoven geeft scholen en culturele partners samen met de penvoerder de gelegenheid om door te gaan met het versterken van cultuureducatie in het onderwijs. Deze regeling is een vervolg op Cultuureducatie met Kwaliteit 2017-2020. Het programma Cultuureducatie met Kwaliteit (hierna CmK), is opgenomen in het beleidsplan 2021–2024 van het Fonds voor Cultuurparticipatie: Cultuur. Jíj maakt het.

Om de doelen van deze regeling te bereiken, worden aanvragers gevraagd om de reeds opgezette culturele infrastructuur te gebruiken en te differentiëren in het bedienen van de scholen. Scholen die al hebben deelgenomen, vragen een andere begeleiding dan de scholen die nog geworven moeten worden en eventueel weerstand ervaren tegen deelname aan het lokale programma. Scholen die al hebben deelgenomen aan CmK worden onderhouden, de penvoerder zorgt ervoor dat de kwaliteitsverbetering die in de voorgaande CmK-periodes is gerealiseerd op peil wordt gehouden. De nieuwe scholen krijgen intensieve begeleiding om voortgang te boeken. Daarnaast zien we als Fonds dat het opbouwen van een netwerk en kennisdeling op lokaal niveau een voorwaarde is voor het op peil houden van de cultuureducatieve omgeving. We vragen de penvoerders naar een realistisch plan met onderbouwde prestatieafspraken en een degelijke begroting. Penvoerders verwoorden zelf ook waar ze door het Fonds en de gemeente en/of provincie op bevraagd kunnen worden, naast de prestatieafspraken. Hiermee dragen we bij aan de autonomie en zelfstandigheid van de penvoerders. Het draait in deze nieuwe periode niet alleen om aantallen. De impact is belangrijk. Als het nodig is om een kleiner aantal scholen te bedienen om de impact voor wat betreft kansengelijkheid te vergroten, dan kan dat, mits goed onderbouwd.

Bij de bevordering van kansengelijkheid gaat het erom dat kinderen en jongeren in staat worden gesteld – en worden gemotiveerd en waar nodig ondersteund – om hun talenten te ontwikkelen. Het schoolsucces van kinderen zou enkel afhankelijk moeten zijn van hun capaciteiten en inzet en niet van het inkomen of het opleidingsniveau van hun ouders. In het kader van Cultuureducatie met Kwaliteit speelt daarnaast nog een ander element van kansenongelijkheid, te weten: de culturele infrastructuur van de omgeving van de school en het kind. Een culturele achterstandspositie door het ontbreken van culturele infrastructuur in de omgeving zorgt ervoor dat scholen minder mogelijkheden hebben om op eenvoudige wijze aan te sluiten bij het culturele veld.

Bereik vergroten en verbreding

Met deze regeling bouwen we voort op de eerdere regelingen Cultuureducatie met Kwaliteit en integreren we de uitkomsten van de programma’s die zich hebben gericht op muziekonderwijs. Met deze derde editie van de regeling werken penvoerders, scholen en het culturele veld toe naar de curriculumvernieuwing in het onderwijs. Naast de scholen waarvan bekend is dat ze meedoen, worden scholen die niet eerder hebben meegedaan, door de penvoerder nadrukkelijk uitgenodigd om mee te doen, dit mede in het kader van kansengelijkheid. Het bereik onder scholen die nog niet eerder deelnamen aan CmK zal groter moeten worden, maar dit zal met gepaste inzet gebeuren. Scholen die nog niet hebben deelgenomen, vragen meer begeleiding en een langere aanloop voordat zij resultaat zullen boeken in kwaliteitsverbetering van de cultuureducatie. Het gaat hierbij in de meeste gevallen om scholen met een hoge achterstandscore of scholen die bijvoorbeeld door hun ligging een schrale culturele omgeving hebben en zo een achterstand hebben om cultuureducatie goed vorm te geven.

Scholen die al hebben deelgenomen, worden begeleid bij het borgen van de kwaliteitsverbetering en de resultaten. Deze verankering vindt alleen plaats als er een visie op cultuureducatie is ontwikkeld die wordt gedragen door leerkrachten, docenten, de directie en schoolbesturen. Alle deelnemende scholen doorlopen hun eigen proces en ontwikkelen een plan dat past bij de onderwijsvisie van de school. Deze ontwikkeling vertaalt zich naar een visie op cultuureducatie en vervolgens naar een cultuurbeleidsplan als onderdeel van het schoolbeleid. Zowel de ontwikkeling van een visie als de uitvoering van het uiteindelijke programma is niet alleen een verantwoordelijkheid van de school, maar ook van de lokale culturele partners en de penvoerder.

Met de inzet van dit tweesporenbeleid zorgen we dat scholen, op welk niveau de cultuureducatie zich ook bevindt, zich voorbereiden op de op handen zijnde curriculumvernieuwing. Curriculum.nu heeft hier al veel voorbereidend werk voor gedaan, de opgeleverde producten zullen tijdens de looptijd van CMK verder richting geven aan het proces van curriculumvernieuwing voor cultuureducatie.

De Uitgangspuntenbrief voor het cultuurbeleid van 2021 / 2024 van minister van Engelshoven geeft daarnaast richting aan integrale cultuureducatie, het verbreden van de regeling Cultuureducatie met Kwaliteit 2017-2020 naar andere onderwijsniveaus zoals het voortgezet onderwijs inclusief vmbo, en de mogelijkheid om een verbinding te maken tussen binnen en -buitenschools. Dit alles om penvoerders de ruimte te geven zoveel mogelijk in te spelen op de lokale situatie. Het primair onderwijs is in deze regeling de belangrijkste doelgroep naast de andere onderwijsniveaus en zal in de aanvraag ook het merendeel van het programma behelzen.

Voor wie

Subsidie uit deze regeling kan worden aangevraagd door een culturele instelling die in nauwe samenwerking met scholen en culturele partners activiteiten ontwikkelen die bijdragen aan de kwaliteitsverbetering van cultuureducatie binnen het primair, voortgezet, middelbaar beroeps en speciaal onderwijs. De doelgroepen zijn in ieder geval: de leerlingen, de leerkrachten, (vak)docenten, scholen, culturele partners, instellingen voor hoger onderwijs, studenten en de penvoerder.

We zetten met CmK 2021–2024 nog meer in op de eigenheid van de lokale situatie. Als de betrokken partijen meer eigenaar worden van Cultuureducatie met Kwaliteit vraagt dat vertrouwen. Dit doen we door ruimte te geven aan eigenheid in het vormgeven van lokale programma’s en vertrouwen in de verantwoording. Daarnaast willen we penvoerders faciliteren in de mogelijkheid om middels onderzoek hun programma’s en hun eigen kundigheid te vergroten, dit kan samen met andere penvoerders en onderzoeksinstellingen worden opgepakt.

Samenwerking tussen overheden, onderwijs en culturele sector

Ten behoeve van goed cultuuronderwijs op scholen werken gemeenten, provincies en het Rijk intensief samen. De specifieke samenwerking ten behoeve van Cultuureducatie met Kwaliteit zal in de periode 2021–2024 gecontinueerd worden. De stimulering die culturele instellingen kunnen ontvangen vanuit deze regeling heeft als doel om de kwaliteit van cultuureducatie te verbeteren. De lokale en regionale context voor cultuureducatie verschilt per regio, de unieke lokale situatie zal in de aanvraag beschreven worden en leidend zijn voor de aanpak van de penvoerder.

Deze regeling is gestoeld op de samenwerking met het onderwijs en (vooralsnog) gebaseerd op de kerndoelen van het leergebied kunstzinnige oriëntatie, de kunstvakken en het onderwijs dat op het gebied van kunst en cultuur uitgevoerd wordt. Via de Regeling Prestatiebox PO ontvangen scholen in het primair onderwijs financiële middelen voor cultuureducatie. Het voortgezet onderwijs ontvangt boven op de middelen voor het uitvoeren van hun wettelijke taak wat betreft cultuureducatie, middelen voor de Cultuurkaart. De stimulering uit deze regeling is aanvullend op die middelen. In opdracht van het ministerie van OCW heeft Curriculum.nu advies uitgebracht over het onderwijs van de toekomst, dit advies inspireert het gesprek over hoe cultuureducatie in school vormgegeven kan worden. Gedurende CmK 2021–2024 zal dit advies steeds concreter worden vormgegeven en is de opdracht aan de deelnemende partijen dan ook om scholen en het culturele veld voor te bereiden op deze curriculumvernieuwing. We vragen penvoerders dan ook om in hun plannen en begroting ruimte op te nemen voor deze en anderen ontwikkelingen.

Gewenste situatie in 2024:

  • Kwaliteitsverbetering cultuureducatie op het merendeel van de primair onderwijsscholen

    Het merendeel van de scholen in het primair onderwijs heeft door kwaliteitsverbetering van cultuureducatie, passend binnen de visie en mogelijkheden van de school een duurzaam eigen programma ontwikkeld. Daarbij zal de groei in scholen met een achterstandsscore of met een cultuurarme infrastructuur de grootste winst zijn in het realiseren van kansengelijkheid.

  • Implementatie cultuureducatie in onderwijscurriculum

    Het merendeel van de scholen in het primair onderwijs heeft in samenwerking met de culturele omgeving een samenhangend programma voor cultuureducatie geïmplementeerd en geïntegreerd in het curriculum en verankerd in het schoolbeleid.

  • Kwaliteitsverbetering van de cultuureducatie in het voortgezet onderwijs

    Voortbordurend op de kwaliteitsverbetering in het primair onderwijs zal ook de verbinding worden gemaakt met het voortgezet onderwijs. In het voortgezet onderwijs zal, indien mogelijk in samenhang met het primair onderwijs, kwaliteitsverbetering van cultuureducatie passend binnen de visie en mogelijkheden van de school een duurzaam school eigen programma worden ontwikkeld.

  • Deskundige leraren en educatief medewerkers

    Om kwalitatief goede cultuureducatie vorm te geven, beschikken leraren over voldoende basiskennis. Educatief medewerkers zijn in staat les te geven aan grote groepen kinderen binnen de school en activiteiten te ontwikkelen buiten de muren van de school.

  • Kennisdeling en netwerken

    De opgedane kennis zal in verschillende netwerken worden gedeeld en verbeterd. Deze netwerken kunnen homogeen van aard zijn (bijvoorbeeld alleen scholen) maar ook heterogeen. Met deze netwerken ontstaat een duurzame structuur voor verankering.

    Kennisdeling vind zowel in de regio plaats als bovenlokaal en op landelijk niveau.

  • Aansluiting binnen- en buitenschools aanbod

    Kinderen en jongeren krijgen de kans aansluitend op de binnenschoolse activiteiten door te stromen naar passend aanbod buitenschools. Er ontstaat een culturele leeromgeving waarbij binnen- en buitenschools met elkaar verbonden zijn.

  • Geprofessionaliseerde penvoerders

    De cultuureducatie in het onderwijs kent haar fundament in de driehoek van onderwijs/culturele veld /penvoerder. Met de eerdere regelingen is stevig ingezet op het onderwijs en het culturele veld. In deze CmK-periode stellen we ook de penvoerder in staat om middels kennisdeling, onderzoek en deskundigheidsbevordering verder te werken aan het professionaliseren.

Artikelsgewijs

Artikel 1.2 Doel van de regeling

Het Fonds kan voor de periode 2021–2024 meerjarige stimuleringssubsidies verstrekken voor het duurzame versterken van de kwaliteit van cultuureducatie mede door middel van intensieve samenwerking tussen onderwijs en de culturele sector. Daarbij is er aandacht voor het vergroten van de kansengelijkheid voor leerlingen. De samenwerking is gestoeld op een onderwijskundige visie op cultuureducatie en dient de culturele ontwikkeling van het kind centraal te stellen.

Het gaat in de editie van CmK 2021–2024 over kwaliteitsverbetering en niet over een te behalen kwaliteitseis, dit om zo veel mogelijk scholen te kunnen bereiken. Kwaliteitseisen kunnen variabel zijn, al naar gelang waar een school staat in hun ontwikkeling op het gebied van cultuureducatie. Een toegankelijke en aangepaste werkwijze van de penvoerder zal het bereik onder scholen die nog niet deelnemen moeten vergroten. Hoe gewerkt gaat worden aan de kwaliteitsverbetering zal lokaal verschillen. Zo zal de grootstedelijke problematiek eerder een gevolg hebben voor onderwijsachterstanden, maar kan juist het platteland veel scholen kennen met een cultuurarme omgeving. De aanvragen geven inzicht in de aspecten die spelen rondom kansengelijkheid in hun regio en een plan van aanpak om dit te verbeteren in Cultuureducatie met Kwaliteit.

De verantwoordelijkheid van de kwaliteitsverbetering van cultuureducatie in het onderwijs ligt in deze regeling bij de lokale driehoek onderwijs / culturele veld / penvoerder. Alle partijen hebben een opdracht om in gezamenlijkheid deze verbetering te realiseren, ze zijn afhankelijk van elkaar en zouden elkaar moeten versterken in de expertise en slagkracht die iedere partij nodig heeft.

Artikel 1.5 Matching met provincie en gemeente

De aanvraag uit een gemeente of provincie kan nooit meer bedragen dan het totale bedrag dat in het kader van deze regeling voor die gemeente of provincie beschikbaar is. De subsidiebijdrage van het Fonds is nooit hoger dan de bijdrage van gemeenten en provincies. De eigen bijdragen van de scholen staan hier los van.

Artikel 2.1 Weigeringsgronden

Eerste lid

Als de penvoerder of een bij het plan betrokken culturele instelling subsidie ontvangt uit de Subsidie- regeling culturele basisinfrastructuur 2021–2024, moet uit de aanvraag duidelijk worden welke cultuureducatieve activiteiten binnen de reguliere taakstelling worden uitgevoerd. Deze kernactiviteiten worden ondersteund uit de Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2021–2024. De bewijslast ligt bij de penvoerder. Het Fonds zal hier geen nadere stukken over opvragen, maar leest in het projectplan graag wat deze culturele instelling in het kader van CmK anders doet dan de kernactiviteiten.

Tweede lid
  • a. Financiële bijdrage scholen

    Om deel te nemen aan Cultuureducatie met Kwaliteit moeten scholen een financiële bijdrage leveren. De financiële bijdrage van de scholen staat los van de matchingsgelden en worden apart inzichtelijk gemaakt. De scholen kunnen een bijdrage leveren door daadwerkelijk een financieel bedrag beschikbaar te stellen of op andere wijze: bijvoorbeeld door cofinanciering van een derde partij of door bekostiging van eigen personeel, mits dit in het formatieplan wordt opgenomen.

  • b. Coördinerende werkzaamheden

    Er wordt een vast percentage van 10% over de totale activiteitenkosten beschikbaar gesteld voor coördinerende werkzaamheden die voorwaardelijk zijn voor penvoerderschap. Denk hierbij aan het schrijven van de aanvraag, voortgang van overleggen, schrijven van verantwoordingen, deelnemen aan onderzoeken, overheadkosten, etc. Deze worden berekend over het totaal aan activiteitenkosten. De activiteitenkosten bestaan uit:

    • activiteiten als bedoeld in artikel 3.2;

    • activiteiten ten behoeve van monitoring en evaluatie;

    • activiteiten ten behoeve van kennisdeling;

    • kosten ten behoeve van de accountant.

  • c. Subsidieregeling

    Dit onderdeel is toegevoegd om meer duidelijkheid te bieden aan de positie van de penvoerders van deze regeling. Wat daarmee wordt bedoeld, is het volgende:

    Op basis van recente jurisprudentie (zie: ECLI:NL:RVS:2018:2535) is duidelijk geworden, dat organisaties die geen bestuursorgaan zijn, niet bevoegd zijn om subsidieregelingen te maken. Het gebruik van subsidieregelingen is namelijk verbonden aan allerlei rechten en plichten waarvan de wetgever vindt dat die alleen aan de overheid toebehoren. De penvoerder kan geen subsidie verstrekken in de zin van de Awb, maar op basis van privaatrechtelijke overeenkomsten de gelden wel herverdelen. De wijze waarop de penvoerder de gelden gaat besteden, moet dan ook duidelijk zijn omschreven in de in de aanvraag omschreven verdeelwijze.

Artikel 2.3 Aanvullende voorwaarde

Het Fonds en de betreffende gemeente of provincie kennen de matchingsbijdrage toe aan de penvoerder. Een aanvragende instelling treedt als penvoerder op namens meerdere partijen. De rol- en taakverdeling tussen de penvoerder en de overige betrokken instellingen dient duidelijk in de aanvraag te zijn aangegeven. Voor het vergroten van de vakinhoudelijke deskundigheid is het verplicht samen te werken met één of meerdere instellingen voor hoger onderwijs en één of meerdere culturele instellingen.

Er kunnen zich echter situaties voordoen waarin het redelijkerwijs niet mogelijk is om met een instelling voor hoger onderwijs samen te werken. Zo zijn er wellicht regio’s waarbinnen geen of (te) weinig van dergelijke instellingen te vinden zijn. Als die samenwerking niet mogelijk is, zal de penvoerder dat goed moeten kunnen uitleggen. Indien het Fonds akkoord gaat met die uitleg, kan het Fonds een uitzondering op de regel maken en die samenwerking niet verplicht stellen.

Artikel 2.4 Beperking

Er kan tijdens de looptijd van deze regeling geen aanspraak gemaakt worden op middelen uit andere deelregelingen van het Fonds voor dezelfde activiteiten. Er kan wel subsidie door instellingen of scholen worden aangevraagd die aanvullend zijn op de activiteiten die binnen Cultuureducatie met Kwaliteit worden ontwikkeld.

Alle scholen mogen deelnemen aan Cultuureducatie met Kwaliteit, ook scholen die uit andere subsidieregelingen van het Fonds subsidie ontvangen. Indien dit het geval is, wordt omschreven op welke manier de financiële middelen uit de verschillende regelingen worden ingezet en wordt dit per school gemotiveerd op de lijst deelnemende scholen die bij de aanvraag wordt gevoegd.

Artikel 3.1 De aanvrager

Instellingen met een rechtspersoonlijkheid zonder winstoogmerk en een culturele doelstelling kunnen als penvoerder een aanvraag indienen. Voor de instellingen waar de penvoerder mee samenwerkt is dit geen vereiste. De penvoerder dient cultuureducatieve werkzaamheden te verrichten of faciliteren binnen een gemeente of provincie die. Door middel van een bevestigingsbrief aan de minister, geeft de betreffende provincie of gemeente aan zorg te dragen voor matching van de subsidie uit deze regeling.

Artikel 3.2 Waarvoor kan worden aangevraagd

Eerste lid:

Onderdeel a: De verbreding van onderwijsniveaus geeft de betrokken partijen de mogelijkheid om een plan te schrijven passend bij de lokale situatie. Het primair onderwijs blijft wel de kerndoelgroep van deze regeling, dit zal zich ook moeten vertalen naar de aanvraag. Het voorbereiden van het onderwijs op de curriculumvernieuwingen zal gedurende de looptijd van het programma Cultuureducatie met Kwaliteit steeds meer vorm krijgen, maar de geformuleerde Grote Opdrachten van het leergebied Kunst en Cultuur geven al houvast om als kader mee te nemen in de aanvraag.

Onderdeel b: Deskundigheidsbevordering van alle betrokken partijen blijft ook in deze regeling een belangrijk onderdeel van het programma. Aanvullend op de eigen plannen voor professionalisering willen we penvoerders ook in staat stellen middels onderzoek het eigen programma en de eigen professionalisering te versterken. Het LKCA zal penvoerders oproepen hier aan deel te nemen, dit zal beschreven moeten worden in de aanvraag.

Tweede lid:

Subdoelen en daarmee facultatief na te streven doelen zijn:

  • a. Aansluitend op de curriculumherziening het ontwikkelen van een doorlopende lijn tussen cultuureducatie in het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs;

  • b. Het ontwikkelen van integrale cultuureducatie in verbinding met andere vakken;

  • c. Het verbinden van binnen- en buitenschools om daarmee de culturele omgeving dichter bij de leerling te brengen.

Ten aanzien van onderdeel c: Deze verbinding is van belang voor de kansengelijkheid van leerlingen. Laagdrempelige toegang tot kunst en cultuur, ook in de vrije tijd, vergroot de kans op deelname. Het is voor de hand liggend om op dit onderdeel een samenwerking aan te gaan met de cultuurcoaches of combinatiefunctionarissen. Deze samenwerking zal in de aanvraag beschreven moeten worden, de financiële stromen moeten gescheiden blijven.

We vragen de penvoerder om in het projectplan en in de begroting daarom ruimte te laten voor ontwikkelingen die gedurende de looptijd van Cultuureducatie met Kwaliteit relevant zijn.

Artikel 3.3 Beoordelingscriteria

Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

  • a. De ontwikkeling van cultuureducatie:

    Bij de beoordeling van dit criterium wordt gekeken naar de mate waarin het plan voortborduurt op reeds ontwikkelde activiteiten voor cultuureducatie. Hiervoor is de reflectie door de aanvrager op de huidige stand van zaken op het gebied van cultuureducatie leidend, zowel binnen Cultuureducatie met Kwaliteit als binnen de lokale/regionale context. Vervolgens wordt de manier waarop het plan voor 2021–2024 is opgesteld hieraan getoetst. En wordt gekeken waarop de probleemstelling en doelstellingen hierop aansluiten. We raden penvoerders aan om hierin twee sporen te beschrijven, enerzijds de continuering van de scholen die reeds hebben deelgenomen aan CMK, anderzijds het bereiken van nieuwe scholen.

  • b. De verankering van cultuureducatie in het onderwijs:

    Bij de beoordeling van dit criterium wordt gekeken of alle activiteiten gericht zijn op de verankering van cultuureducatie op de school. Hierbij wordt de mate waarin het onderwijs bij de planvorming is betrokken, getoetst. Ook wordt gekeken naar de manier waarop visievorming en draagvlak voor cultuureducatie van besturen, directies, docenten en leraren vorm krijgt. De deskundigheid van leraren en educatief medewerkers en de manier waarop deze verder wordt ontwikkeld, wordt getoetst. Ook wordt de manier waarop scholen de relatie met de culturele omgeving vorm kunnen geven, beoordeeld. Daarnaast vragen we nadrukkelijk om ook aandacht te schenken aan de rol van de penvoerder in dit geheel; welke kwaliteiten worden gevraagd en hoe zorgt de penvoerder ook zelf voor een duurzame positionering?

  • c. Kwaliteit van de aanvraag:

    Bij de beoordeling van dit criterium wordt gekeken naar de inhoudelijke en organisatorische kwaliteit van de aanvraag. Daarnaast wordt de redelijkheid van de begroting en prestaties getoetst, aan de doelstelling van de regeling en aan de inhoud van het plan. Ook worden de activiteiten voor kennisdeling, monitoring en evaluatie zowel voor culturele instellingen als voor scholen beoordeeld.

  • d. Samenwerking:

    Bij de beoordeling van dit criterium wordt getoetst of de penvoerder een samenwerkingsverband heeft gevormd dat voldoende slagkracht heeft om uitvoering te geven aan het plan. Daaropvolgend wordt gekeken naar de taak- en rolverdeling met de diverse relevante partijen.

    Om in aanmerking te komen voor subsidie dient een aanvraag naast alle formele vereisten (zoals tijdigheid, volledigheid en het op juiste wijze indienen van de aanvraag), op alle bovenstaande criteria positief te worden beoordeeld.

Artikel 3.4 Indieningstermijn

Aanvragen kunnen vanaf 1 mei 2020 worden ingediend en dienen uiterlijk 2 november 2020 om 13.00 uur door het fonds te zijn ontvangen. Alleen als de aanvraag op tijd is ingediend, het volledige aanvraagformulier juist is ingevuld en alle gevraagde informatie is bijgesloten, inclusief adhesiever- klaring van gemeente of provincie(s), wordt de aanvraag in behandeling genomen.

Artikel 3.5 Het aanvraagformulier

Eerste lid.

Aanvragen moeten worden ingediend via het digitale systeem ‘Mijn Fonds’, dat bereikbaar is via de website van het Fonds. Hiervoor is een account en wachtwoord nodig die kunnen worden aangevraagd door een formulier in te vullen dat eveneens te vinden is op de website van het Fonds. Het is raadzaam om tijdig een account en wachtwoord aan te vragen. De verwerkingstijd hiervoor is in beginsel drie werkdagen.

De activiteiten moeten worden beschreven aan de hand van een aantal door het Fonds geformuleerde vragen. Het aanvraagformulier en de bijbehorende richtlijnen zijn digitaal beschikbaar via www.cultuurparticipatie.nl.

Tweede lid

De aanvraag bestaat uit de volgende onderdelen:

  • aanvraagformulier, inclusief een begroting met toelichting en prestatiegegevens;

  • projectplan: richtlijnen voor het projectplan zijn beschikbaar via www.cultuurparticipatie.nl;

  • een adhesieverklaring van de gemeente en/of provincie;

  • een toelichting op de taak- en rolverdeling en financiële bijdrage van de scholen;

  • lijst met samenwerkingspartners, met een toelichting op de taak- en rolverdeling van de culturele instellingen en instellingen voor hoger onderwijs;

  • een recent bankafschrift waarmee het bankrekeningnummer geverifieerd kan worden;

  • in geval van een nieuwe penvoerder: jaarrekeningen 2017, 2018 en 2019;

  • in geval van (samenwerking met) een culturele instelling die gesubsidieerd wordt uit de Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2021–2024: een toelichting op de reguliere taken voor cultuureducatie.

De aanvraag en de daarbij behorende informatie is leidend voor toetsing of de aanvrager in aanmerking komt voor subsidie. Het is dus van belang dat de aanvraag helder is en een goed beeld geeft van de activiteiten die een aanvrager wil ondernemen. Dit format kan ook door gemeenten en provincies worden gebruikt voor hun toetsing van de plannen ten behoeve van de adhesieverklaring.

Artikel 3.6 Adhesieverklaring

Hierin wordt:

  • a. verklaard dat het bij het Fonds aangevraagde bedrag door de gemeente of provincie voor 100% gematcht zal worden, eventueel in samenwerking met andere subsidiepartners;

  • b. toegelicht welke financiële bijdrage de betrokken gemeenten en provincies ieder afzonderlijk leveren aan een aanvraag waarin sprake is van samenwerking tussen culturele instellingen afkomstig uit verschillende gemeenten of provincies en hoe dit past binnen het budget dat voor elk van de gemeenten of provincies afzonderlijk binnen deze regeling beschikbaar is;

  • c. toegelicht wie de penvoerder is waaraan de subsidie zal worden toegekend;

  • d. verklaard dat het geld waarmee de gemeente of provincie de aanvraag matcht, niet afkomstig is uit de onderwijsbekostiging die scholen van het rijk ontvangen en evenmin afkomstig is uit de middelen die verbonden zijn aan de Brede regeling combinatiefuncties;

  • e. toegelicht hoe de aanvraag past binnen de lokale of provinciale beleidsprioriteiten ter zake;

  • f. aangegeven of er sprake is van een omstandigheid zoals bedoeld in artikel 2.2, tweede lid.

Gemeenten of provincies geven een adhesieverklaring af voor een inhoudelijk plan dat past binnen de ambitie van het programma Cultuureducatie met Kwaliteit. In de adhesieverklaring moeten alle hierboven genoemde punten correct zijn toegelicht. Een model hiervoor staat op de website www.cultuurparticipatie.nl. Aanvragen zonder adhesieverklaring worden niet door het Fonds in behandeling genomen. Het Fonds kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor het weigeren van een adhesieverklaring door een gemeente of provincie.

Artikel 3.7 Beoordeling

De aanvraag wordt beoordeeld door een interne adviescommissie. Deze commissie is samengesteld uit medewerkers van het Fonds.

Artikel 4.1 Melding van wijzigingen

Veranderingen die wezenlijk zijn voor de subsidiëring moeten door de penvoerder worden gemeld. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als de activiteiten niet of anders worden uitgevoerd. Ook kan in het subsidiebesluit een verplichting zijn opgenomen op grond waarvan specifieke zaken gemeld moeten worden. Als achteraf blijkt dat er sprake is van een wezenlijke verandering die niet is gemeld, kan het Fonds de subsidie lager vaststellen of zelfs helemaal intrekken. Dit is geheel voor risico van de aanvrager. In geval van twijfel kan een aanvrager contact opnemen met het Fonds om te bepalen of sprake is van een wezenlijke wijziging. Hier is in elk geval sprake van als minder activiteiten worden gerealiseerd dan afgesproken of er wijzigingen zijn ten aanzien van bepalende betrokkenen uit het team.

Het Fonds kan de subsidie verminderen of intrekken als de prestatie niet wordt geleverd en in ieder geval in de volgende gevallen:

  • a) als het aantal verwachte scholen met meer dan 25% afneemt; of

  • b) als het aantal activiteiten afneemt met meer dan 25%; of

  • c) als de dekking van de begroting afneemt met meer dan 25%; of

  • d) als de termijn van uitvoering van de activiteit(en) substantieel wijzigt en dit niet tussentijds gemeld wordt; of

  • e) anderszins niet kan worden voldaan aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Het Fonds beoordeelt op basis van de gemelde wijzigingen of de hoogte van de toegekende subsidie zal worden aangepast.

Artikel 4.2 Kennisdeling, monitoring en evaluatie

Kennisdeling

Alle penvoerders zijn verantwoordelijk voor de kennisdeling binnen hun regio, zowel voor culturele instellingen als voor scholen. Bij de aanvraag dient de penvoerder in het projectplan een toelichting op de kennisdelingsactiviteiten op te nemen, waarbij zicht is op en gebruik gemaakt wordt van bestaande (afzonderlijke) netwerken van scholen en culturele instellingen. Het kennisdelingstraject is bedoeld om kennis die binnen Cultuureducatie met Kwaliteit en andere cultuureducatieve trajecten worden opgedaan te delen, zowel onderling als naar nog niet deelnemende scholen en culturele instellingen.

In aanvulling hierop zullen het Fonds en het LKCA een inhoudelijk kennisdelingstraject ontwikkelen op landelijk niveau, de penvoerder is verplicht om hieraan deel te nemen. Dit heeft als doel ervaringen en kennis vanuit de regeling te delen, zowel met partijen die aan de regeling deelnemen als met partijen die dat niet doen. Deze activiteiten zijn aanvullend op de kennisdeling van de penvoerders.

Monitoring en Evaluatie

Alle penvoerders zijn verplicht activiteiten voor monitoring en evaluatie uit te voeren. Zij reflecteren op het reeds bestaande traject van monitoring en evaluatie en bouwen hierop voort. Bij de aanvraag dient de instelling de aanpak voor de monitoring en evaluatie in het projectplan toe te lichten.

Daarnaast zal het Fonds samen met het LKCA en eventueel de lokale penvoerders een landelijk monitor- en evaluatietraject ontwikkelen, de penvoerder is verplicht om aan dit traject deel te nemen. Dit zal in ieder geval bestaan uit het verzamelen van resultaten op het niveau van de school, het jaarlijks verzamelen van kwantitatieve gegevens, een tussentijdse evaluatie en periodieke voortgangsgesprekken.

De begroting moet daarom voldoende ruimte laten zien voor inzet op Kennisdeling en Monitoring en Evaluatie.

Artikel 4.3 Verantwoording

Subsidies dienen per jaar voor 1 juni digitaal te worden verantwoord door de penvoerder via Mijn Fonds.

De verantwoording bestaat in ieder geval uit:

  • een financieel overzicht van de uitputting van de middelen volgens model 1 van het protocol verantwoordingen Cultuureducatie met Kwaliteit 2021–2024, dit protocol wordt beschikbaar gesteld op de website van het Fonds: www.cultuurparticipatie.nl. Dit verantwoordingsmodel wordt geaccordeerd door de accountant en ingevuld in het verantwoordingsformulier via Mijn Fonds;

  • een meerjarenbegroting waarin inzichtelijk wordt gemaakt hoe nog niet bestede middelen worden doorgeschoven;

  • de gerealiseerde prestatiegegevens en kwantitatieve gegevens: aantal deelnemende scholen, aantal deelnemende leraren en docenten, aantal deelnemende educatief medewerkers zoals ingediend bij de subsidieaanvraag;

  • een toelichting op de drie bovenstaande punten;

  • In jaar 2, te weten 2022, en in jaar 4, te weten 2024, zal de penvoerder de financiële verantwoording en de verantwoording op prestatie afspraken vergezellen van een inhoudelijk voortgangsverslag;

  • indien van toepassing, een wijziging op het plan, waar volgens het subsidiebesluit officieel goedkeuring van het Fonds noodzakelijk is (zie ook toelichting op artikel 4.1).

Het Fonds behoudt zich het recht nader onderzoek te doen naar de door de accountant van de subsidieontvanger verrichte (controle)werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 4.3, tweede lid, van de regeling.

Artikel 4.5 Gebruik van open standaarden

Het hergebruik van digitale producten draagt bij aan het delen van kennis en expertise. In dit verband wordt gevraagd dat:

Artikel 5.1 Fusie

Indien er sprake is van een fusie, overlegt de penvoerder met de gemeente of provincie hoe het penvoerderschap wordt vorm gegeven. Vervolgens wordt het Fonds op de hoogte gesteld van de nieuwe penvoerder en wordt een inhoudelijk plan ter goedkeuring aan het Fonds voorgelegd. Dit plan wordt getoetst aan de criteria zoals opgenomen in deze regeling.

Artikel 5.2 Inwerkingtreding en vervaldatum

Op 1 januari 2027 vervalt de regeling. Deze datum is echter niet van invloed op de subsidieperiode 2021 tot en met 2024 (artikel 1.3). Vanuit praktisch oogpunt is een formele vervaldatum op een later moment in de toekomst gewenst, omdat er na de subsidieperiode nog kwesties kunnen spelen waarin de regeling een belangrijke rol speelt, zoals bij bezwaar- en beroepsprocedures.

Naar boven