Beleidsregel van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 16 april 2020, nr. 23942374 houdende vaststelling van regels omtrent experimenteren met sectoroverstijgende teambevoegdheden voor 10-14-onderwijs (Beleidsregel experiment teambevoegdheid 10-14-onderwijs)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op artikel 2 van de Experimentenwet onderwijs en artikel 4:81 van de Algemene Wet Bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

experiment:

het experiment teambevoegdheid voor 10-14-onderwijs bedoeld in artikel 2;

10-14-onderwijs:

onderwijs dat wordt aangeboden door samenwerkende bevoegde gezagsorganen in de laatste twee leerjaren van een school voor primair onderwijs en in de eerste twee leerjaren van een school voor voortgezet onderwijs en waarin sprake is van een doorlopende leerlijn, niet zijnde zintuigelijke oefening en lichamelijke oefening of lichamelijke opvoeding;

medezeggenschapsraad:

medezeggenschapsraad of gemeenschappelijke medezeggenschapsraad als bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de Wet medezeggenschap op scholen;

de Minister:

de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

samenwerkende bevoegde gezagsorganen:

samenwerking ten behoeve van 10-14-onderwijs tussen bevoegde gezagsorganen van een of meerdere scholen voor primair en voortgezet onderwijs, met dien verstande dat het bevoegd gezag dat zowel scholen voor primair onderwijs als voor voortgezet onderwijs onder zich heeft, hier ook onder valt;

samenwerking van scholen:

een of meer scholen voor primair onderwijs en een of meer scholen voor voortgezet onderwijs waarvoor de bevoegde gezagsorganen een samenwerking ten behoeve van 10-14-onderwijs zijn aangegaan;

school:

school als bedoeld in artikel 1 van de WEC, artikel 1 van de WPO en artikel 1 van de WVO;

sectoroverstijgend team:

team met leraren van een of meer scholen voor primair onderwijs en van een of meer scholen voor voortgezet onderwijs die gezamenlijk voldoen aan de voorwaarden voor een sectoroverstijgend team als bedoeld in artikel 2;

WEC:

Wet op de expertise centra;

WPO:

Wet op het primair onderwijs;

WVO:

Wet op het voortgezet onderwijs’

Artikel 2. Het experiment

  • 1. In afwijking van artikel 3 van de WEC, artikel 3 van de WPO en in afwijking van de artikelen 2a, 33, 33a, 33b, 35a en 37 van de WVO mogen samenwerkende bevoegde gezagsorganen die met een of meer scholen deelnemen aan het experiment, op die scholen leraren in een sectoroverstijgend team 10-14-onderwijs laten verzorgen, onder de volgende voorwaarden:

    • a. Elk lid van het team beschikt over een bevoegdheid voor primair onderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet onderwijs in ten minste een van de vakken binnen het 10-14-onderwijs.

    • b. De leraren van het team beschikken samen over de bevoegdheden voor alle vakken binnen het 10-14-onderwijs.

    • c. De leraren van het team zijn ieder verantwoordelijk voor de kwaliteit van dat deel van het onderwijs van het 10-14-onderwijs waarvoor zij beschikken over een bevoegdheid.

    • d. Het 10-14-onderwijs kan worden verzorgd door leden van het team, al dan niet in combinatie met andere leraren die daarvoor naar het oordeel van het bevoegd gezag geschikt zijn. Als het 10-14-onderwijs ook wordt verzorgd door andere leraren, stelt het bevoegd gezag met inachtneming van de opvattingen van de leden van het team vast of de inhoudelijke of didactische kennis en vaardigheden van deze leraren voldoende zijn. Indien dat niet het geval is, wordt vastgesteld op welke wijze hierin alsnog wordt voorzien.

  • 2. Een leraar die een opleiding volgt als bedoeld in artikel 7.7 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek leidend tot een getuigschrift als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, subonderdeel 1, van de WEC, in artikel 3, eerste lid, onder b, subonderdeel 1, van de WPO, of artikel 33, eerste lid, onder b, subonderdeel 1, van de WVO kan ook deel uitmaken van het betreffende sectoroverstijgend team.

Artikel 3. Onderzoek en evaluatie

  • 1. Het doel van het experiment is bij de deelnemende scholen te onderzoeken:

    • a. welke effecten de mogelijkheid om af te wijken van de wettelijke voorschriften genoemd in artikel 2 onder de aldaar genoemde voorwaarden, heeft op de organisatorische en onderwijskundige inrichting van 10-14-onderwijs, de samenwerking tussen de verschillende leraren en de kwaliteit van het 10-14-onderwijs;

    • b. welke randvoorwaarden nodig zijn om positieve effecten te verkrijgen; en

    • c. of de uitkomsten van het experiment voldoende grond bieden voor het aanpassen van wet- en regelgeving.

  • 2. De Minister brengt negen maanden voor het einde van het experiment een verslag uit over de doeltreffendheid en de effecten van het experiment in de praktijk, alsmede een standpunt inzake de noodzakelijkheid om de onderwijsregelgeving aan te passen.

Artikel 4. Aanvraag voor toelating tot het experiment

  • 1. Samenwerkende bevoegde gezagsorganen die willen deelnemen aan het experiment kunnen bij de Minister een aanvraag doen.

  • 2. De aanvraag bedoeld in het eerste lid omvat in elk geval:

    • a. de contactgegevens van de scholen die in samenwerking willen deelnemen aan het experiment;

    • b. een afschrift waaruit blijkt dat de scholen die willen deelnemen een nog geldend eindoordeel voldoende of de waardering goed hebben ontvangen van de Inspectie van het Onderwijs;

    • c. een schriftelijke verklaring van instemming met deelname aan het experiment van de medezeggenschapsraden van de scholen die deelnemen aan de samenwerking; en

    • d. het projectplan bedoeld in artikel 5.

  • 3. De aanvraag voor toelating tot het experiment dient in 2020 uiterlijk op 30 juni te zijn ontvangen om in behandeling genomen te worden. In de daaropvolgende jaren kunnen aanvragen worden ingediend vanaf 1 februari tot 1 maart van dat jaar.

  • 4. Voor toelating tot het experiment beoordeelt de Minister of de aanvraag voldoet aan de vereisten genoemd in het tweede lid.

  • 5. De Minister besluit in 2020 uiterlijk voor 1 augustus over de aanvraag. In de daaropvolgende jaren besluit de Minister voor 1 mei over de aanvraag. De toelating tot het experiment gaat in per 1 augustus van dat jaar.

Artikel 5. Het projectplan

Het projectplan omvat:

  • a. een zo concreet mogelijke uitwerking van de wijze waarop het sectoroverstijgend team wordt vormgegeven, waarbij in ieder geval wordt ingegaan op:

    • 1°. de organisatorische en onderwijskundige inrichting van het 10-14-onderwijs;

    • 2°. de waarborgen voor de onderwijskwaliteit;

    • 3°. de wijze waarop de vormgeving van het sectoroverstijgend team bijdraagt aan een soepele doorstroom van leerlingen van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs; en

    • 4°. de wijze waarop de nakoming van artikel 2 wordt ingevuld.

  • b. een zo concreet mogelijke uitwerking van de wijze waarop bij beëindiging van het experiment kan worden teruggekeerd naar de wettelijk vereiste situatie.

  • c. de wijze waarop een school die deelneemt aan het experiment zich profileert als een aanbieder van 10-14-onderwijs.

  • d. de wijze waarop de bevoegde gezagsorganen in hun respectievelijke jaarverslagen verantwoording zullen afleggen over de kwaliteit van het 10-14-onderwijs.

Artikel 6. Looptijd en beëindiging van het experiment

  • 1. Het experiment loopt van 1 augustus 2020 tot en met 31 juli 2024.

  • 2. Scholen die deelnemen aan het experiment dienen vanaf de start van het eerstvolgende schooljaar na beëindiging van het experiment weer aan de wettelijke voorschriften genoemd in artikel 2 te voldoen.

  • 3. De Minister kan een besluit tot toekenning van deelname van het experiment intrekken:

    • a. op een met redenen omkleed verzoek van het bevoegd gezag van een deelnemende school;

    • b. indien een van de samenwerkende scholen niet meer voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 2;

    • c. indien een van de samenwerkende scholen een eindoordeel lager dan voldoende heeft ontvangen van de Inspectie van het Onderwijs;

    • d. indien de samenwerkende bevoegde gezagsorganen het betreffende projectplan niet of niet meer naleven;

    • e. indien de samenwerkende bevoegde gezagsorganen niet voldoen aan de informatieplicht als beschreven in artikel 7;

    • f. indien het experiment niet tot de daarmee beoogde doeleinden blijkt te leiden; of,

    • g. indien de Minister van oordeel is dat voortzetting van het experiment niet in het belang van de leerlingen zou zijn.

Artikel 7. Informatieplicht

De samenwerkende bevoegde gezagsorganen die deelnemen aan dit experiment werken mee aan door of namens de Minister ingestelde onderzoeken die gericht zijn op het verschaffen van inlichtingen aan de Minister ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid.

Artikel 8. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 31 juli 2024, tenzij naar aanleiding van het experiment wordt besloten tot aanpassing van de wettelijke voorschriften genoemd in artikel 2. In dat geval kan De Minister besluiten de duur van het experiment te verlengen tot de inwerkingtreding van de nieuwe wettelijke voorschriften.

Artikel 9. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Beleidsregel experiment teambevoegdheid voor 10-14-onderwijs.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

Algemene toelichting

Aanleiding

‘Sommige kinderen zijn gebaat bij een meer geleidelijke overgang van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs. De 10-14-scholen, een samenwerkingsvorm tussen basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs, voorzien in zo'n behoefte. Voor dergelijke vormen van samenwerking komt meer experimentele ruimte.’

In het regeerakkoord ‘Vertrouwen in de toekomst’ is aangekondigd dat er meer experimentele ruimte komt voor vormen van samenwerking tussen het primair onderwijs (hierna: po) en voortgezet onderwijs (hierna: vo), zogenaamde 10-14-scholen. Ook scholen voor speciaal onderwijs kunnen hier onderdeel van zijn. Met dit experiment teambevoegdheid geven we een eerste invulling aan deze ambitie.

Ontwikkeling 10-14-onderwijs

Het 10-14-onderwijs is populair. In 2017 startten zes scholen, in 2018 verdubbelde dat aantal naar twaalf. De verwachting is dat er meer initiatieven bestaan en meer initiatieven nog zullen starten. De eerste twaalf initiatieven worden in een pilot gemonitord. De precieze invulling van het 10-14-onderwijs verschilt per initiatief. De meeste initiatieven zijn erop gericht dat leerlingen twee jaar langer de tijd krijgen voordat zij doorstromen naar het vo, andere initiatieven bieden juist extra uitdaging aan po-leerlingen die al eerder door zouden kunnen stromen. Gemeenschappelijke deler van de verschillende initiatieven is sterke samenwerking tussen po- en vo-scholen, waarbij leraren van beide scholen gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het onderwijs aan deze leerlingen. Ook als leerlingen op een aparte locatie binnen een 10-14 initiatief onderwijs volgen, staan de leerlingen met een po-leeftijd ingeschreven bij een school voor primair onderwijs en leerlingen met een vo-leeftijd bij een locatie van voortgezet onderwijs.

Ontwikkeling bevoegdhedenstelsel

In de brief ‘Naar een aantrekkelijkere onderwijsarbeidsmarkt’ is aangekondigd dat OCW werkt aan een nieuw, coherent sector-overstijgend geheel van wet- en regelgeving omtrent bevoegdheden voor de sectoren po, vo en mbo, met het oog op een versterking van de onderwijskwaliteit. Daarnaast is het doel voor de lange termijn om het werken in het onderwijs aantrekkelijker te maken door passende en flexibele opleidingen, te zorgen voor diversiteit in verschillende typen onderwijsgevenden en loopbaanmogelijkheden over sectoren heen mogelijk te maken. Naar verwachting treedt een nieuw bevoegdhedenstelsel niet eerder in werking dan in 2024.

Knelpunt 10-14-onderwijs bevoegdheden

In de tussentijd lopen initiatieven voor 10-14-onderwijs tegen de huidige kaders van het bevoegdhedenstelsel aan. De huidige initiatieven voor 10-14-onderwijs worden binnen wettelijke kaders en de reguliere bekostiging georganiseerd. Het onderwijs wordt gegeven aan leerlingen in de leeftijd tussen 10 en 14 jaar, in verschillende vakken en op verschillende niveaus.

Bij het organiseren van 10-14-onderwijs ervaren scholen beperkingen in de inzetbaarheid van leraren door de wet- en regelgeving op gebied van bevoegdheden. De 10-14-initiatieven hebben te maken met wetgeving voor zowel het primair onderwijs als wetgeving voor het voortgezet onderwijs, waaronder op het punt van bevoegdheden en leraren. Leraren met een bevoegdheid voor het po mogen enkel aan leerlingen die onder het po vallen lesgeven, leraren die bevoegd zijn voor het vo mogen enkel in hun ‘eigen’ vak lesgeven. Hier kan alleen van worden afgeweken als er tevens een bevoegde leraar aanwezig is.

Verder klinken er geluiden dat schoolbesturen afzien van het opzetten van een 10-14-initiatief vanwege de knelpunten rond bevoegdheden. Hiervoor moet op korte termijn een oplossing komen, conform de wens in het Regeerakkoord. Omdat er ondertussen ook fundamentele verkenningen – zoals hierboven beschreven – voor de langere termijn lopen, willen we met dit experiment ervaring op doen met verschillende vormen van bevoegdheid. We kunnen hieruit lessen trekken voor wijzigingen in het bevoegdhedenstelsel voor de langere termijn.

Het experiment teambevoegdheid 10-14-onderwijs

Er is behoefte aan een alternatief naast de individuele bevoegdheid als instrument voor het waarborgen van kwaliteit van onderwijs. Een ideale constructie zou zijn dat leraren met verschillende bevoegdheden/expertises elkaar aanvullen en als team ingezet kunnen worden voor het onderwijs. Het team dient wel in zijn geheel te beschikken over de bevoegd- en bekwaamheidseisen van het primair en voortgezet onderwijs.

Gezien de context van een fundamentele verkenning naar een toekomstig bevoegdhedenstelsel en de status van de pilot 10-14-onderwijs, is een experiment op basis van de Experimentenwet Onderwijs nu het meest aangewezen instrument. Daarin is ruimte voor evaluatie en het trekken van lessen voor de toekomst, voor zowel het bevoegdhedenstelsel als de doorlopende leerlijn po-vo.

Met dit experiment wordt mogelijk gemaakt dat 10-14-initiatieven kunnen werken met een teambevoegdheid. In de constructie van een teambevoegdheid zijn leraren gezamenlijk verantwoordelijk voor het onderwijs dat zij geven, zonder dat iedere leraar hiervoor dezelfde bevoegdheden moet hebben. De verschillende individuele bevoegdheden van de betrokken leraren vullen elkaar aan. De bevoegdheden van de leraren gezamenlijk vormen de bevoegdheid van het team als geheel. Dit vergroot de inzetbaarheid van leraren over de onderwijssoorten heen. Het personeel blijft in dienst van de school van de onderwijssoort waarvoor zij bevoegd zijn, behoudt de eigen bevoegdheid en is als individu alleen verantwoordelijk voor dat deel van het onderwijs waarvoor hij of zij bevoegd is. Deze constructie bestaat reeds in de onderbouw van het voortgezet onderwijs (art. 33, vijfde lid, WVO). Een wetsvoorstel dat deze constructie mogelijk maakt voor samenwerkingsverbanden tussen vmbo en mbo is in voorbereiding.

Bewegingsonderwijs en lichamelijke opvoeding vallen buiten de spanwijdte van dit experiment. Leraren die bevoegd zijn voor lichamelijke opvoeding hebben een ongegradeerde bevoegdheid, wat inhoudt dat zij zowel in het po als in het vo onderwijs kunnen verzorgen in hun vakgebied. Hiervoor is een experimenteerruimte dus niet nodig.

Doel van het experiment

Het doel van het experiment is bij de deelnemende scholen te onderzoeken welke effecten de mogelijkheid om af te wijken van de wettelijke voorschriften over bevoegdheden heeft op de organisatie van 10-14-onderwijs, de samenwerking tussen de verschillende leraren en de kwaliteit van het 10-14-onderwijs. Daarbij wordt tevens onderzocht welke randvoorwaarden nodig zijn om positieve effecten te verkrijgen en wordt onderzocht of de uitkomsten van het experiment voldoende grond bieden voor het aanpassen van wet- en regelgeving. Negen maanden voor het einde van het experiment brengt de Minister een verslag uit over de doeltreffendheid en de effecten van het experiment in de praktijk, alsmede een standpunt inzake de noodzakelijkheid om de onderwijsregelgeving aan te passen.

Procedure voor deelname en duur voor het experiment

De procedure voor deelname aan het experiment staat beschreven in de artikelsgewijze toelichting op artikel 4. Het experiment loopt van 1 augustus 2020 tot en met 31 juli 2024. Tenzij naar aanleiding van het experiment wordt besloten om de duur van het experiment te verlengen tot de inwerkingtreding van de nieuwe wettelijke voorschriften. Na beëindiging van het experiment dienen de deelnemende scholen het eerstvolgende schooljaar weer aan de wettelijke vereisten te voldoen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2. Het experiment

Het experiment betreft de toepassing van de teambevoegdheid zoals bedoeld in WVO, artikel 33 vijfde lid, op 10-14-onderwijs. De teambevoegdheid 10-14-onderwijs is vergelijkbaar met de bestaande teambevoegdheid voor vakoverstijgende programmaonderdelen in de eerste twee leerjaren in het voortgezet onderwijs, als neergelegd in artikel 33, vijfde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs.

Teams van leraren (eerste lid, aanhef)

Dit artikel regelt de mogelijkheid om te werken met teams van leraren afkomstig uit het po en vo die samen verantwoordelijkheid dragen voor de kwaliteit en uitvoering van 10-14-onderwijs.

Bekwaamheidseisen (eerste lid, onder a en b)

De leden van het team moeten allen afzonderlijk voldoen aan de bekwaamheidseisen voor een of meer van de ‘samengestelde vakken’.

Samen moeten de leraren voldoen aan de bekwaamheidseisen voor alle betrokken vakken.

Kwaliteitsverantwoordelijkheid (eerste lid, onder c)

Dit lid regelt de kwaliteitsverantwoordelijkheid van de leraar. Die strekt zich uit tot dat deel van een vakoverstijgend onderdeel waarvoor de leraar een bevoegdheid bezit.

Inschakeling andere leraren (eerste lid, onder d)

Het vijfde lid regelt wie 10-14-onderwijs kan verzorgen. Naast de leden van het team, kunnen andere leraren daarvoor worden ingeschakeld. In dat geval werken zij onder de verantwoordelijkheid van de leraren die voor het betreffende onderdeel bevoegd zijn. Als ook andere leraren het 10-14-onderwijs verzorgen, bepaalt het bevoegd gezag in overleg met de leden van het team of die leraren daarvoor voldoende bekwaam zijn. Als wordt vastgesteld dat de bekwaamheid nog onvoldoende is, bepaalt het bevoegd gezag welke na- of bijscholing vereist is.

Aankomende leraren in het team (tweede lid)

Dit lid regelt dat aankomende leraren die nog in opleiding zijn, onderdeel kunnen zijn van het team.

Artikel 3. Onderzoek en evaluatie

Het experiment heeft tot doel om bij de deelnemende scholen de effecten te onderzoeken van de mogelijkheid om af te wijken van de wettelijke voorschriften genoemd in artikel 2 onder de aldaar genoemde voorwaarden alsmede de gevolgen daarvan voor organisatorische en onderwijskundige inrichting van 10-14-onderwijs, de samenwerking tussen de verschillende leraren en de kwaliteit van het 10-14-onderwijs. Hierbij zal onderzocht worden welke randvoorwaarden nodig zijn om positieve effecten te verkrijgen en of de uitkomsten van het experiment voldoende grond bieden voor het aanpassen van wet- en regelgeving.

Negen maanden voor het einde van het experiment zal de Minister een verslag uitbrengen over de doeltreffendheid en de effecten van het experiment in de praktijk, alsmede een standpunt inzake de noodzakelijkheid om de onderwijsregelgeving aan te passen.

Artikel 4. Aanvraag voor toelating tot het experiment

Samenwerkende bevoegde gezagsorganen die willen deelnemen aan het experiment kunnen bij de Minister een aanvraag doen. De aanvraag voor toelating tot het experiment dient in 2020 uiterlijk op 30 juni te zijn ontvangen om in behandeling genomen te worden. In 2020 besluit de Minister uiterlijk voor 1 augustus over de aanvraag. In de daaropvolgende jaren kunnen aanvragen worden ingediend vanaf 1 februari tot 1 maart van dat jaar. De Minister besluit voor 1 mei over de aanvraag. De toelating tot het experiment gaat in per 1 augustus van dat jaar.

De aanvraag omvat in elk geval:

  • a. de contactgegevens van de scholen die in samenwerking willen deelnemen aan het experiment;

  • b. een afschrift waaruit blijkt dat de scholen die willen deelnemen een nog geldend eindoordeel voldoende of de waardering goed hebben ontvangen van de Inspectie van het Onderwijs;

  • c. een schriftelijke verklaring van instemming met deelname aan het experiment van de medezeggenschapsraden van de scholen die deelnemen aan de samenwerking; en

  • d. het projectplan bedoeld in artikel 5.

Voor toelating tot het experiment beoordeelt de Minister of de aanvraag voldoet aan deze vereisten. Alleen complete aanvragen worden in behandeling genomen. Aanvragen dienen per e-mail te worden ingediend via dienstpostbus.10.14.onderwijs@minocw.nl.

Artikel 5. Het projectplan

Om deel te kunnen nemen aan het experiment teambevoegdheid 10-14-onderwijs moet een projectplan ingediend worden, waarin de volgende onderwerpen aan bod komen:

Vormgeving sectoroverstijgend team

Er moet een zo concreet mogelijke uitwerking van de wijze waarop het sectoroverstijgend team wordt vormgegeven in het projectplan worden opgenomen.

Organisatorische en onderwijskundige inrichting van het 10-14-onderwijs (eerste lid, onder a, sub 1°)

In het projectplan dient duidelijk te worden gemaakt hoe het 10-14-onderwijs wordt vormgegeven. Hierbij gaat het om zaken als de doelgroep voor het 10-14-onderwijs, de doelen die worden nagestreefd en welk onderwijsconcept wordt toegepast. Het gaat ook om de praktische inrichting van het onderwijs, zoals de samenstelling van klassen, hoe leraren met een po- en vo-bevoegdheid worden ingezet, of en zo ja, voor welke vakken vakoverstijgend wordt gewerkt en hoe de begeleiding van leerlingen wordt vormgegeven. Ook wordt er een koppeling gelegd met de bredere visie van de samenwerkende scholen.

Onderwijskwaliteit (eerste lid, onder a, sub 2°)

In het projectplan moet worden ingegaan op de wijze waarop de onderwijskwaliteit gedurende het experiment wordt gewaarborgd.

Voor de beoordeling van de wijze waarop onderwijskwaliteit gedurende het experiment wordt gewaarborgd, is het van belang dat in het projectplan duidelijk wordt dat er sprake is van sector-overstijgend onderwijs en dat het inzetten van een teambevoegdheid meerwaarde heeft.

Bij de beoordeling wordt ook gelet op de samenstelling van het team, zodanig dat er in de breedte voldoende kennis aanwezig is van het primair en voortgezet onderwijs gelet op de voorwaarden zoals gesteld onder artikel 2. Verder moet in het projectplan uiteen worden gezet op welke manier is nagedacht over strategisch personeelsbeleid, vanwege het tijdelijk karakter van dit experiment, gelet op artikel 5, eerste lid, onder b. Het is aan de besturen zelf om afspraken te maken over de arbeidsvoorwaarden van het personeel, dit hoeft niet onderdeel te zijn van het projectplan.

Soepele doorstroom (eerste lid, onder a, sub 3°)

Tevens moet in het projectplan de wijze waarop de vormgeving van het sectoroverstijgend team bijdraagt aan een soepele doorstroom van leerlingen van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs aan bod komen.

Nakoming voorwaarden artikel 2 (eerste lid, onder a, sub 4°)

Daarnaast dient ook de wijze waarop de nakoming van artikel 2 wordt ingevuld, in het projectplan te worden opgenomen.

Beschrijving van de wijze van terugkeer naar de wettelijk vereiste situatie (eerste lid, onder b)

In het projectplan dient een zo concreet mogelijke uitwerking te worden opgenomen van de wijze waarop bij beëindiging van het experiment kan worden teruggekeerd naar de wettelijk vereiste situatie.

Profileren als aanbieder van 10-14-onderwijs (eerste lid, onder c)

Het projectplan dient ook de wijze te worden beschreven waarop een school die deelneemt aan het experiment zich profileert als een aanbieder van 10-14-onderwijs.

Jaarverslag (eerste lid, onder d)

In het projectplan dient de wijze waarop de bevoegde gezagsorganen in hun respectievelijke jaarverslagen verantwoording zullen afleggen over de kwaliteit van het 10-14-onderwijs te worden opgenomen.

Kortom, het projectplan moet een volledig beeld geven van hoe het sector-overstijgende team wordt vormgegeven en waarom.

Artikel 6. Looptijd en beëindiging van het experiment

Het experiment loopt van 1 augustus 2020 tot en met 31 juli 2024. Na beëindiging van het experiment dienen de deelnemende scholen het eerstvolgende schooljaar weer aan de wettelijke vereisten te voldoen. Zij kunnen daarbij het scenario volgen dat zij hebben hiervoor hebben voorbereid in hun projectplan.

De Minister kan een besluit tot toekenning van deelname aan het experiment intrekken:

Ten eerste op een met redenen omkleed verzoek van het bevoegd gezag van een deelnemende school. Daarnaast in de situatie dat één van de samenwerkende scholen niet meer voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 2. Of als de kwaliteit van het onderwijs op een van de samenwerkende scholen door de Inspectie van het Onderwijs lager dan voldoende is beoordeeld.

Het intrekken van het besluit tot toekenning van deelname aan experiment kan de Minister ook in het geval de samenwerkende bevoegde gezagsorganen het betreffende projectplan niet of niet meer naleven of niet voldoen aan de informatieplicht als beschreven in artikel 7.

Intrekken is ook mogelijk indien het experiment niet tot de daarmee beoogde doeleinden blijkt te leiden of als de Minister van oordeel is dat voortzetting van het experiment niet in het belang van de leerlingen zou zijn.

Artikel 7. Informatieplicht

Dit artikel bepaalt dat de deelnemende samenwerkende bevoegde gezagsorganen deel dienen te nemen aan de bij het experiment behorende onderzoek.

Naar boven