Besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 1 mei 2020, nummer WBV 2020/10, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf A1/7.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.3. Weigeren van toegang

De ambtenaar belast met de grensbewaking weigert de toegang aan iedere vreemdeling die niet aan de toegangsvoorwaarden voldoet. De weigering van toegang is een met redenen omklede beslissing:

  • die geen uitstel gedoogt of, in voorkomend geval, na het verstrijken van de in de Vw genoemde termijn van uitstel ten uitvoer wordt gelegd;

  • die door de ambtenaar belast met de grensbewaking aan de vreemdeling wordt uitgereikt;

  • die inhoudt dat een vreemdeling bij het niet vervullen van de voorwaarden voor binnenkomst niet het grondgebied van Nederland of het Schengengebied mag binnenkomen en aldaar verblijven.

De ambtenaar belast met de grensbewaking:

  • stelt de beslissing omtrent toegangsweigering uit door middel van het model M18A. Indien de vreemdeling een aanvraag voor een verblijfvergunning asiel voor bepaalde tijd indient nádat de toegang is geweigerd, komt aan die toegangsweigering geen betekenis meer toe. De ambtenaar belast met de grensbewaking stelt ook in dat geval de beslissing omtrent de toegangsweigering uit door middel van het model M18A;

  • legt een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid Vw op door middel van het model M19 dan wel M19A; en

  • plaatst de vreemdeling ten spoedigste voor de behandeling van de aanvraag voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in AC Schiphol.

De ambtenaar belast met de grensbewaking neemt contact op met de IND over het al dan niet uitstellen van de weigering tot toegang, als de ambtenaar belast met de grensbewaking concludeert dat het weigeren van toegang mogelijk leidt tot het schaden van een wezenlijk humanitair belang.

De ambtenaar belast met de grensbewaking kan altijd de medewerker van de IND consulteren voor advies indien hiertoe naar het oordeel van de ambtenaar belast met de grensbewaking aanleiding bestaat. Het advies van de medewerker van de IND is in deze gevallen bindend.

Indien een volwassen vreemdeling samen met een minderjarig kind te kennen geeft een aanvraag voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te willen indienen, dan handelt de ambtenaar belast met de grensbewaking als volgt:

  • de ambtenaar belast met de grensbewaking verleent de toegang en legt daarmee geen vrijheidsontnemende maatregel op; en

  • de ambtenaar belast met de grensbewaking verwijst deze vreemdelingen voor het indienen van de aanvraag voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, door naar de aanmeldunit van de AVIM (Afdeling Vreemdelingpolitie, Identificatie en Mensenhandel) (zie paragraaf C1/2.1 Vc).

Indien er indicaties zijn van mogelijke risico’s voor het geestelijk of lichamelijk welzijn van het minderjarige kind of indien nader onderzoek nodig is naar de volwassen vreemdeling of zijn gestelde relatie tot het minderjarige kind, dan kan de ambtenaar belast met de grensbewaking van deze regel afwijken. De ambtenaar belast met de grensbewaking:

  • stelt de toegangsweigering uit door middel van het model M18A;

  • legt een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, Vw door middel van het model M19 dan wel M19A (zie paragraaf A5/3.2 Vc); en

  • plaatst de volwassen vreemdeling en het minderjarige kind, voor de behandeling van de aanvraag voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de Gesloten Gezinsvoorziening in Zeist.

Indien er door de ambtenaar belast met de grensbewaking wordt vastgesteld dat er risico’s zijn voor het geestelijk of lichamelijk welzijn van het minderjarige kind en/of dat er geen nader onderzoek nodig is naar de volwassen vreemdeling of zijn gestelde relatie tot het minderjarige kind (de relatie wordt niet aangenomen), dan wordt er als volgt gehandeld. De ambtenaar belast met de grensbewaking:

  • verleent aan het minderjarige kind de toegang en legt daarmee geen vrijheidsontnemende maatregel op;

  • verwijst het minderjarige kind voor het indienen van de aanvraag voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, door naar de aanmeldunit van de AVIM (zie paragraaf C1/2.1 Vc).

  • stelt de toegangsweigering van de volwassen vreemdeling uit door middel van het model M18A;

  • legt aan de volwassen vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel op op grond van artikel 6, derde lid, Vw door middel van het model M19 dan wel M19A (zie paragraaf A5/3.2);

  • plaatst de volwassen vreemdeling ten spoedigste voor de behandeling van de aanvraag voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in AC Schiphol.

Indien een alleenstaande minderjarige vreemdeling te kennen geeft een aanvraag voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te willen indienen, dan handelt de ambtenaar belast met de grensbewaking als volgt:

  • de ambtenaar belast met de grensbewaking verleent de toegang en legt daarmee geen vrijheidsontnemende maatregel op; en

  • de ambtenaar belast met de grensbewaking verwijst deze vreemdeling voor het indienen van de aanvraag voor het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, door naar de aanmeldunit van de AVIM (zie paragraaf C1/2.1 Vc).

De ambtenaar belast met de grensbewaking legt een voornemen voor aan de IND als het voornemen bestaat om de toegang te weigeren aan een vreemdeling die een onderdaan van de EU, EER of Zwitserland is of dit stelt te zijn, en vraagt een bijzondere aanwijzing op grond van artikel 8.8, tweede lid, Vb.

De ambtenaar belast met de grensbewaking neemt contact op met de IND als, in andere dan de hierboven genoemde gevallen, het al dan niet verlenen van toegang nauw samenhangt met de toelatingsbeslissing. Dit gebeurt in ieder geval als de ambtenaar belast met grensbewaking het voornemen heeft de toegang te weigeren aan personen behorend tot een van onderstaande categorieën:

  • de persoon die zich erop beroept Nederlander te zijn en/of daarmee te worden gelijkgesteld;

  • de vreemdeling die zich op een bijzondere status beroept (zie A1/4 Vc);

  • de vreemdeling die zich erop beroept dat hem lang verblijf in Nederland is toegestaan;

  • de vreemdeling die in het bezit is van een geldige mvv; of

  • buitenlandse adoptiekinderen, adoptiefkinderen en pleegkinderen.

De ambtenaar belast met de grensbewaking neemt contact op met de IND als:

  • het weigeren van toegang leidt tot het schaden van een wezenlijk humanitair belang;

  • een wezenlijk Nederlands belang (bijvoorbeeld het bijzonder urgente reisdoel van de vreemdeling) zich tegen weigering van toegang verzet.

De ambtenaar belast met de grensbewaking weigert toegang aan een vreemdeling van wie blijkt dat hij lang verblijf beoogt, als de vereiste mvv ontbreekt. De ambtenaar belast met de grensbewaking mag met machtiging van de IND onder bepaalde voorwaarden in ieder geval toegang verlenen in de volgende situaties:

  • de vreemdeling wijzigt zijn verblijfsdoel;

  • er is een wezenlijk Nederlands belang gediend bij het verlenen van toegang;

  • er is sprake van klemmende reden van humanitaire aard.

De ambtenaar belast met de grensbewaking kruist in het standaardformulier zoals opgenomen in bijlage V, deel B, SGC en als model M17 overgenomen als bijlage van de Vc, de redenen aan op grond waarvan de toegang wordt geweigerd aan een vreemdeling uit een derde land die wil inreizen. De ambtenaar belast met de grensbewaking maakt op het model M17 melding van:

  • de betreffende staat (in Nederland van de Staat der Nederlanden);

  • de betreffende instantie, inclusief overheidslogo (van de KMar of ZHP);

  • de toepasselijke bepalingen van de wetgeving met betrekking tot de reden voor toegangsweigering (in dit geval artikel 14 juncto artikel 6, eerste lid SGC).

Toegangsweigering na de grensprocedure

In paragraaf A5/3.1 Vc onder het kopje Vrijheidsontneming op grond van artikel 6, derde lid, Vw is toegelicht in welke situaties de grondslag voor vrijheidsontneming in artikel 6, derde lid, Vw wordt toegepast. Wanneer de daar genoemde situaties niet langer van toepassing zijn, neemt de ambtenaar belast met de grensbewaking zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee dagen, een besluit omtrent weigering van de toegang als bedoeld in artikel 14 SGC middels het model M17A.

Wanneer het de vreemdeling ingevolge artikel 7.3 tweede lid juncto artikel 3.1, tweede lid onder a of e, Vb niet is toegestaan de uitspraak op een ingediend verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening hier te lande af te wachten, neemt de ambtenaar belast met de grensbewaking zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee dagen, na het besluit op de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd een besluit omtrent weigering van de toegang als bedoeld in artikel 14 SGC middels het model M17A.

Toegangsweigering na intrekking van de asielaanvraag in de grensprocedure

Indien de vreemdeling de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd intrekt, neemt de ambtenaar belast met de grensbewaking zo spoedig mogelijk een besluit omtrent weigering van de toegang als bedoeld in artikel 14 juncto artikel 6 SGC, middels het model M17. Tevens wordt een nieuwe vrijheidsontnemende maatregel opgelegd op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw dan wel artikel 6a, eerste lid, Vw. Het nemen van een besluit omtrent de weigering van toegang en het opleggen van een nieuwe vrijheidsontnemende maatregel dient zo spoedig mogelijk plaats te vinden, maar uiterlijk binnen twee dagen na intrekking van de asielaanvraag.

Gevaar voor de volksgezondheid

Als een vreemdeling de toegang tot het grondgebied is geweigerd omdat hij een gevaar vormt voor de volksgezondheid, treft de ambtenaar belast met de grensbewaking maatregelen die erop gericht zijn de volksgezondheid te beschermen.

De ambtenaar belast met de grensbewaking weigert de vreemdeling de toegang als de ziekte:

  • behandeling in een ziekenhuis nodig maakt; of

  • ingevolge de Infectieziektewet en Quarantainewet aanleiding geeft tot quarantaine.

De ambtenaar belast met de grensbewaking legt een maatregel als bedoeld in artikel 6, eerste lid, Vw op met als aangewezen ruimte het ziekenhuis alwaar de behandeling of de quarantaine plaats zal vinden (zie model M19 en Sigma, het digitale vreemdelingenbeeld).

De ambtenaar belast met de grensbewaking beoordeelt of aan de vreemdeling alsnog toegang tot het grondgebied kan worden verleend na afloop van:

  • de behandeling van de ziekte; of

  • de periode van quarantaine.

De ambtenaar belast met de grensbewaking informeert de Korpschef over de in het kader van de grensbewaking getroffen maatregelen.

Rechtsmiddelen toegangsweigering

De schriftelijke toegangsweigering is een besluit waartegen de vreemdeling administratief beroep kan instellen bij de IND. De ambtenaar belast met de grensbewaking reikt aan de vreemdeling naast het model M17, M17A of M18 ook een folder ‘Rechtsmiddelen’ uit.

De ambtenaar belast met de grensbewaking zendt een faxbericht aan de meldcentrale rechtsbijstand als een geweigerde vreemdeling om een raadsman verzoekt. De vreemdeling moet het administratief beroepschrift binnen vier weken indienen bij de IND. De vreemdeling mag de behandeling van het administratief beroepschrift niet in Nederland afwachten. De vreemdeling moet Nederland op grond van artikel 5, eerste lid, Vw onmiddellijk verlaten, tenzij er sprake is van een eerste verzoek om een voorlopige voorziening.

Indien na de toegangsweigering (vrijwel) gelijktijdig een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw of artikel 6a, eerste lid, Vw wordt opgelegd en men tegen deze vrijheidsontnemende maatregel beroep instelt, dan dient het rechtsmiddel tegen de toegangsweigering eveneens beroep te zijn, in plaats van administratief beroep.

Rechtsmiddelen uitstellen van de toegangsweigering

Het uitstellen van het besluit over de toegang tot Nederland is aan te merken als een voorbereidingshandeling als bedoeld in artikel 6:3 van de Awb. Het betreft dan ook geen besluit waartegen afzonderlijk rechtsmiddelen kunnen worden aangewend. Indien de vreemdeling wil opkomen tegen de toepassing van de grensprocedure, kan dit, indien de klacht samenhangt met de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid Vw naar voren worden gebracht in het beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel. Indien de klacht samenhangt met de behandeling dan wel de uitkomst van de asielaanvraag, kan deze naar voren worden gebracht bij het beroep tegen het besluit tot afwijzing van die aanvraag.

Rechtsmiddelen toegangsweigering na afwijzing asielaanvraag in de grensprocedure (model M17A)

Nadat het besluit omtrent weigering van de toegang is genomen, wordt zo spoedig mogelijk krachtens artikel 6, eerste en tweede lid juncto het zesde lid, Vw dan wel artikel 6a, eerste lid, Vw een nieuwe vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. Een beroep tegen deze vrijheidsontnemende maatregel omvat gelet op het bepaalde in artikel 94, tweede lid, Vw van rechtswege een beroep tegen het besluit tot toegangsweigering dat is genomen middels het model M17A. Indien de vreemdeling geen beroep instelt tegen de vrijheidsontnemende maatregel, is het rechtsmiddel dat tegen de toegangsweigering moet worden ingesteld administratief beroep (zie artikel 77, eerste lid, Vw).

Onderdanen van de EU, de EER en Zwitserland (en familieleden)

De ambtenaar belast met de grensbewaking weigert de aanvraag om een visum uitsluitend wanneer de vreemdeling overtuigend heeft aangetoond dat de aanvrager een familie- of een gezinslid is in de zin van artikel 8.7, tweede, derde of vierde lid Vb:

  • op de gronden genoemd in artikel 8.8, eerste lid onder a en b Vb;

  • als sprake is van rechtsmisbruik of fraude, zoals schijnhuwelijk.

De ambtenaar belast met de grensbewaking verstrekt het visum gratis in het geval dat hij een familie- of gezinslid als bedoeld in artikel 8.7, tweede, derde of vierde lid, Vb aan de grens aantreft en hij de vreemdeling verzoekt om een visum aan te vragen om de onderdaan van de EU, de EER en Zwitserland te begeleiden of zich bij die onderdaan te voegen.

Alleenreizende minderjarige vreemdelingen

Als de ambtenaar belast met de grensbewaking aan een alleenreizende minderjarige vreemdeling de toegang tot Nederland weigert, draagt de ambtenaar de vreemdeling over aan de DT&V voor het terugbrengen van de vreemdeling naar een derde land waar zijn toelating is gewaarborgd.

B

Paragraaf A5/3.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

3.1. Gronden voor vrijheidsontneming op grond van artikel 6 Vw

Als de ambtenaar belast met grensbewaking de inschatting maakt dat een gezin met één of meer minderjarigen binnen twee weken wordt uitgezet, mag aan een gezin met één of meer minderjarigen dat de toegang is geweigerd vrijheidsontneming op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw, al dan niet gelezen in samenhang met of artikel 6a Vw, worden opgelegd.

Als de ambtenaar belast met grensbewaking de inschatting maakt dat het vertrek niet binnen twee weken wordt gerealiseerd wordt in beginsel volstaan met het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 6, eerste lid, Vw, al dan niet gelezen in samenhang met artikel 6a Vw.

De ambtenaar belast met grensbewaking of de bevoegde ambtenaar van de IND legt een vrijheidsbeperkende of -ontnemende maatregel op grond van artikel 6 Vw op bij beschikking model M19. De ambtenaar belast met grensbewaking moet een afschrift van de beschikking model M19 uitreiken aan de vreemdeling. De inhoud van de beschikking en de mogelijkheid tot het indienen van een beroepschrift bij de rechtbank moet in een voor de vreemdeling begrijpelijke taal aan hem worden meegedeeld. Bij aanwijzing van een andere ruimte of plaats moet een nieuwe beschikking model M19 worden gemaakt waarbij de inhoud van de beschikking en de mogelijkheid tot het indienen van een beroepschrift bij de rechtbank in een voor de vreemdeling begrijpelijke taal aan hem worden meegedeeld.

Zodra sprake is van concrete aanknopingspunten voor een overdracht op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 en er een significant risico op onttrekking aan het toezicht aanwezig is, wordt een (nieuwe) de vrijheidsontnemende maatregel krachtens artikel 6a Vw opgelegd. De vreemdeling wordt daarvan schriftelijk op de hoogte gebracht. Indien er geen sprake is van een significant risico op onttrekken aan toezicht, wordt de maatregel niet opgelegd dan wel opgeheven.

De ambtenaar belast met grensbewaking of de bevoegde ambtenaar van de IND hoeft geen nieuwe beschikking model M19 te maken als tijdelijke overplaatsing van de vreemdeling nodig is om redenen die voortvloeien uit toepassing van de Vw. Ook het vervoer naar de aangewezen ruimte of plaats valt onder beschikking model M19.

Als er redenen zijn om de vrijheidsontnemende maatregel met maximaal twaalf maanden te verlengen, moet de vreemdeling voor het verstrijken van de maximale bewaringsduur van zes maanden schriftelijk op de hoogte worden gesteld van dit besluit. De DT&V maakt het verlengingsbesluit op en reikt deze aan de vreemdeling uit.

Voor het opheffen van de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6 Vw of artikel 6a Vw, moet de ambtenaar belast met de grensbewaking of de bevoegde ambtenaar van de IND, gebruik maken van model M113. Van model M113 moet altijd:

  • het origineel van dit formulier in het archief worden opgeborgen en een afschrift wordt aan de vreemdeling uitgereikt;

  • een kopie worden verzonden naar de IND en de DT&V.

Voor de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 6, eerste lid, Vw of artikel 6a Vw geldt geen regime.

Vrijheidsontneming op grond van artikel 6, derde lid, Vw

Op grond van artikel 6, derde lid, Vw kan aan een vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel worden opgelegd, zolang hij wordt aangemerkt als verzoeker in de zin van artikel 2, aanhef en onder b, van de Opvangrichtlijn. Deze grondslag voor vrijheidsontneming wordt toegepast zolang het de vreemdeling wordt toegestaan als verzoeker op het grondgebied te verblijven. Dat betreft de volgende situaties:

  • a. de vreemdeling is in afwachting van een beslissing op zijn asielaanvraag;

  • b. na afwijzing van de asielaanvraag totdat de beroepstermijn is verstreken, tenzij het de vreemdeling ingevolge artikel 7.3, tweede lid juncto artikel 3.1, tweede lid onder a of e, Vb niet is toegestaan de uitspraak op een ingediend verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening hier te lande af te wachten;

  • c. na het tijdig instellen van beroep, terwijl uitzetting bij of krachtens de Vw achterwege dient te blijven totdat uitspraak is gedaan op het beroep;

  • d. na het tijdig instellen van beroep, waarbij tevens wordt gevraagd om een voorlopige voorziening, terwijl uitzetting bij of krachtens de Vw achterwege dient te blijven totdat uitspraak is gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening;

  • e. tot de beslissing op het beroepschrift indien het onder d. bedoelde verzoek is toegewezen.

Ad c.

Deze situatie is aan de orde indien het beroep op grond van artikel 82, eerste lid, van de Vw schorsende werking heeft.

Ad d.

Deze situatie is aan de orde indien het beroep op grond van artikel 82, tweede lid, van de Vw geen schorsende werking heeft, maar de behandeling van een (gelijktijdig) ingediend verzoek om een voorlopige voorziening wel mag worden afgewacht op grond van artikel 7.3, eerste lid, van het Vb.

De gevallen waarin de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening niet mag worden afgewacht zijn omschreven in artikel 7.3, tweede lid, van het Vb, gelezen in samenhang met artikel 3.1, tweede lid, onder a en e, van het Vb. Die situaties kunnen zich enkel voordoen bij opvolgende aanvragen om een verblijfsvergunning asiel.

Voor toepassing van artikel 6, derde lid, Vw op Dublinclaimanten dient tevens sprake te zijn van een ‘significant risico op onttrekken aan het toezicht’. Wanneer er sprake is van een ‘significant risico op onttrekken aan het toezicht’ wordt vermeld in artikel 5.1a, vierde lid, Vb.

Wanneer de hierboven genoemde situaties niet langer aan de orde zijn, neemt de ambtenaar belast met de grensbewaking zo spoedig mogelijk een besluit omtrent weigering van de toegang als bedoeld in artikel 14 SGC middels het model M17A. Verder wordt een nieuwe vrijheidsontnemende maatregel opgelegd als bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid, juncto het zesde lid, Vw dan wel artikel 6a, eerste lid Vw. Het nemen van een besluit omtrent de weigering van toegang en het opleggen van een nieuwe vrijheidsontnemende maatregel dient zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee dagen, plaats te vinden nadat de hierboven genoemde situaties niet langer aan de orde zijn.

Vrijheidsontneming op grond van artikel 6, eerste en tweede lid juncto het zesde lid, Vw

Op grond van artikel 6, eerste en tweede lid juncto het zesde lid, Vw kan aan een vreemdeling aan wie de toegang is geweigerd en op wie voorafgaand aan de toegangsweigering het derde lid van toepassing was, een vrijheidsontnemende maatregel worden opgelegd met uitzondering van de situatie dat de asielaanvraag voor het nemen van een besluit wordt ingetrokken (in dat laatste geval is het zesde lid niet van toepassing). Het nemen van een besluit omtrent de weigering van toegang en het opleggen van een nieuwe vrijheidsontnemende maatregel dient zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee dagen, plaats te vinden binnen twee dagen nadat de onder het kopje Vrijheidsontneming op grond van artikel 6, derde lid, Vw onder a tot en met e genoemde situaties niet langer aan de orde zijn. De nieuwe vrijheidsontnemende maatregel wordt door de bevoegde ambtenaar van de IND opgelegd met gebruikmaking van het model M19 (zie ook paragraaf C1/2.5 Vc).

Vrijheidsontneming op grond van artikel 6a Vw in het kader van de Verordening (EU) nr. 604/2013

Op grond van artikel 6a, eerste lid Vw kan de maatregel worden opgelegd of voortgezet met het oog op de overdracht aan een verantwoordelijke lidstaat in het kader van de Verordening (EU) nr. 604/2013.

Wanneer er sprake is geweest van een voorafgaande vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, Vw, geldt het volgende. Nadat het besluit omtrent de weigering van toegang is genomen, wordt krachtens artikel 6a, eerste lid, Vw een nieuwe vrijheidsontnemende maatregel opgelegd. Het nemen van een besluit omtrent de toegangsweigering en het opleggen van een nieuwe maatregel dient plaats te vinden binnen twee dagen nadat de onder het kopje Vrijheidsontneming op grond van artikel 6, derde lid, Vw onder a tot en met e genoemde situaties niet langer aan de orde zijn. De nieuwe vrijheidsontnemende maatregel wordt door de bevoegde ambtenaar van de IND opgelegd met gebruikmaking van het model M19A (zie ook paragraaf C1/2.5 Vc).

Voor toepassing van artikel 6a Vw dient sprake te zijn van een ‘significant risico op onttrekken aan het toezicht’. Wanneer er sprake is van een ‘significant risico op onttrekken aan het toezicht’ wordt vermeld in artikel 5.1a, vierde lid, Vb. Daarnaast dient de maatregel proportioneel en noodzakelijk te zijn met het oog op de overdracht. Bij Dublinclaimanten is de maatregel, anders dan bij andere vreemdelingen, niet gericht op terugkeer naar het land van herkomst of een ander veilig land waar de toelating gewaarborgd is, maar op overdracht aan een andere lidstaat. In de Verordening is een midden gezocht tussen enerzijds het belang van terughoudendheid ten aanzien van vrijheidsontneming en anderzijds het belang van een effectieve overdracht.

C

Paragraaf C1/2.5 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.5. De Grensprocedure

Het verloop van de grensprocedure is geregeld in artikel 3, derde tot en met zevende lid Vw en artikel 3.109b Vb. In de grensprocedure worden de artikelen 3.109 en 3.112 tot en met 3.115 Vb overeenkomstig toegepast, tenzij anders is bepaald.

De rust- en voorbereidingstermijn

In artikel 3.109 Vb is de rust- en voorbereidingstermijn beschreven. Conform artikel 3.109b, tweede lid Vb kan in de grensprocedure een kortere rust- en voorbereidingstermijn dan zes dagen gelden. De vreemdeling neemt het initiatief hiertoe, waarna in samenspraak met de IND de duur van de rust- en voorbereidingstermijn wordt bepaald. De IND heeft een inspanningsverplichting om volgens het verzoek van de vreemdeling te handelen. De rust- en voorbereidingstermijn is niet van toepassing als de grensprocedure wordt doorlopen terwijl de vreemdeling op strafrechtelijke gronden zijn vrijheid is ontnomen of een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid (zie paragraaf C1/2.2 onder a).

Voortzetting grensprocedure

De IND toetst tijdens de behandeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd voortdurend of de aanvraag conform artikel 3, derde lid Vw binnen de grensprocedure kan worden behandeld. Het uitgangspunt is dat de IND uiterlijk na het nader gehoor, op basis van volledige informatie, aan de vreemdeling kenbaar maakt indien zijn aanvraag niet in de grensprocedure verder kan worden behandeld. Hiervan kan worden afgeweken indien in een eerder of later stadium de relevante informatie voorhanden is.

In ieder geval in de volgende situaties zal reeds na het eerste gehoor geconcludeerd worden dat zijn aanvraag niet binnen de grensprocedure (verder) zal worden behandeld:

  • Indien na het eerste gehoor de identiteit, nationaliteit en herkomst van de vreemdeling met voldoende zekerheid is vastgesteld, waarbij geconcludeerd wordt dat de vreemdeling onder de werking van een besluit- of vertrekmoratorium valt, en er geen sprake is van contra-indicaties of 1F indicaties.

  • Indien na het eerste gehoor de identiteit, nationaliteit en herkomst van de vreemdeling met voldoende zekerheid is vastgesteld, waarbij in het betreffende landgebonden beleid is opgenomen dat er sprake is van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 15c van de Definitierichtlijn (2011/95/EU) en de vreemdeling daardoor waarschijnlijk in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, en er geen sprake is van contra-indicaties of 1F indicaties.

  • Indien na het eerste gehoor de identiteit, nationaliteit en herkomst van de vreemdeling met voldoende zekerheid is vastgesteld, waarbij geconcludeerd wordt dat dit om overige redenen bepalend is voor het inwilligen van de asielaanvraag, en er geen sprake is van contra-indicaties of 1F indicaties.

Indien de IND concludeert dat de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet binnen de grensprocedure verder kan worden behandeld, dan wordt van rechtswege de toegang verleend en de vrijheidsontnemende maatregel bedoeld in artikel 6, derde lid Vw, opgeheven. De IND meldt de vreemdeling uiterlijk om 18.00 uur aan bij het COA ten behoeve van de uitplaatsing. De behandeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd zal in dit geval worden opgeschort en verder worden behandeld in de algemene asielprocedure of de verlengde asielprocedure. De IND bepaalt in overleg met de gemachtigde van de vreemdeling, wanneer en op welke locatie de behandeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd zal worden voortgezet. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de opschorting een week duurt.

Voortzetting van detentie na de grensprocedure en daarop volgende toegangsweigering

Nadat de in paragraaf A5/3.1 onder het kopje Vrijheidsontneming op grond van artikel 6, derde lid, Vw onder a tot en met e genoemde situaties niet langer aan de orde zijn, neemt de ambtenaar belast met de grensbewaking zo spoedig mogelijk een besluit omtrent weigering van de toegang. Daarnaast legt de bevoegde ambtenaar middels model M19 of M19A een nieuwe vrijheidsontnemende maatregel op krachtens artikel 6, eerste en tweede lid juncto het zesde lid, Vw dan wel artikel 6a, eerste lid, Vw.

Het nemen van een besluit omtrent weigering van de toegang en opleggen van de nieuwe maatregel dient plaats te vinden binnen twee dagen nadat de in paragraaf A5/3.1 onder het kopje Vrijheidsontneming op grond van artikel 6, derde lid, Vw onder a tot en met e genoemde situaties niet langer aan de orde zijn. De IND motiveert in de beschikking model M19 of M19A:

  • dat een (significant) risico bestaat dat de vreemdeling zich aan het toezicht zal onttrekken, of de vreemdeling de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert;

  • of op de vreemdeling een afdoende minder dwingende maatregel doeltreffend is toe te passen;

  • of de maatregel ten aanzien van de vreemdeling onevenredig bezwarend is, en dat

  • er zicht op uitzetting dan wel overdracht bestaat.

Afwijken van de AA-termijnen binnen de grensprocedure

De IND bepaalt tijdens de grensprocedure of de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verder wordt behandeld binnen de grensprocedure onder voortzetting van de vrijheidsontnemende maatregel bedoeld in artikel 6 Vw.

Als de behandeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet afgerond kan worden binnen de termijnen van de algemene asielprocedure, kan de IND de behandeling voortzetten indien het vermoeden bestaat dat de aanvraag zal worden afgedaan met toepassing van artikel 30, 30a en 30b, Vw en de behandeling naar verwachting binnen de termijn als bedoeld in artikel 3, zesde lid, Vw kan worden afgerond. In artikel 3.118, tweede lid, Vb is bepaald dat de termijn voor het indienen van een zienswijze in dit geval een week bedraagt.

Dit doet zich onder andere voor indien er nader onderzoek noodzakelijk is naar:

  • 1. De identiteit, nationaliteit of reisroute van de vreemdeling.

  • 2. Mogelijk misbruik van de asielprocedure of naar mogelijke fraude.

  • 3. De mogelijkheid om de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd af te wijzen op grond van artikel 1F Vluchtelingenverdrag, op grond van openbare orde of op grond van nationale veiligheid.

Ad. 1

Dit kan onder andere door middel van:

  • nader onderzoek naar de documenten van de vreemdeling op echtheid of authenticiteit.

  • taalanalyse of een ander onderzoek naar de herkomst van de vreemdeling.

  • onderzoek naar de leeftijd van de vreemdeling.

De IND moet de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de grensprocedure voortvarend behandelen.

Indien duidelijk is dat de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet binnen de termijn zoals bedoeld in artikel 3, zesde lid, Vw kan worden afgedaan, verkrijgt de vreemdeling van rechtswege toegang tot Nederland en wordt de vrijheidsontnemende maatregel ex. artikel 6, derde lid, Vw opgeheven.

Intrekking van de asielaanvraag in de grensprocedure

Indien de vreemdeling de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd intrekt, neemt de ambtenaar belast met de grensbewaking zo spoedig mogelijk een besluit omtrent weigering van de toegang als bedoeld in artikel 14 juncto artikel 6 SGC (model M17). Na het nemen van dit besluit, legt de bevoegde ambtenaar middels beschikking model M19 of M19A een nieuwe vrijheidsontnemende maatregel op krachtens artikel 6, eerste en tweede lid Vw dan wel artikel 6a Vw. Het nemen van een besluit omtrent weigering van de toegang en het opleggen van deze nieuwe maatregel dient plaats te vinden binnen twee dagen na intrekking van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

Inbewaringstelling op grond van artikel 59b Vw na grensprocedure

Indien de vreemdeling een gevaar vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid, terwijl de aanvraag niet binnen de termijn zoals bedoeld in artikel 3, zesde lid, Vw kan worden afgedaan, stelt de bevoegde ambtenaar van de IND de vreemdeling aansluitend in bewaring op grond van artikel 59b, Vw of verzoekt de IND aan de ambtenaar belast met het toezicht op vreemdelingen, zijnde de Hulpofficier van Justitie, de vreemdeling aansluitend in bewaring te stellen op grond van artikel 59b, Vw. Hiervan is in ieder geval sprake indien de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd mogelijk met toepassing van artikel 1F Vluchtelingenverdrag kan worden afgewezen (zie paragraaf A5/6.3 Vc).

D

Het model M17A Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden als aangegeven in bijlage 1.

E

Het model M18A Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden als aangegeven in bijlage 2.

F

Het model M19 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden als aangegeven in bijlage 3.

G

Het model M19A Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden als aangegeven in bijlage 4.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 1 mei 2020

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, C. Riezebos wnd. directeur-generaal Migratie

BIJLAGE 1

Model M17A Formulier voor het weigeren van toegang aan de grens aan onderdanen van derde landen na afhandeling van de asielaanvraag in de grensprocedure

BIJLAGE 2

Model M18A Beschikking uitstellen van de toegangsweigering van asielzoekers

BIJLAGE 3

Model M19 Beschikking tot aanwijzing van een ruimte of plaats ingevolge artikel 6, eerste lid, of eerste en tweede lid, of derde lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw)

BIJLAGE 4

Model M19A Beschikking tot aanwijzing van een ruimte of plaats ingevolge artikel 6 derde lid of artikel 6a van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) aan Dublinclaimanten

TOELICHTING

Met dit Wijzigingsbesluit wordt de Vreemdelingencirculaire in lijn gebracht met de wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw) tot aanpassing van de wettelijke grondslag voor vrijheidsontneming van asielzoekers na afwijzing of niet in behandeling nemen van een aan de grens ingediend asielverzoek (TK 2018–2019, 35 271 nr.2).

In de memorie van toelichting op het wetsvoorstel (TK 2018–2019, 35 271 nr.3) wordt uiteengezet wat de aanleiding is voor de aanpassing van de Vw en wordt toegelicht waarom de tekst van de artikelen 3 en 6 Vw is gewijzigd. Uit deze aanpassingen volgt dat grensdetentie in de beroepsfase van de asielprocedure voortaan gehandhaafd kan blijven op artikel 6, derde lid, Vw. Daarmee is grensdetentie mogelijk in alle situaties waarin (nog) geen sprake is van een toegangsweigering en bewaring gelet op het arrest Gnandi (C-181/16) en de beschikking in de zaak C. c.s. (C-269/18 PPU) niet kan worden gebaseerd op de Terugkeerrichtlijn. De vreemdeling heeft vanwege de rechtsmiddelentermijn of de ingediende rechtsmiddelen immers nog het recht om in Nederland te blijven. Wanneer deze situatie niet langer van toepassing is, wordt de toegangsweigering zo spoedig mogelijk genomen, zodat de detentie kan worden voortgezet op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, juncto het zesde lid, Vw dan wel artikel 6a Vw. In de betreffende paragrafen is tevens opgenomen dat de vrijheidsontnemende maatregel binnen twee dagen omgezet dient te worden (vgl. AbRS 21 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:504).

In paragraaf A1/7.3 Vc is opgenomen dat een beroep gericht tegen de vrijheidsontnemende maatregel die na de grensprocedure wordt opgelegd, ingevolge artikel 94, tweede lid, Vw geacht wordt mede een beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel te omvatten. De situatie als bedoeld in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 oktober 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2675), waarin de toegangsweigering was opgenomen in het asielbesluit, is immers niet meer van toepassing. Dit betekent dat weer toepassing gegeven kan worden aan het bepaalde in artikel 94, tweede lid, Vw.

In de tekst zijn verder een aantal redactionele aanpassingen doorgevoerd.

Daarnaast worden enkele bestaande modellen aangepast zodat ook deze overeenkomen met de wijzigingen van de Vw en de nieuwe werkwijze. Tot slot wordt een nieuw model (model M17A) toegevoegd waarmee de toegang kan worden geweigerd na afhandeling van de asielaanvraag in de grensprocedure. Voorheen gold ingevolge het toenmalige artikel 3, zesde lid, Vw het besluit waarbij het asielverzoek in de grensprocedure werd afgewezen, tevens als toegangsweigering en werd geen apart model gebruikt voor de toegangsweigering (vgl. ook de hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling van 14 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2675). Het opnemen van de toegangsweigering in het besluit op de asielaanvraag is in de huidige systematiek en met de wijzigingen in de Vw niet langer mogelijk. Gelet daarop wordt een nieuw model ingevoerd waarmee de toegang in deze situaties kan worden geweigerd. In het model wordt verwezen naar de omstandigheid dat het asielverzoek niet noopt tot toegang, dat de vreemdeling niet langer het recht heeft om als verzoeker op het grondgebied van Nederland te verblijven en worden tevens de gronden genoemd in de uitgestelde toegangsweigering (het model M18A) herhaald en ingelast.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, namens deze, C. Riezebos wnd. directeur-generaal Migratie

Naar boven