Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 26 april 2020, nr. WJZ/ 20129347, houdende een meldplicht in verband met SARS-CoV-2 bij nertsen (Regeling maatregelen vanwege verschijnselen SARS-CoV-2 bij nertsen)

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 31 en 31b, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

nertsenhouderij:

bedrijf of een gedeelte daarvan, als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van de Meststoffenwet, dienende tot het houden van nertsen, zulks beoordeeld naar de feitelijke omstandigheden;

wet:

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren.

Artikel 2

  • 1. De verplichting, bedoeld in artikel 19, eerste lid, en de verplichting, bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de wet, zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de volgende ziekteverschijnselen bij nertsen op een nertsenhouderij:

    • a. ademhalingsklachten, of

    • b. een verhoogde mortaliteit.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien is aangetoond wat de oorzaak is van de verschijnselen, bedoeld in het eerste lid, en de oorzaak niet SARS-CoV-2 is.

Artikel 3

Deze regeling wordt bekendgemaakt op www.rijksoverheid.nl 1 en treedt onmiddellijk na haar bekendmaking op het internet in werking.

Artikel 4

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling maatregelen vanwege verschijnselen SARS-CoV-2 bij nertsen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 26 april 2020

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

Op twee bedrijven in Brabant is vastgesteld dat nertsen zijn besmet met SARS-CoV-2.

Op 16 april heeft er onder leiding van de directeur van het Centrum Infectieziektebestrijding (CiB) een deskundigenberaad zoönosen (DBZ) plaatsgevonden om de het risico van infecties bij dieren voor de humane gezondheid te beoordelen. Ik heb de Tweede Kamer daar in mijn brief van 22 april 2020 over geïnformeerd. Het DBZ heeft geconcludeerd dat transmissie van mens op dier mogelijk is, maar dat de impact van besmetting bij dieren op humane gezondheid als verwaarloosbaar wordt ingeschat aangezien effectieve mens op mens transmissie de stuwende kracht van de epidemie is. Er is verder op dit moment geen reden om aan te nemen dat het virus zich op dit nertsenbedrijf op andere wijze verspreidt dan het tussen mensen doet, namelijk via druppels of aerosolen over korte afstand.

In het licht van bovenstaande beoordeelt het RIVM dat dit besmette nertsenbedrijf op dit moment geen extra risico voor de volksgezondheid oplevert.

Om een goed beeld te krijgen van de aard en omvang van besmettingen op nertsenbedrijven en eventuele besmettingen van nertsen op andere bedrijven, is het wel belangrijk dat houders van deze dieren een plicht wordt opgelegd om, wanneer zij verschijnselen van besmetting met SARS-CoV-2 constateren, dit aan de Minister van LNV (de Voedsel- en Warenautoriteit) te melden (artikel 2, eerste lid). Het gaat hier om ademhalingsklachten bij deze dieren of een verhoogde mortaliteit. Wanneer op voorhand al duidelijk is dat hieraan een andere oorzaak dan SARS-CoV-2 ten grondslag ligt, geldt de meldingsplicht uiteraard niet (artikel 2, tweede lid). Deze meldplicht maakt het ook mogelijk om meer onderzoek te kunnen doen en zo meer epidemiologische kennis op te doen van COVID-19 bij nertsen.

De meldplicht wordt opgelegd op basis van artikel 31b, tweede lid, in samenhang met artikel 19, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd). Op grond van artikel 100 van de Gwwd geldt de meldplicht ook voor dierenartsen en voor personen die in het kader van werkzaamheden die in een onderzoeksinstelling worden verricht de genoemde ziekteverschijnselen aantreffen.

Verder geldt voor houders de plicht om inlichtingen te verstrekken en medewerking te verlenen en al datgene te doen wat in hun vermogen ligt om de aard van de ziekte zo spoedig mogelijk te doen vaststellen (artikel 31b, tweede lid, in samenhang met artikel 20, eerste lid, van de Gwwd).

Op grond van artikel 31b, eerste lid, van de wet kan de Minister van LNV in individuele gevallen besluiten om ten aanzien van nertsen die deze ziekteverschijnselen vertonen, enkele maatregelen te treffen: afzonderen, opstallen, ophokken, op een plaats houden, opsluiten of afzonderen van dieren (artikel 22, eerste lid, onder a, b, en i, van de Gwwd), als er in dat geval een gevaar voor de diergezondheid of, naar het oordeel van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de volksgezondheid kan zijn.

Het is van belang om zo snel mogelijk zicht te hebben op mogelijke andere besmettingen op nertsenhouderijen. Op grond van artikel 31 van de Gwwd treedt deze regeling daarom onmiddellijk na de bekendmaking in werking. De bekendmaking geschiedt in afwijking van artikel 4 van de Bekendmakingswet via de media. Om dezelfde reden is afgeweken van het beleid van vaste verandermomenten.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

Zondag 26 april om 11:17 uur.

Naar boven