Tijdelijke vrijstelling op grond van artikel 46, eerste lid van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden voor het gebruik van Biobor JF ten behoeve van het conserveren van vliegtuigen (Vrijstelling Biobor JF voor conserveren vliegtuigen 2020)

IENW/BSK-2020/78625

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat;

Handelende in overeenstemming met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gezien het verzoek van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, directie Luchtvaart van 23 april 2020 (kenmerk IENW/BSK-2020/75142) tot vrijstelling van het verbod op het gebruik van de biocide Biobor JF in de in Nederland geconserveerde vliegtuigen, ten behoeve van de preventieve behandeling tegen bacteriegroei in het brandstofsysteem van luchtvaartuigen die tijdelijk buiten gebruik worden gesteld;

Gelet op artikel 46, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en artikel 55 van Verordening (EU) nr. 528/2012;

BESLUIT:

Artikel 1

Ten behoeve van de preventieve behandeling tegen bacteriegroei in het brandstofsysteem van luchtvaartuigen die tijdelijk buiten gebruik worden gesteld, wordt op grond van:

  • a) artikel 46, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden vrijstelling verleend van het verbod, bedoeld in artikel 43, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, om in strijd te handelen met artikel 17, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 528/2012, in dit geval inzake het onder voorwaarden op de markt aanbieden en gebruiken van de biocide Biobor JF in de in Nederland geconserveerde vliegtuigen, en;

  • b) artikel 55 van Verordening (EU) nr. 528/2012 toegestaan dat de in het onderdeel a genoemde middel op de markt worden aangeboden en gebruikt.

Artikel 2

Aan de vrijstelling en toestemming, bedoeld in artikel 1, onderdelen a onderscheidenlijk b, zijn de in de bijlage bij dit besluit opgenomen beperkingen en voorschriften verbonden.

Artikel 3

De vrijstelling wordt verleend tot en met 20 oktober 2020.

Artikel 4

Dit besluit wordt aangehaald als: Vrijstelling Biobor JF voor conserveren vliegtuigen 2020.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van plaatsing in de Staatscourant waarin het wordt bekendgemaakt en werkt terug tot en met 24 april 2020.

Dit besluit zal met bijlage en de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

BIJLAGE, BEDOELD IN ARTIKEL 2

Aan de vrijstelling en toestemming zoals vermeld in artikel 1 zijn de volgende beperkingen en voorschriften verbonden:

  • Uitsluitend professioneel gebruik.

  • Draag beschermende handschoenen en kleding en oogbescherming.

  • Om de blootstelling zoveel mogelijk te reduceren wordt Biobor JF met voorkeur toegevoegd met behulp van een (automatisch) doseersysteem.

  • Bij handmatige toevoeging van Biobor JF moet naftaleen in de ademzone van de operator gemeten worden (i.v.m. publieke grenswaarde van 50 mg/m3 8h TGG) om te kunnen bepalen of er voldoende ventilatie is.

  • Adembescherming moet gebruikt worden bij niet toereikende ventilatie.

TOELICHTING

Inleiding

Op 23 april 2020 heeft de directeur Directie Luchtvaart van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat een vrijstelling aangevraagd voor het gebruik van de biocide Biobor JF. De biocide is nodig om groei van micro-organisme in kerosinetanks te voorkomen bij toestellen die meer dan 7 dagen aan de grond blijven staan.

Toepasselijke wet- en regelgeving

Artikel 17, eerste lid, van de Biocidenverordening (Verordening (EU) nr. 528/2012) bepaalt dat alleen biociden waarvoor een toelating is verleend op de markt mogen worden aangeboden en gebruikt. In Nederland wordt een toelating afgegeven door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (verder: Ctgb). Artikel 19, eerste lid, van de Biocidenverordening bepaalt daarnaast dat een biocide alleen mag worden toegelaten als aan een aantal voorwaarden is voldaan. Een niet toegelaten biocide kan van het verbod om in strijd te handelen met artikelen 17 of 19 van de Biocidenverordening tijdelijk worden vrijgesteld voor een beperkt en gecontroleerd gebruik, indien die vrijstelling noodzakelijk is wegens en niet op andere wijze te bestrijden gevaar voor de volksgezondheid, de gezondheid van dieren of het milieu (artikel 55 Biocidenverordening). De bevoegdheid tot het verlenen van een dergelijke vrijstelling is geregeld in artikel 46, eerste lid, van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

Adviezen

Het Ctgb heeft geoordeeld dan vanuit humaantoxicologisch en milieutechnisch oogpunt er geen bezwaren zijn tegen het verlenen van deze vrijstelling, mits aan de beperkingen en voorschriften uit de bijlage van dit besluit wordt voldaan.

Overwegingen voor het besluit

Vliegtuigen moeten op een specifiek door de vliegtuigfabrikant voorgeschreven manier worden geconserveerd bij het buiten gebruik plaatsen voor een periode langer dan 7 dagen tot maximaal een jaar. Een onderdeel daarvan is het voorkomen van biologische vervuiling door de groei van o.a. bacteriën. Hiervoor worden 2 mogelijke additieven voorgeschreven. Het tot nu toe gebruikte additief, Kathon FP1.5, is recent door de Europese luchtvaartautoriteit EASA verboden en ook door de producent van de markt gehaald. Het nog wel voorhanden en als alternatief voorgeschreven additief, Biobor JF, heeft echter niet de juiste toelating binnen de EU. De vrijstelling dient als overbrugging tot een reguliere toelating voor het middel Biobor JF is afgegeven. Het risico van de groei van bacteriën en andere schadelijke organismen in het brandstofsysteem neem toe als vliegtuigen langere tijd stil staan. Biologische vervuiling van de brandstof kan leiden tot problemen in het brandstofsysteem dat weer kan resulteren in onjuiste informatie over de beschikbare brandstofhoeveelheid aan de piloot, het verlies van de brandstoftoevoer naar de motoren en ultimo in de noodzaak van een noodlanding met alle risico’s van dien.

Bezwaar tegen dit besluit

Op grond van artikel 7:1 Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende bij dit besluit daartegen binnen zes weken na de dag waarop dit besluit bekend is gemaakt, een bezwaarschrift indienen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. Een dergelijk bezwaarschrift dient u te adresseren aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, Postbus 20901, 2500 EX Den Haag. Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste te bevatten:

  • a. naam en adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt (datum en nummer of kenmerk);

  • d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen;

  • e. een afschrift van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt.

Naar boven