Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 28 april 2020, nr. WJZ/18205482, tot wijziging van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE's en de Regeling handel levende dieren en levende producten in verband met een tweede verzamelslag voor runderen jonger dan 12 weken en de introductie van de mogelijkheid van afvoer van runderen naar een mesterij

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op de artikelen 17, 18 en 77 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. De lettering van de onderdelen in de opsomming vervalt. De onderdelen worden alfabetisch gerangschikt.

2. De punt aan het slot van het onderdeel ‘paardenverzamelcentrum’ wordt vervangen door een puntkomma.

3. De puntkomma aan het slot van het onderdeel ‘wet’ wordt vervangen door een punt.

4. Het onderdeel ‘blokperiode’ wordt als volgt gewijzigd:

a. Na onderdeel 3 wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • 3a. ten hoogste 30 uur op een runderverzamelcentrum, in geval de runderen die worden verzameld jonger dan 12 weken zijn;.

b. In onderdeel 5, tweede streep, wordt ‘geen fokrunderen zijn’ vervangen door ‘geen fokrunderen of runderen, jonger dan twaalf weken zijn’.

5. Het onderdeel ‘fokrunderen’ komt te luiden:

fokrunderen: runderen, ouder dan 2 maanden, die kennelijk bestemd zijn voor de fokkerij in een lidstaat of een derde land;.

6. In alfabetische volgorde wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

mestrunderen: runderen die zijn bestemd om te worden afgevoerd naar een mesterij of een niet in Nederland gelegen bedrijf om te worden gemest voor de slacht;.

7. Het onderdeel ‘weiderunderen’ vervalt.

B

In artikel 37, derde lid, wordt ‘weiderunderen’ vervangen door ‘mestrunderen’.

C

In artikel 38 wordt, onder vernummering van het vijfde tot zesde lid, na het vierde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 5. Het eerste lid is niet van toepassing op het tegelijkertijd bijeenbrengen op een runderverzamelcentrum van fokrunderen met een verschillende gezondheidsstatus en slachtrunderen, mits de fokrunderen en de slachtrunderen in afzonderlijke epidemiologische eenheden afgescheiden van elkaar worden gehouden en er gedurende de blokperiode van de slachtrunderen geen fokrunderen worden aan- of afgevoerd.

D

Voor artikel 39 worden in paragraaf 4.1 twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 38a

  • 1. In afwijking van artikel 37, eerste lid, worden mestrunderen van een mesterij uitsluitend rechtstreeks afgevoerd naar en bijeengebracht op:

    • a. een al dan niet in Nederland gelegen slachthuis;

    • b. één of meer niet in Nederland gelegen bedrijven.

  • 2. In afwijking van het eerste lid mogen mestrunderen jonger dan 16 weken en die zijn geboren op een mesterij rechtstreeks worden afgevoerd naar een andere mesterij indien er in de laatste 21 dagen voor de afvoer geen evenhoevigen meer zijn aangevoerd op de mesterij van herkomst.

  • 3. In afwijking van het eerste lid mogen mestrunderen ouder dan 6 weken en jonger dan 12 maanden eenmalig rechtstreeks worden afgevoerd naar een andere mesterij in Nederland.

Artikel 38b

  • 1. De eigenaar of exploitant van een mesterij als bedoeld in artikel 38a meldt de mesterij aan bij de minister.

  • 2. De eigenaar of exploitant kan de mesterij afmelden bij de minister indien zich op de mesterij geen mestrunderen meer bevinden en er gedurende 21 dagen vóór de afmelding overeenkomstig de artikelen 38a of 46 geen evenhoevigen op de mesterij zijn aangevoerd.

  • 3. Het tweede lid is niet van toepassing op de eigenaar of exploitant van een mesterij die bedrijfsmatig mestrunderen jonger dan 12 maanden houdt.

  • 4. Voor de aan- en afmelding, bedoeld in het eerste en tweede lid, is de eigenaar of exploitant een retributie verschuldigd van 25 euro per melding.

E

Artikel 44 komt te luiden:

Artikel 44

Slachtrunderen worden van een ingevolge artikel 21 erkend runderverzamelcentrum rechtstreeks afgevoerd naar een al dan niet in Nederland gelegen slachthuis.

F

Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. een al dan niet in Nederland gelegen slachthuis.

2. Het tweede en vierde lid vervallen.

3. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

4. Na het tweede lid (nieuw) worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van het eerste lid kunnen runderen, jonger dan 12 weken, eenmaal van het in het eerste lid bedoelde runderverzamelcentrum worden afgevoerd naar een ander ingevolge artikel 21 erkend runderverzamelcentrum.

  • 4. Indien op het andere runderverzamelcentrum, bedoeld in het derde lid, de aangevoerde runderen afkomstig zijn van verschillende verzamelcentra of andere plaatsen in een blokperiode tegelijkertijd bijeen worden gebracht, worden alle in die blokperiode bijeengebrachte runderen rechtstreeks afgevoerd naar een in Nederland gelegen bedrijf.

G

Na artikel 45 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 45a

  • 1. De eigenaar of exploitant van een ingevolge artikel 21 erkend runderverzamelcentrum waarvandaan of waarop runderen onder toepassing van artikel 45, derde lid, respectievelijk worden afgevoerd en aangevoerd, meldt het runderverzamelcentrum bij de minister.

  • 2. Het verzamelen op een runderverzamelcentrum als bedoeld in artikel 45, derde lid, geschiedt, in aanvulling op artikel 23, eerste lid, onder c, overeenkomstig een door de minister goedgekeurd drenkprotocol.

  • 3. Op een runderverzamelcentrum als bedoeld in het eerste lid geschiedt de kennisgeving, bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, in afwijking van dat artikel onmiddellijk na respectievelijk voor iedere aan- en afvoer van runderen.

H

Artikel 46 komt te luiden:

Artikel 46

  • 1. Mestrunderen worden van een ingevolge artikel 21 erkend runderverzamelcentrum rechtstreeks afgevoerd naar:

    • a. een al dan niet in Nederland gelegen slachthuis;

    • b. een mesterij als bedoeld in artikel 38b;

    • c. één of meer niet in Nederland gelegen bedrijven.

  • 2. Het eerste lid, aanhef en onder b, is alleen van toepassing op mestrunderen jonger dan 16 weken, die zijn geboren op een mesterij, indien die mestrunderen van een ingevolge artikel 21 erkend runderverzamelcentrum worden afgevoerd naar een mesterij indien er in de laatste 21 dagen voor de afvoer geen runderen meer zijn aangevoerd op de mesterij van herkomst.

  • 3. Het eerste lid, aanhef en onder b, is alleen van toepassing op mestrunderen ouder dan 6 weken en jonger dan 12 maanden, indien die mestrunderen eenmalig, van een ingevolge artikel 21 erkend runderverzamelcentrum worden afgevoerd naar een andere mesterij in Nederland.

I

In artikel 48a, derde lid, wordt ‘150 euro’ vervangen door ‘25 euro’.

J

Artikel 48c wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De eigenaar of exploitant van een ingevolge artikel 21 erkend schapen- en geitenverzamelcentrum waarvandaan of waarop schapen of geiten met toepassing van de artikelen 47, tweede lid, of 48, tweede lid, respectievelijk worden afgevoerd en aangevoerd, meldt het schapen- en geitenverzamelcentrum aan bij de minister.

2. In het derde lid wordt ‘aangevoerd’ vervangen door ‘afgevoerd’.

ARTIKEL II

In artikel 3.13c, vierde lid van de Regeling handel levende dieren en levende producten wordt de zinsnede ‘één bedrijf, één erkend verzamelcentrum of één slachthuis’ vervangen door ‘één bedrijf van bestemming’.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 28 april 2020

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

1. Aanleiding

Met de onderhavige wijzigingsregeling zijn de mogelijkheden verruimd om een zogenoemde tweede verzamelslag uit te voeren bij runderen jonger dan 12 weken. Daarnaast worden in de onderhavige regeling de afvoermogelijkheden van mestrunderen van een mesterij of een erkend runderverzamelcentrum beschreven. Ook wordt met deze wijzigingsregeling de mogelijkheid geboden om, onder voorwaarden, fokrunderen en slachtrunderen afgescheiden in verschillende epidemiologische eenheden tegelijkertijd onder te brengen. Tot slot bevat de wijzigingsregeling nog enkele technische wijzigingen.

2. Oude situatie

2.1 Tweede verzamelslag kalveren

De Nederlandse kalversector wordt voor een groot deel voorzien van nuchtere kalveren door de Nederlandse melkveehouderij. Zo’n 17.000–20.000 kalveren worden elke week opgehaald van het bedrijf van geboorte (gemiddeld 3 kalveren per UBN). Deze kalveren zijn zeer divers in grootte, gewicht en kwaliteit. Een proces van selectie en sorteren is noodzakelijk om homogene groepen te vormen voor een opvolgende kalverhouder. Door een tweede verzamelslag kan er beter gesorteerd worden en kunnen er grotere homogene groepen gevormd worden.

Daarnaast kan er meer regionaal verzameld worden en worden de lengte van de transporten korter, zowel in het traject naar het verzamelcentrum als van het verzamelcentrum naar een volgende (eind)bestemming. Tussendoor kunnen de kalveren rusten in het verzamelcentrum.

Voor de inwerkingtreding van onderhavige regeling was het op grond van de Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten, zoönosen en TSE’s (hierna: de Regeling preventie) slechts toegestaan een tweede verzamelslag uit te voeren bij slachtrunderen en runderen jonger dan 12 weken indien de betrokken eigenaar of exploitant van het verzamelcentrum was aangesloten bij een, op grond van de Regeling preventie, erkend kwaliteitssysteem.

In de praktijk is gebleken dat de ontwikkeling van een kwaliteitssysteem problemen met zich bracht. Een dergelijk kwaliteitssysteem heeft daardoor nooit bestaan. Gelet hierop heeft de sector besloten om de ontwikkeling van een kwaliteitssysteem te staken en de minister te verzoeken om zelf voorschriften te stellen voor het uitvoeren van een tweede verzamelslag. In paragraaf 3 worden de voorwaarden voor het uitvoeren van een tweede verzamelslag besproken.

2.2 Mesterij

In de praktijk kan blijken dat een groep oudere runderen die op een erkend verzamelcentrum zijn gebracht nog niet geschikt is voor de slacht, maar nog verder moet worden gemest.

De Regeling preventie bevatte voor de inwerkingtreding van deze wijzigingsregeling een voorziening voor weiderunderen. Dit waren vrouwelijke runderen, ouder dan 12 maanden, die bestemd waren om te worden afgevoerd naar een mesterij. Het was toegestaan dat weiderunderen van een erkend runderverzamelcentrum naar een mesterij werden vervoerd, indien de eigenaar of exploitant van die mesterij deelnam aan een erkend kwaliteitssysteem. Net als bij de tweede verzamelslag van kalveren is er door de sector wel ingezet op de

ontwikkeling van een kwaliteitssysteem, maar in de praktijk is gebleken dat er problemen waren met het voldoen aan de eisen voor een dergelijk systeem en de daarbij behorende kosten. Om die reden heeft de sector de minister verzocht om ook hiervoor voorschriften vast te stellen voor het vervoer van mestrunderen via een erkend runderverzamelcentrum.

In artikel I, onderdelen D, F, G, H en I, wordt voorzien in de mogelijkheden van een tweede verzamelslag bij kalveren en het vervoer van mestrunderen.

3. Nieuwe situatie

3.1 Tweede verzamelslag kalveren

Artikel I, onderdeel F, derde lid, maakt een tweede verzamelslag bij runderen jonger dan 12 weken mogelijk. Een tweede verzamelslag brengt extra risico’s voor de diergezondheid en het dierenwelzijn met zich. Om die reden worden er zowel aanvullende eisen gesteld aan de tweede verzamelslag als aan de erkende verzamelcentra die deelnemen aan een tweede verzamelslag in vergelijking met erkende verzamelcentra waarop slechts één verzamelslag plaatsvindt.

Allereerst moeten het erkende verzamelcentrum van vertrek en het erkende verzamelcentrum van bestemming zich, op grond van artikel 45a, eerste lid, van de Regeling preventie aanmelden bij de minister. Deze melding is noodzakelijk zodat duidelijk wordt welke erkende verzamelcentra deelnemen aan een tweede verzamelslag en waar door de NVWA toezicht moet worden gehouden op de voor deze tweede verzamelslag geldende, aanvullende voorschriften.

Daarnaast volgt uit artikel 45a, derde lid, van de Regeling preventie, dat verzamelcentra die meewerken aan het uitvoeren van een tweede verzamelslag verplicht zijn om elke aan- of afvoer van dieren van het erkende verzamelcentrum, ongeacht of sprake is van een eerste of tweede verzamelslag, onmiddellijk na respectievelijk voor ieder aanvoer of afvoer te melden in I&R rund. Hiermee wordt afgeweken van de reguliere termijn van registratie binnen 3 dagen die volgt uit artikel 20 van de Regeling identificatie en registratie van dieren. Deze afwijking is noodzakelijk, omdat iedere extra verzameling een extra veterinair risico met zich brengt. Door de eis van een onmiddellijke melding is altijd duidelijk waar welke dieren zich bevinden. Dat is van belang om een goede tracking en tracing uit te kunnen voeren bij een uitbraak van een dierziekte en om toezicht te kunnen houden op de uitvoering van de tweede verzamelslag.

Een ander element dat geborgd moet worden is dierenwelzijn. De dieren waar het hier om gaat zijn jong en dienen in bepaalde zaken te worden voorzien. Drenken is daar onderdeel van. De verzamelcentra die gebruik willen maken van de mogelijkheid tot een tweede verzamelslag, dit zijn dus zowel het eerste als het tweede verzamelcentrum, dienen over een drenkprotocol te beschikken en deze uit te voeren. Het protocol wordt goedgekeurd door de minister (artikel 45a, tweede lid).

Ook omvat de totale duur van het verzamelen, dus vanaf het moment van de eerste verzameling tot het afvoeren van de tweede verzamelslag, niet meer dan 30 uur. De houder van het tweede verzamelcentrum is verantwoordelijk voor het voldoen aan het voorschrift van een maximale termijn van 30 uur en zorgt voor tijdige afvoer. Dit tenzij de maximumduur al wordt bereikt op het eerste verzamelcentrum, in welk geval de houder van verzamelcentrum verantwoordelijk is – en een tweede verzamelslag niet meer is toegestaan. Als de afvoer vanaf het eerste verzamelcentrum zodanig vertraagd is dat de tweede verzamelslag redelijkerwijs niet binnen 30 uur afgerond zou kunnen worden, dan is een tweede verzamelslag niet toegestaan. Het toch overschrijden van de 30 uur wordt dan gezien als een overtreding door het tweede verzamelcentrum.

Met artikel 45, vierde lid (nieuw), wordt geregeld dat in het geval dat er in die verzameling zich één of meer runderen bevinden die voor de tweede keer verzameld worden, alle runderen in die verzamelslag rechtstreeks worden afgevoerd naar een bedrijf in Nederland. Deze runderen mogen dus niet meer naar een verzamelcentrum worden gebracht, of worden afgevoerd naar een bedrijf in een andere lidstaat. De afvoer naar een verzamelcentrum wordt niet toegestaan om te voorkomen dat deze dieren meer dan twee keer een verzamelcentrum aandoen. De afvoer van deze fok- en gebruiksrunderen naar andere lidstaten is uitgesloten, omdat dit immers in strijd is met artikel 6, eerste lid, eerste gedachtestreepje van de Richtlijn van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens (PbEU 1964 L 121) (hierna: Rl 64/432).

3.2 Mestrunderen

Sommige runderen zijn nog niet geschikt voor de slacht. Het is voor deze dieren wenselijk om eerst vetgemest te worden op een mesterij voordat ze geslacht worden. De artikelen 38a (van een mesterij naar een slachthuis of een bedrijf in het buitenland, artikel I, onderdeel D) en 46 (vanaf een erkend runderverzamelcentrum naar een slachthuis, een mesterij, of bedrijf in het buitenland, artikel I, onderdeel G) maken die afvoer mogelijk.

Voor evenhoevigen, waaronder runderen, biedt artikel 37, eerste lid, van de Regeling preventie het kader op welke plekken evenhoevigen bijeen mogen worden gebracht. Artikel 36 van de Regeling preventie geeft aan dat de voorschriften in hoofdstuk 4 van de Regeling preventie daarbij in acht moeten worden genomen.

Met de artikelen 38a en 46 wordt voor mestrunderen bepaald onder welke voorwaarden zij naar de in die artikelen voorgeschreven locaties vervoerd mogen worden.

Deze dieren worden in dat geval aangemerkt als mestdieren. Nadat de mestdieren verder zijn gemest in de mesterij, kunnen zij rechtstreeks worden afgevoerd naar een slachthuis of naar een andere in het buitenland gelegen bestemming, zie artikel 38a, eerste lid.

De eigenaar of exploitant van een mesterij dient zich bij de minister aan te melden, zodat de status van het bedrijf duidelijk is en op een verzamelcentrum kan worden beoordeeld of afvoer naar een specifieke mesterij is toegestaan (artikel 38b, eerste lid). Als geen gebruik meer wordt gemaakt van de mogelijkheid om dieren te ontvangen vanaf een verzamelcentrum, kan de exploitant zich afmelden als hij gedurende 21 dagen vóór de afmelding geen evenhoevigen heeft ontvangen van een verzamelcentrum en er geen mestrunderen meer op zijn bedrijf aanwezig zijn (artikel 38b, tweede lid). De termijn van 21 dagen is van belang om veterinaire risico’s te minimaliseren. Indien de binnen die 21 dagen aangevoerde mestdieren geïnfecteerd zouden zijn met ziektekiemen dan zouden deze zich binnen die periode manifesteren. Als de eigenaar of exploitant zich heeft afgemeld ontstaat weer de mogelijkheid om fok- en gebruiksdieren op het bedrijf aan te voeren.

Op reguliere kalvermesterijen komt het regelmatig voor dat er 21 dagen geen mestdieren worden ontvangen. Deze mesterijen zouden zich dan in het systeem als mesterij af kunnen melden. Dat is ongewenst, omdat bij de afmelding hun status dan niet meer overeenkomt met de werkelijkheid. Daarom is in het derde lid van artikel 38b bepaald dat het tweede lid niet van toepassing is op de reguliere kalvermesterijen; dit zijn de mesterijen die bedrijfsmatig mestrunderen jonger dan 12 maanden houden.

Kalveren die bij uitzondering op de mesterij worden geboren mogen al dan niet via een verzamelcentrum naar een andere mesterij worden afgevoerd indien in de laatste 21 dagen voor afvoer geen runderen zijn toegevoegd aan het mestbedrijf (artikel 38a, tweede lid (vanaf een mesterij) en artikel 46, derde lid (vanaf een erkend runderverzamelcentrum). Ook hier is het doel veterinaire risico’s te minimaliseren. Deze vervoersstroom is in overeenstemming met de vervoersmogelijkheden die aan fok- en gebruiksrunderen in artikel 6, eerste lid, eerste gedachtestreepje, Rl 64/432 wordt geboden.

Artikel 38a, derde lid, (vanaf een mesterij) en artikel 46, derde lid, (vanaf een erkend runderverzamelcentrum) zien op de huidige praktijk waar van een zogenaamde startmesterij kalveren tussen de zes weken en 12 maanden worden verplaatst naar een opvolgmesterij in Nederland. De kalveren moeten op grond van artikel 40, eerste lid, Regeling preventie minimaal 21 dagen op het startbedrijf blijven. Daarna kunnen zij eenmalig worden vervoerd naar een zogeheten opvolgmesterij in Nederland

Bovenstaande wijzigingen ten aanzien van de tweede verzamelslag en de mesterij zijn in overeenstemming met Rl 64/432. Deze richtlijn geeft voorschriften voor het intracommunautair handelsverkeer in runderen en varkens die zich met name richten op de gezondheidsstatus van fok- en gebruiksrunderen en slachtrunderen ter preventie van besmettelijke dierziekten. In tegenstelling tot Richtlijn van de Raad van 28 januari 1991 inzake veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in schapen en geiten (PbEU 1991, L 46), bevat Rl 64/432 geen specifieke voorschriften over vervoersstromen van mestrunderen. Deze categorie runderen valt onder het Europese begrip van fok- en gebruiksrunderen in artikel 2, tweede lid, onder c, Rl 64/432. Runderen jonger dan 12 weken waarvoor de mogelijkheid van een tweede verzamelslag wordt ingevoerd, vallen ook in de voornoemde categorie. De artikelen 3 tot en met 7 van die Richtlijn bevatten voorschriften ten aanzien van de gezondheidsstatus en de toegelaten vervoersstromen van fok- en gebruiksdieren en slachtdieren in het intracommunautair handelsverkeer.

Ten aanzien van het intracommunautaire handelsverkeer voor slachtdieren wordt nog opgemerkt dat een slachtdier op grond van artikel 2, tweede lid, onder b, Rl 64/432 een verzamelcentrum mag aandoen voordat het naar de slacht wordt gebracht. Omdat artikel 44 van de onderhavige wijzigingsregeling ziet op het vervoer van slachtrunderen vanaf een verzamelcentrum is afvoer naar een ander verzamelcentrum, wegens strijdigheid met Rl 64/432, geen mogelijkheid.

4. Overige wijzigingen

Op grond van artikel 38, eerste lid, van de Regeling preventie is het niet toegestaan om op een locatie waar meerdere epidemiologische eenheden zijn gevestigd, zowel in een eenheid fok- en gebruiksrunderen onder te brengen, als in een andere eenheid op dezelfde locatie slachtrunderen onder te brengen. Gelet op de ontwikkelingen rond bioveiligheidseisen van epidemiologische eenheden (strikte ruimtelijke scheiding tussen de eenheden en uitgewerkte protocollen) zijn er geen redenen om het verbod in artikel 38, eerste lid, van de Regeling preventie te handhaven voor fok- en gebruiksrunderen en slachtrunderen. Daarom wordt in artikel 38, vijfde lid, (nieuw) onder voorwaarden, een uitzondering gemaakt op het onderbrengen van fok- en gebruiksrunderen en slachtrunderen in afzonderlijke epidemiologische eenheden op dezelfde locatie. Op grond van vierde lid van dit artikel was dat al mogelijk voor runderen jonger dan 12 weken.

Artikel I, onderdelen A, B, E en J bevatten aanpassingen van technische aard en verduidelijkingen.

Met de wijziging in artikel II (artikel 3.13c, vierde lid, Regeling handel levende dieren en levende producten) wordt verduidelijkt dat het bedrijf van bestemming niet slechts het bedrijf van de werkelijke eindbestemming is, maar dat dit bijvoorbeeld ook een verzamelcentrum kan zijn. Dit is in overeenstemming met de definitiebepaling van het begrip in de Regeling handel levende dierlijke producten.

5. Notificatie

Een ontwerp van deze regeling is genotificeerd onder richtlijn 2015/1535/EU (kennisgevingsnummer 2019/365/NL). De bijbehorende standstill is, na verlenging, op 24 januari 2020 geëindigd. De Europese Commissie heeft op 21 oktober 2019 een Uitvoerig gemotiveerde mening over de ontwerpregelgeving uitgebracht.

De Commissie merkt op dat de ontwerpregeling in strijd is met artikel 2, tweede lid, onder b en artikel 6, eerste lid, Rl 64/432.

Hierop in de ontwerpregeling aangepast. Voor slachtrunderen wordt alleen de afvoer van een verzamelcentrum naar een slachthuis toegestaan. Fok- en gebruiksrunderen die deelnemen aan een tweede verzamelslag mogen alleen nog maar worden afgevoerd naar een in Nederland gelegen bedrijf. Zie respectievelijk artikel I, onderdeel E en onderdeel F en de daarbij behorende toelichting.

De Commissie vraagt zich af hoe wordt geborgd dat fok- en gebruiksrunderen die vanaf een mesterij naar een bedrijf in het buitenland of een slachthuis in het buitenland gaan, aan de eis van artikel 6, eerste lid, eerste gedachtestreepje, Rl 64/432 voldoen.

Op basis van de artikelen 3.3 jo. 3.2 jo. 2.5 Regeling handel levende dieren en levende producten wordt geverifieerd of er wordt voldaan aan de vereisten die Rl 64/432 stelt voor fok- en gebruiksrunderen of slachtrunderen. Pas dan wordt er door de officiële dierenarts een gezondheidscertificaat afgegeven.

Tot slot merkt de Commissie op dat zowel verzamelcentra voor runderen als voor schapen en geiten moeten worden erkend. Zowel Rl 64/432 voor varkens als Richtlijn 91/68 voor schapen en geiten stellen daaraan eisen.

In de artikelen 23, 23a en 24 van de Regeling preventie worden voorschriften gesteld waar een erkend verzamelcentrum, afhankelijk van de diersoort, aan moet voldoen. De vereisten voor de erkenning van verzamelcentra en de vereisten waar een erkend verzamelcentrum aan moeten voldoen, zijn in overeenstemming met de Europese eisen die gesteld worden in Rl 64/432 en Richtlijn 91/68. Indien een verzamelcentrum daaraan voldoet, zal deze door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit worden erkend. Tot slot geeft artikel 25 van de Regeling preventie aan dat de minister bij niet-naleving van de eisen door een erkend verzamelcentrum aan de erkenning nadere voorwaarden kan verbinden, de erkenning kan opschorten of de erkenning kan intrekken. Ook dit artikel heeft betrekking op beide diersoorten. Dit betekent dus dat in de huidige regelgeving al voorschriften zijn opgenomen waarmee wordt voldaan aan de Europese regelgeving.

6. Regeldruk

Een verschil met de bestaande situatie is dat mesterijen zich dienen aan te melden in een centrale database beheerd door de RVO. De verwachting is dat ongeveer 1.500 bedrijven zich zullen melden als mestbedrijf. Dit zijn kalverhouders en mestrunderhouders. De registratie van deze bedrijven als mestbedrijf is noodzakelijk zodat het duidelijk is wat de status van het bedrijf is. Een aan- of afmelding kost geld, maximaal 25 euro per melding. Als een bedrijf eenmaal is aangemeld en daarna de status niet meer veranderd (dus zich niet afmeldt als mestbedrijf) dan zijn dat eenmalige kosten. Deze financiële bijdrage is nodig om de jaarlijkse kosten van 12.500 euro van RVO te kunnen dekken.

Ook de verzamelcentra die van de mogelijkheid van een tweede verzamelslag gebruik willen maken dienen zich aan te melden en wel bij de NVWA. Dat is een extra handeling, maar daar worden geen kosten voor in rekening gebracht. De meldingsplicht geldt voor zowel de eerste verzamelplaats als voor de tweede waarnaar de dieren worden getransporteerd.

Een andere eis is dat op verzamelplaatsen die gebruik maken van een tweede verzamelslag een goedgekeurd drenkprotocol aanwezig dient te zijn. Dat is een protocol waarin is aangegeven wanneer en hoe de jonge kalveren gevoerd dienen te worden gedurende de periode waarin ze verzameld worden. Deze periode is gemaximeerd op 30 uur. In de praktijk wordt al met zo’n drenkprotocol gewerkt op een beperkt aantal erkende verzamelplaatsen. Uit deze eisen vloeien dus nauwelijks extra administratieve en uitvoeringslasten voort.

De wijzigingen vormen dus een lastenverzwaring. Als deze echter worden afgezet tegen de extra mogelijkheden die de sector krijgt om hun dieren te verwaarden dan zal er sprake zijn van een lastenverlichting. Het wordt dan bijvoorbeeld mogelijk om dieren die nog niet geschikt zijn voor de slacht nog een extra tijd te mesten en meer uniforme koppels te maken die als groep in het handelsverkeer meer waard zijn. Daarnaast kan er meer regionaal verzameld worden en worden de lengtes van de transporten korter, zowel in het traject naar het verzamelcentrum als vanaf het verzamelcentrum. Vanwege deze extra voordelen wordt met deze wijzigingen invulling gegeven aan de wens van de sector om een tweede verzamelslag mogelijk te maken.

Het Adviescollege Toetsing Regeldruk heeft besloten om geen advies uit te brengen over deze regeling. Dit omdat de gevolgen voor de regeldruk niet substantieel zijn, en deze in de toelichting in beeld zijn gebracht.

7. Uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft een toets uitgevoerd op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het ontwerp van deze regeling. Geconcludeerd is dat de wijzigingen uitvoerbaar en handhaafbaar zijn indien een aantal zaken worden aangescherpt. Naar aanleiding daarvan is in de toelichting verduidelijkt wie verantwoordelijk is voor het overschrijden van de gestelde maximale termijn van 30 uur van de totale duur van de verzameling van de dieren. Ook is in de toelichting verduidelijkt dat uit artikel 45a, tweede lid, volgt dat zowel het eerste als het tweede verzamelcentrum dient te beschikken over een goedgekeurd drenkprotocol. Verder zijn de regels over afmelding van een mesterij voor toepassing van de voorziening van artikel 38a aangepast.

8. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 juli 2020. Die datum sluit aan bij de vaste verandermomenten voor regelgeving, zoals opgenomen in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Daarnaast geldt als uitgangspunt dat er minimaal twee maanden zit tussen de publicatiedatum van een ministeriële regeling en het tijdstip van inwerkingtreding, ook hieraan is voldaan.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven