TOELICHTING
1. Algemeen
De Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) maakt kosten voor haar toezicht op
verschillende marktorganisaties. Artikel 6a, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit
Consument en Markt bepaalt dat de kosten van de ACM die samenhangen met de uitvoering
van haar taken ten laste worden gebracht van marktorganisaties. De hoogte hiervan
wordt conform het Besluit doorberekening kosten ACM (hierna: besluit) geregeld in
de Regeling doorberekening kosten ACM (hierna: regeling). De kosten die de ACM voor
haar toezicht maakt, wijzigen jaarlijks. Voorliggende regeling bevat de wijziging
van de regeling doorberekening kosten voor het jaar 2020.
2. Inhoud regeling
Wijziging doorberekening kosten 2020
Met de in deze regeling vervatte wijzigingen wordt de regeling bijgewerkt met de bedragen
die in 2020 door middel van toerekening aan marktorganisaties worden doorberekend.
De jaarlijks te wijzigen onderdelen van de regeling betreffen bijlage 1, onderdeel
A, en bijlage 3 bij de regeling (artikel I, onderdelen B en D). In onderdeel A van
bijlage 1 zijn de bedragen voor de toekenning van nummers en de bedragen voor 2020
ter vergoeding van de kosten voor het toezicht op de naleving van het bij of krachtens
de Telecommunicatiewet bepaalde inzake het gebruik van nummers opgenomen. In bijlage
3 zijn de bedragen voor 2020 opgenomen die met toepassing van hoofdstuk 3 van het
besluit door middel van toerekening worden doorberekend. Dit is ofwel een bedrag in
euro's (categorieën met slechts één marktorganisatie), ofwel een percentage van de
relevante omzet als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het besluit (categorieën
met meerdere marktorganisaties, waarbij de relevante omzet als verdeelsleutel wordt
gehanteerd). Hierbij zij aangetekend dat aan marktorganisaties met een relevante omzet
lager dan € 2 miljoen geen bedrag in rekening wordt gebracht. De kosten worden omgeslagen
over de marktorganisaties met een omzet boven de € 2 miljoen.
De regeling specificeert daarnaast dat de ACM de kosten voor de categorie ‘verplichtingen
op grond van Verordening (EU) nr. 2018/644 van het Europees Parlement en de Raad van
18 april 2018 betreffende grensoverschrijdende pakketdiensten (pbEU 2018, L 112)’
(hierna: pakketverordening) doorberekent via twee subcategorieën: de universele postdienst
en de niet-universele postdienst. Hierdoor betalen alleen de onder het toezicht gestelde
marktorganisaties mee aan de kosten voor het toezicht (artikel I, onderdeel A).
Pakketverordening
De ACM houdt vanaf 2019 toezicht op de pakketverordening. Conform de algemene uitgangspunten
van het doorberekenen van kosten, dient de ACM ook deze kosten door te berekenen aan
de markt.
De categorie pakketverordening is in bijlage 3 aan de sector post toegevoegd. De opname
hiervan hangt samen met de wijziging in het besluit, waarmee een nieuwe categorie
van gelijksoortige werkzaamheden werd toegevoegd aan artikel 10, tweede lid, onderdeel
b, van het besluit (Besluit van 18 december 2019 tot wijziging van het Besluit doorberekening
kosten ACM in verband met uitbreiding van het toezicht op de sectoren post en luchtvaart
(Stb. 2019, 519)). De reden voor het toevoegen van deze nieuwe categorie was dat uit de pakketverordening
bepaalde werkzaamheden voor de ACM voortvloeien, waarbij het wenselijk is dat partijen
waarop als gevolg van deze verordening toezicht zal worden gehouden, ook gaan bijdragen
aan de kosten voor dit toezicht. De ACM brengt in 2020 voor het eerst een tarief in
rekening voor de werkzaamheden in het kader van het toezicht dat voortvloeit uit de
pakketverordening.
Zoals hiervoor al opgemerkt, worden de werkzaamheden die volgen uit de pakketverordening
uitgesplitst in de subcategorieën universele postdienst en niet-universele postdienst.
Reden voor deze nadere specificatie is dat de activiteiten die de ACM voor beide subcategorieën
uitvoert sterk verschillen, en er bovendien in beide subcategorieën verschillende
bedrijven actief zijn. Het is niet proportioneel ook marktorganisaties die niet onder
het toezicht in één van beide onderdelen van de pakketmarkt vallen aan te slaan voor
de kosten daarvan. Artikel I, onderdeel A, van onderhavige wijzigingsregeling wijzigt
hiertoe artikel 3 van de regeling.
Stijging tarieven categorieën
De uitgaven van de ACM waren in 2019 hoger dan in 2018. Dit heeft ook effect op de
tarieven voor 2020. Het bedrag per marktcategorie fluctueert jaarlijks. Dit komt doordat
er in het ene jaar meer of minder onderzoeken nodig zijn dan in het andere jaar. Hieronder
is per sector waar de tarieven in bepaalde categorieën zijn gestegen, toegelicht waarom
dat het geval was.
Energie
In algemene zin geldt dat in 2019 de voorbereiding voor de methodebesluiten vanaf
2022 (REG2022) intensief is gaan lopen. Het tarief voor de categorie regionaal netbeheer
elektriciteit stijgt, omdat de door te berekenen kosten voor het toezicht zijn toegenomen.
Dit komt onder andere doordat er bij regionale netbeheerders problemen rondom transport
opspeelden. Ook het tarief voor de categorie regionaal netbeheer gas is gestegen.
Zo heeft de ACM veel uren besteed aan de gevolgen van de uitfasering van de gasnetten
voor de regulering. Daarnaast heeft de ACM voorbereidende werkzaamheden verricht in
verband met de nieuwe taken (wet VET) van regionale netbeheerders. Voor de categorie
landelijk netbeheer elektriciteit zijn de door te berekenen kosten eveneens toegenomen.
Dit komt onder andere doordat Europese landelijke netbeheerders, op grond van het
Europese derde en vierde (Clean Energy, CEP) pakket, moeten werken aan verdere integratie
van de Europese elektriciteitsmarkt. Daarnaast heeft de ACM het afgelopen jaar het
benchmarkonderzoek Elektriciteit uitgevoerd. Voor de categorie warmtelevering zijn
de tarieven gestegen, omdat de werkzaamheden van de ACM zijn toegenomen door de herziening
van de warmtewet. Dit heeft zowel effect op de uren als op de materiele kosten.
Telecommunicatie
De door te berekenen kosten voor elektronische communicatie zijn gestegen doordat
de ACM geschillen heeft behandelend en onderzoek heeft gedaan naar de vermogenskostenvoet
van twee telecommunicatiebedrijven. Voor nummers stijgen de tarieven, omdat in 2019
werkzaamheden zijn uitgevoerd voor procesoptimalisatie en procesautomatisering. Dit
heeft effect op de uren en op de materiële kosten en leidt daardoor tot een stijging
van het tarief. Het afgelopen jaar heeft de ACM te maken gekregen met de aanvraag
van hetzelfde nummer door meerdere bedrijven op dezelfde dag. In dat geval gelden
de beleidsregels veiling- en lotingsprocedure. De tarieven die hiervoor gelden, zijn
in de regeling opgenomen. Het bedrag voor entreegeld loting bedraagt € 400 en het
bedrag voor entreegeld veiling bedraagt € 400. Dit wordt aangepast in onderdeel C
van bijlage 1 van de regeling (artikel I, onderdeel C).
Vervoer (luchtvaart en loodsen)
De door te berekenen kosten voor het loodsentoezicht zijn gestegen doordat in 2019
een WACC-besluit (waarin de vergoeding voor vermogenskosten voor het Loodswezen is
vastgesteld) is genomen. De door te berekenen kosten voor luchtvaart zijn tevens gestegen.
Financieel
De door te berekenen kosten voor financieel betalingsverkeer zijn gestegen. In 2019
is meer tijd besteed aan werkzaamheden die doorbelast worden aan de markt. Het gaat
hierbij om het monitoren van marktontwikkelingen, het opvolgen van signalen, het uitvoeren
van enkele vooronderzoeken en de afstemming met toezichthouders in andere lidstaten
en de Europese Commissie. Verder is het totaal aantal transacties gestegen. Het effect
van de kostenstijging is groter dan de stijging van het aantal transacties, waardoor
het tarief per eenheid stijgt.
3. Regeldruk en vaste verandermomenten
Aan deze regeling zijn geen administratieve lasten en nalevingkosten verbonden. Op
grond van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten treden ministeriële regelingen
in werking met ingang van 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober. Bekendmaking geschiedt
uiterlijk twee maanden voor inwerkingtreding. Deze regeling treedt in werking met
ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
Deze afwijking van het beleid inzake vaste verandermomenten volgt uit artikel 9 van
het besluit. Dat artikel schrijft namelijk voor dat de bedragen voor 1 mei worden
vastgesteld (eerste lid) en dat de bedragen worden vastgesteld op basis van de kosten
van de ACM in het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarvoor de bedragen
gelden (tweede lid). Die kosten worden in het eerste kwartaal van het daarop volgende
kalenderjaar in de jaarrekening vastgesteld. Hierdoor is bekendmaking van deze regeling
ten minste twee maanden voor de inwerkingtreding niet mogelijk.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat,
M.C.G. Keijzer