Mandaterings- en volmachtbesluit College sanering zorginstellingen

Het College sanering zorginstellingen

Gelet op artikel 10:3, eerste lid, Awb.

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

1. Wet:

Wet toelating zorginstellingen.

2. instelling:

een organisatorisch verband als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder f, van de Wet.

3. College:

het College sanering zorginstellingen.

4. Raad van Bestuur:

de Raad van Bestuur van het College.

5. Manager:

de leidinggevende van het secretariaat van het College;

6. De gemachtigde:

een natuurlijk persoon, aangewezen door het College, voor de uitoefening van taken ten behoeve van het toezicht in het kader van artikel 17 en 18 van de Wet.

7. Het secretariaat:

het geheel van de medewerkers van het College.

8. Sanering:

het geheel van maatregelen dat wordt genomen:

  • a. op grond van een besluit als bedoeld in artikel 17 van de Wet;

  • b. ter uitvoering van een voornemen als bedoeld in artikel 18 van de Wet;

  • c. op grond van een besluit als bedoeld in artikel 12a van de voormalige Wet ambulancevervoer (zie artikel 18 lid 2 van de Tijdelijke wet Ambulancezorg).

Artikel 2

  • 1. Aan de manager wordt de bevoegdheid verleend om namens het College binnen acht weken na ontvangst van de aanmelding door een instelling als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Wet, het besluit te nemen of voor het verhuren, vervreemden of aan enig beperkt recht onderwerpen van gebouwen, terreinen of delen daarvan de goedkeuring van het College is vereist.

  • 2. Aan de manager wordt de bevoegdheid verleend om namens het College op basis van artikel 9 van de beleidsregel het besluit te nemen over het al dan niet instemmen met een verzoek van een instelling om af te wijken van het bepaalde in artikel 6, eerste lid van de beleidsregel, waarbij is gesteld dat vervreemden dient plaats te vinden via een open en transparant proces.

  • 3. Bij afwezigheid of verhindering van de manager wordt de bevoegdheid, als bedoeld in het eerste en tweede lid, gedurende de afwezigheid of verhindering, uitgeoefend door de financieel beleidsmedewerker. In voorkomende gevallen kan de manager een andere beleidsmedewerker benoemen om de bevoegdheid, als bedoeld in het eerste lid, uit te oefenen gedurende zijn afwezigheid of verhindering.

Artikel 3

  • 1. Aan de manager wordt de bevoegdheid verleend per casus 1 of meer gemachtigden uit de kring van toegelaten gemachtigden aan te wijzen, waarbij specifieke kennis en ervaring met betrekking tot het aan de orde zijnde onderwerp door hem worden afgewogen:

    • a. ten behoeve van de sanering als bedoeld in artikel 17 van de Wet;

    • b. ten behoeve van de vervreemding van onroerende zaken als bedoeld in artikel 18 van de Wet;

    • c. ten behoeve van het uitvoeren van taken op uitdrukkelijk verzoek van de minister of de staatssecretaris.

  • 2. De manager is bevoegd:

    • a. in geval van meer dan één aangewezen gemachtigde de onderlinge taakverdeling in overleg te regelen;

    • b. de gemachtigde decharge te verlenen.

  • 3. Aan de manager wordt de bevoegdheid verleend in spoedeisende gevallen te besluiten dat een beoogd gemachtigde reeds een aanvang maakt met zijn/haar werkzaamheden voordat besloten is tot aanwijzing van een gemachtigde.

  • 4. Op grond van de ingeschatte complexiteit, aard en omvang van de casus kan door de manager besloten worden dat aanwijzing van een gemachtigde niet noodzakelijk is. In dat geval wordt de voorbereiding van de besluitvorming door het College door een beleidsmedewerker ter hand genomen.

  • 5. Bij afwezigheid of verhindering van de manager wordt de bevoegdheid, als bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid, gedurende de afwezigheid of verhindering, uitgeoefend door de financieel beleidsmedewerker. In voorkomende gevallen kan de manager een andere beleidsmedewerker benoemen om de bevoegdheid, als bedoeld in het eerste lid, uit te oefenen gedurende zijn afwezigheid of verhindering.

Artikel 4

  • 1. Aan de manager wordt de bevoegdheid verleend namens het College om in spoedeisende gevallen aan een instelling die voornemens is tot het vervreemden, verhuren of aan enig beperkt recht onderwerpen van gebouwen of terreinen of delen daarvan goedkeuring te verlenen aan de voorgenomen transactie.

  • 2. Aan de manager wordt de bevoegdheid verleend namens het College om, op grond van de ingeschatte complexiteit, aard en omvang van de casus, te besluiten dat goedkeuring wordt verleend aan de voorgenomen transactie.

  • 3. Bij afwezigheid of verhindering van de manager wordt de bevoegdheid, als bedoeld in het eerste en het tweede lid, gedurende de afwezigheid of verhindering, uitgeoefend door de financieel beleidsmedewerker. In voorkomende gevallen kan de manager een andere beleidsmedewerker benoemen om de bevoegdheid, als bedoeld in het eerste lid, uit te oefenen gedurende zijn afwezigheid of verhindering.

Artikel 5

  • 1. Aan de manager wordt de bevoegdheid verleend namens het College de correspondentie te ondertekenen.

  • 2. Aan de manager wordt de bevoegdheid verleend namens het College, binnen het kader van de begroting en met inachtneming van door het College vastgesteld beleid, bevoegd namens het College privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten.

  • 3. Aan de manager wordt de bevoegdheid verleend, na overleg met de voorzitter van de Raad van Bestuur namens het College tot het openen en opheffen van bank- en/of girorekeningen ten name van het College en het stellen van zekerheid voor overeengekomen betalingsverplichtingen.

  • 4. Bij afwezigheid of verhindering van de manager wordt de bevoegdheid, als bedoeld in het eerste en het tweede lid, gedurende de afwezigheid of verhindering, uitgeoefend door de financieel beleidsmedewerker. In voorkomende gevallen kan de manager een andere beleidsmedewerker benoemen om de bevoegdheid, als bedoeld in het eerste lid, uit te oefenen gedurende zijn afwezigheid of verhindering.

  • 5. Aan de manager en de financieel beleidsmedewerker wordt de bevoegdheid verleend namens het College zelfstandig betalingen te verrichten met betrekking tot zaken, voor zover deze betrekking hebben op bankrekeningnummer NL21INGB0652984436.

  • 6. Aan de manager wordt de bevoegdheid verleend namens het College betalingen te verrichten met betrekking tot zaken, voor zover deze betrekking hebben op bankrekeningen NL60INGB0652997023 en NL48INGB6052034408.

Artikel 6

  • 1. Het College beslist tot het voornemen tot het vaststellen van de subsidie op basis van artikel 17 WTZi. Over dit voornemen wordt het Zorginstituut Nederland gehoord op grond van artikel 17 lid 6 van de WTZi. In gevallen dat het Zorginstituut Nederland geen opmerkingen heeft, wordt aan de manager de bevoegdheid verleend namens het College de subsidie definitief vast te stellen, conform het bedrag, opgenomen in het voornemen.

  • 2. Bij afwezigheid of verhindering van de manager wordt de bevoegdheid, als bedoeld in het eerste lid, gedurende de afwezigheid of verhindering, uitgeoefend door de financieel beleidsmedewerker. In voorkomende gevallen kan de manager een andere beleidsmedewerker benoemen om de bevoegdheid, als bedoeld in het eerste lid, uit te oefenen gedurende zijn afwezigheid of verhindering.

Artikel 7

  • 1. Aan de manager wordt de bevoegdheid verleend namens het College in voorkomende gevallen een beslissing tot het verlenen van een voorschot op de subsidieverstrekking te nemen, mits het bedrag van het voorschot het in de liquidatiebegroting genoemde bedrag niet te boven gaat zoals bepaald in artikel 12 van het bestuursreglement. Dit besluit dient te zijn voorzien van een medeparaaf van een beleidsmedewerker.

  • 2. Bij afwezigheid of verhindering van de manager wordt de bevoegdheid, als bedoeld in het eerste lid, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, uitgeoefend door de financieel beleidsmedewerker, eveneens voorzien van een medeparaaf van een beleidsmedewerker.

Artikel 8

  • 1. De manager is verantwoordelijk voor het intern functioneren van het secretariaat.

  • 2. Bij afwezigheid of verhindering van de manager wordt de bevoegdheid, als bedoeld in het eerste lid, gedurende de afwezigheid of verhindering, uitgeoefend door de financieel beleidsmedewerker. In voorkomende gevallen kan de manager een andere beleidsmedewerker benoemen om de bevoegdheid, als bedoeld in het eerste lid, uit te oefenen gedurende zijn afwezigheid of verhindering.

  • 3. Conform artikel 22 lid 1 van de wet benoemt, ontslaat en schorst de voorzitter van de Raad van Bestuur van het College de medewerkers van het secretariaat, na advies van de manager te hebben ingewonnen.

  • 4. Indien het College personeel in dienst heeft, stelt de voorzitter van de Raad van Bestuur van het College conform artikel 22 lid 2 van de wet de primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden van het personeel vast, zowel algemeen als individueel, na advies van de manager te hebben ingewonnen.

Artikel 9

  • 1. Aan de manager wordt de bevoegdheid verleend namens het College, conform artikel 7:10 derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, de beslistermijn op een ingediend bezwaarschrift met vier weken te verdagen.

  • 2. Bij afwezigheid of verhindering van de manager wordt de bevoegdheid, als bedoeld in het eerste lid, gedurende de afwezigheid of verhindering, uitgeoefend door de financieel beleidsmedewerker. In voorkomende gevallen kan de manager een andere beleidsmedewerker benoemen om de bevoegdheid, als bedoeld in het eerste lid, uit te oefenen gedurende zijn afwezigheid of verhindering.

Artikel 10

Aan de manager wordt de bevoegdheid verleend namens het College tot:

  • 1. Het honoreren van verzoeken om informatie met betrekking tot lopende casus bij de openbare registers, kadaster, notarissen en dergelijke.

  • 2. Het geven van voorlichting over het beleid op het terrein van de sanering van instellingen en onroerende zaken en ambulancevervoer.

  • 3. Het desgevraagd verstrekken van inlichtingen aan de minister van VWS, alsmede het aan deze minister verschaffen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden ingevolge artikel 34 van de Wet.

  • 4. Het desgevraagd aan de in artikel 33 van de Wet genoemde Colleges verschaffen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden.

  • 5. Bij afwezigheid of verhindering van de manager wordt de bevoegdheid, als bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid, gedurende de afwezigheid of verhindering, uitgeoefend door de financieel beleidsmedewerker. In voorkomende gevallen kan de manager een andere beleidsmedewerker benoemen om de bevoegdheid, als bedoeld in het eerste lid, uit te oefenen gedurende zijn afwezigheid of verhindering.

Artikel 11

  • 1. De manager rapporteert minimaal één maal per drie maanden aan het College middels een overzicht over het gebruik van het mandaterings- en volmachtbesluit.

  • 2. Bij afwezigheid of verhindering van de manager wordt de bevoegdheid, als bedoeld in het eerste lid, gedurende de afwezigheid of verhindering, uitgeoefend door de financieel beleidsmedewerker. In voorkomende gevallen kan de manager een andere beleidsmedewerker benoemen om de bevoegdheid, als bedoeld in het eerste lid, uit te oefenen gedurende zijn afwezigheid of verhindering.

Artikel 12

  • 1. Aan de manager wordt de bevoegdheid verleend namens het College besluiten te nemen in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur.

  • 2. Bij afwezigheid of verhindering van de manager wordt de bevoegdheid, als bedoeld in het eerste lid, gedurende de afwezigheid of verhindering, uitgeoefend door de financieel beleidsmedewerker. In voorkomende gevallen kan de manager een andere beleidsmedewerker benoemen om de bevoegdheid, als bedoeld in het eerste lid, uit te oefenen gedurende zijn afwezigheid of verhindering.

Artikel 13

  • 1. De manager vervult de functie van secretaris van de Raad van Bestuur.

  • Bij afwezigheid of verhindering van de manager wordt de bevoegdheid, als bedoeld in het eerste lid, gedurende de afwezigheid of verhindering, uitgeoefend door de financieel beleidsmedewerker. In voorkomende gevallen kan de manager een andere beleidsmedewerker benoemen om de bevoegdheid, als bedoeld in het eerste lid, uit te oefenen gedurende zijn afwezigheid of verhindering.

Artikel 14

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Dit mandaterings- en volmachtbesluit vervangt het mandaterings- en volmachtbesluit van het College sanering zorginstellingen d.d. 6 november 2018.

Utrecht, 17 december 2019

College sanering zorginstellingen M.J. Kaljouw voorzitter Raad van Bestuur

Naar boven