Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 24 april 2020, nr. WJZ/ 20100241, houdende wijziging van de Regeling bruin- en ringrot 2000

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 14, onderdeel b, van het Besluit bestrijding schadelijke organismen;

Besluit:

ARTIKEL I

Bijlage 2 bij de Regeling bruin- en ringrot 2000 wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 24 april 2020

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

1. Inleiding

Met deze wijziging van de Regeling bruin- en ringrot 2000 (hierna: de regeling) worden enkele, eerder aangewezen, beregeningsverbodsgebieden in het zuidoosten van Nederland aangepast. In de bijlage bij deze regeling zijn de kaarten van de beregeningsverbodsgebieden opgenomen zoals deze gelden bij inwerkingtreding van deze regeling.

In de beregeningsverbodsgebieden is het verboden oppervlaktewater te gebruiken voor en bij de teelt van consumptie- en zetmeelaardappelen en andere waardplanten van het quarantaine-organisme Ralstonia solanacearum. Deze bacterie veroorzaakt bruinrot. Een besmetting met bruinrot heeft grote gevolgen voor aardappelteelten en -bedrijven en kan tot omvangrijke schade leiden.

Voor de teelt van pootaardappelen (NAK-pootgoed, ATR-pootgoed én TBM-pootgoed) geldt in heel Nederland een verbod op het gebruik van oppervlaktewater.

2. Wijziging van de beregeningsverbodsgebieden

Het oppervlaktewater in beregeningsverbodsgebieden is besmet of vermoedelijk besmet met de bacterie Ralstonia solanacearum.

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) onderzoekt met behulp van watermonsters jaarlijks oppervlaktewateren in Nederland op de aanwezigheid van deze bacterie. De resultaten van dit onderzoek zijn bepalend voor het vaststellen van de beregeningsverbodsgebieden. Uitgangspunt voor het vaststellen van de omvang van beregeningsverbodsgebieden is dat deze niet groter moeten zijn dan noodzakelijk is, rekening houdend met fytosanitaire risico’s en waterstromen.

Wanneer blijkt dat in (delen van) eerder aangewezen beregeningsverbodsgebieden drie jaar achtereen de bacterie niet (meer) voorkomt, kan een beregeningsverbodsgebied of delen daarvan worden opgeheven. Telers mogen het oppervlaktewater in de opgeheven gebieden gebruiken voor het beregenen van consumptie- en zetmeelaardappelen.

Op basis van nieuwe resultaten van het bemonsteringsonderzoek kan nu opnieuw een aantal verbodsgebieden ingeperkt dan wel opgeheven worden in met name het zuidoosten van Nederland. Hierdoor neemt de oppervlakte van de beregeningsverbodsgebieden met 11,6% af ten opzichte van de omvang van deze gebieden in 2019.

3. Regeldruk

Deze regelingswijziging heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten of nalevingskosten voor aardappeltelers. Zij hoeven immers geen administratieve of andere handelingen te verrichten om het beregeningsverbod na te leven. Voor telers met percelen consumptie- en zetmeelaardappelen in de beregeningsverbodsgebieden, of delen daarvan, die nu opgeheven worden, kan eventueel een gunstiger bedrijfseffect optreden. Omdat de consumptie- en zetmeelaardappelen beregend mogen worden met oppervlaktewater, kan de opbrengst van deze teelten hoger uitvallen, dan wel kan in perioden van droogte de opbrengstreductie verminderd worden. Beregenen in tijden van droogte is alleen toegestaan als de overheid geen beregeningsverbod heeft ingesteld.

4. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Hiermee wordt afgeweken van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten voor regelgeving en van het uitgangspunt dat regelingen twee maanden voor inwerkingtreding worden gepubliceerd. Een afwijking van deze termijnen is te verantwoorden. Het is voor aardappeltelers in de betreffende beregeningsverbodsgebieden van groot belang exact en zo spoedig mogelijk op de hoogte te zijn welke delen van de betreffende beregeningsverbodsgebieden worden opgeheven, zodat zij daar waar mogelijk tijdens droogte het oppervlaktewater in de opgeheven gebieden kunnen gebruiken voor het beregenen van hun percelen consumptie- of zetmeelaardappelen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven